In this category:

Or see the index

All categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. NATIVE AMERICAN LIBRARY
  15. PRESS & PUBLISHING
  16. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  17. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  18. STREET POETRY
  19. THEATRE
  20. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  21. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  22. WAR & PEACE
  23. WESTERN FICTION & NON-FICTION
  24. ·




  1. Subscribe to new material: RSS

EDITOR’S CHOICE

«« Previous page · Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (II) · Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (I) · Open de kooien van de kunst: gedichttekeningen van Lucebert · Musici en dichters aan huis in Maastricht · Jan Campert: Het lied der achttien doden · Norbert de Vries: De Muzen van Kemp. Over Pierre Kemp · Norbert de Vries: De Tocht. Over Pierre Kemp · Norbert de Vries: Het huis van een dichter. Over Pierre Kemp · Ramsey Nasr & Hagar Peeters in Poetry concert van Magogo · Nederland leest V.U.R.R.U.K.K.U.L.L.U.K. · Nieuwe facsimile-editie unieke boekjes van Lucebert · Frans Babylon gedicht: Lichten in nevel

»» there is more...

Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (II)

Norbert de Vries

Kemp natuurlijk (II)

Er is in Maastricht dus een stadspark dat de naam Kempland kreeg. In dat park staat een beeldje van de dichter. Van de hand van Rob Stultjens. Het is een mooi beeldje (en dat is op zich al bijna een wonder, want godallemachtig, wat staan er een hoop beroerde beelden in deze stad! Zo veel lelijkheid, je gelooft je ogen niet.), zij het van bescheiden afmetingen. Nu is het bij een beeld niet een kwestie van formaat: hoe groter, hoe mooier. Toch hindert het me, dat het een bijna onooglijk klein beeld is. Je loopt er zó aan voorbij, als je niet oplet.

De geringe grootte van het beeld wordt, wat mij betreft, echter voldoende gecompenseerd door het feit dat er op de achterzijde van de stenen sokkel een gedichtje van Kemp is gegraveerd. Kijk, dàt vind ik nou weer grote klasse! Op deze wijze eer je een dichter! (waarbij moet worden aangetekend, dat het in het geval van Kemp toch weer opmerkelijk te noemen is, dat het gedicht op de àchterzijde is aangebracht)

Even terzijde. Het is goed ’s lands schrijvers en dichters te eren, ook al ben ik het graag eens met eenieder die zegt dat we zulks op de beste manier doen door hun werk te lezen en te genieten. En door ze tijdens hun leven, waar nodig, te ondersteunen.

Heine schrijft in 1831 aan zijn vriend Varnhagen, dat hij in Parijs het Pantheon heeft bezocht. “Aux grands hommes, la patrie reconnaissante”, staat er in gouden letters op de gevel. Heine schampert dan over de kleine mensen die een heuse tempel oprichten voor de grote doden. Dat opschrift -zo schrijft hij- was beter op z’n plaats geweest op de gevel van een groot restaurant om de helden van het vaderland goed te voeden tijdens hun leven, in plaats van ze te vereren met een hongerdood, of een andere kwelling die tot hun voortijdig verscheiden heeft geleid.

Ik citeer uit zijn brief van 27 juni 1831:  “Der arme Lafontaine hat in Château-Thierry, seiner Vaterstadt, eine Marmorsäule, die 40.000 Francs gekostet. Ich lachte herzlich, als ich sie im Vorbeifahren sah. Der arme Schelm verlangte bei Lebzeiten ein Stück Brot, und nach dem Tode gibt man ihm für fr. 40.000 Marmor. Jean-Jacques Rousseau und ähnliche Menschen, die in ihrem Leben kaum ein Dachstübchen erlangen konnten, denen dediziert man jetzt ganze Strassen.”

We zien dat het eerbetoon in de loop der tijd veranderd is.

Neem bijvoorbeeld de beelden van Tollens en Leopold in Rotterdam (“Helden op sokkels”, Literaire standbeelden in Nederland, door drs. C.J. Kuik, 1980, Bosch & Keuning, pagina’s 202 en 203).

Op de linker pagina zien we de heer Tollens, 3 meter hoog, in marmer, op een stenen voetstuk van 3,5 meter. Hij staat daar vlakbij de Euromast. Het is een typisch negentiende-eeuwse beeld (J.T. Stracké, 1860): protserig, kolossaal, en lelijk bovendien. En nergens enige aanwijzing voor het feit dat dit een beroemde dichter verbeeldt, de schepper van, onder meer, het prijswinnende “Tafereel van de overwintering der Hollanders op Nova Zembla in de jaren 1596 en 1597”. Ach, een paar regels, of eventueel enkel de slotregel: “En rekent d’uitslag niet, maar telt het doel alleen”. Daar was op die reusachtige sokkel toch ampel ruimte voor geweest?

Op de rechter pagina staat een portretreliëf van Leopold, in brons, 69 x 48 cm, op een stenen muur in het rosarium van het museum Boymans-Van Beuningen. Een heel fijnzinnig portret van een echte kunstenares: Charlotte van Pallandt. Op de muur, onder het portret, is een gedicht van Leopold weergegeven (“Ik scheidde: onverstand was allerwegen”).

Dat nu is een mooie, passende hommage voor een groot dichter.

Terug naar Kempland en de achterzijde van de sokkel.

Daarop staat een prachtig gedichtje:

 

De la musique avant toute chose

Toen ik die boog daar had geürineerd

en ik het zonlicht er in ving, prees ik intens,

ver van wijsheid, die mij was geleerd:

Wat schoon kristal is er toch in de mens!

En in extase voor het lieflijke geluid:

Welk een muziek gaat van de mens toch uit!

 

Een gedicht over urineren, wildplassen meer bepaald. Kom er eens om in onze literatuur. Bovenstaand gedichtje schreef Kemp in 1952. Drie jaar later schreef hij nòg een plasgedichtje:

 

Cartografie

Een jongetje plast op een blauwe steen

En ik ontdek in kaart een continent.

Hij bergt zijn buisje naast zijn linkerbeen.

Ik glimlach om de schepping van de kleine vent.

De cartograaf in mij heeft hij bekoord.

‘k Heb zelfs zijn Stille Zuidzee aangehoord.

 

Opgemerkt zij, dat de titel aanvankelijk ‘Cartophilie’ luidde. Het bewuste ventje was Ronald, het zoontje van zijn vriend Karel Reijnders. Mooi, trouwens, dat ‘continent’, dat voor vasteland staat, maar als adjectief de aanduiding is voor het vermogen om de uitscheiding te beheersen.

Wat mij nu intrigeert, is de vraag: waarom werd dat plasgedicht op de sokkel gegraveerd? Het is een heel mooi gedicht, zeker. En het is bescheiden van omvang, en dat is geen onbelangrijke omstandigheid (kleine sokkel, hoge graveerkosten). Maar waarom daar niet het gedicht -ik noem maar iets- ‘Verlangen’ geplaatst?

 

Verlangen

’t Is een verlangen van de avond,

gelijk de dag er geen kent.

Ergens te staan dralen op een drempel

in een grijze mantel met de stempel

van een pseudoniem als ornament.

Naar een natuurlijke mond te luisteren,

verwacht te zijn in het duisteren

van het lichten en te zijn herkend.

 

 

Ik ga voor u en mij op zoek naar een antwoord.

 

Reacties zijn welkom bij de redactie via emailadres: magazine (at)fleursdumal.nl  (at = @ )

Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (II)

Mijmeringen over Pierre Kemp uit mijn Maastrichtse tijd

fleursdumal.nl  magazine

More in: Kemp, Pierre, Norbert de Vries


Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (I)

Norbert de Vries

Kemp natuurlijk (I)

Nee, ik ben in het geheel geen Kemp-deskundige. Verre van. Toch wist ik heel lang geleden al (ik was nauwelijks de korte broek ontwassen) dat Pierre Kemp een van Neerlands grootste dichters is.

Ik zat op de middelbare school toen hij overleed (1967). Mijn leraar Nederlands heette De Kemp, en was een groot bewonderaar van Kemp. Logisch dus dat hij ons voortdurend aan de kop zeurde over de Engelse verfdoos, over stabielen en passanten, over transitieven en immobielen, en meer van dat fraais. Logisch dus ook dat Kemp voor ons, zijn leerlingen, een gouden klank kreeg. Hoewel, dat is helemaal niet zo vanzelfsprekend! Want we moesten bijvoorbeeld niks hebben van Aart van der Leeuw en dat soort ‘mindere goden’ over wie hij eveneens hoog placht op te geven.

Maar zijn liefde voor Kemp konden we heel wel invoelen.

Kemp en Maastricht, die horen bij elkaar. Ook dat spreekt niet vanzelf. Want waar -dacht ik- schreef die dichter het meeste van zijn werk? Onderweg! Denkend aan Kemp zag ik een saaie man, die gedurende tientallen jaren ’s morgens vroeg op de trein naar Heerlen stapte om oervervelend administratief werk te gaan doen op de mijn Laura, en die ’s avonds weer (opgelucht, zo stelde ik mij voor) terug naar Maastricht spoorde. In de trein dichtte hij. Het is maar een kort traject, en het waren daarom meestal korte gedichtjes.

Dat boeide me: het contrast tussen een ambtenaar (lees: grijze man) en al die sprankelende, kleurrijke, levendige gedichtjes.

Ach, elk beeld is een vertekening van de werkelijkheid.

Maar toch, de associatie Kemp-Maastricht en vice versa was sterk. En zo kwam het dat ik lang geleden eens, bij het bladeren in dat dikke, rode postcodeboek (altijd op zoek naar buitenissige straatnamen), ineens bezorgd bedacht: ze zullen in Maastricht toch wel een Pierre Kempstraat hebben? Ik zocht en vond niet.

Dat wekte mijn woede. Godmiljaar, dan hèbben ze daar in het diepe zuiden eindelijk eens een groot kunstenaar in hun midden, en dan zijn ze nog te beroerd om hem te eren. En ik dacht aan Valkenburg en Jan Hanlo, en aan zoveel meer miskenden.

In ieder geval: het bleef me steken. Ik lag er niet van wakker, maar toch, iedere keer als ik Kemp onder ogen kreeg, vulden fiolen zich met toorn en had ik die graag uitgegoten over de domme hoofden der Maastrichtse bestuurderen. Een profeet wordt in zijn vaderstad niet geëerd, en grote dichters evenmin.

Allez, de jaren verstreken en op zekere dag vernam ik dat Wil L., destijds directeur bij het ROC Midden-Brabant en iemand met wie ik uit hoofde mijner functie regelmatig contact had inzake volwasseneneducatie, benoemd was bij de gemeente Maastricht. Iets heel hoogs bij de dienst Welzijn, Cultuur en nog zo het een en ander. Ha, dacht ik, dan zal die belangrijke Wil zijn invloed prima kunnen aanwenden om het historisch onrecht inzake Pierre Kemp ongedaan te maken. Straatnaamgeving zal wel onder Cultuur vallen, dus kat-in-het-bakkie. En ik schreef hem een lange brief waarin ik aandrong op een doeltreffende actie van hem in dezen.

Ik hoorde er niets meer van.

Toen geschiedde het dat de eminente Gerd L. benoemd werd tot burgemeester van Maastricht.

Ha, dacht ik, dat is bingo! En ik herhaalde mijn verzoek betreffende Kemp. Nu zal het zeker goed komen, meende ik.

Het kan raar lopen in een menschenleven, want niet lang daarna ging ik zelf in Maastricht werken. Op het kabinet van de burgemeester. En neemt u maar van mij aan dat een kabinetsmedewerker een heel belangrijke ambtenaar is binnen de gemeentelijke organisatie! Iemand die aan bepaalde touwtjes kan trekken, waarna een ambtenaar elders ineens rare bewegingen gaat maken. Zijns ondanks.

Goed, reeds op mijn eerste werkdag vroeg ik op hoge toon om het dossier over de straatnaamgeving. Eerbiedig werd het mij aangereikt. En ik zag en las, dat ik mij al ruim 15 jaar ten onrechte had opgewonden, want in 1986 had de gemeenteraad ter gelegenheid van de honderdste geboortedag van Pierre Kemp besloten (een deel van) het stadspark de naam ‘Kempland’ te geven. Eigenlijk zou dat moeten zijn ‘Kemp-land’, maar alla.

Een mooi en goed besluit, eindelijk. Tien jaar eerder had de Stichting Pierre Kemp verzocht om de naam ‘Aldenhofpark’ te vervangen door ‘Kemp-land’, maar dat was toen afgewezen. (Het is toch om uit je vel te springen!)

Vervolgens, in 1986, wil de gemeente wèl wat doen, en zoals dat vaak gaat met gemeentebesturen: ze hebben het weer eens slechts half begrepen. In de raadsvergadering van 1 april 1986 komt het voorstel aan de orde om het parkgedeelte, omsloten door de Graanmarkt, de Maasboulevard, de Prins Bisschopsingel, de Sint Pieterskade en de O.L. Vrouwewal, de naam te geven ‘Pierre Kemp-park’.

Nou, dat is toch prachtig?, zult u zeggen. Nee, lieve lezer, dat is maar half prachtig, want eerst die naam ‘Kemp-land’ was ten volle prachtig. Die naam immers verwijst naar een in dit verband zeer essentieel gedicht van Pierre Kemp: ‘Woede over een aardbol zonder Kemp-land’.

Kemp schreef dit gedicht in 1953. Ik citeer uit een brief van zijn hand d.d. 11 november 1953 het volgende: “Het is wel een gekke dag, die 11e van de 11e maand, maar dit mag mij toch niet beletten u een zeer serieus gedicht te laten toekomen. Uit de tijd, dat u zich nader hebt kunnen bezighouden met geografie, zult u zich nog wel het Enderby en het Kemp-land aan de Zuidpool herinneren. De rijke reders, de gebroeders Enderby uit London -ik schrijf als volbloed Engelsman nooit Londen- zonden in 1833 meerdere vaartuigen naar de Zuidpoolstreken. Het geheel stond onder leiding van Biscoe, die ook iets aan de Zuidpool heeft, en een der vaartuigen stond onder de orders van Kemp, die het land naar hem genoemd ontdekte, -wat een geweldige parentage heb ik toch, vindt u niet- , maar als volbloed Engelsman moet je daarover kunnen beschikken. Zolang dat Kemp-land nu maar op die aardbollen stond, was alles goed en kon ik rustig gaan slapen. Dat hield op, toen ik er een zag, waarop meergemeld land niet meer voor kwam, gelijktijdig met Zuidpoolkaarten, waar het ook ontbrak. Toen was de bok vet en ben ik naar Fernand gegaan en liet mij bij hem Beethoven’s ‘Wut um den verlorenen Groschen’ voorspelen. F. zag mijn ogen stilaan vochtig worden en later de tranen langs mijn wangen biggelen en vroeg mij welk leed mij toch deerde. Om niet kinderachtig te schijnen en te zeggen, dat ik van woede schreide, vertelde ik hem, dat een der Muzen mij ontrouw was geworden en dat ik er nu nog maar acht over had. (…) Enfin, ik heb nu ook mijne speciale woede en ééne, die veel dieper ingrijpt dan de Groschen van Beethoven en de drachme uit het Nieuwe Testament.”

Het gedicht zelf is te lang om hier volledig weer te geven Ik beperk me tot de laatste vier regels:

En draai nu maar Aarde zonder K,

zonder E, zonder M en zonder P!

Ik kijk je, als onwaardig, toch niet meer na,

sinds Ik niet meer draai mee!!!

Welnu, ieder die een greintje gevoel heeft voor poëzie, zal onmiddellijk instemmen met het idee van de Stichting Pierre Kemp om een deel van het stadspark ‘Kemp-land’ te noemen. Maar je hebt altijd ambtenaren, en de meesten hunner ontberen dat genoemde greintje. Er kwam dus op 1 april 1986 een voorstel ter tafel om het bedoelde deel van het park om te dopen in ‘Pierre Kemp-park’.

Gelukkig had het stichtingsbestuur een der raadsleden, mevrouw Ceha-Konings, goed geïnstrueerd. Zij verklaarde, legde uit, en diende een amendement in. Eerst nog wat gedimdam over de vraag of het niet beter is de zaak aan te houden tot de volgende vergadering, en een laatste poging van de voorzitter (burgemeester Houben):

“Ik begrijp dat er maar een geringe belangstelling voor aanhouding bestaat, dat men nu een beslissing wil nemen. Ik wil nog één poging doen ten faveure van het voorstel van ons college. De naam Kempland zegt alleen de ingewijden iets. Anderen zullen de naam associëren met woorden als kemphaan en dergelijke. In het stadspark hebben we verschillende personen, onder wie mgr. Nolens, Aldendorf en anderen. Nu hebben wij bewust de naam Pierre Kemp, met voornaam, gekozen omdat er ook andere personen met de naam Kemp in de literatuur bekend zijn geraakt.”

Maar ook deze laatste poging lijdt schipbreuk: bij handopsteken wordt het amendement van mevrouw Ceha aanvaard.

Kempland werd het dus.

Uiteraard.

 

Norbert de Vries: Kemp natuurlijk I

Mijmeringen over Pierre Kemp uit mijn Maastrichtse tijd

fleursdumal.nl magazine

More in: Kemp, Pierre, Norbert de Vries


Open de kooien van de kunst: gedichttekeningen van Lucebert

Cobra Museum Amstelveen

Open de kooien van de kunst:

gedichttekeningen van Lucebert

until 9 september 2012

Lucebert (1924-1994 – ps. van Lubertus Jacobus Swaanswijk) wordt gezien als een van Nederlands grootste kunstenaars. Hij was dichter, beeldend kunstenaar, fotograaf; ongekend veelzijdig en zeer productief. Als dichter speelde hij een vernieuwende rol in de revolutionaire literaire beweging de Vijftigers en als dubbeltalent in de Cobra-beweging die een doorbraak in de moderne kunst teweegbracht. Zijn beeldend werk en gedichten zijn verfrissend origineel, weerspiegelen actie en vitaliteit en zijn daardoor overrompelend actueel. Van alle moderne dichters had hij bovendien grote, misschien wel de grootste, invloed op onze taal.

Open de kooien van de kunst is gewijd aan een tot dusver nauwelijks belicht aspect van Luceberts oeuvre: de gedichttekeningen. In veel vroege gedichten van dichter-tekenaar Lucebert (1924-1994) is er een organische wisselwerking tussen de woorden van het gedicht en de spontaan gemaakte figuren in diverse technieken (van inkt en verf tot collages) in de marges of over het blad. Ook van een aantal latere gedichten bestaan varianten met een opzettelijke interactie met de beeldtaal. In zijn genre-overstijgende gedichttekeningen maakt Lucebert een fascinerende cross-over tussen woord en beeld, taal en kleur. Samensteller Erik Slagter bracht ruim vijfenzestig gedichttekeningen van Lucebert bijeen in Open de kooien van de kunst. In deze gedichttekeningen komt de veelzijdigheid van Luceberts vernieuwende woord- en beeldtaal prachtig tot uitdrukking. In de bibliografische beschrijving van deze gedichttekeningen geeft Erik Slagter dit aspect een plaats in het oeuvre van Lucebert.

Open de kooien van de kunst verschijnt ter gelegenheid van de gelijknamige tentoonstelling in het Cobra Museum in Amstelveen (8 mei- 9 september 2012). Paperback, 144 pagina’s, met ca. 80 (kleuren)afbeeldingen. ISBN: 978-90-77767-33-7 € 24,50

 

Lucebert, drukwerk voor anderen: Lucebert heeft, vooral in zijn vroege jaren, in opdracht en op verzoek tal van omslagontwerpen voor boeken van andere schrijvers gemaakt. Daarnaast tekende hij in de jaren vijftig regelmatig boek- en tijdschriftillustraties en maakte hij in later jaren tekeningen voor affiches van maatschappelijke instellingen.

Lucebert, drukwerk voor anderen bevat een overzicht van dit illustratieve werk. Vrijwel onvindbare tekeningen die Lucebert maakte voor bv. Het Parool en de Haagse post, worden met meer of minder bekende boekomslagen voor andere dichters en schrijvers (Campert, Kousbroek, Schierbeek e.v.a.) beschreven én afgebeeld. Paul van Capelleveen, conservator van de Koninklijke Bibliotheek, maakte een becommentarieerde en aantrekkelijk geschreven bibliografie van Luceberts drukwerk voor anderen, wonderschoon vormgegeven door Huug Schipper.

Lucebert, drukwerk voor anderen verschijnt ter gelegenheid van de tentoonstelling Open de kooien van de kunst in het Cobra Museum in Amstelveen (8 mei- 9 september 2012). In deze tentoonstelling worden ruim dertig illustraties getoond die Lucebert voor anderen heeft gemaakt. 144 pagina’s, met ca. 250 (kleuren)afbeeldingen. ISBN: 978-90-77767-35-1 € 24,50

Zolang de lijm niet loslaat: Tijdens een voordracht in 1951 presenteerde Lucebert (1924-1994) zich met een woordenboek (de Van Dale?) in de hand als ‘vandaal’ van de Nederlandse taal. Niettemin is bekend dat hij bij het schrijven van zijn poëzie vaak gebruikmaakte van woordenboeken.

Ruim een halve eeuw later wordt duidelijk dat Lucebert van alle moderne dichters misschien wel de grootste invloed op de hedendaagse taal heeft gehad. Het Nederlands heeft tal van gevleugelde woorden aan hem te danken en sommige van Luceberts taalscheppingen worden tot het bezonken talige erfgoed gerekend en staan inmiddels zelf in de Dikke Van Dale, zoals overal zanikt bagger en alles van waarde is weerloos. In Zolang de lijm niet loslaat bespreekt Ton den Boon (hoofdredacteur van de Dikke Van Dale) niet alleen Luceberts houding ten aanzien van het woordenboek, maar beschrijft hij bovendien de schatplichtigheid van het Nederlands aan deze grote dichter en laat hij zien hoe Lucebert in zijn gedichten woorden en uitdrukkingen heeft gecreëerd en/of herontdekt die vervolgens een eigen leven zijn gaan leiden in onze taal.

Zolang de lijm niet loslaat verschijnt mede naar aanleiding van de tentoonstelling Open de kooien van de kunst in het Cobra Museum in Amstelveen (8 mei- 9 september 2012).

72 pagina’s, met kleurenreproducties van enige niet eerder gepubliceerde tekeningen van Lucebert. ISBN: 978-90-77767-34-4 € 17,50

De drie de uitgaven zijn paperbacks met flappen (formaat 17 x 24) en vormen uit het oogpunt van hun vormgeving een kleine reeks.

De tentoonstelling Open de kooien van de kunst in het Cobra Museum: Luceberts gedichttekeningen uit de periode 1949-1994 zijn verrassend veelzijdig in woord- en beeldtaal. Ook de expositie is daarom veelzijdig van opzet. Zo komt er een dichterskooi geïnspireerd op de ‘dichterskooi’ waarin de literaire experimentelen zich in november 1949 in het Stedelijk Museum Amsterdam verschansten. Behalve de gedichttekeningen worden liber amicora getoond (unica gemaakt voor vrienden), alsmede het gedrukte grafische werk dat voor anderen ontstond. Voorts wordt een aantal originele boekjes uit de collectie van het Stedelijk, die in het najaar 2011 door uitgeverij De Bezige Bij in facsimile zijn uitgebracht, getoond. Behalve het Stedelijk Museum Amsterdam zijn het Goethe-Instituut Nederland, Karel Appel Foundation en de erven Lucebert belangrijke bruikleengevers. Het Letterkundig Museum uit Den Haag draagt bij met documentatie. De tentoonstelling is een initiatief van kunsthistoricus en auteur Erik Slagter.

Cobra Museum Amstelveen

Open de kooien van de kunst:

gedichttekeningen van Lucebert

until 9 september 2012

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive K-L, Archive K-L, Art & Literature News, FDM Art Gallery, Lucebert, Lucebert


Musici en dichters aan huis in Maastricht

Musici en dichters aan huis in Maastricht

zondag 13 mei 2012 – aanvang 12:30

Muziek en poëzie

Op zondagmiddag 13 mei verzorgen zeven musici (waaronder een duo) van het Conservatorium Maastricht én zes dichters een intieme voordracht met muziek en poëzie in zes Maastrichtse huiskamers in de nabije omgeving van Conservatorium Maastricht.

Benno Barnard, Frans Budé, Emma Crebolder, Quirien van Haelen, Paul Hermans en Hagar Peeters komen uit alle windstreken om zondagmiddag 13 mei voor te dragen uit eigen werk. Iedere dichter zorgt met samen met een student of alumnus van het Conservatorium Maastricht voor een muzikale poëtische voorstelling in intieme setting.

Het openingsconcert vindt plaats om 12.30 uur in de Willem Hijstekzaal van het Conservatorium. Masterstudent Jesse Passenier combineert samen met zijn Broad Music Orchestra op een prachtige manier poëzie, klassieke muziek en jazz/pop muziek in hun voorstelling ‘Nos Pères’. Het orkest bestaat veelal uit alumni en studenten van het Conservatorium.

Na de opening in het Conservatorium, beginnen de voordrachten om 14.00 uur en 15.30 uur in zes Maastrichtse huiskamers nabij het Conservatorium. U kiest twee van de zes voorstellingen uit en stelt daarmee uw eigen route samen. Tijdens elke voordracht luistert u ongeveer 15 minuten naar muziek en 15 minuten naar poëzie. Daarna is er nog gelegenheid tot een kort gesprek met de dichter en de musicus, waarna u een andere locatie kunt bezoeken.

Toegang en reserveren: Kaarten (die tevens het programma en een plattegrond bevatten) zijn op de dag zelf te koop aan de balie van Conservatorium Maastricht, Bonnefantenstraat 15, Maastricht. Ook kunt u vooraf per e-mail reserveren: reservering.conservatorium@zuyd.nl. Een passe-partout kost €15; voor studenten op vertoon van studentenkaart €5. Het passe-partout geeft toegang tot het openingsconcert én twee optredens van een dichter/ musicus op locatie. Een los ticket voor het openingsconcert kost €7,50.

Dichter Leo Herberghs schreef speciaal voor het jubilerend Conservatorium Maastricht een gedicht. Het is tot eind 2012 te bewonderen: het prijkt levensgroot op de zijgevel van het hoofdgebouw aan de Bonnefantenstraat 15. Ook vanaf het Academieplein is het goed zichtbaar.

Musici en dichters aan huis in Maastricht zondag 13 mei 2012

fleursdumal.nl magazine

More in: Art & Literature News, Literary Events, Peeters, Hagar, The talk of the town


Jan Campert: Het lied der achttien doden

Jan Campert

(1902- 1943)

 

Het lied der achttien doden

Een cel is maar twee meter lang

en nauw twee meter breed,

wel kleiner nog is het stuk grond,

dat ik nu nog niet weet,

maar waar ik naamloos rusten zal,

mijn makkers bovendien,

wij waren achttien in getal,

geen zal de avond zien.

 

O lieflijkheid van licht en land,

van Hollands vrije kust,

eens door de vijand overmand

had ik geen uur meer rust.

Wat kan een man oprecht en trouw,

nog doen in zulk een tijd ?

Hij kust zijn kind, hij kust zijn vrouw

en strijd den ijlden strijd.

 

Ik wist de taak die ik begon,

een taak van moeite zwaar,

maar ‘t hart dat het niet laten kon

schuwt nimmer het gevaar;

het weet hoe eenmaal in dit land

de vrijheid werd geëerd,

voordat de vloekbre schennershand

het anders heeft begeerd.

 

Voordat die eeden breekt en bralt

het miss’lijk stuk bestond

en Holland’s landen binnenvalt

en brandschat zijnen grond;

voordat die aanspraak maakt op eer

en zulk Germaans gerief

ons volk dwong onder zijn beheer

en plunderde als een dief.

 

De Rattenvanger van Berlijn

pijpt nu zijn melodie, –

zoo waar als ik straks dood zal zijn,

de liefste niet meer zie

en niet meer breken zal het brood

en slapen mag met haar –

verwerp al wat hij biedt of bood

die sluwe vogelaar.

 

Gedenk die deze woorden leest

mijn makkers in den nood

en die hen nastaan ‘t allermeest

in hunnen rampspoed groot,

gelijk ook wij hebben gedacht

aan eigen land en volk –

er daagt een dag na elke nacht,

voorbij trekt iedre wolk.

 

Ik zie hoe ‘t eerste morgenlicht

door ‘t hooge venster draalt.

Mijn God, maak mij het sterven licht –

en zoo ik heb gefaald

gelijk een elk wel falen kan,

schenk mijn dan Uw genâ,

opdat ik heenga als een man

als ik voor de loopen sta.

Jan Campert (1902-1943): Nederlands letterkundige, journalist en dichter, werd gearresteerd wegens hulp aan joden en ter dood gebracht te Neuengamme. Toen Campert op 5 maart 1941 de Duitse bekendmaking las over de voltrokken doodvonnissen van vijftien verzetslieden van de illegale groep De Geuzen en drie stakers van de Februaristaking, schreef hij het gedicht De achttien dooden.

Bernardus IJzerdraad (49 jaar), gobelinrestaurateur

Jan Kijne (46 jaar), vertegenwoordiger

Ary Kop (40 jaar), verzekeringsagent

Jacob van der Ende (22 jaar), schilder

Leendert Keesmaat (29 jaar), onderwijzer

Hendrik Wielenga (37 jaar), electrotechnicus

Johannes Smit (30 jaar), monteur

Frans Rietveld (36 jaar), slijper

Leendert Langstraat (31 jaar), machinebankwerker

Jan Wernard van den Bergh (47 jaar), slijper

Albertus Johannes de Haas (37 jaar), metaalgieter

Reijer Bastiaan van der Borden (32 jaar), hulppolitieagent

Nicolaas Arie van der Burg (36 jaar), vertegenwoordiger

George de Boon (21 jaar), metaalbewerker

Dirk Kouvenhoven (24 jaar), stoker

E. Hellendoorn

Hermanus Mattheus Hendricus Coenradi, elektricien

J. Eyl

 

Jan Campert poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: *War Poetry Archive, Archive C-D, Campert, Remco, REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS


Norbert de Vries: De Muzen van Kemp. Over Pierre Kemp

Norbert de Vries

De Muzen van Kemp

Over Pierre Kemp

Pierre Kemp heeft diverse Muzen gekend. Hij ontmoette ze bijvoorbeeld in de trein, en schreef gedichten over en voor hen. Deze gedichten waren, volgens schriftelijke mededeling van Kemp aan Karel Reijnders (zie zijn verhandeling “Romanie oftewel eros en emeritus”), in eerste instantie bestemd voor ‘intern gebruik’. De zogenaamde Muzengedichten staan vol ‘saillante details’ en verwijzingen naar gesprekken, voorvallen en accessoires die door het vrolijke forensengezelschap onmiddellijk zullen zijn herkend, maar waarvan de betekenis de buitenstaander veelal zal ontgaan. Inderdaad, gedichten die met name voor de insiders genietbaar zijn.

In zijn bovengenoemd artikel verklaart Reijnders de identiteit van de Muzen niet te kennen. Wel concludeert hij, op grond van het feit dat Kemp vanaf omstreeks 1948 aan “Romanie” gewerkt heeft en dat hij per 1 januari 1945 met pensioen ging en na die datum nauwelijks nog reisde, dat Romanie geen ‘trein-Muze’ geweest zal zijn.

Romanie is een gedicht van bijna 940 regels waaraan Kemp hard heeft gewerkt (er zijn meerdere versies bewaard gebleven), en dat als zodanig nooit is gepubliceerd. Het is nadien gesplitst in twee wel gepubliceerde gedichten, namelijk Tzigane en Franse les in een korenveld. Deze beide gedichten staan in de bundel Au pays du tendre Mosan (1961). Overigens zij vermeld, dat in die bundel ook de Namiddag van een stille katholiek en Elegie om het verlies van 10 kilo sex-appeal staan, twee gedichten waarin de trein-Muzen prominent aanwezig zijn.

Waarom bleven de Muzen anoniem? Reijnders wijst er op de inspiratrices van de ‘ondeugend-erotische verhaalverzinsels in versvorm’ niet graag in ruimere kring hun identiteit onthuld zagen. De mensen mochten eens denken dat zij onoorbare dingen deden in die trein. In een niet gepubliceerd gedicht bezingt Kemp de Muze immers als volgt:

Muze

‘simple comme bonjour’….

Wat doe je toch de hele dag?

Ik zwem

voor hem

in de zonneschijn

of langs het zilvermaan-gordijn

en lach

dan zonder stem

en zo bevredig ik hem!

(variant: en dat bevredigt hem!)

Kemp beschouwde de materie ook zodanig delicaat, dat hij zelfs voor zijn beste vrienden, onder wie Reijnders, de identiteit van zijn Muzen geheim hield. Toch wilde hij die geheimhouding niet voor altijd in stand houden. Later, na zijn dood, mochten de Muzen met naam en toenaam bekend worden. Ik citeer hier een brief die Kemp op 18 september 1955 aan de Muze van de gedichten Tzigane en Franse les in een korenveld zond.

Hooggeachte Mya Maas-Brennenraedts,

Misschien is het volgende al niet aan Uw aandacht ontsnapt.

De afdruk van ‘Tzigane’, die ik U aanbood, is eigenlijk een certificaat, om het eens zo te noemen. Er staat nl. niet: “Voor M.B. wegens het medeleven met Romanie”, maar wel “Aan M.B. enz. enz.”

Als ik er vroeger of later eens niet meer ben, kunt U met die afdruk van “Tzigane” en dit briefje altijd aantonen, dat dit gedicht inderdaad aan U is opgedragen.

Bij leven kan ik dit niet zo tot uitdrukking brengen, en mijn complete dichtwerken – als er zich ooit een of meerdere uitgevers ter wille van de Nederlandse letteren aan verdienstelijk willen maken en willen bijleggen – krijg ik zelf nooit te zien.

Na zulke plechtige regels als voorgaande, eindig ik met de beste wensen voor Uw gezondheid en alle succes voor Uw werk.

Met vriendelijke groeten

Pierre Kemp

Kemp heeft over Romanie ( en de beide grote gedichte die daaruit zijn voortgekomen) diverse keren met Mya Brennenraedts gecorrespondeerd. Hij heeft haar zelfs gevraagd om de naam van de vrouwelijke hoofdpersoon te kiezen. Mya voelde zich hierover ‘niet weinig gevleid’, maar zag toch allerlei problemen: hoeveel lettergrepen moest de naam hebben, enzovoorts. Toen Kemp de naam ‘Romanie’ voorstelde ging ze onmiddellijk akkoord. In een brief van 11 augustus 1948 schrijft ze; “De naam “Romanie” voor de heldin van het Havergedicht lijkt me echt de geschiktste.”

(tussen haakjes: in eerste instantie was er sprake van een haverveld; in de gepubliceerde versie is dat een korenveld)

Naar mijn mening was Mya Maas-Brennenraedts een zeer belangrijke Muze voor Kemp. Misschien was ze wel zijn belangrijkste Muze. Anders dan de trein-Muzen, die hij dagelijks zag, heeft hij haar zelden in persoon ontmoet; hun verhouding was vooral een epistolaire.

Zij zond hem met haar brieven soms ook een stukje stof van een nieuwe japon, of een foto. Twee van die foto’s zijn heel bepalend voor Romanie; ze doorbraken de impasse waar Kemp toen ten aanzien van dat gedicht toen in verkeerde. De ene foto toont Mya met een Italiaanse vriendin aan de rand van een haverveld, op de andere foto zien we Mya die in het zwembad (en in badpak) languit in het gras ligt, terwijl ze in een lesboek studeert (een lesboek voor Franse correspondentie).

Er is in het verzameld werk van Kemp nog een ‘Petite suite pour Marguérite” te vinden (gepubliceerd in 1954). Deze ‘suite’ omvat 10 gedichten die alle zijn geschreven op basis van prozateksten waarin Mya Brennenraedts herinneringen aan haar jeugd ophaalt. Kemp had haar gevraagd om die geschreven herinneringen.

Het zijn zeker niet zijn beste gedichten. Je ziet, als je de gedichten naast de teksten van Mya legt, dat het poëtisch gehalte bedroevend laag is: tamelijk rechttoe-rechtaaan is de jeugdherinnering van de een omgezet in een gedicht van de ander.

Laat ik tot slot Mya citeren uit een tekst die de titel van de suite verklaart. Mya (Maria) was in haar jonge jaren erg ongelukkig over haar naam. Ze wilde een meer bijzondere naam. Toen ze op de lagere school kwam, sloeg ze haar slag.

“Nadat wij onze manteltjes netjes in de gang aan een haakje hadden gehangen, kregen wij onze plaatsen aangewezen. De mijne natuurlijk weer vooraan, de eerste bank! Dat heb je ervan, als je klein bent voor je leeftijd. En toen kwam het. Eén voor één moesten we hardop onze naam noemen, die door de nieuwe juffrouw werd genoteerd. Het hart klopte me in de keel, het bloed steeg me naar het hoofd, maar het was nú of nooit! “Margaretha”, zei ik. Ik stierf haast van schrik toen achter mij fluisterstemmen klonken. “Niet waar, zo heet je niet. Juffrouw, zo heet ze niet.” Een por in mijn rug zette kracht bij aan deze rectificatie. Ik had buiten de meisjes gerekend die met mij de kleuterschool hadden verlaten, om naar ‘de grote school’ te gaan. Gelukkig waren ze nog een beetje timide. En omdat de juffrouw op hun gefluister niet inging, durfden ze het niet hardop te verkondigen! De beurten gingen gewoon door, en ik zat, als Margaretha geboekstaafd, op de eerste bank.”

Een tijdlang ging ze aldus onder twee verschillende roepnamen door het leven: op school was het Margaretha en thuis Maria. Maar het bedrog kwam uit toen de moeder eens verlof vroeg voor haar dochter. Ten overstaan van de ginnegappende klas werd ze toen officieel ‘herdoopt’.

Het verhaal heeft nog een staartje, want in de vijfde klas werd ze door de zuster van die klas Grèta genoemd. Prompt gingen er vingers omhoog: zo heet ze niet! “Ach”, zei de zuster, “de juffrouw van de eerste klas noemde haar altijd zo, en dan doe ik het ook maar”, zeer tot ongenoegen van de latere Muze.

Een aardig gegeven, zou ik denken, voor een speels Kemp-gedicht, maar zie wat een slap versje hij er van maakte.

Liever Marguérite

Zovele bloempjes naar Maria heten.

Ik kan niet wandelen of staan,

overal kijken niet te tellen ongeweten

Maria-variëteiten me aan.

Ik ben een tuinbloem. Wilt dit niet vergeten!

Breed is mijn witte krans, mijn hart goud-geel.

‘k Wil als de grootste margerieten heten,

dit is mijn recht, dus zij ’t mijn deel.

Graag zal ik met de madeliefjes spelen,

’t zijn kindertjes van mij. Maar vergeet niet,

wilt gij mijn vriendschap blijven delen,

mijn naam is voortaan: Marguérite!

 

Norbert de Vries over Pierre Kemp (Maastricht 2008)

fleursdumal.nl magazine

More in: Kemp, Pierre, Norbert de Vries


Norbert de Vries: De Tocht. Over Pierre Kemp

story z

Norbert de Vries

De Tocht

Over Pierre Kemp

Het zou een groots opgezet dichtwerk worden dat hij zou hebben opgedragen aan pater Van Well. Hij heeft er jarenlang hard aan gewerkt (van 1915 tot 1922/23). Het telt 43 getypte pagina’s. Maar helaas, het geheel is in zijn nagelaten papieren terug te vinden met een wikkel eromheen waarop Pierre Kemp geschreven had: ‘Fragmenten van een mislukte Dantiade’.

Inderdaad, Kemp heeft als jong dichter het plan gehad om naar het voorbeeld van Dante een religieus meesterwerk te dichten waarin een tocht beschreven wordt langs hel, vagevuur (plaats van loutering), en paradijs.

Aldus begint Kemps ‘Commedia’ (als ik die zo noemen mag):

 

Het Kathedraal-Paleis

Een donkere wachter stond aan bronzen poort,

die op zijn wenk ging open, dicht en door ‘t

portaal van paars porfier klonk dof en drong

de donkere booggang in van het sluiten: “Gong”!

Het was of ik zacht op harpen liep,

wier snarentrillen uit de wanden riep

een nieuw geslacht van wijzen-blij, wijl ik

hun eeuwige stilte stoorde een ogenblik.

De grootste gang leidde naar een stil vertrek.

Daar zat een man, dicht bij een boekenrek,

aan effen tafel, keek naar het behang

dat zich bewoog en dit beweeg gezang.

Die man scheen donker, zijn gewaad was zwart,

maar daarin brandde als gouden lamp zijn hart,

waarvan de vlam zijn ziel op zang verliefde.

Toen zag ik hem mij ziende, want hij hief ‘t

gelaat terzijde en keek mij peinzend aan

tot hij glimlachend naast zijn stoel ging staan

en reikend mij de hand zich vriendelijk boog

en vroeg, waar ik zo laat nog henentoog.

Ik zei: “Mijmerend doolde ik door mijn tuin.

Er viel een ster, gelijk een appel schuin

valt door den boom, geluidloos neer op het perk.

Een donker licht scheen, waar zij, diep in het zwerk,

begon haar kort bestaan van lijnige vlam,

die in de dampkring om te sterven kwam.

Ik had geen rust, geen lust, noch slaap, noch droom

en leek een ding, dat willoos op een stroom

drijft, tot dit kathedraal-paleis mij schrok

door het doffe bonzen van zijn bronzen klok.”

 

Wel, lezer, wat dunkt u van deze regelen? Ik vind het verschrikkelijk pompeus allemaal. Maar toch, maar toch…

Die vijfde regel is puur Kempisch. We vinden hem terug in het op 14 november 1948 geschreven gedicht ‘Verloren componist’ dat aldus eindigt:

 

Lees straks mijn verzen maar en kijk

naar de enkele schilderijen, die ik schiep;

is dat niet alles of ik over harpen liep

toen ik mijn weg zocht naar het Eeuwige Rijk?

Ook puur Kempisch zijn de regels over de vallende ster en de appel in de tuin. “Lijnige vlam die in de dampkring om te sterven kwam’ dat is toch ware poëzie, nietwaar?

Dit is het gevoel dat ik bij het lezen van De Tocht heb: de echte Kemp schijnt her en der door alle bombast heen; af en toe zie je een glimp van de latere, grote dichter.

Hier en daar lees je passages die je bijvoorbeeld aan Gezelle of Gorter doen denken. Neem bijvoorbeeld de volgende regels op pagina 5 (uit Het Gele Land):

Hoort gij niet die muziek zo hel en ver,

in ruizelende suizeling, of er

uit zakken kleine zilvermuntjes rollen,

die tinkelende duiken in een bolle

kristallen schaal? Of kralen klateren? Risten

geluidjes-buitjes? Een harmonisch twisten

van muggen, zingend luid hun kleine veten

uit in een hete nacht. En vlugge beten

van vogeltjes, die zaadjes van geluid

pikken in kooitjes, meer nog morsen uit

hun bakjes, dan ze met hun bekjes pellen.

Ook een geschoven dans van kleine schellen,

door wind geschudde kleine drupjes dauw,

gebonden aan een héél broos webbetouw,

dat met nog honderde andere draden trilt

met het witte spingewin in morgenkilt!

Is dat een brief muziek, een verre groet

gelijk de liefste aan haar liefste doet!

 

Ik voel me bij het lezen Mei-lijk, Gezellig en Gorteriaans, en tegelijk voel ik Kemp zelf in het geluid van gemorst vogelzaad, of liever: zaadjes van geluid, en vooral in die brief muziek.

De Mei heb ik nooit uit kunnen lezen (ik beken het met een blos van schaamte), en ook De Tocht heb ik niet voltooid. Het is te veel van het goede, en vooral ook het minder goede.

Maar toch, maar toch…..

Het is toch ook mooi om te zien hoe Kemp geworsteld heeft met zijn Tocht.

Neem de vraag hoe je zo’n onderneming aanvangt.

Bij Dante zien we hoe de ik-figuur is verdwaald en zich in een huiveringwekkend donker woud bevindt. Dan bereikt hij een heuvel die hij opklimt, terwijl angstaanjagende beesten hem omringen. Hij ziet iemand en roept om hulp. Het is Vergilius die hem antwoordt, en hem tot gids zal dienen op zijn verdere tocht.

Pierre Kemp heeft – zo blijkt uit zijn aantekeningen – aanvankelijk aan een veel minder dramatisch begin van de tocht gedacht: geen panter, leeuw en wolvin, geen angstige dwaling door een donker bos, maar een onbekommerde wandeling door de idyllische contreien van Zuid-Limburg:

“De tocht begint op 15 Oct. (prachtig herfsttafereel, blik over Limburgsch landschap, daarna ingang in de mergelgrot die afscheidt van de aardsche wereld). Terwijl de dichter voortschrijdt en in het halfduister zich op een mergelstuk neerzet en uitrust en met zijn stok in het mergelzand begint te teekenen, teekent hij ook de kelk en de hostie, als zijnde een van zijn intiemste en geliefdste gedachten en terwijl hij het kruis teekent en daarbij een groet doet aan het Allerheiligste Sacrament, tikt iemand hem op den schouder. Hij kijkt om en ziet een lichtende gedaante die hem wenkt te volgen. Hij volgt haar niet angstig en meent in de gedaante te herkennen St. Teresia, die in de wereld zoo en zoo heet, zie boek.”

Enfin, de aantekeningen gaan verder, maar het beeld zal u duidelijk zijn: een zwaar katholieke tocht onder leiding van de heilige Theresia.

In de latere versie van het gedicht is deze heilige niet meer te vinden; zij heeft plaats gemaakt voor De Deugd. En de tocht begint, zoals we boven zagen, niet meer met een wandeling en het bezoek aan een grot, maar met een vallende ster en het gevoel van willoos wegdrijven van de dichter.

De Tocht is nooit gepubliceerd. Terecht niet. Maar interessant is de mislukte reis wèl.

Norbert de Vries over Pierre Kemp (Maastricht 2008)

fleursdumal.nl magazine

More in: Kemp, Pierre, Norbert de Vries


Norbert de Vries: Het huis van een dichter. Over Pierre Kemp

Norbert de Vries

Het huis van een dichter

Over Pierre Kemp

Pierre Kemp woonde van 23 april 1929 tot zijn dood (in 1967) in het pand Turennestraat 21 te Maastricht. En, hoera, op zaterdag 1 december 2007 is er, op initiatief van Wiel Kusters en oud-burgemeester van Maastricht, Philip Houben, een plaquette onthuld die in de gevel van dit pand is aangebracht, en waarop het volgende te lezen en te zien is:

“Ik woon al lang in een huis van de lucht,

iets hoger dan de vogels in de bomen”

Hier woonde en werkte van 1928 tot 1967 de dichter Pierre Kemp

De geciteerde dichtregels zijn de beginregels van het gedicht Emeritaat. De slotregels zijn het ook waard om te worden vermeld. Na te hebben beschreven dat hij in zijn stille straat zelden bezoek krijgt, lezen we:

“Jeroen Bosch komt hier wel eens voorbij

en even rusten,

om te praten over de na-aperij

van onze Tuinen der Lusten.”

Na de onthulling van de plaquette was er een bijeenkomst waar Wiel Kusters en Fred van Leeuwen ieder een korte causerie hielden.

Kusters las op waar Kemp in zijn jeugd en na zijn huwelijk allemaal gewoond had: een lange lijst van (ik heb niet geteld, maar schat) ruim over de twintig adressen, waarvan verreweg de meeste in Wyck (het – kleinere – deel van Maastricht dat aan de oostelijke oever van de Maas ligt) te situeren zijn. Alleen al in de Rechtstraat (een van de mooiste straten van Maastricht, als u het mij vraagt) heeft hij op meer dan een handvol verschillende huisnummers gewoond.

Maar dan vestigt Kemp zich in 1929 met vrouw en drie zonen in de huurwoning aan de Turennestraat, en zal er bijna veertig jaar blijven wonen.

Ja, het jaar 1929 is een soort scharnierjaar voor Kemp.

Het is het jaar van zijn verhuizing naar de Turennestraat, het jaar waarin zijn gedicht Verbascum in het tijdschrift De Gemeenschap verscheen (en Kemp zelf beschouwde dit als het moment van zijn tweede debuut), en het jaar waarin hij brak met de katholieke kunstzuil.

In 1921 was Kemp toegetreden tot de Algemeene R.K. Kunstenaarsvereeniging, maar in 1929 zegde hij zijn lidmaatschap op, stellende dat “het voor alle kunst, de Rooms-Katholieke niet uitgezonderd, wenselijk is, dat de kunstenaar zijn eigen autonomie bewaart en niet met behulp van een collectiviteit, en in afhankelijkheid daarvan, omziet naar een goede pers, beloningen in geld of eretekens.”

Het huis van de dichter is gelegen in een soort protestantse ‘enclave’. De Turennestraat komt uit op het Sterreplein waar een kerkje stond van de (naar ik meen) gereformeerde gemeente. Het kerkgebouw is er nog, maar het dient thans tot atelier.

De huizen van de Turennestraat zijn gebouwd in ‘een soort van’ Amsterdamse Stijl. Als il het zeggen mag: een saai huis in een saaie, stille straat, maar wat geeft dat als de dichterlijk bewoner het kon betoveren. Ziehier wat Kemp in 1957 dichtte:

Kindertekening

Ik heb een kindertekening gehuurd

en woon daar nu in.

Het is er zeer stil en er wordt gegluurd

door de takken van potlood. Ik begin

me al goed te wennen en er komen

wat kinderen van school voorbij.

Ze schilderen op de bomen

rode appels voor mij.

Er is ook een meisje. Het spreekt mij aan:

‘zonder bladeren kunnen geen appels bestaan’.

Nu wordt de lucht nog blauwer blauw

en de zon draait met meer plezier.

Was je niet van papier,

praktisch kind, ik vroeg je tot vrouw!

Fred van Leeuwen (1925), een vriend van Kemp, wijst op diens ongeëvenaarde talent om alles te ‘verongewonen’. Hij ziet de dichter nog zitten in de voorkamer (de schuifdeuren naar de achterkamer waren altijd gesloten: dáár was het gezinsleven, maar de voorkamer was zijn werkkamer). Hij ontving er je, gezeten achter zijn bureau. Langs de wanden zijn boeken, gekaft in vliegerpapier. Al die kleuren hadden een schilderachtig of, zo u wilt, poëtisch effect, maar de achtergrond was heel praktisch, ja prozaïsch: als je je boeken kaftte, dan bleef het omslag fris en kon je de boeken later veel beter verkopen.

De werkkamer was, aldus Van Leeuwen, zijn ‘camera obscura’. Was voorheen de trein zijn ‘bewegende camera’, na zijn pensionering per 1 januari 1945, dichtte hij in zijn werkkamer, aan zijn bureau. Vanuit zijn kamer ziet hij naar de wereld. In de straat, in de boeken.

Ook kan het gebeuren dat hij in de kelder bezig is, en een ogenblik opkijkt:

Keldergat

Het blijft me een vreemd bekoren

daar bij het keldergat.

De zon heeft er in een web verloren

rood licht, in paars en groen gevat.

En voor de achtergrond van het fluiten

met het grommen van het stadsverkeer

gaan pijpen van broeken en kuiten

statig wandelen-doende heen en weer.

Een mooi gedichtje, zeker, maar ik vraag me af of er in de derde regel niet ‘weeft’ moet staan, in plaats van ‘heeft’. (Ik citeer uit het Verzameld Werk)

Van Leeuwen vertelde, dat het niet zo simpel was om met de oudere Kemp in contact te komen. Dat ging meestal via de introductie door een goede vriend van Kemp, en dan nog na het voeren van enige correspondentie. In huize Kemp was er namelijk geen telefoon, zodat een telefonische afspraak niet tot de mogelijkheden behoorde.

Kemp leed op latere leeftijd aan een hardnekkige oogkwaal; hij zag bij tijden zo weinig dat hij enkel met behulp van een arsenaal aan vergrootglazen en sterke lampen nog enigszins kon schrijven. Lees hoe de bijna blinde dichter zich, zelfs in die benarde omstandigheid, verheugen kon over het bezoek van vrienden:

Leven

Ik zie een seconde van een paar vrienden

en glimlach van onder mijn haar,

zo intens, als ik dit, oudgediende,

nog word gewaar.

De lucht in de kamer voel ik beven

en spartelen tegen de wand.

Dit kan, zo juist gaf leven en leven

elkander de volle hand.

Norbert de Vries over Pierre Kemp (Maastricht, 2007)

fleursdumal.nl magazine

More in: Kemp, Pierre, Norbert de Vries


Ramsey Nasr & Hagar Peeters in Poetry concert van Magogo

news z

Ramsey Nasr & Hagar Peeters

in Poetry concert van Magogo

Ramsey Nasr, Hagar Peeters en Cees van Raak brengen samen met Magogo Kamerorkest en sopraan Charlotte Schoeters een avond vol poëzie en klassieke muziek. De avond Poetry on a String vindt plaats op zaterdag 5 november vanaf 20:30 uur in Concertzaal Tilburg.

Schrijver, acteur, regisseur en Dichter des Vaderlands Ramsey Nasr wordt geroemd om zijn virtuoze gedichten waarin, onder de glans van melancholie, vileine krassen en barsten schuilgaan. Afgelopen zomer nog maakte hij grote indruk met zijn toespraak bij de Mars der Beschaving in Den Haag. De taal van dichteres Hagar Peeters is juist speels, subtiel en soms ook licht satirisch. Cees van Raak, Stadsdichter van Tilburg (2009 tot 2011), kijkt in zijn werken met een scherpe blik naar de gebeurtenissen in deze stad. Componist, dirigent en dichter Micha Hamel is gastdirigent deze avond; Poetry on a String belooft dan ook een bijzondere kruisbestuiving tussen grote talenten te worden. Woord en muziek smelten samen tot een sfeervol concert waarbij Magogo zich laat inspireren door prachtige poëzie en vice versa!

Magogo Kamerorkest is gevestigd in Tilburg en is sinds vijf jaar huisorkest van Concertzaal Tilburg. Magogo brengt zowel ‘puur klassieke’ concerten als ook cross-overs, waarin klassieke muziek de verbinding aangaat met een ander genre. Daarnaast biedt Magogo ruimte aan jonge talenten en speelt het orkest nieuw geschreven werk en arrangementen. De beleving van de muziek zoals Magogo die maakt, wordt versterkt door visuele elementen, verrassende intermezzo’s, spannende nieuwe composities en unieke gasten. Camera’s kruipen in het orkest, sfeerbeelden visualiseren de muziek, dirigent Arjan Tien en zijn enthousiaste musici vertellen vanaf het podium meer over de muziek.

Magogo Kamerorkest – Poetry on a String – dirigent: Micha Hamel | dichters: Ramsey Nasr, Hagar Peeters & Cees van Raak | sopraan: Charlotte Schoeters

Sibelius: Grevinnans Konterfej | Zemlinsky: Maiblumen blühten überall | Schoeck: Sommernacht | Vivaldi: La Tempesta di Madre | Janco Verduin: nieuw werk op gedicht van Ramsey Nasr

za 5 november – Concertzaal Tilburg 20:30 uur

Informatie: www.theaterstilburg.nl 

fleursdumal.nl magazine

More in: #Editors Choice Archiv, Literary Events, Peeters, Hagar, Raak, Cees van, Ramsey Nasr


Nederland leest V.U.R.R.U.K.K.U.L.L.U.K.

news z

Nederland leest

V.U.R.R.U.K.K.U.L.L.U.K.

Vanmorgen is de leesbevorderingscampagne Nederland Leest gestart vanuit de Openbare Bibliotheek Amsterdam. Het boek dat centraal staat dit jaar is Het leven is vurrukkulluk van Remco Campert. In aanwezigheid van de auteur, Philip Freriks, ambassadeur van Nederland Leest, en Alma Mathijsen, Campertfan en -kenner, is de campagne op ludieke wijze geopend.

De twaalf letters uit vurrukkulluk zijn op manshoogte nagemaakt, gesigneerd door Campert en daarna elk naar een bibliotheek in één van de twaalf provincies verzonden. Vanaf vandaag wordt Het leven is vurrukkulluk in een oplage van 719.750 exemplaren verspreid onder leden van de openbare bibliotheken in geheel Nederland.

Nederland Leest-tournee

Vanavond vindt ook de première plaats van de Nederland Leest-tournee. Vrijdagavond 21 oktober is Remco Campert in Theater De Stoep in Spijkenisse met Philip Freriks en Jan Mulder, 5 november in Bibliotheek Groningen en 13 november in BplusC/Het Leidse Volkshuis in Leiden met Freriks en Ronald Giphart en 15 november in Vrijhof Cultuurcentrum in Enschede met Freriks en Annejet van der Zijl. De tournee is geproduceerd in samenwerking met de plaatselijke openbare bibliotheken.

Nederland Leest op Nederland 2

Tijdens Nederland Leest (21 oktober t/m 18 november) lezen bekende en onbekende Nederlanders elke dag na middernacht op Nederland 2 een fragment voor uit Het leven is vurrukkulluk. Zelf leest Remco Campert in deze NTR productie het eerste hoofdstuk en de laatste pagina voor, gevolgd door onder anderen Kitty Courbois, Frans Weisz, Hadassah de Boer en Bennie Jolink. Cultura24 zendt vanaf 21 november het voorgelezen boek integraal uit in vier uitzendingen van een uur.

Andere Tijden uitzending verplaatst: De Andere Tijden (NTR/VPRO) uitzending van 22 oktober, ‘Vurrukkulluk was die tijd’, is vanwege het nieuws over Kadhafi verschoven naar zaterdagavond 29 oktober.

21-10-2011

fleursdumal.nl magazine

More in: - Book Lovers, - Book News, Archive C-D, Campert, Remco, Remco Campert


Nieuwe facsimile-editie unieke boekjes van Lucebert

news z

Nieuwe facsimile-editie

unieke boekjes van Lucebert

Het Stedelijk Museum presenteert in samenwerking met De Bezige Bij de officiële lancering van de facsimile-editie van een aantal unieke boekjes van Lucebert.

Lucebert maakte in de periode rond 1950 voor vrienden een aantal prachtige boekjes met gedichten, tekeningen en collages. Zeven boekjes, die zijn ondergebracht in de collectie van het Stedelijk Museum en in privécollecties, verschijnen eind september in een schitterende facsimile-editie. Wat de boekjes extra bijzonder maakt is dat ze samen zevenentwintig nooit eerder gepubliceerde gedichten bevatten.

Op zondagmiddag 25 september zal deze bijzondere uitgave worden gepresenteerd in het Stedelijk Museum, de plek waar Lucebert in 1949 zijn entree maakte als deelnemer aan de beroemde Cobra-tentoonstelling die directeur Willem Sandberg initieerde. Ook is dit de historische plek waar Lucebert in 1954 gekleed als Keizer der Vijftigers zijn troonrede wilde uitspreken, en waar hem en zijn gevolg uiteindelijk de toegang werd ontzegd.

Remco Campert nam destijds de rol van hoveling op zich en zal nu bij de iconische trap van het Stedelijk een voordracht houden.

Lucebert (1924-1994) wordt beschouwd als een van de grootste Nederlandstalige dichters en beeldend kunstenaars. Hij ontving de Constantijn Huygensprijs, de P.C. Hooft-prijs, de Prijs der Nederlandse Letteren en de Jacobus Van Looyprijs voor dubbeltalenten.

Locatie: Eerste verdieping en café Stedelijk Museum Amsterdam

Tijd: 15.00 – 16.30 uur

Entree: Gratis met geldig entreebewijs voor het museum

 

Het Stedelijk presenteert in samenwerking met De Bezige Bij de officiële lancering van de facsimile-editie van unieke boekjes van Lucebert. Remco Campert houdt een voordracht op de trap

fleursdumal.nl  magazine

More in: - Book Lovers, - Book Stories, Archive K-L, Lucebert, Lucebert


Frans Babylon gedicht: Lichten in nevel

Frans Babylon

(Frans Obers 1924-1968)

 

Lichten in nevel

als zich traag de avondnevel

weer in amsterdam verdicht

loop ik eenzaam langs de gevels

zoekend naar een vergezicht.

 

dubbelzinnig zijn reklames

punten voor mijn evenwicht;

achter de miljoenen ramen

leven mensen in het licht.

 

in zo’n ruime nevelavond

voel ik mij in ’t diepst gericht

naar de wezens die gehavend

geven hoe ze zijn ontwricht.

 

en bij één der voze grachten

-waar elk licht in damp vergaat-

smoor ik schamel kleine klachten

in een goede schoot van ’t kwaad.

 

en ik keer door lege stegen

waar ooit breero zwierf van pijn

godverlaten doodgezwegen

door de nevel van het Zijn.

 

(Lichten in nevel, 1966)

 

Frans Babylon poetry

kempis.nl poetry magazine

More in: Archive A-B, Babylon, Frans


Older Entries »« Newer Entries

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature