Or see the index
Shakespeare Sonnet 123
No! Time, thou shalt not boast that I do change,
Thy pyramids built up with newer might
To me are nothing novel, nothing strange,
They are but dressings of a former sight:
Our dates are brief, and therefore we admire,
What thou dost foist upon us that is old,
And rather make them born to our desire,
Than think that we before have heard them told:
Thy registers and thee I both defy,
Not wond’ring at the present, nor the past,
For thy records, and what we see doth lie,
Made more or less by thy continual haste:
This I do vow and this shall ever be,
I will be true despite thy scythe and thee.
Shakespeare Sonnet 123
Nee! snoeven dat ik wankel zal niet gaan,
O Tijd: jouw pyramides nieuw gebouwd–
Modern of vreemd doen zij mij heus niet aan,
Hun kruik mag nieuw zijn, maar hun wijn is oud;
Wij leven kort, en dus bewonderen wij
Wat jij ons opdist dat op leeftijd is,
En doen er wat gewild en jong is bij,
Veel liever dan oude geschiedenis;
Jou en je leggers, nooit door mij vertrouwd,
Bevraag ik niet voor ’t nu, noch voor het toen,
Want wat jij vastlegt en wij zien is fout,
Vergroot, verkleind, door ’t steeds gehaast te doen;
Dit zweer ik nu voor eeuwig: ik blijf trouw,
En dat ondanks je zeis en ondanks jou.
Vertaling Cornelis W. Schoneveld, april 2012
kempis.nl poetry magazine
More in: Shakespeare, Shakespeare, William
Park eren
Harde kale takken
spreken over dood
bomen blozen, bloot
en kwetsbaar in hun
tere lingerie van knoppen
winter aarzelt te vertrekken
rekt zich nog even uit als kat
en trekt soms hele gekke bekken
naar ons wandelaars, met naast ons
horden uitgelaten fris ontdooide vogels
in hoge toppen staan herrezen mezen
pas uit diepvries weggevlogen, bewogen
en spatzuiver deze terugkeer te befluiten
merels neurieën mee uit zachte kelen
zonlicht gaat nu alle grauwheid helen
door het vaak en lang te strelen
daalt vastbesloten naar beneden
nog zonder warmte, nog even
zonder warmte, tot het kille
eindelijk wordt ingehaald
parkeergeld is betaald.
Freda Kamphuis
(c)2012 Freda Kamphuis
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive K-L, Kamphuis, Freda
Theodor Fontane
(1819–1898)
Mein Herze, glaubt’s, ist nicht erkaltet
Mein Herze, glaubt’s, ist nicht erkaltet,
Es glüht in ihm so heiß wie je,
Und was ihr drin für Winter haltet,
Ist Schein nur, ist gemalter Schnee.
Doch, was in alter Lieb’ ich fühle,
Verschließ ich jetzt in tiefstem Sinn,
Und trag’s nicht fürder ins Gewühle
Der ewig kalten Menschen hin.
Ich bin wie Wein, der ausgegoren:
Er schäumt nicht länger hin und her,
Doch was nach außen er verloren,
Hat er an innrem Feuer mehr.
Theodor Fontane poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive E-F, Theodor Fontane
William Shakespeare
(1564-1616)
THE SONNETS
126
O thou my lovely boy who in thy power,
Dost hold Time’s fickle glass his fickle hour:
Who hast by waning grown, and therein show’st,
Thy lovers withering, as thy sweet self grow’st.
If Nature (sovereign mistress over wrack)
As thou goest onwards still will pluck thee back,
She keeps thee to this purpose, that her skill
May time disgrace, and wretched minutes kill.
Yet fear her O thou minion of her pleasure,
She may detain, but not still keep her treasure!
Her audit (though delayed) answered must be,
And her quietus is to render thee.
kempis.nl poetry magazine
More in: -Shakespeare Sonnets
Prijs der Nederlandse Letteren 2012 voor
Leonard Nolens
De Vlaamse dichter en dagboekschrijver Leonard Nolens (Bree, 11 april 1947) ontvangt dit najaar de Prijs der Nederlandse Letteren. Aan de prijs is een geldbedrag verbonden van 40.000 euro.
Dit maakte de voorzitter van het Comité van Ministers van de Taalunie, de Vlaamse Minister van Onderwijs Pascal Smet woensdagavond bekend in een uitverkochte Bourlaschouwburg in Antwerpen, waar de 65ste verjaardag van Nolens gevierd werd.
‘Nolens doet het Nederlands opnieuw zingen’, zo stelt de jury onder voorzitterschap van Herman Pleij. De jury noemt Nolens een ‘uitzonderlijk dichter en zeer begenadigd voorlezer’ en kenmerkt zijn werk als ‘een levenslange worsteling in taal en een zoektocht naar de eigen identiteit en die van de ander’.
De laureaat werd woensdagochtend overdonderd door het bericht. Hij zat in zijn werkkamer toen minister Smet belde: ‘Het was of de buitenwereld op een onwezenlijke manier binnenkwam’.
Bij de aankondiging in de Bourlaschouwburg zei minister Smet: ‘Leonard Nolens wijdt zich al zijn hele leven aan wat allicht economisch een van de meest nutteloze bezigheden is, en daar heb je in deze tijden uitzonderlijk veel lef voor nodig. Maar zonder taal, gevoed door taalkunstenaars, is er van economie waarschijnlijk helemaal geen sprake’.
Nolens heeft sinds zijn debuut in 1969 een indrukwekkend oeuvre opgebouwd. Zijn bundel Liefdes verklaringen (1990) werd in Nederland bekroond met de Jan Campertprijs en in België met de Driejaarlijkse Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor poëzie. In 1997 kreeg hij de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre. In 2008 werd hem de VSB Poëzieprijs toegekend.
De Nederlandse Taalunie kent de Prijs der Nederlandse Letteren om de drie jaar toe aan een auteur van wie het werk een belangrijke plaats inneemt in de Nederlandstalige literatuur. De ene keer overhandigt de Belgische koning de prijs, de andere keer de Nederlandse koningin.
De jury van de Prijs der Nederlandse Letteren 2012 bestaat uit Herman Pleij (voorzitter), emeritus hoogleraar historische Nederlandse letterkunde, Universiteit van Amsterdam; Chandra van Binnendijk, publicist, redacteur in Suriname; Leen van Dijck, directeur Letterenhuis Antwerpen; Iris van Erve, docent Nederlands, hoofdredacteur Passionate Magazine, adviseur Nederlands Letterenfonds; Judit Gera, hoogleraar moderne Nederlandse Letteren aan de Universiteit van Boedapest, literair vertaler; Ruth Joos, radiomaker bij de VRT; Michiel van Kempen, bijzonder hoogleraar West-Indische Letteren Universiteit van Amsterdam; Hans Vandevoorde, docent Nederlandse literatuur Vrije Universiteit Brussel.
Leonard Nolens is sinds de instelling van de Prijs der Nederlandse Letteren in 1956 de twintigste laureaat. De eerdere laureaten waren: Herman Teirlinck (1956), A. Roland Holst (1959), Stijn Streuvels (1962), J.C. Bloem (1965), Gerard Walschap (1968), Simon Vestdijk (1971), Marnix Gijsen (1974), Willem Frederik Hermans (1977), Maurice Gilliams (1980), Lucebert (1983), Hugo Claus (1986), Gerrit Kouwenaar (1989), Christine D’Haen (1992), Harry Mulisch (1995), Paul de Wispelaere (1998), Gerard Reve (2001), Hella S. Haasse (2004),Jeroen Brouwers (2007) en Cees Nooteboom (2009).
Het Comitë van Ministers van de Nederlandse Taalunie bestaat uit Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel (voorzitter); Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur; Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart, Nederlands minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; Halbe Zijlstra, Nederlands staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De Nederlandse Taalunie is een beleidsorganisatie waarin Nederland, Vlaanderen en Suriname samenwerken op het gebied van de Nederlandse taal en letteren en het onderwijs in en van het Nederlands. De Taalunie ziet het als haar opdracht om ervoor te zorgen dat alle Nederlandssprekenden hun taal op een doeltreffende manier kunnen gebruiken. Meer informatie over de Taalunie is te vinden op www.taalunieversum.org
‘Leonard Nolens doet het Nederlands opnieuw zingen. Hij is een uitzonderlijk dichter, een begenadigd voorlezer en zijn werk kenmerkt zich als een levenslange worsteling in taal en een zoektocht naar de eigen identiteit en die van de ander’. (Citaat van de jury van de Prijs der Nederlandse Letteren 2012)
Leonard Nolens (Bree, 1947) debuteerde in 1969 met de bundel Orpheushanden en heeft in de jaren daarop een indrukwekkend oeuvre opgebouwd. Zijn bundel Liefdes verklaringen (1990) werd in Nederland bekroond met de Jan Campertprijs en in België met de Driejaarlijkse Staatsprijs. In 1997 kreeg Nolens de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre, in 2008 werd hem de VSB Poëzieprijs toegekend voor zijn bundel Bres (2007), de bundel die tien jaar lang een ‘dichtbundel in wording’ was, en waarvan delen in eerdere bundels verschenen.
‘Als de Vlaamse dichter Leonard Nolens schrijft, vangt een fluisterend zingen aan. Met schrijnende refreinen, welluidende zinnen en een vreugdevolle melodie.’ NRC Handelsblad
poëzie:
Orpheushanden (1969)
De muzeale minnaar (1973)
Twee vormen van zwijgen (1975)
Incantatie (1977)
Alle tijd van de wereld. een poëtica (1979)
Hommage (1981)
Vertigo (1983)
De gedroomde figuur (1986)
Geboortebewijs (1988)
Liefdes verklaringen (1990)
Hart tegen hart. Gedichten 1975-1990 (1991)
Tweedracht (1992)
Honing en as (1994)
En verdwijn met mate (1996)
De liefdesgedichten van Leonard Nolens (1997)
Hart tegen hart. Gedichten 1975-1996 (1998)
Voorbijganger (1999)
Manieren van leven (2001)
Derwisj (2003)
Laat alle deuren op een kier. Verzamelde gedichten (2004)
Een dichter in Antwerpen en andere gedichten (2005)
Een fractie van een kus (2007, Gedichtendagbundel)
Bres (2007)
Woestijnkunde (2008)
autobiografisch:
Stukken van mensen. Dagboek 1979-1982 (1989)
Blijvend vertrek. Dagboek 1983-1989 (1993)
De vrek van Missenburg. Dagboek 1990-1993 (1995)
Een lastig portret. Dagboek 1994-1996 (1998)
Dagboek van een dichter 1979-2007 (2009)
Jij bent schatrijk geboren
Jij en ik, dat is twee
Plus dit. Dat is drie. Dat is vragen
Om ruzie, men komt er niet uit.
Wij zitten perplex in elkaar.
Wij maken hetzelfde misbaar.
Jij en ik dat is een.
Jij bent schatrijk geboren
En kocht mij met gemak.
Dat zet ik je betaald
Op deze rekening.
Ik ben geen slapend geld
Vandaag, ik handel in ons.
Ik werk mij in het zweet
Van jou, ik bid en vloek mij
Uit de naad van ons,
Ik maak je winst op de markt.
Jij bent wat ik hier tel,
Mijn tol, mijn kapitaal.
Ik viel jou in de schoot
Van goud, ik woeker met wissels
Van ons en koop je terug
Nu ik ons doorverkoop
Aan vreemden, de truc is gelukt.
Wij staan op hetzelfde biljet.
Leonard Nolens
uit: ‘Derwisj’, 2003
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive M-N, Art & Literature News
William Shakespeare Sonnet 30
When to the sessions of sweet silent thought
I summon up remembrance of things past,
I sigh the lack of many a thing I sought,
And with old woes new wail my dear time’s waste:
Then can I drown an eye (unused to flow)
For precious friends hid in death’s dateless night,
And weep afresh love’s long since canceled woe,
And moan th’ expense of many a vanished sight
Then can I grieve at grievances foregone,
And heavily from woe to woe tell o’er
The sad account of fore-bemoanèd moan,
Which I new pay as if not paid before.
But if the while I think on thee, dear friend,
All losses are restored and sorrows end.
William Shakespeare Sonnet 30
Daag ik ter zitting van gemijmer zoet
Herinnering aan zaken lang vergaan,
Dan zucht ik diep om wat ik missen moet,
En lijd nieuw leed om oude tijd verdaan.
Dan laat ik graag een traan (die niet gauw vloeit)
Om vrienden in hun doodsnacht zonder tijd,
Beween weer liefde mij al lang ontgroeid,
En treur om schuld door veel vergetelheid.
Dan klaag ik graag om een belegen klacht,
En tel bedrukt weer neer, van leed tot leed,
De droeve som van wat oud onheil bracht,
Die ‘k kwijt alsof ik die niet eerder kweet.
Maar denk ik dan aan jou, mijn liefste vriend,
Zijn tranen weg, verliezen terugverdiend.
Vertaald door Cornelis W. Schoneveld,
Bestorm mijn hart, (2008, p53), herziening feb. 2012
kempis.nl poetry magazine
More in: Shakespeare, Shakespeare, William
Ton van Reen
zwarte waakvogels
Zwaluwen in zwarte vechterspakken
schieten als speren door de lucht
drijvend op hun vleugels
houden ze de akkers in het oog
moedig als mannen waken ze over de oogst
Afgeschoten als pijlen
scheren ze over de bomen
en duiken laag over de paden
hun scherpe vleugels
snijden de toppen van de daken
Vertrouwd met het dorp
bouwen ze hun harde nesten
onder de dakranden van de hutten
waar ze samenhokken
met de zielen van de voorouders
Uit: Ton van Reen, Blijvend vers, Verzamelde gedichten (1965-2007).
Uitgeverij De Contrabas, 2011, ISBN 9789079432462, 144 pagina’s, paperback
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive Q-R, Reen, Ton van
Sonja Prins
(1912-2009)
Het vak van de naaister
Ja ik geef het afgeronde beeld
met al zijn hoeken en plooien
van deze wereld
Ik hang haar op de stellage
en drapeer de stoffen
met de hand van een naaister
en terwijl ik zo bezig ben
klinkt uit de buste
een stem die mij waarschuwt
luister je kan nu wel plooien
maar ik was er eerder
de aarde de melkweg
als je mij wilt vergooien
blijft er niets over
en niets te draperen
met mijn oor op de buste
schrijf ik haastig
naaister van woorden
(1954)
Sonja Prins poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive O-P
Esther Porcelijn
Lege schappen vullen vrienden
Een wandeling door Tilburg
Kom je net om de hoek kijken,uit een andere stad en net uit bed. Loopt een man je tegemoet, schouders ineengedoken en grijs bij de slapen. Hij kijkt je aan en zegt: “hoi!,” alsof het niets is.
Duiven haast onzichtbaar tussen al het grijs,de beetjes pikkend tussen de tegels. Alles wat wij niet moeten.
Bijna de straat uit, de man kijkt om en zwaait.
Je wandelt verder langs de grote begraafplaats waar witte beelden je in Italië doen wanen. Twee grafdelvers. Ze harken de laatste aarde bijeen en wuiven naar je.
Bakstenen huizen net niet oud of nieuw. Kleine Maria’s in de muren gemetseld. Niet los te wrikken.
Bij het station staan rijen mensen,ongeduldig. Matte glasplaten maken de lucht altijd bewolkt. Een zwerver met boemerangkaarten. Je wilt iets tegen hem zeggen. Je stamelt: “hoi..hallo.” Hij heeft geen tanden meer. Je geeft hem een worstenbroodje want dan ga je een beetje naar de hemel.
Drukke dagjesmensen. Djembé-man geeft ritme aan hun loopje. Toeterend, “kiss & ride” en telefoontjes.
Grote weg over. Grijze mosselen en zalm worden aangeprezen. De drukte in. Hippe mensen in joggingbroek vers uit de dansles. Soms geeft iemand je een knipoog. Vrouwen winkelend. Koopjes nemen loopjes met je.
Soep, tassen, taart, schoenen en Hemaworst. Mensen blij en teleurgesteld. Art deco glas in lood. Want zoiets valt jou op.
Oude gebouwen links en rechts. Kunstgaleries tussen fietsen en fruit. Als in Frankrijk in de zon. Terrasje pakken. Je bestelt bij de ober: “zou ik een koffie mogen?” Waarom zeg je dat altijd? Tuurlijk mag dat! Koffie op een pleintje.
Kleine straten met gekleurde raamkozijnen. Stiekem kijk je naar binnen. Hoge plafonds en een vrouw veegt haar stoep. Je knikt, zij kijkt en veegt. Muziek klinkt uit een club.
Je bent bij een groot plein. Sommigen zitten stil, anderen niet. Fontein met vele gaten. Enorme ruimte met hele kleine stroken gras. Jonge meisjes spelen met hun telefoon.
Dan ben je er, bij het café. Een bruin café. De gasten schaken wat en drinken wat. De deur gaat open. Iedereen lacht je toe. Muziek. Je danst op de tafels.
Tilburg.
Esther Porcelijn is stadsdichter van Tilburg
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive O-P, Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther
Bert Bevers
Leven en dood
bij het schilderij Der Anatom van Gabriel von Max
Zelfs als levenloos object van studie
is het lichaam op de tafel mooi,
stemmig als het meisje dat het was.
De anatoom voelt zich haast onbeleefd,
hij durft zijn hand niet verder nog
de wade van haar borst te laten glijden.
O, wat wendt zij hardnekkig haar blik af.
(uit Afglans – Gedichten 1972-1997, uitgeverij WEL, Bergen op Zoom, 1997, ISBN 90 6230 080 4)
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive A-B, Bevers, Bert
Čisti zov divljine
Ponekad imam osjećaj da sam se odavno izgubio
na ovom svijetu i da je sve krivo postavljeno:
i imena gradova, i imena ulica, i imena ljudi,
znakovi na cesti, krsni listovi i boje na zastavama.
Da smo krive lekcije učili u udžbenicima,
i profesori da su trebali biti đaci
i učiti od nas koji smo bili djeca,
a mi da smo trebali ostati onakvi
nezainteresirani za strane svijeta,
statističke podatke o ekonomskom rastu
i kada je koja bitka vođena.
Čini mi se da bi bili pametniji
s onim osmjehom dječaka koji se
nemilosrdno ceri pred kartom Svijeta
smiještajući Afriku gdje bi trebala biti
Amerika, i Europu tamo gdje je Azija.
I mudriji da je bio naš bijeg sa školskog sata,
od dosadnih formula iz fizike i kemije.
Jer – tako je to ponekad u mojoj glavi –
čini mi se kad ljudi ništa ne bi znali
o kemijskim spojevima i zakonima fizike,
još uvijek bi živjeli u špilji
i igrali se na mame i tate.
I da bi bez Dnevnika, Interneta i dnevnog tiska
više poznavali jedni druge. I kako teku suze,
i kako grmi smijeh. I srce kako se kadikad steže
mimo svih zakona, pred stvarima o kojima ljudi
najčešće i ne razmišljaju, a o kojima u udžbeniku
nije pisalo ništa.
Ponekad stvarno imam osjećaj da sam se izgubio.
I što je lijevo, učini mi se da bi trebalo biti desno,
i što je desno, da bi trebalo biti lijevo,
i ono što je gore, da bi trebalo biti dolje,
i obratno. I sve bi tako ispremještao.
Jer čini mi se ponekad, da se ljudi
i vole i mrze po inerciji i navici.
I da čine sve samo zato jer im je netko rekao
da je dobro da to čine baš tako
kako su ih naučili da čine,
a zapravo nije, jer bi moglo i drukčije.
I svašta se meni tako čini, i pričinja,
ponekad i predskazuje, pa stvarno bude onako
kao u tom predskazanju, a ne onako kako su nam rekli.
Čudne me misli spopadaju. Što sam stariji, sve to više.
I ponekad mi bude pravo žao što nikada nisam živio u špilji,
bez frižidera, mikrovalne i daljinskog upravljača.
Zamisli da svako jutro iznova moraš kresati kamen o kamen
da bi zapalio vatru, ganjati divlju svinju ili loviti ribu?
Kakve bi ti se onda misli vrzmale po glavi, i bi li tvoje ruke
imale isti osjećaj za stvari?
Dobro! – Priznajem, bilo bi to naporno. Ovako je mnogo lakše.
No, što je s osjećajem za stvari? Je li i naša glad ista
kao i ona prva? I ona vatra, kao ova mikrovalna? Grokće li ova
pitoma svinja kao i ona divlja? Ili smo se svi izgubili
među svim tim zemljama, jezicima, kulturama, tehničkim
i mentalnim pomagalima? I je li ono bilo divlje samo zato
što su nas razmazili, ili smo mi divlji kojima nije bila dovoljna
riba za ručak, pa smo sagradili brod, pa tvornicu, pa…
nacrtali Europu, Ameriku, Aziju…
– Da mi je ući u tvoju glavu, mislim da bi se osjećala ko Alisa
u zemlji čudesa! – tako mi reče jednom sestra.
I nije bila daleko!
Na ovoj planeti čudesa, da te nema,
Ljubavi moja, ne znam kud bih krenuo.
Niti što bih uopće radio?
O tome razmišljam dok gledam tvoje lice.
O kojem mi nitko nije rekao ništa,
a na kojem je zapisano ama baš sve
što je važno.
Čisti zov divljine.
Vinko Kalinić
Pure call of the wilderness
Some-time I have a feeling that I’ve lost myself a long time ago
on this world and that everything is being wrongly set:
towns names, streets names and peoples names,
signs on the roads, birth certificates and the colours of flags.
That we learned wrong subjects from the textbooks,
and that professors had to be the students
and learn from us who were the children,
and that we should have stayed in
disinterested states for the sides of the world,
for statistical data on economic growth
and when was what battle fought.
It seems to me that we would have been smarter
with that smile of the boy who
relentlessly grins in front of a world map
placing Africa where should be
America, and Europe where Asia is.
And also, if the wagging school was wiser,
than boring formulas of Physics and Chemistry.
Whereas – it’s like that sometimes in my head –
it seems to me when people wouldn’t know
anything about chemical compounds and the laws of physics,
they would still be living in the cave
and they would still be playing mums and dads.
And that without the TV news, internet and daily newspapers
they would better get to know each other. And how tears drop,
and how laughter thunder. And also how the heart sometimes squirm
past all laws, in front of things people
most often don’t think, things that
never existed in the textbooks.
Sometimes I really feel that I’ve lost myself.
And what is left, it seems to me that should be right,
and what is right, that it should be left,
and what is up, that should be down,
and vice versa. And so, I would mix up all of that.
Because it seems to me sometimes, that people
love and hate each other by inertia and habit.
And that they do everything just because someone told them
it was good to do just that
as they taught them to do,
but actually is not, because it could be otherwise.
And everything methinks so, and vice,
and sometimes predicts, and really it is exactly
as in that prophecy, and not the way they told us.
Strange thoughts seize upon me. As I got older even more.
And sometimes I’d be really sorry that I have never lived in a cave,
without refrigerator, microwave and remote control.
Imagine that every morning you have to strike the stones together
to light a fire, chase the wild boar or catch a fish?
What thoughts would you then be having in your head, and whether your hands
would have the same sense for things?
Well, OK! – I admit, it would be hard. Thus it is much easier.
But what about the sense of things? Is our hunger the same
as it was the hunger before? And that fire, is it the same as this microwave one?
Does the domestic pig grunt the same as the wild one? Or we all have got lost
among all these countries, languages, cultures, technical
and mental aid tools? And whether that was wild just because
we were spoiled, and we are wild, we who didn’t have enough
just fish for lunch, so we built a ship and factory, and so…
we just drew Europe, America, Asia…
– If I could get into your head, I think I would have felt like Alice
in Wonderland! – my sister once said to me.
And she wasn’t too far from the truth!
On this planet of wonders, if you were not here,
My love, I do not know where I would go.
Nor what would I do, anyway?
I think about it when I look at your face.
Face nobody told me anything about,
and on which is written absolutely everything
that is important.
Pure call of the wilderness
Vinko Kalinić
Translation by Darko Kotevski, Melbourne, Australia
Vinko Kalinić was born 1974 in Split, Croatia. He is a writer, journalist and human rights activist. He lives on the island of Vis. He is the editor of the internet portal My island of Vis, which is dedicated to life on the island and the Mediterranean culture. Also on facebook Vinko Kalinić daily writes his poetic diary, which tracks more than 2 300 fans.
Vinko Kalinić poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive K-L, Kalinić, Vinko
Eddy van Vliet
(1942-2002)
Verliefd
Zo gaat het, zo ging het en zo zal het altijd gaan.
Afspreken in cafés op de sluitingsdag.
Aan de verkeerde zijde van bruggen staan.
Tussen duim en wijsvinger, als brandende as,
het fout begrepen telefoonnummer.
Parken te nat, hotels te vol, Parijs te ver.
Liefde als een veelvoud van vergissingen.
Onbeholpen woorden als zo-even op zak en
zoveel zin om, los van de wetten
van goede smaak en intellect, te schrijven
dat van de stad waar je elkaar voor het eerst zag,
een plattegrond bestaat, waarop een kus,
die het nauwelijks was, geregistreerd werd.
Uit: ‘Gigantische dagen’, 2002
Eddy van Vliet poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive U-V
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature