Or see the index
Ween aan mijn borst
Ween aan mijn borst den schat der tranen
die rijk me maken van uw leed,
ik die van wankelende wanen
als gij het talmend smeken weet;
ik die, mijn kind, op andre schouder
om eendre vreze heb geschreid,
maar van elke onmacht oud en ouder,
weer om een nieuwe hope lijd;
ik die het goud van alle transen
voor de as van oude zonnen ken,
maar van elk glorend morgen-glanzen
de huiverende minnaar ben…
Ween uwe tranen, lange en lijze,
die van uw lijden rijk me maakt:
straks ziet ge in ‘t oog des levens-wijzen
hoe stééds de wanen-lampe waakt…
Het huis in de stad (1908-1909)
Karel van de Woestijne
(1878 – 1929)
Ween aan mijn borst
Portret van Karel van de Woestijne (1937) door Henri van Straten (1892 – 1944)
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive W-X, Archive W-X, Woestijne, Karel van de
O Blik vol Dood en Sterren
o Blik vol dood en sterren,
o hart vol licht en leed.
De dag is spijtig verre;
de nacht is hel en wreed.
Mijn mond vol wondre smaken
die géne vrucht verzaadt.
Niemand, o hunkrend waken,
die langs mijn venster gaat…
Wij zullen nimmer wezen
dan Godes angst’ge wezen.
– God, laat ons waan en schijn
dat we Uwe wezen zijn.
Karel van de Woestijne
(1878 – 1929)
O Blik vol Dood en Sterren
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive W-X, Archive W-X, Woestijne, Karel van de
Stad
Verloren tijd, hoe schoon vind ik u weer,
waar elk herinnren wordt een nieuw verlangen.
o Steden-laan, wat zijn uw meisjes schoon.
Eens was ik jong, en ‘k ben niet jong gebleven…
Ik wandel bij de bomen die mijn jeugd
beveiligd hebben en haar jonge liefde.
Water is de adem van een meisjes mond
De stad is heet en droog als een begeerte.
Er is, tussen de dubble glans der laan,
er is een maan, er is een andre maan.
De een is de maan; de andere is gene maan.
Het paard wringt als een zilvren vis. En de ijlte is rood
maar roder zet de galm des voermans de ijlte uit.
Hitte.
Mijn vriend, gij hebt de geur der grote magazijnen.
Zo zijn er meisjes, schraal en met een witte neus.
Leeg schelpje aan nachtlijke ebbe: ik; maar de stad
in duizend dake’ als duizend diamanten.
Ik scheer de muren; – als een rechthoek ligt
naast mij mijn schaduw als een vals gedicht.
Menigte, uw geur bijt mijne lippen stuk.
o Menigte, gij doet mijne woorden bloeden.
Waarom te wenen in dit stenen woud?
Gij zult regeren als gij weet te lachen.
Jaag naar huis, o hart: gij vindt er
volle schotelen aan leed.
Stad: eind-punt; vierkant; rust en zekerheid.
‘k Zet me op een paal; ik wacht de roep der ijlte.
Karel van de Woestijne
(1878 – 1929)
Stad
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive W-X, Archive W-X, Woestijne, Karel van de
Gij draagt een schone vlechte haar…
Gij draagt een schone vlechte haar
allangs uw lage leên…
– Het is een trage dag voorwaar
van weiflen en van wenen.
Het is een lengende avond van
mis-troosten en mis-prijzen.
’t Is of de dag niet sterven kan
en of geen nacht kan grijzen…
– Gij gaat mijn duister huis voorbij,
verlangenloos en rechte;
ik rade uw naakte, magre dij;
ik zie uw donkre vlechte.
Karel van de Woestijne
(1878 – 1929)
Gij draagt een schone vlechte haar…
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive W-X, Archive W-X, Woestijne, Karel van de
Gelijk een arme, blinde hond
Geljk een arme, blinde hond
van alle troost verstoken,
dwaal ‘k door de zoele avond rond
en ruik de lente-roken.
Er waart – lijk om een vrouwe-kleed
waar oude driften in hangen –
er waart een geur van schamper leed
en van huilend-moe verlangen.
En ‘k dwaal, een blinde hond gelijk,
door dralige lente-roken,
mijn hart van alle liefden rijk,
mijn hart van liefde verstoken.
Karel van de Woestijne
(1878 – 1929)
Gelijk een arme, blinde hond
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive W-X, Archive W-X, Woestijne, Karel van de
Kind met het bleek gelaat
Kind met het bleek gelaat, dat van uw wijde blikken
geen liefde in mat gebaar noch in lede ogen ziet,
maar in uw zedig kleed uw knieën weet te schikken
zó, dat me te elken male een laaie drift doorschiet:
gij zult het nimmer aan mijn vrome woorden weten
hoe mijn begeren om uw kleren dolen dorst;
maar ìk draag in me-zelf de wonde, zelf gereten,
waarvan de koortse rilt en davert door mijn borst.
Want ‘k heb de straffe zélf in ‘t lillend vlees geslagen;
ik heb een spijt’ge spot gehamerd in mijn brein…
– Gij echter, ga voorbij, arm kind, en zónder vragen:
ik haat u om dees geert’, die ‘k minne om deze pijn…
Karel van de Woestijne
(1878 – 1929)
Kind met het bleek gelaat
Portret: Karel van de Woestijne, Ramah – Journal Het Roode Zeil, 15 April 1920
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive W-X, Archive W-X, Woestijne, Karel van de
Vlaanderen, o welig huis
Vlaandren, o welig huis waar we zijn als genoden
aan rijke taaflen! – daar nu glooiend zijn de weiên
van zomer-granen, die hunne aêmende ebbe breien
naar malvend Ooste’ en statig dagerade-roden,
dewijl de morge’ ontwaakt ten hemel en ter Leië -:
wie kan u weten, en in ‘t harte niet verblijên;
niet danke’ om dagen, schoon als jonge zege-goden,
gelijk een beedlaar dankt om warme tarwe-broden?…
o Vlaandren, blijde van uw gevens-rede handen,
zwaar, daar ge delend gaat, in paarse en gele wade,
der krachten die uw schoot als rodend ooft beladen.
– Vlaandren, wie wéet u en de zomer-dageraden,
en voelt geen rilde liefde in zijne leden branden
‘lijk deze morgen door de veië Leië-landen?
Karel van de Woestijne
(1878 – 1929)
Vlaanderen, o welig huis
Portret van Karel van de Woestijne (1937) door Henri van Straten (1892 – 1944)
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive W-X, Archive W-X, Woestijne, Karel van de
De Dichter
Geen zomer-schaâuwe is schoon als ‘t beeld, in volle teilen,
der welv’ge melk die ront, van roerig licht ommaald.
Mijn schamel huis, waar zoel een geur van peren draalt,
weegt teerder in mijn schroom dan ‘t hele herfst-verwijlen.
En, waar van ‘t winter-dak een schone mane daalt,
‘n weifelt ijl een hele lente in hare wijle,
o mijn gezóende blik, en moe van eigen-peilen?
– Geen zoen is goed, dan die vergeten zorg verhaalt…
Aldus wie zijn geluk in ‘t noden van een teken
gelijk een geurig brood meewarig-blij durft breken,
en nut de zuurste zemel-korst in heil’ge waan;
om bij het heil dat weende en ‘t vreemde leed dat lachte,
en in de hoede van uw deemstren, o Gedachte,
eens, als een schone vraag, glim-lachend heen te gaan.
De Boom-Gaard der Vogelen en der Vruchten (1903 – 1905)
Karel van de Woestijne
(1878 – 1929)
De Dichter
Portret van Karel van de Woestijne (1937) door Henri van Straten (1892 – 1944)
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive W-X, Archive W-X, Woestijne, Karel van de
Er komt iemand bij mij
Er komt iemand bij mij, die ‘k nimmer zag,
en uit-der-mate vriendlijk, die mij zegt:
‘Gij weet, ik berg iemand in mijne woon.
Neen: er verbergt zich iemand in mijn woon.
Ik zie hem niet, maar ben in hem begaan.
Ik ken hem, en hij is mijn liefst bezit…’
– Ik durf niet zeggen dat die vreemdling liegt.
Ik durf niet zeggen dat zijn gast de mijne is. Ach!
ik durf niet zèggen dat hij niet bestaat, misschien.
Want hij bestaat in mij.
Karel van de Woestijne
(1878 – 1929)
Er komt iemand bij mij
Portret: Karel van de Woestijne, Ramah – Journal Het Roode Zeil, 15 April 1920
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive W-X, Archive W-X, Woestijne, Karel van de
De meiskens uit de taveernen
De meiskens uit de taveernen,
Zij hebben een malsen schoot.
Zij zien er de jongens geerne.
Zij baren haar kindren dood.
Zij dragen van vurige zijde
een keursken dat spant en splijt.
We ontwaken aan haar zijde
met den houten mond van de spijt.
De ronde zee waar wij zwalken,
die eindeloos wenkt en geeuwt,
en ons doet van begeren balken,
en ons verre vrouwe verweêwt:
wij ankren in de taveernen
waar geniepig een rust ons smijt.
Daar wachten ons rood de deernen.
Daar raken wij ‘t leven kwijt.
Karel van de Woestijne
(1878 – 1929)
De meiskens uit de taveernen
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive W-X, Archive W-X, Woestijne, Karel van de
Karel van de Woestijne
1878-1929
Gij zijt de goede vrouw…
Gij zijt de goede vrouw ten drempel mijner dood, –
gij die me uw oogen als een zomer-nacht ontsloot
vol wondre lichten en vol rust’ge duisterheden;
gij die me uw leden als de rijkste herfsten bracht,
en, schooner dan een schemering, de zéekre kracht
van vredig leven en zich goed bemind te weten.
Want gij, die weet hoe iedre vreugde tanen moet,
gij mínt me; – en ‘lijk een god de dood der zon begroet
met stille liefde, al heeft hij vreugde-vol geschapen
die zon: zoo mint ge in mij wat ge in u-zelf voelt slapen
en dat in mij voor eeuw’gen slaap moe de oogen sloot,
ons moede liefde, o vrouw, ten drempel mijner dood.
karel van de woestijne poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive W-X, Woestijne, Karel van de
MSK GENT
Gustave van de Woestijne
26.03.2010 – 27.06.2010
Kunstschilder Gustave Van de Woestijne (1881-1947) was een van de meest oorspronkelijke vertegenwoordigers van de moderne kunst in België. Als symbolist en bewonderaar van de middeleeuwse kunst, maar ook als geestesgenoot van de modernistische stromingen zoals het expressionisme en het neorealisme, creëerde hij een oeuvre dat in zijn tijd weinig mensen onverschillig liet. Van de Woestijne vestigde zich in 1900 met zijn broer, de dichter Karel, in Sint-Martens-Latem. De herhaalde bezoeken met zijn broer aan de beroemde tentoonstelling van de Vlaamse Primitieven in Brugge in 1902, heeft zijn stijl sterk beïnvloed. Vermoedelijk in navolging van Pieter Bruegel de Oudere, plaatst Van de Woestijne zijn religieuze taferelen dikwijls in de landelijke Leiestreek. In deze retrospectieve komen alle aspecten van deze veelzijdige kunstenaar aan bod aan de hand van 145 kunstwerken die geselecteerd zijn in verscheidene musea en privé verzamelingen.
fleursdumal.nl magazine
More in: Historia Belgica, Woestijne, Karel van de
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature