In this category:

Or see the index

All categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. PRESS & PUBLISHING
  15. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  16. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  17. STREET POETRY
  18. THEATRE
  19. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  20. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  21. WAR & PEACE
  22. ·




  1. Subscribe to new material: RSS

Boutens, P.C.

· P.C. Boutens: Afvaart · P.C. Boutens: Afscheid · P.C. Boutens gedicht: Avondwandeling · P.C. Boutens gedicht: In den mist · P.C. Boutens gedicht: Bij de lamp · P.C. Boutens gedicht: Liefdes uur · P.C. Boutens gedicht: Goede dood · P.C. Boutens gedicht: Na den overval · P.C. Boutens gedicht: Gij moet mij wel beminnen… · P.C. Boutens: 2 gedichten · P.C. Boutens gedicht: Droom-huis · P.C. Boutens: 2 gedichten

»» there is more...

P.C. Boutens: Afvaart

P.C. Boutens
(1870-1943)

 

Afvaart

 

De maanlicht-overvloeide vloed

Heft ‘t ranke spook van vlotte bom

Boven den zwarten menschendrom

Die vlekt het zilvren zand als roet.

De ketting waar zich ‘t schip aan windt,

Kreunt eenzaam als nacht-wakker kind.

 

Geen andre klank begint of duurt.

Het koele klikken langs de kiel,

Nu ‘t schip in voller water stuurt,

Reikt niet tot hier. Het slank profiel

Verbreedt onhoorbaar-onverwacht

Zich met der zeilen effen pracht.


Van duistre plecht onzichtbre han

In driemaal-op-en-neder-zwaai

Wuift licht vaarwel aan vriend en land

En heel de manelichte baai.

En donker wuift de kust weêrom

Van rijke vangst en wellekom…

 

Ik blijf niet langer op mijn plek

In ‘t avondduin. Mijn voet

Voelt onder zich het weifel dek

Van schip te deinen op den vloed.

En met nabije schaduw weet

Ik lichtste licht bekleed.

 

De breede ronding van de kust

Deinst lamp-bezet, maar doodsch.

Met geen sinjaal durft donkre loods

De stranden roepen uit hun rust…

Waar schuilt de stille school van buit

Waar vol meê keer’ de leêge schuit?

 

Of wordt in ‘t verre land en voor altoos

Ons wild verlangen schoon en stil? –

De zee is diep en eindeloos

Zooals vertrouwen wil

En wilde toen ‘t aan ‘t veilig strand

Te droomen zat van de’ overkant.

 

De wind bolt uit het ruime wak.

Het schip helt op zijn breede streek.

Nog even maar is de einder strak

En van kustlichten bleek…

En nu – niets meer dan heem’l en zee…

De zeilen over! Reê!

 


P.C. Boutens poetry
fleursdumal.nl magazine

More in: Archive A-B, Boutens, P.C.


P.C. Boutens: Afscheid

poetryarchive66

P.C. Boutens

(1870-1943)

 

Afscheid

Hier ben ik weêr.

De najaarszon die wolkgedoofd

Het bronzen loof in ‘t hooge hout

Boven ons hoofd

Daglang belichtte zilverkoud,

Viel aan den steilen hemel neêr

En overstroomt den grond met vloeibaar goud:

Hier ben ik weêr!

Ik moest door ‘t bloedewarme bad

Terug, tot u, ‘k weet niet waarom –

Maar vóor de korte scheemring kom

En dan de nacht,

Treed éens nog tot mij langs het oude pad

En spreek geen woord, maar glimlach zacht

Zooals gij placht.

Berusting die ons zomerwoon

Zoolang omsluipt

En met haar vale kille draden

Al nader-wevend ons bekruipt,

Zag ik van-ver, een bleeken hoon,

In de spelonk der diepe paden, –

Zelfs zij was rood en schoon!

Ik weet de zomer is voorbij,

Mijn hart roept niet terug om Mei,

En dit is de avondzon –

Maar o

Vertoon u laatst in ‘t klare vuur

Van dit hel uur,

Of ik u zóo

Onthouden kon!


P.C. Boutens poetry
fleursdumal.nl magazine

More in: Archive A-B, Boutens, P.C.


P.C. Boutens gedicht: Avondwandeling

poetryarchive66

P.C. Boutens

(1870-1943)

Avondwandeling

 

Langs de lampverlichte straten,

Onbewust als ademhalen,

Tusschen vreemde menschgelaten

Loop ik avondlijk te dwalen.

 

Doffe wanden wijken. Leef ik

Dieper of ondieper leven? –

Licht door lichte wezens zweef ik

Als gezamenlijk geheven.

 

Oogen peilen, oogen stralen

Van gedachten vluchtger, lichter

Dan waar woorden van verhalen

In de wijzen van den dichter.

 

Wondere geheimen kelken

Rooder monden volle boorden –

Schromen voor het ras verwelken

Der ontbloeide bloemewoorden.

 

Kussen konden wij en dansen

Al nachts glansbeslagen uren,

Maar wij kiezen ons verschansen

In dit klare koele turen

 

Waar wij geven en ontvangen

In en uit onze eenzaamheden

Schatten nooit bekend verlangen,

Levens zuivre diepste reden.

 

P.C. Boutens poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive A-B, Boutens, P.C.


P.C. Boutens gedicht: In den mist

P.C. Boutens

(1870-1943)

 

In den mist

De zon wordt onverbeeldbaar schoon

Boven den mist die houdt omhangen

Der wereld windestille woon

In dit verteederd dagenlang verlangen.

Weêr blankt de boschkamp, een besloten zaal,

Een witte kamer die de bruid verwacht,

In smettelooze glanzelooze praal

Op uit den zwarten nacht.

‘t Berijpte hout van alle kanten

In gaasgeplooiden wand verscholen

Reikt diepe tuilen van chrysanthen,

Asters en gladiolen.

Daar daalt langs wolkentreê uit hoogen toren

Van naakte voetjes luidelooze tred:

Leden omsluierd overgloren

Het sneeuwen statiebed.

 

P.C. Boutens poetry
fleursdumal.nl magazine

More in: Archive A-B, Boutens, P.C.


P.C. Boutens gedicht: Bij de lamp

fdm02

P.C. Boutens

(1870-1943)

 

Bij de lamp

Bij de lamp blijf ik alleen.

Waar uw kus en lach verdween,

Sluit de stilte rond mij heen

Tot den effen glans waarin,

Liefelijkste droombegin,

Ik mij klaarst op u bezin.

En mijn oogen lezen niet

‘t Oud verhaal van vreemd verdriet,

Waar ik straks den wijzer liet …:

Door bezonken wolkepracht,

Heel den dag om u herdacht,

Gaat de ziel in tot haar nacht:

Door zoo helder avondrood

Naar een nacht zoo diep en groot

Als uit leven naar den dood:

Of ge al zonder morgen ging

Buiten levens duistren ring

Rusten in verheerlijking,

Wijl ik hier bij ‘t lampelicht,

De oogen naar mijn boek gericht,

Nog wat van u droom en dicht,

Tot het uur van slapen slaat

En niets blijft dan uw gelaat

Als de droom in droom vergaat.


P.C. Boutens poetry
fleursdumal.nl magazine

More in: Archive A-B, Boutens, P.C.


P.C. Boutens gedicht: Liefdes uur

P.C. Boutens
(1870-1943)

 

Liefdes uur

Hoe laat is ‘t aan den tijd?

Het is de blanke dageraad:

De diepe weî waar nog geen maaier gaat,

Staat van bedauwde bloemen wit en geel;

De zilvren stroom leidt als een zuivre straat

Weg in het nevellicht azuur;

En morgens zingend hart, de leeuwrik, slaat

Uit zijn verdwaasde keel

Wijsheid die geen betracht en elk verstaat,

Vreugd zonder maat,

Vreugd zonder duur…

Hoe laat is ‘t aan den tijd?

‘t Is liefdes uur.

Hoe laat is ‘t aan den tijd?

De zon genaakt de middagsteê:

In diepte van doorgloede luchtezee

Smoort de akker onder ‘t bare goud;

De vonken sikkel snerpt door ‘t droge graan;

De schaduw krimpt terug in ‘t hout;

In hemel- en in waterbaan

Geen wolken gaan;

Alleen de wit-doorzichte maan

Blijft louter in het blauwe hemelvuur…

Hoe laat is ‘t aan den tijd?

‘t Is liefdes uur.

Hoe laat is ‘t aan den tijd?

‘t Is de avond: in zijn rosse goud

Wordt schoon en oud

Der wereld dagehel gezicht;

Snel aan den hemel valt het water van het licht;

En al de windestemmen komen vrij;

De laatste wagen wankelt naar de schuur;

De dooden wenken aan den duistren Oostermuur;

En boven glansbeloopen

Westersche schans in groene hemelweî

Straalt Venus’ gouden aster open

Zoo plotseling en puur…

Hoe laat is ‘t aan den tijd?

‘t Is liefdes uur.


P.C. Boutens poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive A-B, Boutens, P.C.


P.C. Boutens gedicht: Goede dood

P.C. Boutens

(1870-1943)

 

Goede dood

Goede Dood wiens zuiver pijpen

Door ‘t verstilde leven boort,

Die tot glimlach van begrijpen

Alle jong en schoon bekoort,

Voor wien kinderen en wijzen

Lachend laten boek en spel,

Voor wien maar verkleumde grijzen

Huivren in hun kille cel, –

Mij is elke dag verloren,

Die uw lokstem niet verneemt;

Want dit land van most en koren

Is mij immer schoon en vreemd;

Want nooit beurde ik hier te drinken

‘t Water dat de ziel verjongt,

Of van dichtbij hief te klinken

‘t Verre wijsje dat gij zongt:

Alle schoon dat de aard kan geven,

Blijkt een pad dat tot u voert,

En alleen is leven leven

Als het tot den dood ontroert.

 

P.C. Boutens poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive A-B, Boutens, P.C.


P.C. Boutens gedicht: Na den overval

P.C. Boutens
(1870-1943)


Na den overval

Ontwaakt van zoo nabij den dood,

Vind ik in kring en wacht gewend

U aller oogen kleur- en glansbekend,

En in uw handen blank en rood

Van wijn en brood?

Breekt niet, maar schaduwt en ontdicht

Een korte poos den klaren ring,

Legt op mijn oogen uwer handen zegening -:

Ik schroom te zien mijn eigen bleek gezicht

In zooveel licht.

Tusschen uw jonge hoofden schijnt de blanke dag,

Weldadig-kleurelooze droom…

Vreemd, door zoo roode droomen als ik zag,

Redd’en mijn oogen nog hun teêren schroom

En reeden lach…

Zij namen al den leeftocht dien ik had,

Maar, meer dan ‘k hopen dorst,

‘k Voel in den buidel van mijn borst

Kloppen veel rijker voller schat

Dan ik omvat.

Zoo laat, zoolang wij zijn op ‘t pad,

Me uw stillen gast in de’ armen schijn,

En ik zal eens uw gastheer zijn

Bij ander brood en andren wijn,

Wanneer wij komen in de groote stad.

 

P.C. Boutens poetry
fleursdumal.nl magazine

More in: Archive A-B, Boutens, P.C.


P.C. Boutens gedicht: Gij moet mij wel beminnen…

poe z

P.C. Boutens

(1870-1943)

 

Gij moet mij wel beminnen…

Gij moet mij wel beminnen, en daar is geen ontkomen,

nu dat de nachtegaal voluit heeft ingezet

den teederroekeloozen, den hemelstormend’ aanslag

die hoop en wanhoop tergt tot éen verbeten bond:

alle onvervulde zielen die hier gedaante namen

in den beloken ban van éendagscreatuur,

ontsteken en ontlaaien in kleurgebroken vlammen

van bloeibekoelden gloed en bloeddoorschenen nerf:

in zelfvergeten opgang ter mededoogenlooze

onverantwoorde keur en naar het speelsch geweld

van ‘t onontkoombaar dreigend en dralend zomeronweêr

dat allen bloei verdelgt en spaart de bloote vrucht:

of de ingreep van Gods vingren, door derenis gedreven,

uit zooveel veegs en schoons éen ongekreukte bloem

genadig mocht behouden en onverderflijk bedden

in het getijdenboek van zijn gedachtenis…

Gij moet mij wel beminnen, en daar is geen ontkomen.

 

P.C. Boutens poetry
fleursdumal.nl magazine

More in: Archive A-B, Boutens, P.C.


P.C. Boutens: 2 gedichten

P.C. Boutens
(1870-1943)

 

Dit is van liefde…

Dit is van liefde maar het doorgangshuis.

En toch, steek al de doffe lampen aan,

en laat de vensteren onafgedekt,

en uit den armelijken bundel stel

den baren luisternaakten schat

van haar vertastbaarde symbolen

in ‘t wrakke licht op. Daar is wel geen kans

dat deze in ons vertijdelijkte zending

haar mag belijden of ook maar verraden

aan de moedwillige verblindheid van

die hier in ragversleten hulselen

van kostbren schijn en ceremonieel

haar veile namaak dekken. Wat zijn wij

dan mooglijk voor die na ons komt, een sein,

een schichte vingerwijzing door zijn nacht?

Of (dit in elk geval!) voor de achterblijvers,

om teêrste hoop bedrogen menschenoogen

die stervend breken aan den berm der wegen,

beroofd en uitgeschud van elken droom,

nu liefdes droom in hen verduistren moet:

een korte vaste kaarsevlam van troost

dat ergens liefdes licht éen oogenblik

in armste harten veilig stond geluchterd,

en dat zij zelf niet gansch en al vereenzaamd

wegdooven in den wreeden zucht

van deze wezenlooze vaart.

 

Nu weet ik, lief,…

Nu weet ik, lief, waar ‘k aan bezwijken moet;

wat ondermijnen en oplossen zal

met zijn onweerbare doorwoekering

den hoogen bond van ziel en geest en hart,

gedoopt hier in dit tijdelijke bloed

tot zulk een hechtgevoegd manbaar geluk,

dat nooit een open aanslag van den dood

het overmogen en verweldgen zou…:

dit onvermijdlijk lijdelijk,

dit zienderoogen machtloos meêbeleven

van schoonheids onverstoorbaren heropbloei

en reddeloos verloren lenten

binnen de dreiging, in de klem van haar verval,

zomer en herfst en winter tegelijk,

al namen voor éenzelfden ondergang

van altijd nieuwe zielen die in oogen

ontsluiten haar gevleugelde ongereptheid…

en telkens telkens bijna ons bezinnen

op wat wij ergens zeker weten

veilig in zijn onvindbaarheid,

‘t verlossend woord dat brak in duizend echo’s,

den éenen zelfden heilgen naam van liefde,

verloren in de spraakverwarring,

den dooven chaos aan den voet

van Babels prijsgegeven torenbouw.


P.C. Boutens poetry
fleursdumal.nl magazine

More in: Archive A-B, Boutens, P.C.


P.C. Boutens gedicht: Droom-huis

P.C. Boutens
(1870-1943)

 

Droom-huis

Weet ook gij dat stille diepe huis?

Achter breede blinde poort

Kruisen eindelooze gangen en portalen

Waar men tijdelooze tijden kan verdwalen

Tusschen echo’s die men klaar vermoedt en nimmer hoort.

Weet ook gij dat stille diepe huis

Door welks schaduwigen vreê

Voet zoo licht en onvermoeibaar stijgt en daalt langs treê na treê?

En zijn plotselinge helle kaamren op de maanbeglansde zee?

In den koelen en verzielden toon

Staan de dingen stil en schoon

Dingen zonder naam, maar zoo vertrouwd

Dat wij geen behoefte voelen

Hen met namen te bedoelen,

En geen klokken tellen tijds verloren goud …

U bedenken daar is u beminnen

Zuiverder dan met de blijde zinnen,

Op een dieper en ontroerder wijs

Dan u nacht of dagen kunnen geven: –

Weet ook gij dat schemerlicht paleis

Tusschen dood en leven?

 

P.C. Boutens poetry
fleursdumal.nl magazine

More in: Archive A-B, Boutens, P.C.


P.C. Boutens: 2 gedichten

P.C. Boutens
(1870-1943)

 

Morgengeluk

Hoe geluk klaart, diep en stil,

Van door de ijle schaûw te gaan,

Die in morgengroene laan

Zon door dauwgedrenkte blaên

Zeeft naast stralen geel en bloot –

O geluk, zoo diep en stil,

Als een kind dat lachen wil,

Maar zijn vreugd is veel te groot.

Licht als zon in schaduw ijl,

Jonge lichaam in de wijl

Van het luchtig weefsel leeft,

Zoo op eigen lichtste maat

Ziel die van verrukking beeft,

In haar lijven kleede gaat,

En het hart daartusschen slaat

Als maar vogel zingen mag

Tusschen dageraad en dag.

Laat mij leven tot dat uur

Dat voor altijd buur en buur,

Ziel en hart en lichaam scheidt

Van dees gulden mooglijkheid

Tot geluks drie-eenigheid.

Mijn kind, ik ben niet rijk

Mijn kind, ik ben niet rijk,

Al ben ik niet zoo arm als ‘k lijk.

O, al bezit wordt wonderlijk,

Zoodra men komt te leeren

Wat rijkdom kan ontberen!

Eens had ik mij zoo rijk gedacht,

Dat tot mij heel den stillen nacht,

Onafgebroken wanhoopsklacht,

Rezen der wereld zangen

Van overwinning en verlangen.

Nu, in de stralen van de zon,

In ‘t water der gemeene bron,

In ‘t blanke brood dat ‘k werkend won,

Herproef ik reiner al de lusten

Wier lippen ik als eigen kuste.

Vaak, levend maar van hand in tand,

Een zwerver door der menschen land,

Zag ik in toegestoken hand,

Hoe klein en armlijk koperstuk

Tot klinkklaar goud werd van geluk.

Dus ben ik niet zoo arm als ‘k lijk,

Al ben ‘k niet rijk;

Want al bezit is wonderlijk,

Omdat een mensch alleen volkomen heeft

Wat hij verloren geeft.

 

Aan zee

O te luistren naar de zee,

Tot de ziel ga fluistren meê:

Tot heur zwijgen

‘t Wonderwoord

Uit zijn diepten stijgen

Hoort!

Alle malen, hartezwaar,

Keere ons zoekend dwalen naar

‘t Bruisend breken

Van den vloed

Waar de ziele spreken

Moet.

‘t Lichte zingen van de zee

Draagt de ziel op zwingen meê

Waar zij dichter

Bij de poort

Zachter spreekt en lichter

Hoort.

Alle smarten, iedre vreugd,

Wat voor eeuwig harten heugt,

Al verblijden,

Elk verdriet,

Levens ongezeide

Lied;

Wat, verward en onverwoord,

Zielen deelt en harten moordt,

Wat, gevonden

En verstaan,

Zalig maakt van stonden

Aan:

Licht verwoorden het de twee

Die behoorden ‘t lied der zee:

‘t Lied dat blij na

Droef berecht,

‘t Lied dat alles bijna

Zegt!

 

P.C. Boutens poetry
fleursdumal.nl magazine

More in: Archive A-B, Boutens, P.C.


Older Entries »

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature