Or see the index
De Voedselbank is een bewerkt fragment uit Niels Landstra’s debuutroman: Monddood. Monddood verschijnt in de loop van 2017 bij uitgeverij Droomvallei.
De Voedselbank (1)
De Voedselbank bevond zich in een oud pand naast een kerk, de voormalige pastorie. De bel-etage was te bereiken via een stenen opgaande trap. Net toen ik aan wilde bellen, zwaaide de voordeur voor mij open, stierf een stem weg in een schemerige hal met donkerbruine lambrisering en witte afbladderende wanden. Bij een vestibule met twee deuren, deed een vertrek dienst als kantoor en de andere als ontvangstruimte; door de hoge ramen vielen repen zonlicht met warrelende stofdeeltjes.
Ik had een oploop bij de afhaal van de voormalige pastorie verwacht, een stroom mensen in kringloopkleren en tassen vol eten, rammelende boodschappenkratten en het gerinkel van flessen, maar hier klonk alleen het geroezemoes van een handvol mensen die aan een gemeenschappelijke tafel koffie dronken.
‘Is dit de Voedselbank?’ vroeg ik aan niemand in het bijzonder.
‘Nou, niet helemaal,’ antwoordde een oude vrouw die moeilijk sprak. Haar bovenlip toonde twee stompjes van tanden. ‘Hoe komt u daar nou bij?’
‘Een sociaal werker van de gemeente stuurde mij hier naar toe.’
‘Alleen ongedocumenteerden kunnen hier eten mee krijgen.’
‘O.’
‘Dat zijn mensen zonder geldige identiteitspapieren.’ Ze monsterde mij van top tot teen. ‘Uit welk land komt u?’ informeerde ze.
‘Kopje koffie?’ bood een hoogbejaarde struise dame aan. ‘En gaat u even zitten. Er is een vergadering van de Straatraad.’
Aan een ovale tafel namen druppelsgewijs mannen plaats. Het waren er een stuk of tien, tussen de twintig en ongeveer veertig jaar oud. Omdat al die anderen die op straat leefden bij voorkeur onzichtbaar bleven of nog gelatener waren dan dit gezelschap – ver verwijderd van het aards bestaan alleen nog hoopten op overleving. Of niet.
De twee jongedames die de vergadering openden brachten namens hun maatschappelijke organisatie te berde dat armoede een gezicht moest krijgen. Binnenkort werden er scholen in de regio bezocht om kinderen te laten zien wat de maatschappij met je deed als je in verval was geraakt en je niet langer als ‘volwaardig mens’ werd beschouwd.
De mollige fotograaf van een provinciale krant, stond op met zijn camera in de aanslag. Hij maakte een kiekje van de dames die geposeerd in de lens gluurden.
Daarna fotografeerde hij Arie. Met zijn tweeënveertig jaar was hij de oudste van de aanwezige daklozen. In een slok leegde hij met zijn gehavende gebit een blik bier en schudde in een soort van wanstaltige ijdelheid zijn paardenstaart heen en weer.
Ronald, een treurig ogende donkerharige dertiger met een verpauperd gebit, deed alsof hij niets merkte van de camera en friemelde met zijn vingers. Hij trok rond op zijn fiets en bivakkeerde met zijn tent in het bos. Door een vechtscheiding was hij alles kwijt geraakt, zijn kinderen, geld, en een dak boven zijn hoofd.
Toen de camera op Frank werd gericht, schermde hij met een hand zijn gezicht af. De midden dertiger leefde al tien jaar op straat van de opbrengst uit prullenbakken. Hij zou zich dood schamen tegenover zijn vrienden van de Technische Universiteit als ze hem in deze hoedanigheid aanschouwden.
Arie was de enige die instemde om scholen af te gaan en zijn bestaan als voormalige dakloze over het voetlicht te brengen. Hij wilde alleen niet dat hij op de school van zijn kinderen een lezing moest geven. Als hij was afgekickt van de drank, zou hij overwegen het contact met hen op te pakken, eerder niet. Hij opende zijn tweede blikje Heineken en liep de tuin in om er te roken.
Onder een houten afdak scholen de daklozen voor de regen. Elke verschoppeling had er zijn verhaal. Ergens was het fout gegaan. Een faillissement. Een ziekte die de loopbaan verknalde. Alcoholisme, drugs, gokken. De onvermijdelijke echtscheiding. De vrouw die zonder enige waarheidsvinding toch altijd gelijk krijgt. En voor de man, haast kinderloos verklaard door instanties die altijd meeveren met de moeder van de kinderen, doet de wurggreep van rap oplopende schulden zich voor. Gaat alles voor hem verloren wat eerst heel en volwaardig was. Wie houdt het dan nog vol om niet aan lager wal te geraken?
Ronald gaf toe dat hij worstelde met zijn ‘normale’ bestaan. Toen hij nog volop verwikkeld was in de vechtscheiding, kreeg hij een woning toegewezen en een uitkering in de vorm van leenbijstand die hij later moest terugbetalen als zijn woning was verkocht.
Ronald liep gelijk averij op met het betalen van de huur en kosten voor water en licht, want de gemeente was traag in de afwikkeling van zijn dossier. Gedurende die periode van zes weken kreeg hij 50 euro per week voorgeschoten, maar dat broodgeld stond vaak laat op zijn bankrekening of helemaal niet, zodat hij, hoewel hij nu in een appartement woonde, nog steeds gedwongen was om prullenbakken af te struinen op zoek naar eten.
Maar het geluk leek aan zijn zijde te staan, toen hij een oude schoolvriendin tegen het lijf liep. Net als hij lag ze in echtscheiding, en, samen overgeleverd aan hetzelfde lot, vonden ze troost en warmte bij elkaar, met name in haar woning. Voor de vorm sliep hij enkele dagen in zijn appartement zonder meubels, tv, internet en telefoon, maar dat voorkwam niet dat de sociale recherche ze in de smiezen had en waarnemingen deden, zoals de ambtenaren dat noemden. Ze hielden hun huizen in de gaten, registreerden de tijden waarop hij bij haar was en hoe lang hij in zijn eigen woning verbleef. Het gevolg was dat ze werden gepakt voor bijstandsfraude. Als moeder van twee kleine kinderen raakte ze haar eenoudertoeslag kwijt, zijn uitkering werd gevorderd en hij kreeg een boete. Er volgden incassobureaus, deurwaardersexploten, en tenslotte een huisuitzetting, met politie erbij, wat de deurwaarder een doos met verroeste pannen en een krakkemikkige stoel opleverde.
Ronald kocht van zijn laatste geld een fiets en een tent en hij gooide de sleutel van de woning door de brievenbus: liever de vrijheid van de straat dan de heerszucht van het regime.
De dubbele tuindeur van de voormalige pastorie zwaaide open en een jonge vrouw verscheen buiten. Resoluut nam ze mij bij de arm mee naar het kantoor. Rakelings over de voeten gereden door een zwaarlijvige vrouw in een zoemende scootmobiel, deelde ze mee dat ik hier helemaal verkeerd zat. De officiële Voedselbank was in Noord. Ze vulde een formulier voor een noodvoedselpakket voor me in en meldde me aan. Dat was een beetje tegen de regels in, vertrouwde ze mij toe. Zonder de naam van een maatschappelijk werkster mocht ze dit niet doen. Maar nood breekt wetten, zei ze. Ondertussen pleegde ze een telefoontje voor een Zuid-Amerikaanse moeder en haar dochter die op haar schoot kraaide van plezier. Down syndroom.
Het kon altijd erger, besefte ik, terwijl mijn troosteres met haar handen achteloos over het glanzende haar van het meisje streek. Ze was begin dertig en geen rimpel tekende zich af in haar wasbleke gezicht.
Was zij nou een soort moeder Teresa wier maagdelijke lichaam later op hoge leeftijd ter aarde werd besteld?
In België ging ik kijken naar een camper die te koop stond bij de firma Used Cars in Namen. Tussen de exclusieve Italiaanse auto’s op het terrein van de dealer, met name Ferrari’s, stond de oude camper er als verloren bij.
Ik was op slag verliefd op de witte kampeerbus.
Alles was in goede staat, drukte de verkoper mij op het hart. De omstreeks zestigjarige man ging mij langs een metalen uitklapbaar trapje voor naar binnen toe. Hij toonde mij de badkamer met toilet en douche, die door het witte plastic en de blinkende spiegels een frisse aanblik bood.
Het was heerlijk om na een zomerse dag aan het strand te kunnen douchen in de camper, wist de verkoper, en hij zette de kraan aan waar geen druppel uit kwam.
‘De watertank moet nog worden gevuld,’ zei hij in West-Vlaams dialect, met het inslikken van de n, ‘maar dan hebt ge ook meteen honderd liter bij u.’
De Belg liet mij de keuken van de Fiat Ducato zien. Omdat de ijskast zowel op de accu als op een gasfles werkte, had ik onderweg de beschikking over ijsklontjes en gekoelde dranken: ik zou me in een hotel op wielen wanen, grapte hij. En mochten er kinderen mee gaan, die sliepen prima achterin de camper. De bank was in een handomdraai omgetoverd tot tweepersoonsbed.
Ik zag het al voor me: dat Eva en Hanna met hun slaperige hoofden ontwaakten in een ander land en ik ze trakteerde op een uitgebreid ontbijt met koele glazen jus d’orange.
Op de bijrijdersstoel, met een sacherijnige autoverkoper naast me die de camper bestuurde, maakte ik een proefrit. De Fiat diesel maakte een licht schrapend geluid, alsof er in de motor iets aanliep, maar de verkoper, Giovanni, betoogde met een onvervalste Italiaanse tongval, dat de vorige eigenaren, een hoogbejaard stel, hun bezit had gekoesterd en perfect onderhouden.
Ik vergiste mij vast, dacht ik. Had ik een andere keuze, wie weet wat ik dan gedaan zou hebben, maar die had ik niet, ik moest thuis weg, en als ik dan ging, was dit de beste oplossing.
De psycholoog die ik voor mijn vertrek uit mijn oude huis raadpleegde, Ajeet Raya, was een man van Surinaams Hindoestaanse afkomst met een zonnig karakter. Hij vermaakte zich om mijn relaas over de kenau die ik gehuwd had, maar stelde na enige sessies vast dat mijn psychische problemen situatief waren: de oplossing lag in het loslaten van het oude. Want waarom stelde ik alles zo lang uit? En als ik, zoals ik mij toen had voorgenomen, een camper kocht, had ik weliswaar geen huis, maar toch een dak boven mijn hoofd. Geen enkele situatie is ideaal, besloot hij. Ergens moest ik opnieuw beginnen.
Ik hakte de knoop door.
Niels Landstra: De Voedselbank (1)
wordt vervolgd
Niels Landstra (Ridderkerk, 1966) debuteerde in 2004 in Meander met het kortverhaal ‘Het portret’. Hierna volgden tientallen publicaties van korte verhalen, gedichten en interviews in literaire tijdschriften als De Brakke Hond, Deus ex machina, LAVA, en Op Ruwe Planken.
In 2012 verscheen zijn eerste gedichtenbundel: Waterval bij uitgeverij Oorsprong. In 2013 gevolgd door zijn bundel: Wreed het staren, en in 2014: Nader en Onverklaard. Zijn dichtbundel: Droef het zwieren uitgebracht, een bloemrijke reis, scherend langs momenten en passages vol weemoed, ontgoocheling en romantiek, opgetekend door de dichter tijdens een roerig, zwervend bestaan in een huis op vier wielen, verscheen in september 2016.
De dichter/schrijver/schilder/muzikant was een van de stadsdichters uit het Stadsdichterscollectief Breda, opgericht in 2014. In datzelfde jaar won hij een voorronde van de Poetry/Dobbelslam in Utrecht. In 2016 stond hij op de shortlist van Literairwerk.nl met zijn gedicht Retourbiljetten.
Landstra schildert daarnaast landschappen en stadsgezichten, die hij voorziet van gedichten. Deze zijn te vinden op ansichtkaarten van zijn werk en in zijn dichtbundels.
In 2017 verschijnt zijn debuutroman: Monddood bij uitgeverij Droomvallei. Het kortverhaal: De Voedselbank is daar een bewerkt fragment uit. Monddood is een rauwe, soms cynische roman, waarin de troosteloze absurditeit van het leven onmiskenbaar besloten ligt en haast schrijnend dichtbij komt. Door de elementen van tederheid, lyriek en melancholie die er zorgvuldig doorheen gecomponeerd zijn, ontstaat een modern drama dat balanceert op de wankele fundering van armoede, rouw en breekbare liefde.
Momenteel trekt Niels Landstra met zijn cabarateske theatershow Café De Puzzel door het land. Door zijn gedichten muzikaal te ondersteunen met gitaar en accordeon, en deze zelf te zingen en te declameren, dompelt hij het publiek onder in een stroom van taal en klanken. Niet in het minst doordat hij zijn voorstelling doorvlecht met het betere Nederlandstalige lied en tragikomische acts – ontstaat er een fascinerend geheel dat zich in een hoog tempo op de bühne afspeelt.
‘Dichten zoals je hoopt dat dichters dichten, en beter nog, dat is hoe Niels Landstra dicht’
Wim Daniëls
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive K-L, Landstra, Niels, Niels Landstra
Das 18. poesiefestival berlin: Europa: Fata Morgana startet am 16. Juni 2017. Das Haus für Poesie erwartet rund 170 Dichterinnen und Dichter sowie Künstlerinnen und Künstler aus 42 Ländern. Wunsch, Fata Morgana oder Realität – die Europäische Union ist ins Wanken geraten und mit ihr europäische Werte wie Meinungs- und Kunstfreiheit, Vielfalt und Demokratie. Das neuntägige Festival präsentiert Innen- und Außenansichten auf die EU und Europa in poetischer Auseinandersetzung – in Lesungen, Konzerten, Performances und Ausstellungen in der Akademie der Künste. Zu den Höhepunkten gehören der große Auftakt mit Weltklang, einem Konzert aus Stimmen und Sprachen, drei D poesie mit mehreren Produktionen zwischen Text, Musik und Tanz sowie Auf ein Wort, Europa, das 22 internationale Dichterstimmen zu einer vielsprachigen Installation versammelt.
Weltklang – Nacht der Poesie
Freitag, 16.6., 19 Uhr
Das 18. poesiefestival berlin eröffnet mit Weltklang – Nacht der Poesie. Dichterinnen und Dichter aus verschiedenen Teilen der Welt lesen, performen und singen in ihrer Muttersprache. Eigens für diesen Abend erscheint eine Anthologie mit den deutschen Fassungen der Texte zum Mitlesen.
M. NourbeSe Philip aus Kanada, die ihre Wurzeln im karibischen Trinidad hat, trägt aus Zong! vor. Dem konzeptionellen Werk liegt ein juristischer Bericht über den Tod von 150 Afrikanern auf einem Sklavenschiff zugrunde. Die Gedichte des schottischen Autors John Burnside fangen „das Andersleben der Dinge ein“. Die deutsche Lyrikerin Dagmara Kraus schöpft an diesem Abend aus dem Fundus antiker Trauerkultur und moderner Plansprachen. Yasuki Fukushima ist einer der expressivsten Gegenwartslyriker Japans. Seine „zekkyō tanka“ (geschriene Tankas) trägt er zu Musik vor. Jan Wagner, der 2015 als erster Lyriker den Preis der Leipziger Buchmesse erhielt, verbindet höchste Formbeherrschung mit überraschenden Wendungen, ohne traditionalistisch zu sein.
Zudem lesen Arnon Grünberg (Niederlande), James Noël (Haiti), Mila Haugová (Slowakei), Sergio Raimondi (Argentinien) und Charlotte Van den Broeck (Belgien) beim diesjährigen Weltklang.
drei D poesie
Samstag, 17. Juni, 20 Uhr, Wiederholung: Sonntag, 18. Juni, 15 Uhr
Zwischen Musik, Tanz und Poesie bewegt sich drei D poesie. Auf dem 18. poesiefestival berlin spielen Künstlerinnen und Künstler mit den Möglichkeiten der drei Genres, loten die Grenzen aus und suchen nach Berührungspunkten. In der Performance Ingesture von
Lyriker Christian Hawkey, Komponist und Musiker Roy Carroll und Choreografin und Tänzerin Maya Matilda Carroll dreht es sich um die Schriften von Charlotte Wolff, eine jüdische, deutsch-britische Ärztin, Sexologin und Schriftstellerin des frühen 20. Jahrhunderts. Für n/achtfüssig verwenden die Choreografin und Tänzerin Anna Huber und der Komponist und Musiker Hubert Machnik unveröffentlichte, aus Printmedien ausgeschnittene und auf Postkarten arrangierte Gedichte von Herta Müller. In der dritten Produktion Schulter von α und anderen, fernen Ländern entwickeln der Komponist Markus Pesonen und der Choreograf und Tänzer Shang-Chi Sun zusammen mit dem KNM Quartett ihr Werk aus dem Text „die menschen von einst liebten den tanz“ von Daniel Falb.
Auf ein Wort, Europa
Sonntag, 18.6., 20 Uhr
22 Dichterinnen und Dichter aus den Anrainerstaaten der Europäischen Union treffen auf dem 18. poesiefestival berlin für eine poetische Installation aufeinander; unter ihnen ist Abbas Beydoun (Libanon), ein Mitbegründer der zweiten arabischen Moderne, Monzer Masri (Syrien), der mit seiner „Gegendichtung“ jenseits von formalen und inhaltlichen Erwartungen Debatten auslöst, und Sjón (Island), der für seine Texte für Björk in Lars von Triers „Dancer in the Dark“ bekannt ist. Wie zeigt sich derzeit die europäische Idee außerhalb der europäischen Gemeinschaft? Die Lyrikerinnen und Lyriker präsentieren ihre poetischen Antworten auf das ins Wanken geratene Europa. Ihre Texte über Realitäten, Träume und Ängste zur EU tragen sie als polyglotte Soundcollage vor.
„Auf ein Wort, Europa“ findet in Kooperation mit dem Forum Berlin der Friedrich-Ebert-Stiftung statt und wird gefördert vom Auswärtigen Amt.
VERSschmuggel kurdisch-deutsch
Dienstag, 20.6., 19.30 Uhr
Erstmals kommt kurdische Dichtung in Deutschland auf eine Festivalbühne. Mit ihrer langen mündlichen Tradition gehört das Kurdische trotz aller Repression zu den ältesten Sprachen der Welt. Die reiche kurdische Geschichte und Kultur spiegelt sich in vielen Dialekten und verschiedenen Schriftsystemen wider. Der kurdisch-deutsche VERSschmuggel bietet sechs kurdischen und sechs deutschen Dichterinnen und Dichtern Freiraum für ein Experiment: Paarweise übersetzen sie sich an drei Workshop-Tagen gegenseitig. Interlinearübersetzungen der Gedichte des jeweils anderen sind ihr Ausgangsmaterial, Dolmetscher übersetzen die Arbeitsgespräche. Die Ergebnisse dieser Zusammenarbeit werden auf dem 18. poesiefestival berlin präsentiert.
Es lesen Eskerê Boyîk (Armenien), Yildiz Çakar (Türkei), Kerîm Kurmanc (Iran), Fatma Savci (Türkei/Schweden), Anahîta Şêxê (Syrien) und Mueyed Teyîb (Irak) mit den deutschen Autorinnen und Autoren Mirko Bonné, Carolin Callies, Simone Kornappel, José Oliver, Ilma Rakusa und Tobias Roth.
„VERSschmuggel kurdisch-deutsch“ wird gefördert vom Auswärtigen Amt und der Stiftung Preußische Seehandlung und findet statt in Kooperation mit Literature Across Frontiers/Literary Europe Live, gefördert durch das Programm Creativ Europe der Europäischen Union. Mit Dank an Övgü Gökçe Yaşa, Programmkoordinatorin bei Diyarbakır Sanat Merkezi.
Poesie und Propaganda
Freitag, 23.6., 19.30 Uhr
Was passiert heute in den analogen und digitalen Medien mit unserer Sprache? Wie wird Meinung gemacht, wie wird mit Worten politische Wirklichkeit hergestellt, und welche Rolle spielt dabei deren ästhetische Funktion, die verführt, verdammt und erfindet? Eine interdisziplinär besetzte Gesprächsrunde diskutiert auf dem 18. poesiefestival berlin das komplexe Wechselspiel von Lyrik, Rhetorik und Politik. Geformte Sprache als Mittel unterschiedlicher politischer Gruppierungen wird diskutiert, und die Dichtung im Dienste radikaler politischer Programme in der Literaturgeschichte und heute in den Blick genommen – mit aktuellen Beispielen wie den Propagandagedichten des IS und der sprachlichen Selbstinszenierung der neuen „Populisten“.
Es diskutieren Paula Diehl, Politikwissenschaftlerin (Bielefeld), Ursula Krechel, Autorin (Berlin), Philippe Joseph Salazar, Philosoph und Professor für Rhetorik (Kapstadt) und Joseph Vogl, Kultur- und Literaturwissenschaftler (Berlin), moderiert von Eva Geulen, Zentrum für Literaturforschung (Berlin).
„Poesie und Propaganda“ wird gefördert vom Zentrum für Literatur- und Kulturforschung Berlin.
18. poesiefestival berlin: Europa_ Fata Morgana
16.-24. Juni 2017
Akademie der Künste, Hanseatenweg 10, 10557 Berlin
Das poesiefestival berlin ist ein Projekt des Hauses für Poesie in Kooperation mit der Akademie der Künste. Es wird gefördert durch den Hauptstadtkulturfonds und das Auswärtige Amt.
# website poesiefestival berlin
fleursdumal.nl magazine
More in: Arnon Grunberg, Art & Literature News, FDM in Berlin, Literary Events, MODERN POETRY, POETRY ARCHIVE
Satie in Paris
Fleeting smoke mesmeric in sound-time,
jumping drone-tones from unsettling man
playing in a lonely shadowed singularity.
Fibrous flickering feet clicking-bawdy songs,
bulking up the waltz, stop-start stutter-noises,
speeding up the early morning cold hands
gravely, moving-pictures pass hysterically by.
The music begins mysteries in living forms,
belting down the hearts of crowds,
walking through the buzzing boulevards,
the actual grudge-work in mortified factories,
a wet-grey urban poverty engulfing the absurd.
He viewed from after and before the effect
of a cheapened life in warfare, in commerce,
before the new migration, the great conflagration,
in revolutions of our hearts, in the light of night,
from the torpedo tobacco begging for fire in bad air.
The wormlike moveable-mass sought salvation
and received craters full of broken sons instead.
Ironic cabaret music played out the times and died.
Underground chambers of rebel artists and composers
seethed sexual ballets, arm-twisted around perversities
in eccentric poses, the dance twisting towards the next.
26.04.09
Vincent Berquez
Vincent Berquez is a London–based artist and poet.
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, Berquez, Vincent, Erik Satie, Satie, Erik, Vincent Berquez
The Enlightenment
‘It happened on July 10, towards dusk,
Right up on that ridge there;
He told me about it himself.
What? Well in Year 1 of course.
To begin with it wasn’t anything
Like you hear now, it was,
He told me, just a confirmation
Of everything he already knew
And trusted. He told me that it felt
As though he had plunged into the current
Of the world and found those familiar things
There.
It was much, much later
That they got the marketing right—
So it isn’t anything like that now,
But it began like that, trust me.’
John Leonard
John Leonard lives in Canberra, Australia.
More poetry on website: www.jleonard.net
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive K-L, Leonard, John
Niet meer voor zichzelf
Het kan hier zo langzaam als vroeger
als je dat wilt. Maar verleden kan
wel niet meer voor zichzelf zorgen.
Het blijft hangen in bedonderde
takken, halve waarheden mitsgaders
winderige gestalten in zuinig bruin.
Wie wolken wil vergeet best de wind niet.
Bert Bevers
Uit de Enghuizer Dialogen VIII,
Het Web, Doetinchem, 2017
Bert Bevers gedichten
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, Bevers, Bert
Poetry International 2017
van 30 mei t.m. 4 juni in Rotterdam
Meer info over het programma:
# website poetry international
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Lovers, Art & Literature News, AUDIO, CINEMA, RADIO & TV, MODERN POETRY, POETRY ARCHIVE, Poetry International, STREET POETRY
‘BOSCH & BRANDS’
ACADEMY OF FINE ARTS VIENNA
Op de grote Jheronimus Bosch-tentoonstellingen in ’s-Hertogenbosch en Madrid schitterde vorig jaar één van Bosch’ meesterwerken door opvallende afwezigheid: het ‘Laatste Oordeel’ (± 1500). Het werk verblijft al sinds de 16e eeuw in Oostenrijk en hangt nu in de ‘Gemäldegalerie’ van de bekende ‘Akademie der bildenden Künste’ in Wenen. Het werk valt op door zijn frisse kleuren. Als eerbetoon aan dit prachtige schilderij nodigt de ‘Akademie’ dit jaar een aantal kunstenaars uit om met hun werk op het drieluik van Jeroen Bosch te reageren. Deze reeks ‘Korrespondenzen’ wordt geopend door een tentoonstelling van de Tilburgse beeldend kunstenaar Sjon Brands, wiens ‘vreemde vogels’ zo uit het rariteitenkabinet van de Bossche schilder lijken te zijn weggevlogen.
De tentoonstelling ‘Bosch & Brands’ verwelkomt acht beelden van vogels, die in de grote zaal rondom het ‘Laatste Oordeel’ gegroepeerd staan. De overeenkomsten zijn duidelijk aanwezig, beide kunstenaars omarmen met graagte de onvolkomenheden en ondeugden van onze mensheid. De verschillen zijn eveneens treffend, vooral wanneer men de schilder Jheronimus Bosch een gebrek aan humor toedicht. Daar heeft de hedendaagse kunstenaar geen last van, zijn dadaïstische paradijsvogels vormen een uiterst vrolijke verzameling menselijke eigenaardigheden. Wellicht dat zij een ander licht op het eeuwenoude drieluik werpen. Niet alles is hel en verdoemenis.
Brands laat zich spelenderwijs inspireren door allerlei gevonden gebruiksvoorwerpen en afvalmaterialen. Op de laatste dag van de expositie gaat hij met Weense kinderen aan de slag om met meegebrachte ‘Alltagsgegenständen’ (gebruiksvoorwerpen) nieuwe ‘vreemde vogels’ te maken.
De expositie duurt tot en met zondag 16 juli 2017 en is van dinsdag tot en met zondag geopend van 10:00 tot 18:00 uur. Op zaterdag 15 juli is er om 18.00 uur een gesprek met de kunstenaar en om 19.30 uur een afsluitend concert van de fameuze ‘New Royal Flaminga Band’ (Martin Fondse, Eric van der Westen, Mete Erker en Jan Wirken).
Over Sjon Brands
De Nederlandse kunstenaar Sjon Brands maakt dadaïstische paradijsvogels en groteske gevleugelde luchtschepen. Absurde wezens samengesteld uit metalen gebruiksvoorwerpen, radiobuizen, struisvogelveren, pollepels en luciferdoosjes. Beelden die regelrecht uit het surrealistisch rariteitenreservaat van Jeroen Bosch lijken te fladderen. Het is een bos bonte karikaturen van ons bestaan, een vrolijke verzameling menselijke eigenaardigheden en ondeugden, die het leven soms ingewikkeld, maar alleszins de moeite waard maken.
Zie ook: www.sjonbrands.nl
Bosch & Brands
Tentoonstelling beelden in de Academie voor schone kunsten: Schilderijengalerij
(Akademia der bildenden Künste – Gemäldegalerie)
Schillerplatz 3, 1010 Wenen
van 23 mei t/m 16 juli 2017.
fleursdumal.nl magazine
More in: Art & Literature News, Brands, Sjon, Dutch Landscapes, Exhibition Archive, Jheronimus Bosch, Sjon Brands
Vertaling van het gedicht Theater van Jef van Kempen in het Zuid-Afrikaans door Bernard Odendaal.
Eerder gepubliceerd door Carina van der Walt in: Versindaba – ‘n Kollektiewe weblog vir die Afrikaanse digkuns –
http://versindaba.co.za/2016/03/31/carina-van-der-walt-jeroen-bosch-se-skilderye/
Theater
Stel je voor: een toneel van dolende nachtvogels
boven een doorweekte woestijn, in een duister
hospitaal voor koortsige landlopers.
Stel je voor: een opera van rondborstige gedrochten,
verwekt in een glazen stolp, amechtig lispelend,
op kromme stelten strompelend, in een vuile
sneeuwjacht van de diepe winter.
Eind goed al goed vonden de trage doden hun draai
en bestegen, tegen de keer, het paard van Troje
en maakten hun dromen waar.
Jef van Kempen
(Uit de bundel ‘Laatste Bedrijf’ 2012)
Teater
Stel jou voor: ’n toneel van dolende nagvoëls
bokant ’n deurweekte woestyn, in ’n donker
hospitaal vir koorsige boemelaars.
Stel jou voor: ’n opera van rondborstige gedrogte
verwek onder ’n glasstolp, uitasem lispelend,
op krom stelte strompelend, morsig aan die
jag in die diepwintersneeuw.
Einde goed alles goed kry die trae dooies hul draai
en bestyg, dwarstrekkerig, die perd van Troje
en maak hulle drome waar.
Vertaling Bernard Odendaal (2016)
FOTO: v.l.n.r. Martin Beversluis, Desmond Painter, Bernard Odendaal, Carina van der Walt, Annelie David, Bert Bevers en Jef van Kempen (foto Nel van Kempen 2015)
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive K-L, Archive O-P, Bernard Odendaal, Bevers, Bert, Beversluis, Martin, Carina van der Walt, Jef van Kempen, Kempen, Jef van, Literaire Salon in 't Wevershuisje, TRANSLATION ARCHIVE
Seit 1979 gibt das »Jahrbuch der Lyrik« Einblick in neueste Entwicklungen der Poesie in Deutschland, Österreich und der Schweiz; ab diesem Jahr erscheint es jährlich bei Schöffling & Co. Für die 31. Ausgabe konnte Christoph Buchwald die vielfach ausgezeichnete Lyrikerin Ulrike Almut Sandig als Mitherausgeberin gewinnen. Gemeinsam haben sie die besten zeitgenössischen Gedichte ausgesucht und in thematischen Kapiteln zusammengestellt.
In welchem Maße ist die Gegenwartslyrik Echo und Spiegel unserer Zeit? Wie tief sitzt das Misstrauen gegen politische Ideologien und Rezepte? Offensichtlich ist: Die Sicht auf Geschichte und Gesellschaft ist nur mit subjektiver Herangehensweise glaubwürdig zu artikulieren, der persönliche Blick verweist auf das große Ganze.
Erstmals wurden auch Bildgedichte in die Auswahl aufgenommen; zusammen mit dem Kapitel »Dichter übersetzen Dichter« gehen diese über Sprach- und Genregrenzen hinaus.
Christoph Buchwald, 1951 in Tübingen geboren, ist seit 1979 ständiger Herausgeber des Jahrbuchs der Lyrik. Nach seinem Studium der Kunstgeschichte, Literaturwissenschaft und experimentellen Komposition hat er als Lektor und Verleger zahlreiche Lyriker begleitet. Seit 2002 leitet er gemeinsam mit seiner Frau den literarischen Verlag Cossee in Amsterdam und übersetzt Gedichte aus dem Niederländischen.
Ulrike Almut Sandig, 1979 in Großenhain geboren, wuchs in einem Pfarrhaushalt in Sachsen auf. Ihre Gedichte wurden vielfach verfilmt und ausgezeichnet, u. a mit dem Leonce-und-Lena-Preis 2009. Für ihre Sprechkonzerte und Hörstücke arbeitet sie eng mit Musikerinnen und Komponisten zusammen. Neben vier Gedichtbänden erschienen bisher zwei Hörbücher, die Erzählungen Flamingos (2010) und Buch gegen das Verschwinden (2015) sowie zahlreiche Hörspiele. Sie lebt mit ihrer Familie in Berlin.
was weiß ich vom
Schuldzucker der Gefühle von
den Kissen der Stille jeder
folgt einem anderen Befehl der
Käfer seinem Drahtgestell
der Himmel spielt mit dem
roten Pelz die Erde mit
den schwarzen Pfoten
Herta Müller, in: Jahrbuch der Lyrik 2017, hg. von Christoph Buchwald und Ulrike Almut Sandig, Schöffling & Co. 2017, S. 77.
Jahrbuch der Lyrik 2017
Gedichte
Herausgegeben von Christoph Buchwald und Ulrike Almut Sandig
232 Seiten. Gebunden. Lesebändchen.
ISBN: 978-3-89561-680-8
Schöffling & Co. 2017
Erscheint am 8. Mai 2017
# more on website Lyrik-Kabinett München
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, Art & Literature News, MODERN POETRY, POETRY ARCHIVE
Vastenavend
Wij verjagen het boze en begroeten het licht
met deinende joelfeesten. Hardvochtige preken
laten we achterwege vandaag en verdriet evenzo.
Laat ons de nakende lente besprenkelen, vrienden:
Neem ruim, eerbiedige drinkers, neem ruim!
Voor huizen met grijnzende vensters bonkende
trommen. Pas op de plaats. Op dansen alle kans.
Bert Bevers
Bert Bevers gedichten
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, Bevers, Bert
WIT LICHT
Wit licht uit de hutten
wit de witte graanschuren
wit de rode bomen, wit de zwarte dieren
wit de adem van het dorp
die wit boven de hutten van wit riet hangt
Het licht wit het stof van de zwarte straten
wit stof wit de bruine ezels
wit stof wit de zwarte kinderen
zwarte kinderen zijn wit
in wit licht
zwarte kinderen zijn witter dan wit
Het witte stof wit het licht
het witte stof van de witte straat
het witte stof
van de witbestoven ezels
het witte licht van de zwarte kinderen
die wit stof tegen het witte licht blazen
Ton van Reen
Ton van Reen: De naam van het mes. Afrikaanse gedichten
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive Q-R, FDM in Africa, Reen, Ton van
Ton van Reen schreef de roman ‘Geen Oorlog’ toen hij 23 jaar oud was. Overtuigend beschrijft hij het leven van Jarde, een joodse jongen, in drie verschillende levensfasen. ‘Geen Oorlog’ is naast een roman over vervreemding, een scherpe kritiek op de moderne maatschappij, waarin iedereen langs elkaar heen leeft en waarin geen plaats is voor dromers.
Dagblad De Limburger: ‘Een dichterlijke aanklacht tegen de oorlog en de vernietiging van het individu, geschreven in heldere beeldende taal, door een fascinerend natuurtalent.’ De Volkskrant: ‘Van Reen schrijft in een heel mooi Nederlands met een zuidelijk taalgebruik, dat randstedelingen soms vreemd zal voorkomen maar dat een warme klankkleur geeft aan zijn werk.’ Deze uitgave van ‘Geen Oorlog’, met het oorspronkelijke omslag en in de originele vormgeving, verschijnt vijftig jaar na de eerste uitgave, ter gelegenheid van de vijfenzeventigste verjaardag van de schrijver.
Ton van Reen is schrijver en journalist. Hij schrijft romans, jeugdromans en kinderboeken. Hij is oprichter van de Stichting Lalibela in Ethiopië die vooral gehandicapte kinderen en dakloze ouderen helpt. Hij verblijft vaak in Afrika. Zijn bekendste boek voor de jeugd is ‘De bende van de bokkenrijders’ dat verfilmd werd tot een tv-serie. Zijn verzameld prozawerk, zeventien romans, novellen en verhalenbundels, verscheen in 2010 in twee delen, samen 1800 bladzijden, bij Uitgeverij De Geus. Bij Uitgeverij De Contrabas verschenen zijn verzamelde gedichten met de titel ‘Blijvend vers’. In voorjaar 2016 verscheen zijn nieuwe roman ‘De verdwenen stad’ bij Uitgeverij In de Knipscheer.
Ton van Reen
Geen oorlog
Roman
Nederland
Paperback, 160 blz., € 8,90
ISBN 978-90-6265-922-7
Heruitgave (6de druk) 2016
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, Archive Q-R, Reen, Ton van, Ton van Reen
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature