Or see the index
Nijmeegs Boekenfeest
Met o.a. Kees van Kooten, Dimitri Verhulst en Oek de Jong
Op zaterdag 16 maart vult Concertgebouw De Vereeniging in Nijmegen zich voor de zevende keer met lezers, schrijvers, dichters, muzikanten, dj’s en wetenschappers. Rondom het thema van de Boekenweek, ‘Gouden Tijden, Zwarte Bladzijden’ is een prachtig, afwisselend programma samengesteld.
Schrijver van het Boekenweekgeschenk Kees van Kooten is eregast en staat garant voor een knallende performance. Bestsellerauteurs Dimitri Verhulst (De helaasheid der dingen) en Oek de Jong (Pier en oceaan) worden geïnterviewd over hun nieuwste werk. Marijke Hanegraaf, de nieuwe Stadsdichter van Nijmegen, opent de avond, kunstenaar en avonturier Joost Conijn leidt ons de nacht in met zijn bewust onbevangen werkwijze. Dichters Jaap Robben en Anneke Claus treden op met een gigantisch harmonieorkest. De meermaals bekroonde dichteres Hagar Peeters draagt voor, singer-songwriter Awkward i brengt een muzikale bewerking van een gedicht, journalist en schrijver Marcel Rözer presenteert zijn nieuwe boek over de donkere kant van zijn familiegeschiedenis en het Soeterbeeck Programma gaat over een stem geven aan het verleden. Literair tijdschrift Op Ruwe Planken presenteert een nieuw verbond van schrijvers uit Amsterdam, Tilburg en Nijmegen. De winnaars van de belangrijkste schrijfwedstrijden in de regio Aan het woord! & De Nijmeegse Nieuwe laten van zich horen. Het heerlijke foute tijdverdrijf Karaoke mag niet ontbreken bij dit thema. De Potpourri Quiz onderwerpt u aan een luchtige literatuurtest. En met een goed foute disco zetten dj’s Lenkens en Alain Fènèr de muzikale geschiedenis op swingende wijze naar hun hand, tot diep in de nacht.
Het Nijmeegs Boekenfeest wordt georganiseerd door Stichting Literaire Activiteiten Nijmegen, Literair Productiehuis Wintertuin, de Bibliotheek Gelderland Zuid, Keizer Karel Podia, Boekhandel dekker vd vegt – de slegte, Faculteit der Letteren RU, Op Ruwe Planken en Soeterbeeck Programma RU.
Datum: zaterdag 16 maart 2013
Programma: Kees van Kooten, Dimitri Verhulst, Oek de Jong, Joost Conijn, Hagar Peeters, Marcel Rözer, Awkward I e.a.
Locatie: Concertgebouw De Vereeniging, Keizer Karelplein 2d, Nijmegen
Deuren open: 19.30 uur
Aanvang programma: 20.00 uur
Toegang: € 17,50 / € 15 (bibliotheekleden) / € 10 (student/CJP)
Voorverkoop online: op www.obgz.nl/activiteiten
Voorverkoop kassa: de Bibliotheek De Mariënburg, selexyz dekker vd vegt, Stadsschouwburg
Informatie: www.nijmeegsboekenfeest.nl
fleursdumal.nl magazine
More in: Art & Literature News, MUSIC, Peeters, Hagar, THEATRE, Wintertuin Festival
Biografie Patricia de Martelaere
Marja Pruis: Als je weg bent
De Vlaamse schrijfster en filosofe Patricia de Martelaere overleed in 2009 op 51-jarige leeftijd, als een van de belangrijkste schrijvers in het Nederlandse taalgebied, en een van de minst begrepene. Een geladen schrijfster van koele essays en hartstochtelijke romans, zoals het succesvolle Het onverwachte antwoord. Een zeer terughoudende figuur als het ging om belangstelling voor haar persoon en privéleven.
Om in het mysterieuze werk en leven van Patricia de Martelaere door te dringen, neemt Marja Pruis drie rollen op zich: die van biograaf, literair criticus en journalist. Haar diepgravende analyses van de romans en de essays van De Martelaere zijn omlijst met de verhalen van de mensen die haar gekend hebben. Pruis schrijft over de opkomst en het succes van De Martelaere als schrijfster, de verdwijning van haar echtgenoot en haar omarming van het taoïsme – daarbij altijd de link leggend met de thema’s en de verhalen uit haar werk.
Marja Pruis schreef onder meer de veelgeprezen romans De vertrouweling en Atoomgeheimen en is criticus voor De Groene Amsterdammer. Met De Nijhoffs of de gevolgen van een huwelijk toonde zij zich al eerder een onorthodox schrijversbiograaf. Haar meest recente werk, Kus me, straf me. Over lezen en schrijven, liefde en verraad, haalde de shortlist van de ako Literatuurprijs.
Marja Pruis: Als je weg bent – paperback – 192 p. – € 19,95
ISBN 9789044618211 – Uitgeverij Prometheus
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive M-N, Martelaere, Patricia de
Hugues C. Pernathprijs 2013
Om de twee jaar wordt de Hugues C. Pernathprijs voor poëzie uitgereikt. Tot en met 3 juni 2013 kunnen kandidaten een dichtbundel inzenden om mee te dingen naar de prijs. De Hugues C. Pernathprijs zal dit jaar voor de vijftiende keer worden toegekend aan een Nederlandstalige dichter. Aan de prijs is een geldbedrag van 4000 euro verbonden.
In aanmerking komen uitgegeven dichtbundels, gepubliceerd na 16 februari 2011 van Nederlandstalige dichters die op 15 augustus 2013 de leeftijd van 44 jaar niet hebben bereikt. Hugues C. Pernath (1931-1975) overleed zelf net voor zijn 44ste verjaardag, vandaar deze leeftijdsgrens.
Dichtbundels die nog niet zijn uitgegeven, maar waarvan wel een uitgeverscontract bestaat, mogen ook ingezonden worden. Eerdere winnaars van de H.C. Pernathprijs komen niet in aanmerking.
De uitreiking vindt plaats op 5 oktober 2013 in het Letterenhuis in Antwerpen.
Een dichtbundel (origineel of fotokopie) kan worden ingezonden onder eigen naam (in vijfvoud) en per gewone post naar:
H.C. Pernathfonds – Minderbroedersstraat 22 – B-2000-Antwerpen
met vermelding van plaats en datum van geboorte.
Inzenden kan tot en met 3 juni 2013 (De inzendingen worden niet geretourneerd)
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive O-P, Pernath, Hughues C.
Eerste nationale Gedichtenbal in Amsterdam
Grootse afsluiting Poëzieweek met o.m. Remco Campert en Ramsey Nasr
Vanaf januari 2013 bundelen bekende poëzie-evenementen als Gedichtendag, de VSB Poëzieprijs en Turing Nationale Gedichtenwedstrijd hun krachten in de Poëzieweek. De week begint op donderdag 31 januari 2013 met Gedichtendag en eindigt op woensdag 6 februari met het eerste nationale Gedichtenbal.
Op deze feestelijke en gratis toegankelijke avond treden ruim honderd dichters en muzikanten op in de Stadsschouwburg Amsterdam. Met onder meer: de finale van de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd, de nieuwe Dichter des Vaderlands en de winnaar van de VSB Poëzieprijs. Remco Campert draagt voor, Nico Dijkshoorn eert het hammondorgel en P.F. Thomése stelt nieuw dichttalent voor. Gerrit Komrij wordt herdacht door o.a. Hans Dagelet, Ramsey Nasr en Victor Schiferli. Yori Swart en Janne Schra zingen poëzie. Stadsdichters Menno Wigman, F. Starik en Ester Naomi Perquin treden samen op. Geniet bij silent poetry van Erik Jan Harmens, Jannah Loontjens, Vrouwkje Tuinman, Kira Wuck, Delphine Lecompte, Saskia de Jong en vele anderen. Tjitske Jansen, Ted van Lieshout, Tsead Bruinja e.a. sluiten hun dichterstournee af. Ellen Deckwitz en Dennis Gaens battelen in pop vs. poetry. Rap en poëzie komen samen in de voorstelling Lucy. NOS Met het Oog op Morgen zendt live uit. Das Magazin, de literaire stoelendans en de Avierkoerier zijn van de partij, evenals nog veel meer verrassingsprogramma’s!
Het Gedichtenbal sluit aan bij het overkoepelende thema van de Poëzieweek: muziek. Het gedichtenbal wordt georganiseerd en mogelijk gemaakt door Literair Productiehuis Wintertuin, Stichting CPNB, Poetry International, Stichting Lezen, Poëziecentrum, VSB Poëzieprijs, Poëzieclub, Turing Nationale Gedichtenwedstrijd, Das Magazin, SLAA, SNS Reaal Fonds, NOS Met het Oog op Morgen, Lira Fonds en De Nieuwe Liefde.
GEDICHTENBAL
Datum: woensdag 6 februari 2013
Locatie: Stadsschouwburg Amsterdam, Leidseplein 26
Deur open: 20.30 uur
Aanvang: 21.00 uur
Entree: gratis
Reserveren: verplicht via www.wintertuin.nl/gedichtenbal
Reservering geldig tot: 21.30 uur (daarna vrije inloop mits er nog plek is)
Literair Productiehuis Wintertuin maakt producties op het snijvlak van literatuur en andere kunsten, organiseert festivals, programma’s en educatieprojecten, begeleidt schrijftalent en geeft eigenzinnige publicaties uit. Samen met theater- en dansproductiehuis Generale Oost en popproductiehuis Oost-Nederland vormt Literair Productiehuis Wintertuin productiehuis De Nieuwe Oost.
Literair Productiehuis Wintertuin
Postbus 1009, 6501 BA Nijmegen
fleursdumal.nl magazine
More in: Campert, Remco, Lieshout, Ted van, Poëzieweek, Remco Campert, Ted van Lieshout, The talk of the town, Wigman, Menno
In Memoriam
Louis Th. Lehmann
(19-08-1920 – 23-12-2012)
Als ‘k dood ben
Als ‘k dood ben zijn mijn kleren rare dingen.
De overhemden, nieuw of dragensbroos,
de pakken hangend waar ze altijd hingen,
steeds wijzend naar omlaag, besluiteloos.
Ik was ze, ik alleen droeg ze altoos.
En omdat ze mij vaak vervingen,
of omdat ik hen uit hun winkel koos;
zij tonen iets van mijn herinneringen.
Oh vrienden, enigszins van mijn formaat,
ik roep U als de dood te wachten staat,
(maak ik het sterven bij bewustzijn mee)
‘k Geef U of leen, ‘t zou niet de eerste keer zijn
mijn pakken, vormt met hen die mij niet meer zijn
dan langs mijn kist een onzwart defilé.
L. Th. Lehmann (1920-2012) was dichter en schrijver, jurist, scheepsarcheoloog en muzikant. Hij schreef een oeuvre dat naast poëzie uit een tweetal romans, verhalen, reportages, essays, vertalingen, wetenschappelijke studies en een ‘surrealistische kameropera’ bestaat. Zijn dichterlijke werk is verzameld in de door T. van Deel bezorgde uitgave Gedichten 1939-1998 (2000). Met zijn lichte toon en virtuoos woordgebruik maakte Lehmann bij zijn debuut in 1940 diepe indruk op critici als Vestdijk en Ter Braak. In 1996, na meer dan dertig jaar als dichter te hebben gezwegen, keerde hij terug met de bundel Vluchtige steden, gevolgd door Gedichten 1939-1998. Dat Lehmanns kruit daarmee nog niet verschoten was, bewees hij met de lovend ontvangen bundels Toeschouw (2003), Wat boven kwam (2006) en Laden ledigen (keuze uit ongepubliceerd werk, 2008). Bron: De Bezige Bij
Louis Lehmann poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive K-L, In Memoriam, Lehmann, Louis Th.
Norbert de Vries
Kemp natuurlijk (VIII)
Stille dingen stil laten? Niks ervan!
De Muzen van Kemp waren (voornamelijk) jonge vrouwen die hem inspireerden tot, zoals Karel Reijnders het uitdrukt, “ondeugend-erotische verhaalverzinsels in versvorm, waarin hij graag een inslag van plagerij verweefde.” We kennen deze Muzen onder pseudoniemen als Amaranth en Turkoois (moeder en dochter), Zonne-bruintje en Romanie. De drie eerstgenoemden kende hij als mede-forensen in de trein. De laatstgenoemde is Mya Brennenraedts, die trouwens een hele reeks van eretitels kreeg, waarvan de wel meest indrukwekkende luidt: Marguerite Marie Tumetues de la Boislisière d’Outremeuse, in Kemps eigen vertaling: Supergriet-Marie-Je-maakt-me-kapot-Van-de-bosrand van Overmaas.
Zo’n naam is rijk aan betekenissen die enkel door ingewijden begrepen zullen worden.
De twee belangrijkste Muzen lijken me Turkoois en Mya Brennenraedts te zijn geweest. De identiteit van Turkoois ken ik (nog) niet, maar die is met wat inventiviteit best te achterhalen. Zij was een blonde juriste (zo blijkt uit de gedichten) die (zo las ik bij Jef Leunissen) na haar huwelijk op 29 januari 1948 met haar echtgenoot in Amsterdam ging wonen.
Terzijde: Jef Leunissen, Turennestraat 17, is een van de 19 getrouwen van Pierre Kemp. Mannen als Fred van Leeuwen, Harry Prick, Fernand Lodewick (van de ‘Literaire kunst’) en Karel Reijnders behoorden onder anderen tot die groep. Wiel Kusters die onlangs een grote studie over Kemp heeft gepubliceerd, beschouw ik als de twintigste im Bunde. Zoals Paulus de dertiende apostel genoemd wordt, kan Wiel gelden als de twintigste in de kring der intieme vrienden van Kemp.
Terug naar de Muzen. Die waren enkel bekend onder hun pseudoniem. Ook de gezworen vrienden van Kemp beweren niet te weten wie het werkelijk waren. Ik betwijfel de juistheid van die bewering.
Karel Reijnders, bijvoorbeeld, schrijft in zijn artikel over ‘Romanie oftewel eros en emeritus’ (Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1977) in noot 8: “Ik stel er prijs op te verklaren dat PK die mij toch in vertrouwen heeft genomen over allerlei aspecten van deze delicate materie, me de identiteit van geen der Muzen heeft onthuld. Het is overigens veel aantrekkelijker, uit reverentie voor de poëzie, ook deze stille dingen stil te laten.”
“Stierenpoep!”, luidt mijn reactie. Laffe praatjes ‘uit eerbied voor de poëzie’. Bah!
De Muzen zijn voor Kemps werk heel belangrijk geweest. Zij waren niet enkel ‘inspiratrices’, zij hadden bovendien grote invloed op de gedichten die aan haar waren gewijd. Zij hadden zelfs verregaande inspraak. Mya schrijft in 1948 bijvoorbeeld: “En ik voelde me niet weinig gevleid toen ik las over de naam van de ‘hoofdrol’-speelster die ik mocht geven.” Zij schrok hier overigens voor terug, want ‘hoeveel lettergrepen moest die naam krijgen?’ Ze kon zich heel wel vinden in het voorstel van Kemp. Op 11 augustus 1948 schreef ze: “De naam ‘Romanie’ voor de heldin van het Havergedicht lijkt me echt de geschiktste.”
Ook gaf ze haar mening over het verloop van het verhaal, en Kemp volgde haar kritiek en veranderde het gedicht dat trouwens zou opgaan (of: uiteenvallen) in twee nieuwe gedichten, namelijk ‘Tzigane’ en ‘Franse les in een korenveld’.
Over die directe invloed van de Muzen op zijn dichtwerk schrijft Kemp aan een van zijn vrienden: “U kunt onmogelijk volgen wat ik breek en samenlijm met de Muzen, in zulk een tempo gaat dat alles. Een circus met drie pistes kan daar niet tegen op.”
Als lezer van de gedichten van Kemp wil ik daarom weten wie die Muzen waren. Ik wil de stille dingen kennen.
Ik kan me voorstellen dat de 19 getrouwen het uit reverentie, voor de poëzie wellicht, maar waarschijnlijk meer nog voor de echtgenote en drie zoons van Kemp, niet veel kwijt wilden over zijn betekenisvolle vriendschappen met de Muzen, maar veertig jaar na het overlijden van de dichter lijkt me nu de tijd rijp om opening van zaken te geven. Alle betrokkenen zijn inmiddels dood.
En Kemp heeft die zaken ook nooit geheim willen houden. Mya schrijft in haar bijdrage aan het boekje ‘Pierre Kemp, man in het zwart, heer van het groen’ dat ze schrok toen PK in een van zijn latere brieven aan haar schreef, dat hij wenste dat zijn brieven aan haar na zijn dood aan het Letterkundig Museum zouden worden overgedragen. Zij schrok, omdat ze een deel van de correspondentie al had vernietigd.
Nee, van Pierre Kemp mochten we alles over de Muzen te weten komen!
Ter afsluiting het gedicht ‘Geheim’
Geheim
‘Wij hebben samen een geheim Turkoois’
Eens op een avond in dat groot verdriet
van Juli zijt gij goed voor mij geweest,
blond Meestertje, al bedankteik toen niet
althans, in rijm, voor ’t schuiven van Uw leest.
’t Was in dat kleed: Rotspark-bij-nacht met één
lantaarn, dat in de blaadjes zendt haar schijn,
dat Gij weer wijlen deed, wat wijkend scheen
in ramp, bij drie jaren te oud, te klein te zijn.
De blaadren bronzen al, de winden wit
verwelken langs de lijn en ik vergis
mij hoop ik niet, wanneer ik meen, dat dit
’t geheim der spin en niet der vlooien is.
16 juli 1942
Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (VIII – slot)
Mijmeringen over Pierre Kemp uit mijn Maastrichtse tijd
fleursdumal.nl magazine
More in: Kemp, Pierre, Norbert de Vries
Norbert de Vries
Kemp natuurlijk (VII)
Kemp was een man met vele talenten. Hij is een beroemd dichter geworden, maar voor hetzelfde geld was hij een vermaard kunstschilder geworden. Hij heeft enige tijd ernstig overwogen om van het schilderen zijn beroep te maken. Wist u, dat hij zelfs gedroomd heeft van een carrière als couturier? Maar het liefst van al was hij componist geworden. Men leze het prachtige gedicht ‘Verloren componist’(1948):
Als ik mijn deel geleefd heb aan de Grote Wet,
die mij al drijft vanaf mijn vroegste dagen,
zal een groot verdriet mij zeker doen vragen:
had ik dit alles niet liever in muziek gezet?
Ik had dit alles liever in muziek gezet!
Alles wat mijn vingers streelden
en alles wat mijn handen mochten dragen,
al de lieflijkheden van die ogen-beelden,
al het schone tussen die bloemen-kragen,
al die innigheid van tinten-weelden
in het ruisen van de zomervlagen,
al de vermommingen der Grote Wet,
ik had dit alles liever in muziek gezet!
Lees straks mijn verzen maar en kijk
naar de enkele schilderijen, die ik schiep;
is dat niet alles of ik over harpen liep,
toen ik mijn weg zocht naar het Eeuwige Rijk?
Ach, wie zo’n mooi gedicht kan schrijven, die verdient toch de hoogste lof, nietwaar?
Inhoudelijk gezien: Kemp heeft, bij mijn weten, in zijn leven niet één noot gecomponeerd. Zijn ‘suites’ waren woordcomposities. Hij was wel een groot muziekliefhebber, in het bijzonder van Franse componisten als Ravel en Debussy.
Maar gedicht en geschilderd heeft hij zeker! En inderdaad, ook heeft hij kleding ontworpen.
Bijna was deze dichter de voorganger geworden van Govers, Molenaar of Visser. In 1913 liet hij via een Tilburgse relatie een aantal modetekeningen aan een Parijs modehuis zien. Men reageerde welwillend, maar het werd niks en de droom vervaagde.
Omdat Mya Brennenraedts regelmatig over mode schreef, komt dit onderwerp zo nu en dan langs in hun correspondentie. En steevast is Kemp ontevreden over de laatste mode. In 1948, bijvoorbeeld, noteert hij over de New Look: ‘Dit kan mij niet met den textielrommel verzoenen, die ik tegenwoordig om de jeugdige, goddelijke meisjesfiguren zie flodderen.’
In verband met het onderwerp ‘mode’ wil ik nog even aanstippen, dat hier en daar in zijn werk te lezen valt, dat Kemp fantaseerde (en misschien wel méér dan dat alleen) over travestie.
Veelzeggend, in dit verband, is het gedicht ‘Mevrouw N.N. te zijn’(1943)
Ik voel mijn gezicht nu als dat van Mevrouw N.N.
en zie nu alles door haar Maja-kop.
Mijn ogen zijn nu zwart, mijn lippen wen
‘k aan het vlies van rouge, dat slaapt als mond er op.
Als ‘k denk, dat ik met zulk een mond in mijn gezicht
haar man en kindren tegenkussen zou,
dan weet ik toch, hoe ik allicht
niet zo zou zoenen als een moeder en een vrouw.
Maar nu moet ik toch glimlachen met haar lach,
mijn wangen en mijn schoonheidskuiltjes zijn van haar
en dat duurt me nu weer de héle dag.
Mevrouw N.N. te zijn is lokkend en toch raar.
(haar kop, haar man en kindren: dat was buurvrouw Leunissen; de familie Leunissen woonde Turennestraat 17, terwijl de familie Kemp op nummer 21 woonde)
In zijn brief van 31 mei 1948 aan Mya schrijft hij onder meer: “Maar overigens, ja, wat voer ik eigenlijk uit. Ik schijn veel geestesafwezig te zijn zonder dat ik het weet, slaap natuurlijk gaarne om den tijd tusschen dit oogenblik en het eeuwige zoo ongemerkt mogelijk te verkorten en ben natuurlijk zoo nu en dan een poosje Mevrouw N.N., een aardige tijdspassering overigens, die mij niet veel meer oplevert dan een ondeugende glimlach van begrijpen nu en dan.”
Ter afsluiting van deze aflevering geef ik hier, vanwege de boeiende inhoud én als specimen van de fraaie schrijfstijl van de dichter, de volledige brief van 5 oktober 1947 weer, gericht aan Mya Brenneraedts, met wie Kemp sinds kort (zie aflevering 6) correspondeerde.
Hooggeachte Juffrouw Brennenraedts
Toen ik Woensdagmorgen jl. naar beneden kwam, overhandigde mijn echtgenoote mij het pakketje door Uw bode afgegeven (onze hulp in de huishouding verschijnt eerst om negen uur). Uw zending is dus in goede orde en met hartelijken dank ontvangen. Waar ik echter eens – in den zwartsten oorlogstijd – een kleine oneenigheid met haar had om een arme kousenlooze Muze aan een paar linksgeweven kousen te helpen en zij haar medewerking eerst verleende, toen een ander tot-medelijden-bewogene daarin reeds had voorzien, heb ik het antwoord op de vraag naar de licht-ontvlambaren inhoud van het pakje maar verdisconteerd in een gewuif met mijn hand en de verzekering, dat ik er van af wist. Zoodra ik aan Uw zending dat heb ontleend, wat ik voor mijn gedicht denk te kunnen gebruiken, zend ik U de boeken en foto’s aangeteekend (onderstreept, ndv) per post terug.
Om te laten blijken, dat ik reeds eerder met mode van doen had, laat ik U hierbij toekomen een artikel van mij in een weekblad. De met rood aangestreepte passages zijn van directer belang, zij toonen aan het contact tusschen dichter en mode. Ik behoef het blad niet meer terug en zal zeer vereerd zijn wanneer U het een plaatsje wilt geven bij de andere curiosa op gebied van mode en wat daarmede samenhangt, die U reeds bezit.
Maar ik heb nog oudere papieren, eigenlijk al van 1913. Een fabrikant in wollen stoffen uit Tilburg, die zich voor mij interesseerde, heeft toen een drietal modeteekeningen van mij aan een hem aldaar (bij een reis naar Parijs, aldaar is dus te Parijs) bekend modehuis laten toekomen. Het antwoord heeft hij mij later getoond. Het was getypt in violet, groen en rood, blijkbaar echt modehuis-achtig en de practische Franschen of Francaises vonden mijn ontwerpen wel aardig, maar o.m. konden de arme vrouwen, die zoo’n costuum van mijn ontwerp zouden hebben aangetrokken daarin moeilijk hebben kunnen loopen of zich bewegen. Bovendien had ik nog niet de flair, die modescheppers moeten hebben om de draagsters van hun creaties te kunnen bedwelmen. Als U dus t.z.t. in het nieuwe te verschijnen bundeltje (te weten: Phototropen en noctophielen, 1947, ndv) van mij als derde strophe van het gedicht ‘Sympathieën’ leest:
“Zij weten, dat ik haar textielen bemin
en als mode-verzinner nauw heb gefaald”
dan slaat dat daarop terug. Dit gedicht werd trouwens reeds eerder in een letterkundig tijdschrift gepubliceerd en wel kort voor den oorlog.
Om nu op Uw zending over den ‘kousist’ terug te komen. Dat woord ‘kousist’ vind ik ontzettend prozaïsch. Ik vind een mooie kous iets zoo subliems en ik zou mij met een nylonist of een Mille-aghi-ist nog eenigszins kunnen verzoenen, maar enfin: het is nu in de techniek moeilijk anders.
Wat de catalogus betreft, ik heb daar wel een punt van aanloop in gevonden, dat ik er in verwachtte, nl. de danskous van Isidora Duncan. Hoe jammerlijk is deze opgevuld, met een been van een etalage-pop had het nog beter gekund. Gelukkig heb ik een paar goede boeken, waarin haar danskunst wordt bediscussieerd en goede foto’s van haar onderdanen staan.
In het algemeen genomen lijkt mij het museum toch een trieste beweging, De kousen hangen er zonder inhoud erg treurig bij. Maar daarmee krijg ik een aanleiding om te filosofeeren over de schoone vergankelijkheid hier op aarde en dat er van de kousen zelf maar weinig bekoring uitgaat, indien er den goddelijken sex-appealigen inhoud aan ontbreekt althans…..voor een man. Ik heb wel eens vaker een poosje vrouw willen zijn, niet al te lang natuurlijk, om haar diverse emoties te ondergaan en zeker ook bij het onderwerp mode.
De bundel novellen zal ook ik misschien niet heelemaal kunnen verwerken. Het beetje Italiaans dat ik leerde om Dante ‘eventjes’ in het origineel te kunnen lezen is al lang bij mij opgelost in de ruimte, maar het chapiter ‘Calze e santità’ interesseert mij buitengewoon. Als men al bedenkt dat de bezitters van mooie beenen in den regel O.L. Heer veel te weinig dankbaar zijn voor die begeerde gave en dat de dichters m.i. veel te weinig den klemtoon leggen op dat vrouwelijk schoon (want wat kan Casanova stuntelig zijn over dit onderwerp) dan kan men daarover zeker een contemplatieven grondslag vinden voor schoone verzen. In ieder geval hebt u mijn: Ego absolvo te, enz.
Ik geloof tenslotte, dat de Franceschi van de banale foto’s geen gemakkelijk leven heeft met zijn hyper-gevoelige industrie. Ik neem echter wel aan dat hem veel zal worden vergeven, omdat hij veel zal hebben liefgehad. Wat de foto’s betreft, wij moeten die balletmeisjes niet te hard vallen; zij dienen niet alleen de balletkunst, maar ook door onbevangen naakt model te staan, de schilder- en de beeldhouwkunst. Uit de onderschriften van de foto’s hoop ik mede het gedicht te puren dat mij al begon te incubeeren toen ik Uw artikel over Pilade Franceschi las. Maar dat is nog allemaal toekomstmuziek (onderstreept, ndv), al hoop ik met het materiaal van Franceschi te slagen. Binnen een dag of tien hoop ik U de zending te kunnen retourneeren.
Ik heb intusschen Uw artikel ‘Revolutie in de Vrouwenwereld’ Gazet van Limburg van 27 September jl. gelezen en mag U persoonlijk zeker tot de tegenstanders van de lange rok rekenen (waartoe ook ik behoor) voor zoover U geen concessies aan de nieuwste modesnufjes moet doen, uit andere dan louter vrouwelijke overwegingen!
Inmiddels U nogmaals bedankend voor de toezending der foto’s enz. en zeer in het bijzonder voor de toegewenschte inspiratie, verblijf ik met vriendelijke groeten en in afwachting van de toezending van het beloofde bundeltje gedichten
Gaarne
Uw dw
Pierre Kemp
Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (VII)
Mijmeringen over Pierre Kemp uit mijn Maastrichtse tijd
fleursdumal.nl magazine
More in: Kemp, Pierre, Norbert de Vries
Joop Oversteegen
(Amsterdam 1900 – Eindhoven 1994)
‘Ome Joop’ werd Oversteegen genoemd door veel dichters. Hij stond altijd voor hen en kunstenaars in het algemeen klaar. Toen hij in 1962 het initiatief namen tot de Schrijvers Associatie Opwenteling ging dat ten koste van zijn eigen spaargeld.
Oversteegen nam het initiatief omdat de Brabantse dichters landelijk nauwelijks tegen het ‘poëtisch geweld’ van de dichters en schrijvers uit de randstad op konden. Met name jonge dichters hadden hier geen schijn van kans. En poëzie was juist van belang voor de ontwikkeling van de vrij denkende mens! Stad en land werd door hem afgelopen om contacten te leggen. De resultaten waren er naar. Uiteindelijk zouden heel wat later bekend geworden dichters en schrijvers bij de Eindhovense Schrijvers Associatie Opwenteling debuteren. Denk bijvoorbeeld aan Frans Kuijpers, Maria van der Steen, Hans Vlek, Silva Ley en Hans van de Waarsenburg. Maar ook de voor de tijd van Opwenteling landelijk bekend staande dichter Frans Babylon werd bij Opwenteling gepubliceerd. In totaal zagen zeker zo’n zeshonderd dichters bij Opwenteling hun poëzie in bundelvorm verschijnen. Allemaal gerealiseerd door vrijwilligers of die in de redacties functioneerden, bij de PR of er voor zorgden dat het secretariaat functioneerden.
De Schrijvers Associatie Opwenteling had een ideaal en groeide uit tot een landelijke en in België bekende debuutuitgeverij van bloemlezingen en persoonlijke dichtbundels. En dat niet alleen, hoorspelen, korte verhalen kregen eveneens hun plaats. In de loop der tijd kende ‘Opwenteling’ verschillende voorzitters. Allereerst Oversteegen zelf, die naast de dichtbundels eveneens het literair tijdschrift ‘Manifest’ publiceerde, Ton Veugen die de bekende reeks ‘Naar Morgen’ het licht deed zien. Riet van Gent die de fakkel van hem overnam. Wim van Til, de huidige directeur van het Studie en Documentatiecentrum ‘Poëzie Centrum Nederland’ in Bredevoort en schrijver van diverse dichtbundels zowel bij en buiten Opwenteling. Will van Sebille die na haar voorzitterschap bij Opwenteling actief was als begeleidster van jonge dichters wat leidde tot de bundel ‘Re_cyclus’, de schrijfgroep ‘Het schrijfsterscollectie Eindhoven’ en een dichtersgroep uit Delft. Zelf bleef ze bezig als dichter, publiceerde een dichtbundel en leverde bijdragen aan verschillende bloemlezingen. Als uitgever bij De Witte Uitgeverij (tussen 2007 en 20012) zette zij de reeks ‘Witte Voeten’ op, waarin ook weer een aantal opwenteling dichters verschijnen.
Latere voorzitters zijn Bernard Kessels en Willem Fonteijn. De dichtbundel ‘’ Dat ik je dan vastleg’ van de Eindhovenaar Chris van Lenteren en Jan Holman onder de redactie van Jack Tinnemans is de laatste uitgegeven bundel van de Stichting Schrijvers Associatie Opwenteling.
Onlangs maakte Opwenteling een doorstart. Hoewel niet op dezelfde leest geschoeid als zijn illustere voorganger. Daarover meer tijdens het literair Podium ‘Joop Oversteegen en Opwenteling op 28 oktober a.s.
De Werkgroep ‘Boekenkast’ III. Organiseerde eerder een soortgelijk podium over Frans Babylon en Lodewijk van Woensel (Louis Vrijdag). Doel: Het onder de aandacht brengen van overleden dichters die in de ontwikkeling van de poëzie in Eindhoven en regio van belang zijn geweest. De werkgroep bestaat uit: Willem Adelaar (dichter), Pierre Maréchal (schrijver/dichter) en Peter Thoben (Cultuur- en kunsthistoricus).
De Popband Beez. Over de bekende verrassende Eindhovense Band Beez valt veel te schrijven. Tijdens het vorige literaire programma van De Werkgroep Boekenkast brachten zij indrukwekkende muziek aan de hand van gedichten van Lodewijk van Woensel (Louis Vrijdag). Deze keer brengen zij muziek en zang ten gehoor aan de hand van gedichten van Joop Oversteegen. Nadere informatie: www. beezbeez.nl
De bekende blues zanger en gitarist Ernest van Aaken ontvangt met zijn muziek de gasten van deze middag. Van Aaken is onder andere bekend van zijn deelname aan K& B Literair, NulVeertig©, Poëtement en momenteel ‘Eindhoven uit de kunst’.
Groendomein Wasven. Bestaat uit: Gasterij in ’t Ven, Tussen de Molens en De Wasvenboerderij met een groene omgeving waarin het niet alleen goed vertoeven is maar waar mens, natuur en milieu belangrijk zijn. In dit kader worden er educatie-avonden gehouden. Om kennis te maken met het groendomein is het raadzaam om vroeger te komen en eens door het gebied te wandelen. De Wasvenboerderij is geopend van 10 – tot 22. Uur. Gasterij open van Nadere informatie: www.wasven.nl
Literair Podium over Joop Oversteegen en Opwenteling
Waar: Groendomein Wasven, Celebeslaan 30, 5641 AG Eindhoven (stadsdeel Tongelre).
Wanneer: Zondag 28 oktober 2012
Tijd: 14.00 uur- 17.00 uur
Parkeren in de omliggende omgeving nabij bij ’t Hofke bijvoorbeeld
Openbaar vervoer: Bushalte ‘Hofke nabij het oude raadhuis van Tongelre. Bus 55 vanaf Eindhoven Station naar ’t Hofke. Let op de zondagtijden!
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive O-P, Babylon, Frans, Brabantia Nostra, Waarsenburg, Hans van de
Norbert de Vries
Kemp natuurlijk (VI)
Vrouwen, de dood, kleuren, geuren, muziek, de zon. Allemaal belangrijke thema’s in het werk van Kemp.
“Ik weet het, de vrouwen mogen mij wel.” Zo luidt de eerste regel van zijn gedicht Sympathieën (uit 1940). En, van zijn kant, Kemp mocht de vrouwen graag. En sommigen werden zijn muzen
Zo was er de Muze Mya.
Maria Brennenraedts (1920-2000) was in 1947 als journaliste verbonden aan de Gazet van Limburg en verzorgde de ‘vrouwenpagina’. Naar aanleiding van haar artikel ‘Kousenromantiek en -werkelijkheid’ schreef Kemp op 30 juli 1947 naar de krant en verzocht om nadere informatie: “Als dichter interesseer ik mij bijzonder voor elken vorm van gedichten, ook die van commercieelen aard. Daarom zoudt u mij zeer verplichten, indien ik van U iets naders mocht vernemen omtrent de gedichten (en bij voorkeur den oorspronkelijken tekst) die Pilade Francheschi of Francetchi schrijft en inpakt bij de paren door hem bij een bezoek aan zijn museum verkocht.”
Kousen, vrouwenbenen, gedichten, ze vormden voor Kemp een onweerstaanbare combinatie.
Enfin, er ontstond spoedig een levendige correspondentie tussen Kemp en Brennenraedts. Als je de brieven van Kemp leest, word je spoedig een zekere erotische spanning of lading gewaar. Reeds op 26 september 1947, in het prille begin van de briefwisseling derhalve, reageert Kemp met enige bravoure op een opmerking van Mya dat iets “helemaal niet (is) zooals je van ‘een dichter’ verwachten zou”: “Maar ik kan U uit ervaring verzekeren, dat U zich bij een dichter meestal op het ergste kunt voorbereiden, want het zijn rare artiesten. En ik zou U niet gaarne sommige passages uit mijn gedicht ‘Pacific’, dat op het einde van 1946 verscheen, voorleggen, waar met de noodige reserves voor spot en tendresse l’eterno feminino op een soms niet altijd even elegante wijze wordt ‘bezongen’.”
(De brief was eerst, met potlood, in het klad geschreven; in dit klad drukt Kemp zich wat pregnanter uit; hij gebruikt daar de woorden ‘zeer ongezouten dingen’.)
In een brief van 28 april 1948 staat een in dit verband belangrijke passage. Kemp stelt daarin vast dat vrouwen en mannen elkaar soms ‘vanuit een subconscienten ondergrond’ toegenegen (het door Kemp geschreven woord kon ik niet ontcijferen) zijn. “Bij de eene begint het met een blik, bij een ander met een zinswending in woord of geschrift of hoe ook, maar er is een eigenaardige wederkeerigen drang om elkaar op een aangename, badineerende wijze zoo stilletjes een beetje dwars te zitten of te prikkelen.”
Inderdaad, de brieven zijn nu en dan prikkelend. Een voorbeeld? Neem de brief die Kemp op 5 januari 1956 aan Mya zendt, en die als volgt begint:
“Hallo, die Amazone!
De getiktheid van Uw brief heb ik maar aanvaard, al blijf ik het handwerk achten boven alles. Ik hoop, dat mijn inspiratrice nog niet bezweken is van haar drukte. U moet zich wel als een vrouwelijke Centaur voelen met Uw paard en U weet misschien niet meer waar het lichaam van Uw lievelingsdier overgaat in het Uwe. Gelukkig is Uw beider contact niet dat van sommige speelgoedruiters met speelgoedpaardjes, nl. een pinnetje op het zadel van het paard en een gaatje in de rijbroek van de berijder.”
Zo zijn er tal van passages in de brieven van Kemp waarin hij, ietwat verbloemd of vrijmoedig, over seksualiteit schrijft. Soms werpt dat een nieuw licht op zijn gedichten. Neem het gedicht ‘Rouw’ (uit 1945). De slotregel luidt: ‘Een kind ruikt immers altijd naar aluin.’ Kemp noteert dat hij hierbij gedacht zal hebben aan iets wat hij las in ‘Het voortplantingsleven van den mensch’ van dr. H.J. Schim van de Loeff, namelijk, dat het zaad van de man naar aluin ruikt.
Tot slot van deze aflevering citeer ik een langer stuk uit de bovengenoemde brief van 5 januari 1956, waarin Kemp zijn oordeel weergeeft over de onderlinge verhouding der geslachten.
“Mannen zijn niet raarder dan vrouwen en O.L. Heer heeft ze ter wille van de voortplanting, waarvoor Hij verder geen tijd meer had, gemaakt zoals ze zijn. Een dokter zal U ook niet ‘het paard’ verbieden, want de grondslag der schepping, de daad die mannen en vrouwen voortzet, is een hippische. Aan het bezitten van de vrouw door de man is niets slechts. De man eet, vormt zich zaad en dat moet er op gezonde tijden uit, bij de volwassen man in de bloei van zijn leven volgens de geleerden tweemaal per week tweemaal achter elkaar. Ik heb een encyclopedie over de sexuele wetenschap, waaraan ook door een dominee uit Meerssen heeft meegewerkt en daar staat dat in. Inderdaad, mag men de ongehuwde moeder niet achter de andere, de gehuwde dus, stellen. Maar Uw dieren, uw hondjes, poesjes en paarden zijn evenmin ‘onschuldig’ als die op de vrouwen uitzijnde mannen. De mannen en vrouwen moesten wat minder jaloers zijn, maar de vogels zijn dat ook weer. Een paar weken geleden las ik van Lawrence, de schrijver van Lady Chatterley’s Lover, een boek getiteld Sex, Pornography and Censorship. Daar staan toch behartenswaardige dingen in. Ik raad het U aan eens te lezen, als dit nog niet geschiedde. Het is van 1955.
Dus van heden af aan beter denken s.v.pl. over de mannen, zij zijn aan de vrouwen gewaagd en omgekeerd. En wanneer er bij het paardrijden een man te pas moet komen en hij blijken van aanbidding geeft, is dat nu zo erg? Als hij maar even sterk naar een man ruikt als naar een paard, dan is er toch een harmonie voor de vrouwenneus, die men zich niet behoeft te ontzeggen. De pret van de man, die zijn zin wordt gegeven, is ook niet altijd honderd percent, maar kom, dit alles is een netelig chapiter, waarmee ik niet wil zeggen, dat ik het ontwijk.”
Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (VI)
Mijmeringen over Pierre Kemp uit mijn Maastrichtse tijd
fleursdumal.nl magazine
More in: Kemp, Pierre, Norbert de Vries
Norbert de Vries
Kemp natuurlijk (V)
In zijn jeugd maakte Kemp kennis met de Kleengedichtjes’ van Guido Gezelle.
Na wat omzwervingen, trad Pierre Kemp in 1916 als administratief employé in dienst bij de mijn Laura in Eygelshoven (officieel: Société des Carbonnages Réunis Laura et Vereeniging).
Hij zal daar tot zijn pensioen, op 31 december 1944, blijven werken, waarbij hij opklimt tot chef van het loonbureau.
De dagelijkse treinreis bood Kemp gelegenheid tot het schrijven van korte gedichtjes, de kleengedichtjes van Kemp zogezegd.
‘k worde van langs te meer
verliefd op kleene kerns van Poëzie
De dichter zegt hierover: “Ik reed 28 jaar lang elke dag zestig kilometer (dertig op en dertig af) naar de mijn; ik reed tweede klasse, zat zeer veel niet-roken alleen (er waren toen nog vaak van die leuke coupé’s om knus te zitten). In die opreis vooral ’s morgens vroeg dus, al vroeg, schreef ik zeer veel kleine gedichten. Ik reisde in een echte boemel, die om de vijf minuten stopte, maar in die vijf minuten moest ook zo’n gedichtje gereed zijn. Tussen twee halten werd nog wat gepolijst en in het laatste gedeelte werd gezorgd voor de finishing touch.”
De gedichtjes werden gebundeld in Stabielen en passanten (1934), Fugitieven en constanten (1938), en Transitieven en immobielen (1940).
Deze bundels vestigden zijn literaire roem.
Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (V)
Mijmeringen over Pierre Kemp uit mijn Maastrichtse tijd
fleursdumal.nl magazine
More in: Kemp, Pierre, Norbert de Vries
Norbert de Vries
Kemp natuurlijk (IV)
Pierre (1 december 1886- 21 juli 1967) en Mathias (31 december 1890- 7 augustus 1964) waren beide autodidact.
Van de lagere school ging het linea recta naar de fabriek. In hun geval was dat de Société Céramique. Die enorm grote fabriek is een jaar of tien gelden gesloopt, en nu ligt daar een prachtige, nieuwe stadswijk. Inderdaad, de wijk Céramique.
Pierre en Math werkten er als plateelschilder.
Het is bijna ongelooflijk om te zien hoe beide jongelieden zich ontwikkeld hebben.
In de lijn van hun dagelijkse werk is hun inschrijving als leerling van het Stadstekeninstituut.
Pierre schilderde er vijf jaar (1906-1911), samen met onder anderen Jan Grégoire en Henri Jonas (die voor een loopbaan in de beeldend kunst zouden kiezen), en het is niet overdreven om Pierre op een met hen vergelijkbaar artistiek niveau te stellen. Pierre Kemp is beroemd geworden als dichter, maar hij heeft enige tijd zeer serieus gewerkt aan een carrière als kunstschilder.
En dan: zijn echte, zijn grote droom was het om componist te worden.
De beide broers kwamen uit een volstrekt niet intellectueel of artistiek milieu, ze hadden weinig onderwijs genoten, en toch hebben ze alle twee erg veel bereikt op het terrein van het geschreven woord. Ze kregen daarvoor ook de alleszins verdiende maatschappelijke erkenning.
Voor me ligt het dossier 1823 (niet openbaar). Een dossier over Koninklijke Onderscheidingen.
Over Math zit er méér in dan over Pierre. Math wordt ook eerder onderscheiden dan Pierre. Je krijgt als lezer van de stukken (na meer dan 50 jaar) ook de indruk dat Math in Maastricht meer gezien was dan Pierre.
We schrijven oktober 1950.
Er heeft zich een Mathias Kemp-Comité gevormd, met lokale zwaargewichten als dr. H. van Can, drs. J. Notermans en mr. Drs. H. Wouters.
Het comité heeft op 19 oktober een gesprek gehad met burgemeester mr. W. Baron Michiels van Kessenich met het oogmerk te bevorderen dat aan Mathias Kemp bij gelegenheid van zijn zestigste verjaardag een KO wordt verleend.
Op 7 november zendt het comité een uitgewerkte levensbeschrijving (4 pagina’s). Voorts geeft Jef Notermans een 5 bladzijden omvattende beschouwing ten beste over ‘Mathias Kemp en de BeNeLux-gedachte. Ook is er een curriculum vitae opgesteld met een opsomming daarbij van ’s mans vele publicaties (poëzie, proza, toneel, uitgaven op cultureel, historisch en sociaal-economisch gebied).
Indrukwekkend. Er is werkelijk flink werk van gemaakt.
De burgemeester heeft er eveneens zichtbaar zorg aan besteed: de concept-brief heeft hij op diverse punten gecorrigeerd en aangepast. En hoe snel handelt hij: de voordracht gaat op 10 november 1950 de deur uit.
Het is voor iemand die de procedures kent geen verrassing: een uitreiking van de onderscheiding op 31 december 1950 is niet haalbaar gebleken. Het wordt uiteindelijk 12 maart 1951. Behoorlijk snel, toch nog.
De brief van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is van 6 maart 1951, ondertekend door mr. J. Cals.
Kennelijk kent hij Math Kemp, ‘letterkundige en journalist’, persoonlijk, want de burgemeester wordt nadrukkelijk gevraagd Kemp namens hem te feliciteren.
De geridderde Math was, veel meer dan Pierre, een bekende Limburger.
In 1913 stapte hij van het plateel schilderen over naar de journalistiek. Opmerkelijk dat iemand zoiets lukt. Dan moet je toch over veel talent beschikken. Maar kennelijk zonder enig probleem nam hij de redactie van het weekblad De Maastrichter Krant op zich, en onderscheidde hij zich door het schrijven van vlammende artikelen tegen de expansieneigingen van het Duitse keizerrijk.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog is hij de eerste bibliothecaris van de katholieke bibliotheek van Maastricht.
In 1920 wordt hij hoofdredacteur van het weekblad Limburgs Leven (het eerste tijdschrift van algemene strekking in dit landsdeel!), later opgevolgd door De Nedermaas.
Math is op allerlei journalistiek en publicitair vlak actief. Hij vervult voor kortere of langere tijd diverse functies: secretaris van de Kamer van Koophandel, redacteur voor de provincie Limburg van De Maasbode, hoofdredacteur van dagblad De Nieuwe Venlosche Courant, directeur en firmant van de boekhandel en uitgeverij Veldeke te Maastricht, correspondent van De Tijd en Het Algemeen Dagblad, en, sinds 1933, eigenaar en beheerder van het Limburgs antiquariaat en uitgeverij Veldeke.
Op 10 mei 1940 wordt hij gegijzeld door de Duitsers, en is daarmee een van de eerste politieke gevangenen in Nederland!
(mooi detail: burgemeester Michiels van Kessenich moest in mei 1940 van de Duitsers een lijstje van tien vooraanstaande Maastrichtenaren opstellen. Deze mensen golden dan als gijzelaar, ‘als waarborg voor de rustige houding van de Maastrichtenaren’. Van Kessenich gaf, zonder iemand te consulteren, de namen van tien intimi of (kaart)vrienden van hem. Natuurlijk had hij zichzelf bovenaan dat lijstje moeten plaatsen, maar hij verzuimde dat.
Zijn vrienden hebben die weinig dappere houding niet erg gewaardeerd. Kort na de bevrijding van ons land moest er een nieuw kabinet worden geformeerd, en Van Kessenich zou daarin minister worden. Op het laatste moment ging dat niet door. Algemeen wordt inmiddels aangenomen dat die gijzelaarskwestie daar de oorzaak van is geweest.
Overigens is geen der gijzelaars, onder wie dus Math Kemp, een haar gekrenkt tijdens de oorlog.)
In 1951 wordt Math Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. En zijn geniale broer? Die moet wachten tot zijn zeventigste verjaardag.
Op 30 januari 1956 schrijft de toenmalige wethouder van onderwijs, kunsten en wetenschappen, Fons Baeten (inderdaad, de latere burgemeester van Maastricht) een korte nota aan de burgemeester, waaruit ik volgende regels citeer:
“Op 1 december van dit jaar zal, zo dit God belieft, de dichter Pierre Kemp zeventig jaar worden. Deze in wezen weinig belangrijke gebeurtenis lijkt mij een gerede aanleiding om de persoon en het werk van deze dichter tot voorwerp van bijzondere belangstelling voor de overheid te maken.
Ik koester het plan de stad Maastricht te interesseren in de uitgave van een gedichtencyclus die de dichter onlangs in regeringsopdracht wijdde aan Maastricht. Nadere voorstellen dienaangaande zullen het College eerlang bereiken. (…..) Een overzicht van leven en werk van de dichter, van de hand van Fernand M. de Louvick (Fernand Lodewick) diene ter adstructie van mijn en eventueel Uw verzoek.”
Het overzicht van De Louvick sluit op pagina 3 af met de zin: “Volgens onze mening is Pierre Kemp niet alleen een dichter die in de hedendaagse Nederlandse literatuur tot de merkwaardigste (sic!) en beste (sic!) gerekend moet worden, maar beweegt hij zich in zijn verzen op een wat men noemen kan Europees peil.”
Middelbare school, vak Nederlands: Literaire kunst van Lodewick. Ik denk dat ik het nog grotendeels van buiten ken. Wat mooi om deze Lodewick zovele jaren nadien nog op een taalfoutje te kunnen betrappen.
Het jaar 1956 is voor Pierre echt een feestjaar geworden.
Hij ontvangt de Constantijn Huygensprijs, en in Maastricht is er onder voorzitterschap van Jef Notermans een werk-comité actief om de ‘dichter-schilder Pierre Kemp’ een passende hulde te brengen, onder meer met een expositie van een paar dozijn van zijn schilderijen in de zalen van de Jan van Eyck-Academie.
” . . . zal in de maand december kunstcritici en minnaars van een kleurrijk palet de overtuiging schenken, dat Pierre Kemp als picturale nazaat van Graafland en Jonas een eervolle plaats inneemt tussen oudere en jongere beoefenaars van Apelles’ kunst.”.
Trouwens, in 1956 verschijnt de bundel Engelse Verfdoos, volgens velen zijn beste werk.
Op 1 december 1956 ontvangt Pierre het Ridderkruis in de Orde van Oranje-Nassau.
Vlak voor zijn dood zal hij, op 30 april 1967, worden bevorderd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Het gaat allemaal in grote haast. In het dossier een handgeschreven, ongedateerde notitie:
De heer P. Kemp wordt verpleegd in het ziekenhuis. Naar mededeling van zoon Kemp komt P. Kemp niet meer thuis. Hart en longen zijn zeer zwak.
Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (IV)
Mijmeringen over Pierre Kemp uit mijn Maastrichtse tijd
fleursdumal.nl magazine
More in: Kemp, Pierre, Norbert de Vries
Norbert de Vries
Kemp natuurlijk (III)
De plekken die verband houden met het begin en het einde van Kemp zijn mij vertrouwd.
Op 1 december 1886 werd Petrus Johannes Kemp geboren, in de Mariastraat. Op nummer 472, thans nr. 15, schrijft Prick.
Ik kom daar dagelijks vier keer langs. Fiets stallen aan de Kesselkade, de Mariastraat door, rechtsaf de Muntstraat in, na vijftig meter de Markt op, en het stadhuis, of, zoals wij zeggen: ’t stadhoes, in. Alles bijeen 300 meter lopen, hooguit.
Op het huidige nummer 11 is een slagerij gevestigd, op nummer 17 huist een goud- en zilversmid. Er is geen nummer 15, maar er zijn twee nummers 13. Het ene is een deur waarachter, naar ik vermoed, een steile trap die naar bovenverdiepingen leidt (geen idee wie er woont of verblijf houdt), het andere nummer 13 is een ruimte op de begane grond waar het Leger des Heils dagopvang ( ’t Koffiehonk) biedt aan daklozen. Natuurlijk is er nergens een plaquette die leert: dit is het geboortehuis van Pierre Kemp.
Ik houd het maar op de dagopvang van het Leger. Dat is ook wel zo passend bij een dakloze dichter.
Dakloze dichter? Figuurlijk gesproken dan. Iedereen weet toch dat hij eeuwenlang gewoond heeft op het adres Turennestraat 21. Vanzelfsprekend ontbreekt ook daar een plaquette.
Op 21 juli 1967 overleed Kemp. Hij werd begraven op Overmaas, en dat is vlakbij Amby, waar ik woon. Ik vind het een begraafplaats, een dichter onwaardig. Had Pierre niet op het Père Lachaise van Maastricht moeten liggen? Op de Algemene Begraafplaats aan de Tongerseweg? Daar liggen alle lokale helden en beroemdheden. De uitvinder Hustinx, de beeldhouwer Charles Vos, de schrijver van vele revues én van het Mestreechs volkslied Olterdissen, de historicus en journalist Charles Thewissen, en hele reeksen gouverneurs, burgemeesters, industriëlen, schilders, operazangers, en ga zo maar door. Prachtige, romantische begraafplaats, daterend van 1812.
Broer Mathias Kemp ligt er wel.
Maar Pierre ligt ten oosten van de Maas. Waarom daar? Geen idee. Vijf jaar voor zijn dood noteert hij: ‘Omdat mij niet een graf in het Westen wacht, beidt dit mij op het Oostermaas van Wijck.’
Het is een begraafplaats van niks, en een grafsteen van niks. Godmiljaar, het is het graf van een klerk of een schoolfrik. Zo zonder enige fantasie. Toch niet de laatste rustplaats van een dichter? Een grafsteen, rechttoe, kraak noch smaak, zonder zelfs één bescheiden regeltje poëzie. Bescheidenheid, soberheid of zuinigheid? Werd de steen met zo’n regel te duur?
Ik ben iets van de nacht en ook niet meer,
een dromer zonder kleed en zonder eer.
Dat zijn de beginregels van het gedicht ‘Funambulesque’. Zomaar het verzameld werk opengeslagen. Zouden die beginregels, bijvoorbeeld, niet passen op de steen?
Funambulesque, een raadselachtige titel. Er zit van alles in: fun, funeraire, ambulant, burlesk.
Het levenseinde van Pierre is bitter en triest. De journaliste Edith van der Made: “Hij lag op een afdeling voor zwaarzieke en demente bejaarden in Calvariënberg. Hij had een klein kamertje, waarvan de deur altijd open stond omdat het linnengoed van de afdeling er werd bewaard. De verpleegsters waren lief en werkten hard, maar zij konden ook niet helpen dat er altijd een lucht hing van oude mensen, oud gebouw, urine, eten en ontsmettingsmiddelen. De hele dag schetterde Hilversum 3 en overstemde het lawaai van wasbakken, po’s en schreeuwende demente patiënten. Eén keer had iemand per ongeluk klassieke muziek opgezet, maar de vergissing werd snel hersteld. Er rolden toen twee tranen over Kemps wangen….”
Ik heb het graf van Kemp bezocht, maar dat viel nog heel niet mee. Ik moest lang zoeken, maar eindelijk, daar was het dan (vanaf de ingang helemaal naar achteren lopen, en dan ergens aan de linker kant).
Een grafsteen zonder enige poëzie: zwart stenen plaat met metalen letters:
Pierre Kemp
1-12-1886 21-7-1967
Hubertina Mommers
22-12-1881 23-9-1973
Nu ik de naam noem van mevrouw Kemp, moet ik ineens denken aan de vrouw van Math Kemp. Zij is op herkenbaar Maastrichtse wijze aan haar einde gekomen.
Math en Pierre waren klein van stuk; beiden trouwen ze met een opvallend robuuste vrouw. An Dassen is de levensgezellin van Math; zij is vrolijk en non-conformistisch.
Ze woonde in een groot, enigszins verlopen herenhuis: Parallelweg 50. Math (1890-1964) dreef daar in zijn laatste jaren een boekenantiquariaat. Op 17 mei 1969 staat de melkboer voor de deur. An wil vanaf het balkon haar bestelling doorgeven. Wat dan gebeurt, lezen we in De Nieuwe Limburger: “Ten gevolge van een ongeval is zaterdagmiddag in Maastricht de 63-jarige mevrouw A. Kemp-Dassen, weduwe van de Maastrichtse literator Mathias Kemp, overleden. Mevrouw Kemp stond op het vijf meter hoge balkon van haar woning aan de Parallelstraat, toen een gedeelte van de balkonbalustrade waartegen zij leunde, het begaf. Zij kwam op de rijweg terecht en werd zwaar gewond. Op weg naar het ziekenhuis is zij overleden. Later heeft de brandweer het balkon waarvan mevrouw Kemp viel, gesloopt.”
Inderdaad, zulke dingen gebeuren in Maastricht. Balkons storten naar beneden, of ineens valt een een reuzegroot gat in de weg. Het is altijd oppassen hier!
Ik sluit af met een gedichtje van Kemp:
Bij een schoon hemd
De nacht draait weer stilaan naar vandaag.
Letters en rijmen moet ik weer vereren.
Gedichten worden mij soms een plaag,
als ik weiger ze te noteren.
Toch vind ik dit geen onnozele vraag,
zie ik mij naakt in de spiegel staan:
waar komen nu mijn gedichten vandaan
en waar sluipen zij uit
mijn huid?
Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (III)
Mijmeringen over Pierre Kemp uit mijn Maastrichtse tijd
fleursdumal.nl magazine
More in: Kemp, Pierre, Norbert de Vries
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature