Or see the index
Presentatie nieuwe dichtbundel Nick J. Swarth
Mijn onsterfelijke lever
Op woensdag 16 mei 2012 vindt de presentatie plaats van de nieuwe dichtbundel van Nick J. Swarth, ‘Mijn onsterfelijke lever’ (Uitgeverij IJzer, Utrecht). De dichtbundel kwam mede tot stand dankzij de steun van 73 donateurs, die een bijdrage leverden op voordekunst.nl, een site voor crowdfunding. Dankzij hen is ‘Mijn onsterfelijke lever’ in de boekhandel verkrijgbaar aan een uiterst scherpe prijs: EUR 10.
De lancering vindt plaats in Paradox, Telegraafstraat 62, 5038 BM Tilburg. Daar kan men terecht vanaf 20:00. Aanvang 20:30.
De presentatie van de avond is in de capabele handen van ‘juffrouw’ Janine Ensslin. Ze stond eerder garant voor het geslaagde crowdfunding-traject, dat de bundel mede mogelijk maakte. Zij zal onder andere spreken met Efrat Zehavi. Deze in Rotterdam woonachtige beeldende kunstenares werkt aan een animatiefilm op basis van teksten van Swarth. In Paradox toont zij de eerste resultaten van dit work in progress.
De dichter zelf treedt ook voor het voetlicht. Hij draagt een aantal kakelverse teksten voor, daarin bijgestaan op gitaar door instant composer Frank Crijns.
En omdat zo’n bundelpresentatie toch een feestje is, wordt de avond afgesloten met een vitaal optreden van de band Zibabu. Zibabu wortelt in de underground en treedt doorgaans op in kraakpanden, of tijdens demonstraties, spoorblokkades en wat dies meer zij. Rocking On Burning Barricades. Gedreven, vuurvast en voor geen gat te vangen. Unplugg your brain, baby!
Nick J. Swarth is dichter en performer. Werk in druk: ‘¡Mondo Manga!’ (gedichten, 2010); ‘Horror Vacui’, registratie van een schandaalverwekkend kunstproject (i.s.m. J. de Leijer, 2008); ‘Naked City Poems’ (stadsgedichten, 2007); ‘De napalmsessies’ (bundel-dvd, 2005). Swarth is de voice ‘n’ noise van het illustere guerrilla rock trio Betonfraktion. I.s.m. typograaf Sander Neijnens verwezenlijkte hij ‘Plekgedichten’ in de openbare ruimte.
Nick J. Swarth
MIJN ONSTERFELIJKE LEVER
Gedichten & tekeningen
Omslagontwerp: Nick J. Swarth
Foto’s omslag: Nick J. Swarth
Typografie: Bureau Vanbinnen
Uitgeverij IJzer, Utrecht | 2012
ISBN 978 90 8684 086 1
NUR 305
Paperback, 64 blz
Prijs: € 10
MIJN ONSTERFELIJKE LEVER werd mogelijk gemaakt door de 73 donateurs die hun geloof in de maker en zijn werk kracht bijzetten op Voordekunst.nl
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive S-T, Swarth, Nick J.
Ton van Reen
vannacht
Vannacht
zijn wij
over het ijs gelopen
er was
een vale maan
die traag
langs zijn koude licht
naar beneden schreed
jouw mistige adem
tekende draden
over je bedroomd
gezicht
schiep een waaiend
mozaïek
van zomaar
bij elkaar gezette
brandende
kaarsen
daartussen leek het
of de haren
rond je ogen
in kool getekend waren
de maan werd
een zware magneet
die de ijzeren deuren
in mijn hart
opentrok
later
heb ik jou
over de schuimsneeuwen
drempel van mijn huis
gedragen
Uit: Ton van Reen, Blijvend vers, Verzamelde gedichten (1965-2007). Uitgeverij De Contrabas, 2011, ISBN 9789079432462, 144 pagina’s, paperback
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive Q-R, Reen, Ton van
Stabilitas loci
Lamellen breken zonlicht. Buiten ballen kinderen.
Ik kan ze horen, vreugdekreetjes om ik weet niet wat.
De kamer droomt hartgrondig dat zij een kajuit is.
Op straat speelt het leven zich af als een parodie
op zichzelf. In boodschappentassen herkennen
tussen karton ajuin en prei zich als verre verwanten.
Lippen praten elkaar naar de mond met woorden
leeg als kraters. In de verte stap iemand een kerk binnen.
Dezelfde wereld is er anders voor wie zich welkom weet.
Hier zwijgt de telefoon met het ritme van een goederentrein.
Ik huiver van begrip: nooit is het te laat om te blijven
waar men is. Nooit te laat is het. Het is altijd tijd.
Bert Bevers
(uit Afglans – Gedichten 1972-1997, uitgeverij WEL, Bergen op Zoom, 1997, ISBN 90 6230 080 4)
kempis.nl poetry magazine
More in: Bevers, Bert
Park eren
Harde kale takken
spreken over dood
bomen blozen, bloot
en kwetsbaar in hun
tere lingerie van knoppen
winter aarzelt te vertrekken
rekt zich nog even uit als kat
en trekt soms hele gekke bekken
naar ons wandelaars, met naast ons
horden uitgelaten fris ontdooide vogels
in hoge toppen staan herrezen mezen
pas uit diepvries weggevlogen, bewogen
en spatzuiver deze terugkeer te befluiten
merels neurieën mee uit zachte kelen
zonlicht gaat nu alle grauwheid helen
door het vaak en lang te strelen
daalt vastbesloten naar beneden
nog zonder warmte, nog even
zonder warmte, tot het kille
eindelijk wordt ingehaald
parkeergeld is betaald.
Freda Kamphuis
(c)2012 Freda Kamphuis
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive K-L, Kamphuis, Freda
Ton van Reen
zwarte waakvogels
Zwaluwen in zwarte vechterspakken
schieten als speren door de lucht
drijvend op hun vleugels
houden ze de akkers in het oog
moedig als mannen waken ze over de oogst
Afgeschoten als pijlen
scheren ze over de bomen
en duiken laag over de paden
hun scherpe vleugels
snijden de toppen van de daken
Vertrouwd met het dorp
bouwen ze hun harde nesten
onder de dakranden van de hutten
waar ze samenhokken
met de zielen van de voorouders
Uit: Ton van Reen, Blijvend vers, Verzamelde gedichten (1965-2007).
Uitgeverij De Contrabas, 2011, ISBN 9789079432462, 144 pagina’s, paperback
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive Q-R, Reen, Ton van
Esther Porcelijn
Lege schappen vullen vrienden
Een wandeling door Tilburg
Kom je net om de hoek kijken,uit een andere stad en net uit bed. Loopt een man je tegemoet, schouders ineengedoken en grijs bij de slapen. Hij kijkt je aan en zegt: “hoi!,” alsof het niets is.
Duiven haast onzichtbaar tussen al het grijs,de beetjes pikkend tussen de tegels. Alles wat wij niet moeten.
Bijna de straat uit, de man kijkt om en zwaait.
Je wandelt verder langs de grote begraafplaats waar witte beelden je in Italië doen wanen. Twee grafdelvers. Ze harken de laatste aarde bijeen en wuiven naar je.
Bakstenen huizen net niet oud of nieuw. Kleine Maria’s in de muren gemetseld. Niet los te wrikken.
Bij het station staan rijen mensen,ongeduldig. Matte glasplaten maken de lucht altijd bewolkt. Een zwerver met boemerangkaarten. Je wilt iets tegen hem zeggen. Je stamelt: “hoi..hallo.” Hij heeft geen tanden meer. Je geeft hem een worstenbroodje want dan ga je een beetje naar de hemel.
Drukke dagjesmensen. Djembé-man geeft ritme aan hun loopje. Toeterend, “kiss & ride” en telefoontjes.
Grote weg over. Grijze mosselen en zalm worden aangeprezen. De drukte in. Hippe mensen in joggingbroek vers uit de dansles. Soms geeft iemand je een knipoog. Vrouwen winkelend. Koopjes nemen loopjes met je.
Soep, tassen, taart, schoenen en Hemaworst. Mensen blij en teleurgesteld. Art deco glas in lood. Want zoiets valt jou op.
Oude gebouwen links en rechts. Kunstgaleries tussen fietsen en fruit. Als in Frankrijk in de zon. Terrasje pakken. Je bestelt bij de ober: “zou ik een koffie mogen?” Waarom zeg je dat altijd? Tuurlijk mag dat! Koffie op een pleintje.
Kleine straten met gekleurde raamkozijnen. Stiekem kijk je naar binnen. Hoge plafonds en een vrouw veegt haar stoep. Je knikt, zij kijkt en veegt. Muziek klinkt uit een club.
Je bent bij een groot plein. Sommigen zitten stil, anderen niet. Fontein met vele gaten. Enorme ruimte met hele kleine stroken gras. Jonge meisjes spelen met hun telefoon.
Dan ben je er, bij het café. Een bruin café. De gasten schaken wat en drinken wat. De deur gaat open. Iedereen lacht je toe. Muziek. Je danst op de tafels.
Tilburg.
Esther Porcelijn is stadsdichter van Tilburg
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive O-P, Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther
Bert Bevers
Leven en dood
bij het schilderij Der Anatom van Gabriel von Max
Zelfs als levenloos object van studie
is het lichaam op de tafel mooi,
stemmig als het meisje dat het was.
De anatoom voelt zich haast onbeleefd,
hij durft zijn hand niet verder nog
de wade van haar borst te laten glijden.
O, wat wendt zij hardnekkig haar blik af.
(uit Afglans – Gedichten 1972-1997, uitgeverij WEL, Bergen op Zoom, 1997, ISBN 90 6230 080 4)
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive A-B, Bevers, Bert
Čisti zov divljine
Ponekad imam osjećaj da sam se odavno izgubio
na ovom svijetu i da je sve krivo postavljeno:
i imena gradova, i imena ulica, i imena ljudi,
znakovi na cesti, krsni listovi i boje na zastavama.
Da smo krive lekcije učili u udžbenicima,
i profesori da su trebali biti đaci
i učiti od nas koji smo bili djeca,
a mi da smo trebali ostati onakvi
nezainteresirani za strane svijeta,
statističke podatke o ekonomskom rastu
i kada je koja bitka vođena.
Čini mi se da bi bili pametniji
s onim osmjehom dječaka koji se
nemilosrdno ceri pred kartom Svijeta
smiještajući Afriku gdje bi trebala biti
Amerika, i Europu tamo gdje je Azija.
I mudriji da je bio naš bijeg sa školskog sata,
od dosadnih formula iz fizike i kemije.
Jer – tako je to ponekad u mojoj glavi –
čini mi se kad ljudi ništa ne bi znali
o kemijskim spojevima i zakonima fizike,
još uvijek bi živjeli u špilji
i igrali se na mame i tate.
I da bi bez Dnevnika, Interneta i dnevnog tiska
više poznavali jedni druge. I kako teku suze,
i kako grmi smijeh. I srce kako se kadikad steže
mimo svih zakona, pred stvarima o kojima ljudi
najčešće i ne razmišljaju, a o kojima u udžbeniku
nije pisalo ništa.
Ponekad stvarno imam osjećaj da sam se izgubio.
I što je lijevo, učini mi se da bi trebalo biti desno,
i što je desno, da bi trebalo biti lijevo,
i ono što je gore, da bi trebalo biti dolje,
i obratno. I sve bi tako ispremještao.
Jer čini mi se ponekad, da se ljudi
i vole i mrze po inerciji i navici.
I da čine sve samo zato jer im je netko rekao
da je dobro da to čine baš tako
kako su ih naučili da čine,
a zapravo nije, jer bi moglo i drukčije.
I svašta se meni tako čini, i pričinja,
ponekad i predskazuje, pa stvarno bude onako
kao u tom predskazanju, a ne onako kako su nam rekli.
Čudne me misli spopadaju. Što sam stariji, sve to više.
I ponekad mi bude pravo žao što nikada nisam živio u špilji,
bez frižidera, mikrovalne i daljinskog upravljača.
Zamisli da svako jutro iznova moraš kresati kamen o kamen
da bi zapalio vatru, ganjati divlju svinju ili loviti ribu?
Kakve bi ti se onda misli vrzmale po glavi, i bi li tvoje ruke
imale isti osjećaj za stvari?
Dobro! – Priznajem, bilo bi to naporno. Ovako je mnogo lakše.
No, što je s osjećajem za stvari? Je li i naša glad ista
kao i ona prva? I ona vatra, kao ova mikrovalna? Grokće li ova
pitoma svinja kao i ona divlja? Ili smo se svi izgubili
među svim tim zemljama, jezicima, kulturama, tehničkim
i mentalnim pomagalima? I je li ono bilo divlje samo zato
što su nas razmazili, ili smo mi divlji kojima nije bila dovoljna
riba za ručak, pa smo sagradili brod, pa tvornicu, pa…
nacrtali Europu, Ameriku, Aziju…
– Da mi je ući u tvoju glavu, mislim da bi se osjećala ko Alisa
u zemlji čudesa! – tako mi reče jednom sestra.
I nije bila daleko!
Na ovoj planeti čudesa, da te nema,
Ljubavi moja, ne znam kud bih krenuo.
Niti što bih uopće radio?
O tome razmišljam dok gledam tvoje lice.
O kojem mi nitko nije rekao ništa,
a na kojem je zapisano ama baš sve
što je važno.
Čisti zov divljine.
Vinko Kalinić
Pure call of the wilderness
Some-time I have a feeling that I’ve lost myself a long time ago
on this world and that everything is being wrongly set:
towns names, streets names and peoples names,
signs on the roads, birth certificates and the colours of flags.
That we learned wrong subjects from the textbooks,
and that professors had to be the students
and learn from us who were the children,
and that we should have stayed in
disinterested states for the sides of the world,
for statistical data on economic growth
and when was what battle fought.
It seems to me that we would have been smarter
with that smile of the boy who
relentlessly grins in front of a world map
placing Africa where should be
America, and Europe where Asia is.
And also, if the wagging school was wiser,
than boring formulas of Physics and Chemistry.
Whereas – it’s like that sometimes in my head –
it seems to me when people wouldn’t know
anything about chemical compounds and the laws of physics,
they would still be living in the cave
and they would still be playing mums and dads.
And that without the TV news, internet and daily newspapers
they would better get to know each other. And how tears drop,
and how laughter thunder. And also how the heart sometimes squirm
past all laws, in front of things people
most often don’t think, things that
never existed in the textbooks.
Sometimes I really feel that I’ve lost myself.
And what is left, it seems to me that should be right,
and what is right, that it should be left,
and what is up, that should be down,
and vice versa. And so, I would mix up all of that.
Because it seems to me sometimes, that people
love and hate each other by inertia and habit.
And that they do everything just because someone told them
it was good to do just that
as they taught them to do,
but actually is not, because it could be otherwise.
And everything methinks so, and vice,
and sometimes predicts, and really it is exactly
as in that prophecy, and not the way they told us.
Strange thoughts seize upon me. As I got older even more.
And sometimes I’d be really sorry that I have never lived in a cave,
without refrigerator, microwave and remote control.
Imagine that every morning you have to strike the stones together
to light a fire, chase the wild boar or catch a fish?
What thoughts would you then be having in your head, and whether your hands
would have the same sense for things?
Well, OK! – I admit, it would be hard. Thus it is much easier.
But what about the sense of things? Is our hunger the same
as it was the hunger before? And that fire, is it the same as this microwave one?
Does the domestic pig grunt the same as the wild one? Or we all have got lost
among all these countries, languages, cultures, technical
and mental aid tools? And whether that was wild just because
we were spoiled, and we are wild, we who didn’t have enough
just fish for lunch, so we built a ship and factory, and so…
we just drew Europe, America, Asia…
– If I could get into your head, I think I would have felt like Alice
in Wonderland! – my sister once said to me.
And she wasn’t too far from the truth!
On this planet of wonders, if you were not here,
My love, I do not know where I would go.
Nor what would I do, anyway?
I think about it when I look at your face.
Face nobody told me anything about,
and on which is written absolutely everything
that is important.
Pure call of the wilderness
Vinko Kalinić
Translation by Darko Kotevski, Melbourne, Australia
Vinko Kalinić was born 1974 in Split, Croatia. He is a writer, journalist and human rights activist. He lives on the island of Vis. He is the editor of the internet portal My island of Vis, which is dedicated to life on the island and the Mediterranean culture. Also on facebook Vinko Kalinić daily writes his poetic diary, which tracks more than 2 300 fans.
Vinko Kalinić poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive K-L, Kalinić, Vinko
Freda Kamphuis: Alexander Calder tot en met terugreis
Expositie: Alexander Calder. De grote ontdekking
Gemeentemuseum Den Haag t/m 28 mei 2012
Voor het eerst sinds 1969 is dit voorjaar een groot overzicht van Alexander Calder (1898-1976) in Nederland te zien. Wereldberoemd werd hij met zijn open draadsculpturen, zijn verbluffende Cirque Calder (1926-1931) en mobiles die gekenmerkt worden door hun immaterialiteit en beweging. Het maakte hem tot een van de belangrijkste grondleggers van de moderne beeldhouwkunst. De tentoonstelling draait om het legendarische bezoek van Alexander Calder aan het atelier van Piet Mondriaan in Parijs in 1930. Dit bezoek markeert een keerpunt in Calders carrière; het opent zijn ogen voor de abstracte kunst.
Foto’s Freda Kamphuis
fleursdumal.nl
More in: Freda Kamphuis, Kamphuis, Freda, Sculpture
Ton van Reen
EEN NOG SCHONERE SCHIJN VAN WITHEID
Een winterverhaal
5
“Alles mag je weten,” zei grootmoeder, “maar jongens hebben soms geheimen.”
“Dus het ging over jou,” zei moeder opgelucht, omdat alles wat wij te vertellen hadden, terwijl zij buiten met de lakens vocht, niets met haar van doen had. “Ik dacht al dat het over mij ging. Ik zag wel dat jullie me uitlachten.”
“We zouden niet durven,” zei grootmoeder.
Mijn moeder pakte de kam en liep naar haar slaapkamer om haar verwaaide haren te kammen. Wij bleven stil wachten. Wij wisten wat het betekende, vooral als het lang duurde. Soms zag ik mijn moeder als de deur van haar slaapkamer openstond en ze voor de spiegel van de commode zat, soms wel tien minuten. Dan was het altijd alsof ze haar haren kamde voor de grote en sprekende foto van mijn zo vroeg gestorven vader, wiens foto ze zo naar de spiegel had gekeerd dat het was of hij naar haar keek. Het leek alsof ze het voor hem deed. Ze maakte zich mooi voor hem. Door een kier van de deur bleef ik kijken, ademloos. En als ik wist dat zij wist dat ik er stond, liep ik fluitend of zingend naar beneden, spelend dat ik niets had gezien, maar de tranen stonden dik in mijn keel van ontroering.
“Je mag alles weten, mam,” zei ik, toen ze terugkwam in de keuken, haar haren mooi alsof ze naar de kerk ging. “Maar je weet alles al.”
“Ja, ik weet alles,” zei ze, kijkend naar de lakens die zacht als was waren geworden.
Ik liep naar buiten, net of ik naar de konijnen ging kijken, tenslotte wist ik dat van kinderen werd verwacht dat ze zich groot hielden en dat ze nooit klein moesten zijn. Ik speelde dat ik naar de wolken ging kijken, die misschien sneeuw zouden brengen. Of misschien liep ik gewoon naar buiten omdat kinderen soms buiten moeten zijn. Ik zweer het, kinderen moeten soms naar buiten geschopt worden, omdat geen mens snapt wat er in hun hoofden omgaat. Buiten kunnen ze pas alleen zijn. En ze weten dat daarbinnen de anderen over hen praten. Maar of grootmoeders en moeders echt iets van hun kinderen snappen, betwijfel ik.
Ik zweer het, als ik nu naar binnen zou gaan op fluistervoeten, in de sokken die mijn grootmoeder voor me heeft gebreid, zal ik horen dat ze over mij praten, grootmoeder en moeder. Maar ik mag het niet horen omdat wat ze zeggen niet voor mijn oren bestemd is en omdat het tegen de spelregels is. Ik loop buiten alleen maar wat rond om de tranen in mijn ogen te laten bevriezen. En er valt genoeg te lachen. Ik hoor de arbeiders van de steenfabriek met hun gore moppen waar ik geen bal van snap, maar die toch heel lollig moeten zijn.
Ik moet sterk zijn. Want straks komen mijn broers thuis. Ze moeten echt niet denken dat ik een hamster of een hond ben, alleen maar omdat ik een beetje verdrietig ben. Ik begin met terugslaan. Ik sla ze gewoon op hun kop. Ik weet alles.
EINDE
Het verhaal Een nog schonere schijn van witheid van Ton van Reen werd uitgegeven op 26 februari 2012 in opdracht van De Bibliotheek Maas en Peel, ter gelegenheid van de heropening van de bibliotheek in Maasbree. Teksten uit het verhaal zijn aangebracht op glazen wanden.
© Ton van Reen
Proza van Ton van Reen:
Geen oorlog roman
De moord novelle
De gevangene novelle
Lachgas roman
Landverbeuren roman
De zondvloed novelle
Katapult, de ondergang van Amsterdam roman
Bevroren dromen roman
Het diepste blauw roman
Concert voor de Führer roman
Het winterjaar roman
In het donkere zuiden verhalen
Thuiskomst novelle
Roomse meisjes roman
Zomerbloei novelle
Wie zo van vrouwen houdt verhaal
Gevallen ster roman
Brandende mannen roman
De bende van de bokkenrijders roman 12+
Gestolen jeugd roman 12+
Vlucht voor het vuur jeugdroman
Dwars door het glas jeugdroman
Voor meer informatie: www.tonvanreen.nl
fleursdumal.nl poetry magazine
More in: 4SEASONS#Winter, Archive Q-R, Reen, Ton van, Ton van Reen
Ton van Reen
EEN NOG SCHONERE SCHIJN VAN WITHEID
Een winterverhaal
4
Onze lakens zwegen gelukkig altijd, ook als de pastoor voorbijfietste en ze hem toe hadden kunnen schreeuwen wat jongens in bed wel deden maar nooit opbiechtten, maar dat deden de lakens, die net zo’n hekel hadden aan wasbeurten als ik, lekker niet. De pastoor met zijn zoete praatjes kon hen gestolen worden.
“En toen, grootmoeder?”
Moeder, nog rood van de kou, spreidde haar armen naar de kachel om zich te warmen en keek mij beschuldigend aan.
“Je had me wel kunnen helpen, kwajong,” zei ze.
“En toen?” vroeg ik. Ik probeerde me voor te stellen hoe mijn moeder, die nu in die oude jas, die ooit van vader was geweest maar nog te goed om weg te gooien, met haar gezicht rood van de kou in de rozige gloed van de kachel stond, ooit als meisje in de gang had gestaan voor de spiegel met zijn gepolitoerde nepgouden lijst en haar haren kamde. Maar het beeld van het meisje met de vlechten, dat ze was toen ze twaalf was en zoals ze op een foto op het dressoir stond, kreeg ik niet voor ogen. Hoewel die oude jas zo oud en haveloos was, vond ik hem nu heel erg mooi en precies bij haar passend. Het kon niet schelen dat er geen knopen aan zaten. Ik begreep opeens dat ze die jas nooit weg zou kunnen doen omdat hij van mijn vader was geweest. Het kon niet schelen dat hij legergroen was en dat hij tien jaar in de paardenstal van de marechaussee aan de kapstok had gehangen. Er was geen lekkerder lucht dan de geur van de paardenstal van mijn vader de wachtmeester bij de marechaussee die, hoog gezeten op zijn paard, mijn moeder ooit ten huwelijk had gevraagd, zonder dat hij wist hoe ze heette en zonder dat ze hem bij zijn naam kon noemen, terwijl ze beiden wisten dat ze nooit meer buiten elkaar zouden kunnen.
“En toen, grootmoeder?”
Ze keek me een beetje verbaasd aan.
“De rest weet je zelf wel.”
“Ja ja, de rest weet ik zelf.” Ik wist dat ik nu haar verhaal aan mezelf moest vertellen, omdat mijn moeder, die de hoofdpersoon in haar vertelsel was, nu bij ons in de keuken was. Nu kon grootje het verhaal over haar dochter, die haar niet wilde helpen met de was, niet afmaken, want dat was tegen haar regels. Een andere keer, als moeder naar de bakker was of bij een buurvrouw thee was drinken, zou ze de rest vertellen.
“Ja ja, ik weet alles,” herhaalde ik.
“Is er weer iets wat ik niet mag weten?” vroeg moeder, een beetje ontdooiend in de gloed van de kachel, hoewel de koude lucht nog steeds tussen de plooien van haar jas ontsnapte en de geuren van ijs en rook van de steenfabriek de keuken binnenbracht.
wordt vervolgd
Het verhaal Een nog schonere schijn van witheid van Ton van Reen werd uitgegeven op 26 februari 2012 in opdracht van De Bibliotheek Maas en Peel, ter gelegenheid van de heropening van de bibliotheek in Maasbree.
kempis.nl poetry magazine
More in: 4SEASONS#Winter, Reen, Ton van, Reen, Ton van
Paashaiku
Matthäus-Passion
Jezus toch maar dood verklaard
Meubelboulevard
Freda Kamphuis
(c)2010 Freda Kamphuis
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive K-L, Kamphuis, Freda
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature