In this category:

Or see the index

All categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. PRESS & PUBLISHING
  15. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  16. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  17. STREET POETRY
  18. THEATRE
  19. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  20. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  21. WAR & PEACE
  22. ·




  1. Subscribe to new material: RSS

FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor’s choice, etc.

«« Previous page · Samenval / Gabungan een nieuwe bundel van Albert Hagenaars en Edith Bons · Sarah Morgan Bryan Piatt: The Palace-Burner. A picture in a newspaper · William Butler Yeats: Friends · Laura Vazquez: Vous êtes de moins en moins réels: Anthologie 2014-2021 (Poèmes) · Eugène Dayot: Moi (Le lépreux) · Bert Bevers: Rapper · Hotel Oblivion by Cynthia Cruz · Guido Gezelle: Boodschap van de vogels · An Eye For An Eye For An Eye by Ellen Renton (Poetry) · Geoffrey Chaucer: Gentilesse · Pit Lullabies by Jessica Traynor (Poems) · Maud Joiret: Jerk (Poésie)

»» there is more...

Samenval / Gabungan een nieuwe bundel van Albert Hagenaars en Edith Bons

Een dezer dagen verschijnt Samenval / Gabungan, een boek met afbeeldingen van schilderijen en sculpturen van Edith Bons en daarbij geschreven gedichten van Albert Hagenaars. Alle tekst is in het Nederlands en Indonesisch.

Een voorpublicatie verschijnt in Fleurs du Mal Magazine.

De eerste stap in het proces dat tot het project Samenval /Gabungan zou leiden werd gezet in Indonesisch-Nederlands Cultureel Centrum Karta Pustaka in Yogyakarta, hoofdstad van de Javaanse cultuur. Al in 1986 mocht Edith Bons daar een expositie inrichten. Het was haar eerste activiteit in Indonesië, waar zij werd geboren en een deel van haar jeugd doorbracht.

Jaren later volgde Siti Wahyuningsih uit het nabije Pundong met het oog op haar huwelijk met Albert Hagenaars en verhuizing naar Europa een cursus Nederlands in hetzelfde centrum. Tijdens een bezoek daar kwamen beiden in contact met theaterman en dichter Landung Simatupang, die Alberts poëziebundel Tropendrift in Bahasa Indonesia zou vertalen. Deze oorspronkelijk in het Nederlands geschreven gedichten waren eerder in een vertaling van John Irons in het Engels verschenen.

In 2007 ontving Edith Bons de uitnodiging om een installatie met rijst in Karta Pustaka in te richten. Tijdens een plechtigheid in het centrum stelde Landung Simatupang Albert en Siti voor aan de dichter Winarko Boesrie en diens vrouw Edith.

Dit contact kon zich zowel in Nederland als op Java verdiepen, wat tot verschillende vormen van samenwerking leidde.

Zo maakte Edith speciaal voor de drietalige bundel Palawija / De derde oogst / The third harvest (2010) van Albert Hagenaars het werk Javanese girl.

In december 2010 organiseerden 38 CC (Delft) en Galerie Ariana (Den Haag) ter gelegenheid van haar 25-jarig kunstjubileum een retrospectieve tentoonstelling in Bacinol 2 in Delft, het gebouw waar zij al jarenlang een atelier heeft. Zowel Winarko als Albert las tijdens de opening uit eigen werk voor. Laatstgenoemde ging daarbij in op de overeenkomsten tussen zijn werk en dat van Edith, wees op het belang van thema’s als de doorwerking van het verleden, vervreemding, vruchtbaarheid en samenleving. Ook gebruiken ze soortgelijke contrasten: west-oost in het algemeen en Indonesië-Nederland in het bijzonder, man-vrouw, jong-oud, traditie-vernieuwing, en alle twee zetten ze veelvuldig het motief rijst in.

Albert publiceerde in 2011 de beschouwing Edith Bons – 25 jaar kunstenaar en in juli 2012 schreef hij een recensie over de tweetalige gedichtenbundel Beelddicht van Winarko.

Ook nog in 2012 droeg hij zijn poëzievideo Palawija aan Edith Bons op.

Ondertussen correspondeerden ze volop en bezochten ze elkaars tentoonstellingen en boekpresentaties.

Albert kreeg zodoende steeds meer affiniteit met het werk van Edith. In 2018 stelde hij daarom voor om gedichten bij haar werk te maken. Aanvankelijk dacht hij aan enkele verzen voor een catalogus maar gaandeweg groeide het plan uit tot het boek Samenval / Gabungan, met veertig schilderijen en sculpturen en evenzoveel daarbij geschreven gedichten.

Barney Agerbeek schreef de inleiding van het boek. Deze romancier, dichter en kunstkenner, geboren in Surabaya en wonend in Nederland, werkte lange tijd als bankier in Indonesië. Hij gebruikte zijn ervaringen daar en in andere landen in diverse boeken.

Samenval / Gabungan is aldus het resultaat van een langdurige samenwerking van kunstenaars die in vriendschap verbonden zijn door eenzelfde passie: nieuwsgierigheid naar interculturele interactie, liefde voor Indonesië en het versterken van begrip over en weer.

Auteurs tekst en beeld: Albert Hagenaars & Edith Bons
Voorwoord: Cultureel attaché Indonesische ambassade
Inleiding: Barney Agerbeek (auteur en kunstkenner)
Ontwerp omslag: Edith Bons
Foto achterzijde en vertaling: Siti Wahyuningsih
Opmaak: HostWriters (België)
Uitgeverij: Amazon
ISBN: 9798397846103
Gebonden
112 pag.
Prijs: € 20,00
Verschijningsdatum: September 2023

De fotograaf van dienst was Siti Wahyuningsih,
die de opname zonder condities beschikbaar stelt.

• fleursdumal.nl magazine

More in: - Book News, - Bookstores, Albert Hagenaars, Archive A-B, Archive G-H, Archive G-H, Edith Bons, Hagenaars, Albert


Sarah Morgan Bryan Piatt: The Palace-Burner. A picture in a newspaper

The Palace-Burner
A picture in a newspaper

She has been burning palaces. “To see
The sparks look pretty in the wind?” Well, yes—
And something more. But women brave as she
Leave much for cowards, such as I, to guess.

But this is old, so old that everything
Is ashes here—the woman and the rest.
Two years are—oh! so long. Now you may bring
Some newer pictures. You like this one best?

You wish that you had lived in Paris then?
You would have loved to burn a palace, too?
But they had guns in France, and Christian men
Shot wicked little Communists like you.

You would have burned the palace?—Just because
You did not live in it yourself! Oh! why
Have I not taught you to respect the laws?
You would have burned the palace—would not I?

Would I? Go to your play. Would I, indeed?
I? Does the boy not know my soul to be
Languid and worldly, with a dainty need
For light and music? Yet he questions me.

Can he have seen my soul more near than I?
Ah! in the dusk and distance sweet she seems,
With lips to kiss away a baby’s cry,
Hands fit for flowers, and eyes for tears and dreams.

Can he have seen my soul? And could she wear
Such utter life upon a dying face:
Such unappealing, beautiful despair:
Such garments— soon to be a shroud—with grace?

Has she a charm so calm that it could breathe
In damp, low places till some frightened hour;
Then start, like a fair, subtle snake, and wreathe
A stinging poison with shadowy power?

Would I burn palaces? The child has seen
In this fierce creature of the Commune here,
So bright with bitterness and so serene,
A being finer than my soul, I fear.

Sarah Morgan Bryan Piatt
1836–1919
The Palace-Burner
A picture in a newspaper
Poem

• fleursdumal.nl magazine

More in: # Classic Poetry Archive, #Editors Choice Archiv, Archive O-P, Archive O-P, Photography


William Butler Yeats: Friends

Friends

Now must I these three praise –
Three women that have wrought
What joy is in my days:
One because no thought,
Nor those unpassing cares,
No, not in these fifteen
Many-times-troubled years,
Could ever come between
Mind and delighted mind;
And one because her hand
Had strength that could unbind
What none can understand,
What none can have and thrive,
Youth’s dreamy load, till she
So changed me that I live
Labouring in ecstasy.
And what of her that took
All till my youth was gone
With scarce a pitying look?
How could I praise that one?
When day begins to break
I count my good and bad,
Being wakeful for her sake,
Remembering what she had,
What eagle look still shows,
While up from my heart’s root
So great a sweetness flows
I shake from head to foot.

William Butler Yeats
(1865-1939)
Friends

• fleursdumal.nl magazine

More in: Archive Y-Z, Archive Y-Z, Yeats, William Butler


Laura Vazquez: Vous êtes de moins en moins réels: Anthologie 2014-2021 (Poèmes)

Je réfléchis depuis longtemps
À la forme maximale de cruauté
Mais je n’ai rien trouvé d’autre qu’une journée
et une nuit et une autre journée et une autre nuit

Laura Vazquez
propose à travers cette anthologie une sélection de poèmes, dont certains inédits, publiés entre 2014 et 2021.

À travers une écriture alerte et dépouillée, ses poèmes évoquent des thématiques essentielles telles que le corps, le langage ou les êtres humains.

Les images qui tissent sa poésie construisent un univers animiste qui hypnotise et bouscule notre vision du monde et de sa réalité, donnant à entendre l’une des voix les plus singulières et percutantes de la création poétique contemporaine.

Née en 1986, Laura Vazquez est poète et a signé un premier roman, La Semaine perpétuelle (Mention spéciale du prix Wepler 2021). Ses poèmes ont été traduits dans de nombreuses langues, et elle donne régulièrement des lectures publiques en France ou à l’étranger. Elle co-dirige la revue littéraire Muscle.

Auteur: Laura Vazquez
Anthologie 2014 – 2021
Vous êtes de moins en moins réels
Poésie (Poche)
Langue Française
Editeur Points
Collection Points Poésie
Date de parution: 04/03/2022
EAN: 9782757895566
ISBN: 2757895567
SKU: 5050461
Format: 10cm x 17cm
Nombre de pages: 336
€ 8,90

• fleursdumal.nl magazine

More in: #Editors Choice Archiv, - Book News, - Bookstores, Archive U-V, Archive U-V


Eugène Dayot: Moi (Le lépreux)

 

Moi (Le lépreux)

Quand les neiges de l’âge auront blanchi mon front,
Aurai-je une âme en qui s’épanchera mon âme?
Non, malheureux, au port où m’attend l’abandon,
sans joie et sans regret, je quitterai la rame!
Aucun enfant au seuil de mes jours éternels,
Ne viendra recevoir mes baisers paternels!
Sur ma couche, râlant, combattant l’agonie,
Mes regards vainement chercheront une amie!
Dans ce monde où tout naît, tout vit et doit mourir,
Que laisserai-je ? … Rien… pas même un souvenir!!

24 mars 1836

Eugène Dayot
(1810-1852)
Moi (Le lépreux)

• fleursdumal.nl magazine

More in: Archive C-D, Archive C-D, Dayot, Eugène, Leprosy


Bert Bevers: Rapper

 

Rapper

De oude dichter droomde. Hij sprak niet meer
maar pleegde spoken word. Het was gebeurd

voor hij er erg in had. Hij stiet zijn verzen, nat
van ’t bedenken nog, verbeten in een microfoon,

allengs rapper. Hij had voor papier geen vrees,
alleen een kleine stem die groter wilde lijken.

Bert Bevers
Rapper
Uit: Bedekte termen, Stabilitas loci, Antwerpen, 2023

•fleursdumal.nl magazine

More in: Archive A-B, Archive A-B, Bedekte Termen, Bevers, Bert


Hotel Oblivion by Cynthia Cruz

A specter, haunting the edges of society: because neoliberalism insists there are no social classes, thus, there is no working class, the main subject of Hotel Oblivion, a working class subject, does not exist.

With no access to a past, she has no home, no history, no memory. And yet, despite all this, she will not assimilate. Instead, this book chronicles the subject’s repeated attempts at locating an exit from capitalist society via acts of negative freedom and through engagement with the death drive, whose aim is complete destruction in order to begin all over again.

In the end, of course, the only true exit and only possibility for emancipation for the working class subject is through a return to one’s self. In Hotel Oblivion, through a series of fragments and interrelated poems, Cruz resists invisibilizing forces, undergoing numerous attempts at transfiguration in a concerted effort to escape her fate.

Cynthia Cruz is the author of six collections of poems: Guidebooks for the Dead (Four Way Books, 2020), Dregs (Four Way Books, 2018), How the End Begins (Four Way Books, 2016), Wunderkammer (Four Way Books, 2014), The Glimmering Room (Four Way Books, 2012) and Ruin (Alice James Books, 2006). Disquieting: Essays on Silence, a collection of critical essays exploring the concept of silence as a form of resistance, was published by Book*hug in the spring of 2019. The Melancholia of Class, an exploration of melancholia and the working class, was published by Repeater Books in July of 2021.

Cruz earned an MA in German Language and Literature from Rutgers University and is currently pursuing a PhD at the European Graduate School where her area of research is psychoanalysis and philosophy. Cruz teaches in the Graduate Writing Program at Columbia University and is a visiting writer in the MFA Writing Program at the University of Massachusetts, Amherst. She is also a mentor in the Low Residency MFA Writing Program at the Institute of American Indian Arts. Cruz co-edits the multi- disciplinary online journal, Schlag Magazine.

Hotel Oblivion
Author Cynthia Cruz
Publisher: Four Way Books
Publication Date 2022-02
Section Poetry
Language: English
ISBN: 9781954245112
ISBN-10: 1954245114
Format Paperback
Pages: 120
List Price $16.95

• fleursdumal.nl magazine

More in: #Editors Choice Archiv, - Book News, - Bookstores, Archive C-D, Archive C-D


Guido Gezelle: Boodschap van de vogels

Boodschap van de vogels

(staande in het museum ingericht in ‘t kleen seminarie
te Rousselaere binst het schooljaar 1854 – 1855)

Hoort en neemt ons tale in achte,
kinders van het pluimgeslachte,
liefste broeders, groot en kleen,
die daar floddert ondereen.
Gij die al de krinkelwegen
in het hemelrijk gelegen
weet te vinden in uw vlucht
door de licht doorvlogen lucht,
gij die, diepe in ‘t loof gedoken
of in ‘t lommerwelf beloken
van het dik bewassen woud,
kunstig daar uw nestjes bouwt,
en in ‘t duiksel van de blâren
pluimkes, mos en wollenharen
samen tot een wiegske vlecht
en daar al uw hope in legt,
vol moederlijk verlangen,
vol van vreugde en blijde zangen:
d’hope van ‘t geheel geslacht,
van der bonten vederdracht! –
– eikes schoonste schoon der wereld,
eikes, blinkende en bepereld
en gespot rondom de schaal,
met het bleuzendste coraal:
geelwe, bruine, hemelblauwe,
fijn gevlekte, grijze, grauwe,
dicht gewolkte in ‘t helder groen,
van geen mensche na te doen;
zwart geplekt en wit gespegeld,
dicht gesijperd of getegeld,
eikes naar den rechten zin,
schoon van buiten, goed van bin’. –
Blijde blijde nachtegale,
eerlijk en van schoonder tale,
die zoo helder en zoo zacht
hellemt in den stillen nacht;
broeder leeuwerk, hemelwekker,
zevenzanger, bietjestekker,
slaande kwakkel ende vink;
en gij ook al, koddig ding,
dat, met ‘t steertjen opgesteken,
en het koofke recht gesteken,
kruipt en klavert op den stam
van den eeke stijf en stram;
vogelkes uit allen lande,
vogelkes van allen stande,
vogels kort en vogels lang,
vogels met of zonder zang,
vogels groot en vogels kleene,
vogels hoog en leeg te beene,
met een steert gelijk nen pauw,
met een steertje scherp en nauw,
een van lange lange pluimen,
of waar’t eentje van twee duimen;
hebt een snavel, recht of krom,
hebt een baard of geen daarom,
en een rooden kam benevens,
met een paar roo’ lillen tevens,
met een truizel bovenop,
en een koofken op den kop;
Gij moogt hoog, kort, lang, smal, breed zijn,
gij moogt alleszins gekleed zijn,
in ‘t fluweel of in ‘t satijn
of in ‘t donzig hermelijn;
zijden kleeren of kantoenen,
donker blauwe ofte helder groene;
grimselzwart of hagelblank,
kleur van hoog- of leegen rang;
goud, dat onder ‘t groene kronkelt,
groen, waar brandend goud op vonkelt,
bruin gebronzeld, lijk metaal,
rood, als een robinenstraal;
fijn geringeld en geregeld,
en gespikkeld en gespegeld,
zoet verdwijnend afgeleid,
‘t een in ‘t ander weggevleid
en ten nieten uit verbleekend;
kleur zoo stekende afgeteekend
en zoo net vaneen geplekt,
en zoo lief geschaaljedekt,
dat geen een van al de menschen
beter zoude doen of wenschen…
Zanggebroeders uit het woud,
met uw talen duizendvoud:
Gij, die kwinkt en gij, die kwedelt,
gij, die schuifelt en die vedelt,
gij, die neuriet, gij die tiert,
gij, die piept en tiereliert,
gij, die wistelt en die teutert,
gij, die knotert en die kneutert,
gij, die wispelt en die fluit,
gij, die tjiept en tureluit,
gij, die tatert en die kwettert,
gij, die klapt en lacht en schettert,
vezelt, orgelt, zingt en speelt,
lispelt, ritselt, tjelpt en kweelt,
gij, die kwinkelt lijk de vinken,
en alom gaat slaan en klinken,
met uw bekken, licht en los,
dat het kettert in den bosch:
fluiters, zangers ende slagers,
kermers, kriepers ofte klagers;
vogels die, op Gods geleê,
hier ten lande of over zee,
jaagt dat uwe vleren zoeven,
achter ‘t gone u mag behoeven,
achter ‘t gone uw voedsel is,
kooren, vruchten, vleesch of visch,
vliegen, motten, andre kerven,
al wat gij maar kunt verwerven.
Gij die, op uw lange been’,
diep in ‘t slijk zit, met uw teen’,
g’reed staat, met den hals gestopen,
tot dat iets komt uitgekropen,
dat gij seffens vastesnakt,
zoo gij menig puuitje pakt,
dat, van uit zijn vuile dijken,
zeer voorzichtig eens kwam kijken
wie dat ‘t was die daar zoo stond
op zijn erfelijken grond;
nauwlijks is de puit nog boven
of uw bek, omleeg gestoven,
lijk een vleiel op het kaf,
stekt den puit zijn lenden af…
Gij ook, dievig muschgebroedsel,
levende op eens anders voedsel,
gij, die elk ende een verwijt
met hetgeen gij zelve zijt.
Vogels zoet of fel van aarde,
alle vogels van der aarde,
hoe gewapend, hoe gereed,
vogels, hoe gij ook al heet,
wilt alhier uw gangen stieren,
komt en maant ook andre dieren,
dat ze komen neerstig aan
naar ons paradijs gegaan! –
– Sichten dat wij hier geraakten,
en, God lof, de dood gesmaakten ,
ai ‘t is heel een ander ding,
bij dat ‘t van te vooren ging!
‘t Was van ‘s morgens, alle dagen,
door de winden, door de vlagen,
eer de kop was uit de vlerk,
altijd arbeid, altijd werk;
honger zat ons achter d’hielen,
honger wilde ons al vernielen,
zoo daar een verzuimen do’st
van te werken voor den kost.
Des was ‘t altijd stelen, rooven,
op den akker, in de schooven:
al waar dat er iets bestond
dat was mage en borst gezond.
Honger zelfs kost ons bedwingen
menig een ter dood te bringen;
wee voor al ‘t onnoozel bloed
dat de honger storten doet!
Daarbij mochten wij, o dwazen,
nooit in rust en vreden azen,
maar daar schrikte ons altijd iets,
zelfs al was ‘t een enkle niets.
‘t Is dat wij nog niet en wisten,
dat de looze jagerslisten
en het sterven zelfs ons leidt
tot de schoone onsterfelijkheid.
Ja, wij dachten ‘t was ons schade,
maar het was ons een genade
dat een jagers tooverroer,
naar een welgemikten loer,
met een weêrlicht op ons afging,
dat het heen en weder paf ging.
Nooit en zullen ‘t wij verstaan:
maar als ‘t roer was afgegaan,
kwam daar iets in ons gevlogen
dat den honger heeft verjogen,
dat hij nooit meer weêr en kwam,
met zijn herdelooze vlam;
en de slaap, die ons voordezen,
altijd vlugtig plag te wezen,
hield ons, veertien dagen lang,
in het zoetste rustbedwang.
Wat ons toen van menschenhanden
wierd gedaan in de ingewanden
dat en spreekt geen vogeltaal,
zelfs al waar ‘t een nachtegaal.
Maar ‘t ontwekken… ‘t was ‘t herleven!
Zoo die slaap ons had begeven,
zag ons krystalinen oog
‘t alderwonderste vertoog:
rondom, in den blauwen schemel
van den schoonen voglenhemel
zaten wij onsterfelijk,
met nog menige, ons gelijk.
Andren, die wij nooit en zagen,
en zoo schoone pluimen dragen
dat geen een van ons alhier
reeken kan aan zulken zwier,
zaten daar ook, vol gezondheid,
in hun kunstgemeten rondheid,
groot- en schoonder als weleer,
edeldrachtig en vol eer.
Alle veedte is hier vervlogen,
hier wordt nimmermeer bedrogen
de arme vogel, noch verklikt,
noch bij nachte half dood geschrikt.
Vogel ende wezel mede,
leven hier in rust en vrede,
zittende, naar hun gemak,
huns getween op éénen tak.
Onze onsterfelijke voeten
moeten in geen slijk meer wroeten,
noch geen koude of hitte uitstaan,
om den nooddruft na te gaan:
spijs, die alle spijzen weerd is,
altijd nieuw en nooit verteerd is,
spijs, die, ongeëten, voedt,
altijd, altijd even goed;
spijs, die sterfloos voort doet leven,
wordt den vooglen hier gegeven
en hun buik met iet verzaad
dat daar nooit meer uit en gaat.
Hier is ‘t werken afgeropen,
‘t jagen, ‘t stelen end het stropen,
al dat ruize of moeite kost,
daarvan is men hier verlost.
Rusten is ons bezig hou’en,
rusten en malkaar aanschouwen
en beschouwd zijn en bezien
van de beste jonge liên,
die studenten, vol van goedheid,
vol van eedle grootgemoedheid,
die ons eertijds maakten schuw
maar die wij beminnen nu;
want ze minnen ons en maken
dat geen leed ons kan genaken,
ziekte, droef- of kwalijkheid,
hier in ‘s vogels zaligheid.
Al ‘t geluk dat wij genieten
komt van hun en komt voor nieten,
komt dat t’ alle wicht en maat
verre weg te boven gaat;
zoodat, sichten wij hierboven
rusten in onz’ Hemelhoven,
wij al wierden stom daarvan,
noch geen een die ‘t spreken kan,
of zijn wonderinge toogen,
of zijn hertlijk mededoogen
voor ons arrem broedertal,
nog geboeid in ‘s werelds dal.
Maar, bij overdaad van goedheid,
helpen zij onze onbevroedheid,
zeggen zij, in onze naam,
waar toe wij zijn onbekwaam: –
– Broeders, in ‘t gevang der wereld
nog aan ‘t leven vastgespereld
en gevangen, luistert hier:
Laat uw nutteloozen zwier,
laat de bosschen en de hagen
uwen zin niet meer behagen;
keert uw lang bedwellemde oog
eindlijk toch eens naar omhoog;
wilt hetgeen gij placht te duchten,
wilt het sterven niet meer vluchten,
vliegt den jager in ‘t gemoet,
dat hij u de gunste doet,
met zijn tooverroer, te zenden
eenig zaad in uwe lenden,
zaad des levens, dat de dood
zal doen vluchten uit uw schoot.
Komt! Wij reeken onze vlerken,
komt toch! Wilt niet langer werken,
leeft met ons in weelde en vreugd
en in altijd jonge jeugd.
Laat uw levensdraad verfijnen,
laat uw namen verlatijnen,
laat een oog van krystalijn
uw vernieuwd gezichte zijn.
Komt, en laat u weêr verjongen,
al het oude zij verdrongen,
wascht het morzig aardsche slijk
van uw voet gezwindelijk,
en, met kloeke verderslagen,
rap den lichtweg ingeslagen
die de dood voor ingang heeft,
maar die leedt waar dat men leeft. –
Menschen, tot ons heil geschapen,
grijpt ‘t onsterflijkmakend wapen,
‘t zij ons broederen lief of leed,
stelt u tot het jagen g’reed:
g’hebt de onsterflijkheid in handen,
zendt ze hun in de ingewanden!
Van den lichaamsvrechte ontdaan,
van der dood weêr opgestaan,
zendt ze, na kortstondig slapen,
hier geheel in ‘t nieuw geschapen.
Gij ook, die naar ‘t lieve land,
waar gij gingt aan moeders hand,
wederom uw stap gaat richten,
wilt ons broederen gaan berichten,
roept en dwingt ze, uit haag en heg,
toogt hun vriendelijk den weg;
zegt het hun op alle wijzen:
Komt ten voglenparadijzen,
waar gij eeuwig leven zult,
heel onsterflijk, – opgevuld. –

Guido Gezelle
(1830 – 1899)
Boodschap van de vogels
Uit: Vlaemsche dichtoefeningen

• fleursdumal.nl magazine

More in: Archive G-H, Archive G-H, Gezelle, Guido, Guido Gezelle


An Eye For An Eye For An Eye by Ellen Renton (Poetry)

A poetic evaluation of what it means to grow up a girl, and how this intersects with disability/visual impairment.

An Eye For An Eye For An Eye explores what it means to grow up a girl, and how this experience intersects with disability and visual impairment.

These poems concern themselves with looking: looking back over a childhood, looking again at what’s in front of us, and looking forward to possible futures. They visit girlhood and myth, blindness and friendship. They celebrate the freedom, shame, and awkwardness of coming to terms with our own bodies, and they ask what it means to look different and see differently.

Ellen Renton is a poet, performer, and theatre maker from Edinburgh whose writing has been published in a number of literary magazines. She she has performed at venues and festivals around the UK, is a co-founder of In The Works spoken word theatre company, and is the creator of the one woman poetry show Within Sight.

(…) They say, you are so brave and persistent.
You say thank you and ask for help.
They say, what do you think of this cosy lining?
You ask for help.
They say, I admire you, so brave and so persistent.
(fragment poem Ellen Renton)

An Eye For An Eye For An Eye
by Ellen Renton
Pamphlet For Stewed Rhubarb Press,
2021
£5.99

• fleursdumal.nl magazine

More in: #Editors Choice Archiv, - Book News, - Bookstores, Archive Q-R, Archive Q-R


Geoffrey Chaucer: Gentilesse

 

Gentilesse

The firste stok, fader of gentilesse —
What man that desireth gentil for to be
Must folowe his trace, and alle his wittes dresse
Vertu to love and vyces for to flee.
For unto vertu longeth dignitee
And noght the revers, saufly dar I deme,
Al were he mytre, croune, or diademe.

This firste stok was ful of rightwisnesse,
Trewe of his word, sobre, pitous, and free,
Clene of his gost, and loved besinesse,
Ayeinst the vyce of slouthe, in honestee;
And, but his heir love vertu as dide he,
He is noght gentil, thogh he riche seme,
Al were he mytre, croune, or diademe.

Vyce may wel be heir to old richesse,
But ther may no man, as men may wel see,
Bequethe his heir his vertuous noblesse
(That is appropred unto no degree
But to the firste fader in magestee,
That maketh hem his heyres that him queme),

Geoffrey Chaucer
(1343 – 1400)
Gentilesse

• fleursdumal.nl magazine

More in: # Classic Poetry Archive, Archive C-D, Archive C-D, Geoffrey Chaucer


Pit Lullabies by Jessica Traynor (Poems)

Pit Lullabies is Jessica Traynor’s third collection, following Liffey Swim (2014) and The Quick (2019).

These intimate, visceral and often wickedly funny poems journey through the darker days of new parenthood, teasing out the anxieties which plague us when night falls. Violence against women, the destruction of our environment, the poisons and pitfalls of 21st-century living are explored here in poems by turns lyrical and earthy, yearning and angry. They mine gold from the darkness and seek luminescence in the deepest oceans.

Jessica Traynor was born in Dublin in 1984 and is a poet, essayist and librettist. Her debut collection, Liffey Swim (Dedalus Press, 2014), was shortlisted for the Strong/Shine Award and in 2016 was named one of the best poetry debuts of the past five years on Bustle.com. Her second collection, The Quick, was a 2019 Irish Times poetry choice. A Place of Pointed Stones, a pamphlet commissioned by Offaly County Council,was published by The Salvage Press in 2021. Her third collection, Pit Lullabies, was published by Bloodaxe Books in March 2022. It was a Poetry Book Society Recommendation and was an Irish Times poetry books of the year choice for 2022. Pit Lullabies was shortlisted for the inaugural Yeats Society Sligo’s Poetry Prize in 2023.

She has received commissions for poems from BBC Radio 4, The Arts Council of Ireland, The Model Gallery Sligo, The Salvage Press, VISUAL Carlow, Dún Laoghaire–Rathdown County Council and The Poetry Programme (RTÉ), and awards including the Hennessy New Writer of the Year, the Ireland Chair of Poetry Bursary, and the Listowel Poetry Prize. In 2016, she was named one of the ‘Rising Generation’ of poets by Poetry Ireland. She is the recipient of the Lawrence O’Shaughnessy Award for Poetry 2023.

She reviews poetry for The Irish Times, RTÉ Radio 1’s Arena, and for Poetry Ireland Review. She is an inaugural Creative Fellow of UCD, where she completed her MA in Creative Writing in 2008, and has held residencies including the Yeats Society, Sligo, and Carlow College. She was Dún Laoghaire-Rathdown Writer in Residence for 2021-22 and is University of Galway Writer in Residence for 2023. She is poetry editor at Banshee.

Pit Lullabies
(Poems)
by Jessica Traynor
Publisher: ‎Bloodaxe Books
2022
Language: English
ISBN-10: ‎1780376065
ISBN-13: ‎978-1780376066
Paperback
‎96 pages
£10.99
Shortlisted for the Yeats Society Sligo’s Poetry Prize 2023

• fleursdumal.nl magazine

More in: #Editors Choice Archiv, - Book News, - Bookstores, Archive S-T, Archive S-T


Maud Joiret: Jerk (Poésie)

Maud Joiret est née en 1986 à Bruxelles. Chroniqueuse notamment pour Le Carnet et les Instants, elle est programmatrice littéraire. Cobalt est son premier recueil de poésie. Quelques textes ont paru aussi pour la revue Boustro (numéro VII), Passa Porta, Poetenational.be, Bela. Lauréate d’une bourse de la Fédération Wallonie-Bruxelles – Bourse de découverte 2020

 

Maud Joiret: Jerk
Arbre de Diane,
coll. « Les deux sœurs »,
2022
ISBN: 978-2-930822-21-1
89 pages
€12,00

Bibliographie
Jerk (2022)
Cobalt (2019)
Marées vaches

 

Tu deviendrais muet sans même le savoir

Tu garderais secrètes tes plaintes et tes larmes

Tu écrirais des poèmes

que personne ne lirait

Les jours impairs, tu te cuisinerais des pâtes

pourvu qu’elles soient cuites à point

juste comme elle les aime.”

 

• fleursdumal.nl magazine

More in: #Editors Choice Archiv, - Book News, - Bookstores, Archive I-J, Archive I-J, Historia Belgica


Older Entries »« Newer Entries

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature