Norbert de Vries: Het huis van een dichter. Over Pierre Kemp
Norbert de Vries
Het huis van een dichter
Over Pierre Kemp
Pierre Kemp woonde van 23 april 1929 tot zijn dood (in 1967) in het pand Turennestraat 21 te Maastricht. En, hoera, op zaterdag 1 december 2007 is er, op initiatief van Wiel Kusters en oud-burgemeester van Maastricht, Philip Houben, een plaquette onthuld die in de gevel van dit pand is aangebracht, en waarop het volgende te lezen en te zien is:
“Ik woon al lang in een huis van de lucht,
iets hoger dan de vogels in de bomen”
Hier woonde en werkte van 1928 tot 1967 de dichter Pierre Kemp
De geciteerde dichtregels zijn de beginregels van het gedicht Emeritaat. De slotregels zijn het ook waard om te worden vermeld. Na te hebben beschreven dat hij in zijn stille straat zelden bezoek krijgt, lezen we:
“Jeroen Bosch komt hier wel eens voorbij
en even rusten,
om te praten over de na-aperij
van onze Tuinen der Lusten.”
Na de onthulling van de plaquette was er een bijeenkomst waar Wiel Kusters en Fred van Leeuwen ieder een korte causerie hielden.
Kusters las op waar Kemp in zijn jeugd en na zijn huwelijk allemaal gewoond had: een lange lijst van (ik heb niet geteld, maar schat) ruim over de twintig adressen, waarvan verreweg de meeste in Wyck (het – kleinere – deel van Maastricht dat aan de oostelijke oever van de Maas ligt) te situeren zijn. Alleen al in de Rechtstraat (een van de mooiste straten van Maastricht, als u het mij vraagt) heeft hij op meer dan een handvol verschillende huisnummers gewoond.
Maar dan vestigt Kemp zich in 1929 met vrouw en drie zonen in de huurwoning aan de Turennestraat, en zal er bijna veertig jaar blijven wonen.
Ja, het jaar 1929 is een soort scharnierjaar voor Kemp.
Het is het jaar van zijn verhuizing naar de Turennestraat, het jaar waarin zijn gedicht Verbascum in het tijdschrift De Gemeenschap verscheen (en Kemp zelf beschouwde dit als het moment van zijn tweede debuut), en het jaar waarin hij brak met de katholieke kunstzuil.
In 1921 was Kemp toegetreden tot de Algemeene R.K. Kunstenaarsvereeniging, maar in 1929 zegde hij zijn lidmaatschap op, stellende dat “het voor alle kunst, de Rooms-Katholieke niet uitgezonderd, wenselijk is, dat de kunstenaar zijn eigen autonomie bewaart en niet met behulp van een collectiviteit, en in afhankelijkheid daarvan, omziet naar een goede pers, beloningen in geld of eretekens.”
Het huis van de dichter is gelegen in een soort protestantse ‘enclave’. De Turennestraat komt uit op het Sterreplein waar een kerkje stond van de (naar ik meen) gereformeerde gemeente. Het kerkgebouw is er nog, maar het dient thans tot atelier.
De huizen van de Turennestraat zijn gebouwd in ‘een soort van’ Amsterdamse Stijl. Als il het zeggen mag: een saai huis in een saaie, stille straat, maar wat geeft dat als de dichterlijk bewoner het kon betoveren. Ziehier wat Kemp in 1957 dichtte:
Kindertekening
Ik heb een kindertekening gehuurd
en woon daar nu in.
Het is er zeer stil en er wordt gegluurd
door de takken van potlood. Ik begin
me al goed te wennen en er komen
wat kinderen van school voorbij.
Ze schilderen op de bomen
rode appels voor mij.
Er is ook een meisje. Het spreekt mij aan:
‘zonder bladeren kunnen geen appels bestaan’.
Nu wordt de lucht nog blauwer blauw
en de zon draait met meer plezier.
Was je niet van papier,
praktisch kind, ik vroeg je tot vrouw!
Fred van Leeuwen (1925), een vriend van Kemp, wijst op diens ongeëvenaarde talent om alles te ‘verongewonen’. Hij ziet de dichter nog zitten in de voorkamer (de schuifdeuren naar de achterkamer waren altijd gesloten: dáár was het gezinsleven, maar de voorkamer was zijn werkkamer). Hij ontving er je, gezeten achter zijn bureau. Langs de wanden zijn boeken, gekaft in vliegerpapier. Al die kleuren hadden een schilderachtig of, zo u wilt, poëtisch effect, maar de achtergrond was heel praktisch, ja prozaïsch: als je je boeken kaftte, dan bleef het omslag fris en kon je de boeken later veel beter verkopen.
De werkkamer was, aldus Van Leeuwen, zijn ‘camera obscura’. Was voorheen de trein zijn ‘bewegende camera’, na zijn pensionering per 1 januari 1945, dichtte hij in zijn werkkamer, aan zijn bureau. Vanuit zijn kamer ziet hij naar de wereld. In de straat, in de boeken.
Ook kan het gebeuren dat hij in de kelder bezig is, en een ogenblik opkijkt:
Keldergat
Het blijft me een vreemd bekoren
daar bij het keldergat.
De zon heeft er in een web verloren
rood licht, in paars en groen gevat.
En voor de achtergrond van het fluiten
met het grommen van het stadsverkeer
gaan pijpen van broeken en kuiten
statig wandelen-doende heen en weer.
Een mooi gedichtje, zeker, maar ik vraag me af of er in de derde regel niet ‘weeft’ moet staan, in plaats van ‘heeft’. (Ik citeer uit het Verzameld Werk)
Van Leeuwen vertelde, dat het niet zo simpel was om met de oudere Kemp in contact te komen. Dat ging meestal via de introductie door een goede vriend van Kemp, en dan nog na het voeren van enige correspondentie. In huize Kemp was er namelijk geen telefoon, zodat een telefonische afspraak niet tot de mogelijkheden behoorde.
Kemp leed op latere leeftijd aan een hardnekkige oogkwaal; hij zag bij tijden zo weinig dat hij enkel met behulp van een arsenaal aan vergrootglazen en sterke lampen nog enigszins kon schrijven. Lees hoe de bijna blinde dichter zich, zelfs in die benarde omstandigheid, verheugen kon over het bezoek van vrienden:
Leven
Ik zie een seconde van een paar vrienden
en glimlach van onder mijn haar,
zo intens, als ik dit, oudgediende,
nog word gewaar.
De lucht in de kamer voel ik beven
en spartelen tegen de wand.
Dit kan, zo juist gaf leven en leven
elkander de volle hand.
Norbert de Vries over Pierre Kemp (Maastricht, 2007)
fleursdumal.nl magazine
More in: Kemp, Pierre, Norbert de Vries