Or see the index
IN MEMORIAM
Willem Barnard
Guillaume van der Graft
(1920 – 2010)
Dichter, schrijver en theoloog Willem Barnard (Rotterdam, 15 augustus 1920 – Utrecht, 21 november 2010) is afgelopen zondagmorgen op 90-jarige leeftijd in Utrecht overleden. Hij publiceerde sinds de Tweede Wereldoorlog tientallen dichtbundels onder het pseudoniem Guillaume van der Graft.
Brood op de wereld
Naaldhout is droog als peper,
als oostenwind in de neus.
Brood op de akker is beter,
het is door de wind gemalen,
het is door de zon gebakken,
het ligt op het ovale
bord van de wereld.
Ik wil bij de bossen niet leven,
de scherpe smaak van de schoonheid
brandt in de keel.
Mijn dorst wil ik lessen die hevig
tussen de wervels, tussen de regels
roept om water, om bloed
van lang overleden godinnen.
Bossen, de groene golven,
het witte berkenschuim,
de dorst heeft mij bedolven,
peper, zout en aluin.
Maar nee, ik wil ook niet leven
bij hartslag en vloed van de zee,
de bijslaap zou gaan vervelen,
schelpen kreeg ik voor kruim,
weekdieren in mijn oren
niet de gevederde woorden.
Dit wil ik: zitten aan tafel,
mijn ogen, mijn handen wassen
in het licht van de haan
en woorden als verse gewassen
op linnen zien staan.
Dit wil ik: ‘s morgens opstaan
en brood op de wereld zien staan.
Guillaume van der Graft (1920-2010)
Uit: Verzamelde Gedichten
Uitgever: de Prom, Baarn, 1985²
1946 Achterstand – 1946 In exilio – 1948 Poëzie in practijk – 1950 Mythologisch – 1951 Landarbeid – 1953 De vijf maagden – 1954 Vogels en Vissen – 1956 Woorden van brood – 1957 De maan over het eiland – 1957 Een ladder tegen de maan – 1957 Het laatste kwartier – 1958 Het landvolk – 1958 Het oude land – 1960 Tussen twee stoelen – 1961 Gedichten – 1962 Lieve gemeente – 1963 De tale kanaäns, een leergang liederen – 1963 Schijngestalten – 1964 Een keuze uit zijn gedichten – 1965 Binnen de Tijd – 1969 Stem van een roepende – 1973 Na veertig – 1975 Oude & nieuwe gedichten – 1975 Papier als reisgenoot – 1980 Op een stoel staan – 1981 Guillaume van der Graft – Willem Barnard – 1982 Verzamelde gedichten – 1982 Verzamelde gedichten – 1982 Verzamelde gedichten Deel: Dl.2 – 1982 Randgebied – 1983 Bezig met Genesis. Van hoofde aan – 1984 Winter en later – 1985 Over dichters – 1985 Verzamelde gedichten – 1986 Du aber wohnst in meiner Hand – 1986 Verzamelde liederen – 1987 Roepend om gehoor te vinden – 1987 Ter gedachtenis – 1987 Bezig met Genesis. Van ark en altaar – 1988 Rozendaal – 1988 Tegen de bosrand – 1989 Over de brug – 1989 Verzameld vertoog – 1990 Leven in zinsverband – 1990 Licht komt uit zwarte doeken – 1990 Niettegenstaande de tijd – 1991 Geloof, vertrouwen – 1992 Stille omgang. Notities in het dagelijks verkeer met de Schriften – 1993 De hondewacht – 1994 Wat heeft Cecilia gezien? – 1995 De kiezels van Klein Duimpje – 1997 Mythologisch – 1997 Onbereikbaar nabij – 1998 Dichter bij het geheim – 1999 Een ongedurige dageraad – 1999 Uw naam is met wijn geschreven – 2000 80 – 2000 Als een moeder haar zoontje van tachtig – 2001 De weg van de wind. Gedichten korter dan een sonnet – 2002 De mare van God-bewaar-me. Over de eerste drie hoofdstukken van het vierde evangelie – 2003 Lijfeigen. Liefdesgedichten 1942-2002 – 2003 Tegen David aan praten. Gepeins bij psalmen – 2004 Een stille duif in de verte. Gepeins bij psalmen – 2004 Psalmgetier. Gepeins bij psalmen – 2004 Anno Domini. Dagboeken 1978-1992 – 2005 Lofzang is geen luxe. Gepeins bij psalmen – * 2005 Een dubbeltje op zijn kant. Dagboeken 1945-1978 – 2005 Tot in Athene. Handelingen 1-17: Leesoefeningen bij het tweede boek van Lukas – 2006 Een winter met Leviticus – 2007 Praten tegen langzaam water. Gdichten 1942-2007: een keuze – 2008 Orthodox of niks. Notities en overpeinzingen – 2009 Een zon diep in de nacht. Verzamelde dagboeken 1945-2005
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive G-H, In Memoriam
Ton van Reen
Hitjes zijn Mercedessen
De sulkyrijders van Oromo hitsen hun hitjes op
ze laten de zwepen knallen, hot hot
de hitjes lopen voor hun leven
de karretjes dansen over de weg
de bellen aan de hoofdstellen rinkelen
hup hup, de hele dag is het een wedstrijd
lopen lopen lopen, harder harder harder
vanaf het begin van het dorp tot aan het eind
is de weg door Oromo een racebaan
Van de ochtend tot de avond
laten de sulkyrijders hun hitjes rennen
ze vuren hen aan met hun knallende zwepen
hot hot, lopen lopen, hop hop
links, rechts, stuiven ze voorbij
keer op keer de weg op en neer
om te laten zien wat hun paardjes kunnen
om de ogen van de meisjes te stelen
– hee meiden, kijk mij eens met mijn wit paard
het is zo wit als een witte mercedes
zie je hoe mooi opgetuigd hij is
kijk, de pluimen op zijn hoofd waaien
hop, hop, kijk eens wat mijn paard kan –
De paarden glimmen van het zweet
hun bekken staan wijd open
vlokken speeksel spatten rond, hot hot
de zwepen knallen, lopen lopen, hop hop
links en rechts stuiven de hitjes voorbij
de hele dag racen de sulkyrijders op en neer
over de kapotgereden weg van Oromo
de oorlog is wit
Kinderen tekenen met wit krijt
op een zwartgeteerde muur
ze tekenen mannen met geweren
waaruit witte kogels wegvliegen
Ze tekenen witte vliegtuigen
met de vleugels van witte vogels
die wit vuur laten vallen
op huizen en hutten van wit stro
Kinderen tekenen witte vrouwen
met hoofden zo groot als kamers
waarin kinderen zich verborgen houden
veilig achter de witte ogen van hun moeders
Ze tekenen dode witte kinderen
die uit hun moeders hoofden vallen
Kinderen tekenen witte soldaten
die de handen afhakken van de moeders
die naar hun witte kinderen reiken
Ze tekenen plassen krijtwit bloed
Ton van Reen: De naam van het mes. Afrikaanse gedichten
kempis.nl poetry magazine
More in: -De naam van het mes, Ton van Reen
Hieronymus van Alphen
(1746-1803)
Het Lijk
Mijn lieve kleine kinders, schrikt tog niet,
Wanneer gij dode menschen ziet;
Zoudt gij voor de lijken beven?
Kom hier: deze bleke koude man,
Die voelen, zien, noch hooren kan,
Houdt nu niet op te leven.
Hij denkt en werkt – ja meer dan gij;
Maar met geen ligchaam zoo als wij.
De ziel is weg van de aarde.
Die God, dien hij hier heeft gevreesd,
Is bij hem in zijn dood geweest;
En houdt dit lijk in waarde.
Al is de ziel van ‘t ligchaam af,
Al daalt het lijk in ‘t donker graf,
Dat moet u niet doen ijzen.
Geloofd het tog, de goede God
Zal zelfs dit lelijk overschot
Veel schooner doen verrijzen.
Ach, lieve kinders! zegt dan niet;
Wat is dat sterven een verdriet!
Mogt ik maar altoos leven!
Wanneer ge God bemint en dient,
Dan voert de dood u, als een vriend,
In ‘t eeuwig zalig leven.
En komt dan eens de jongste dag,
Dan zal het ligchaam, dat daar lag,
Zig leven weêr vertoonen.
Dan voeren de Englen van beneên,
U zingend naar den hemel heên,
Om eeuwig daar te woonen.
Mijn lieve kinders, schrikt dan niet,
Wanneer gij doode menschen ziet;
Zoudt gij voor lijken beven?
Zegt liever vrolijk – deze man,
Die hier niet zien of hooren kan,
Mag in den hemel leven.
Hieronymus van Alphen gedicht
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive A-B
Friedrich Wilhelm Nietzsche
(1844-1900)
Idyllen aus Messina
Die kleine Hexe
So lang noch hübsch mein Leibchen,
Lohnt sichs schon, fromm zu sein.
Man weiss, Gott liebt die Weibchen,
Die hübschen obendrein.
Er wird’s dem art’gen Mönchlein
Gewisslich gern verzeihn,
Dass er, gleich manchem Mönchlein,
So gern will bei mir sein.
Kein grauer Kirchenvater!
Nein, jung noch und oft roth,
Oft gleich dem grausten Kater
Voll Eifersucht und Noth!
Ich liebe nicht die Greise,
Er liebt die Alten nicht:
Wie wunderlich und weise
Hat Gott dies eingericht!
Die Kirche weiss zu leben,
Sie prüft Herz und Gesicht.
Stäts will sie mir vergeben: –
Ja wer vergiebt mir nicht!
Man lispelt mit dem Mündchen,
Man knixt und geht hinaus
Und mit dem neuen Sündchen
Löscht man das alte aus.
Gelobt sei Gott auf Erden,
Der hübsche Mädchen liebt
Und derlei Herzbeschwerden
Sich selber gern vergiebt!
So lang noch hübsch mein Leibchen,
Lohnt sich’s schon, fromm zu sein:
Als altes Wackelweibchen
Mag mich der Teufel frein!
kempis.nl # kempis poetry magazine
More in: Archive M-N, Friedrich Nietzsche, Nietzsche
Gabriele D’Annunzio
(1863-1938)
Notturno
Usciamo.
Mastichiamo la nebbia.
La città è piena
di fantasmi.
Gli uomini camminano
senza rumore
Gabriele D’Annunzio poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive C-D, D'Annunzio, Gabriele
William Shakespeare
(1564-1616)
THE SONNETS
53
What is your substance, whereof are you made,
That millions of strange shadows on you tend?
Since every one, hath every one, one shade,
And you but one, can every shadow lend:
Describe Adonis and the counterfeit,
Is poorly imitated after you,
On Helen’s cheek all art of beauty set,
And you in Grecian tires are painted new:
Speak of the spring, and foison of the year,
The one doth shadow of your beauty show,
The other as your bounty doth appear,
And you in every blessed shape we know.
In all external grace you have some part,
But you like none, none you for constant heart.
kempis poetry magazine
More in: -Shakespeare Sonnets
Lola Ridge
(1873-1941)
BABEL
Oh, God did cunningly, there at Babel–
Not mere tongues dividing, but soul from soul,
So that never again should men be able
To fashion one infinite, towering whole.
BROOKLYN BRIDGE
Pythoness body–arching
Over the night like an ecstasy–
I feel your coils tightening…
And the world’s lessening breath.
DREAMS
Men die…
Dreams only change their houses.
They cannot be lined up against a wall
And quietly buried under ground,
And no more heard of…
However deep the pit and heaped the clay–
Like seedlings of old time
Hooding a sacred rose under the ice cap of the world–
Dreams will to light.
LULLABY
Rock-a-by baby, woolly and brown…
(There’s a shout at the door an’ a big red light…)
Lil’ coon baby, mammy is down…
Han’s that hold yuh are steady an’ white…
Look piccaninny–such a gran’ blaze
Lickin’ up the roof an’ the sticks of home–
Ever see the like in all yo’ days!
–Cain’t yuh sleep, mah bit-of-honey-comb?
Rock-a-by baby, up to the sky!
Look at the cherries driftin’ by–
Bright red cherries spilled on the groun’–
Piping-hot cherries at nuthin’ a poun’!
Hush, mah lil’ black-bug–doan yuh weep.
Daddy’s run away an’ mammy’s in a heap
By her own fron’ door in the blazin’ heat
Outah the shacks like warts on the street…
An’ the singin’ flame an’ the gleeful crowd
Circlin’ aroun’… won’t mammy be proud!
With a stone at her hade an’ a stone on her heart,
An’ her mouth like a red plum, broken apart…
See where the blue an’ khaki prance,
Adding brave colors to the dance
About the big bonfire white folks make–
Such gran’ doin’s fo’ a lil’ coon’s sake!
Hear all the eagah feet runnin’ in town–
See all the willin’ han’s reach outah night–
Han’s that are wonderful, steady an’ white!
To toss up a lil’ babe, blinkin’ an’ brown…
Rock-a-by baby–higher an’ higher!
Mammy is sleepin’ an’ daddy’s run lame…
(Soun’ may yuh sleep in yo’ cradle o’ fire!)
Rock-a-by baby, hushed in the flame…
(An incident of the East St. Louis Race Riots, when some white women
flung a living colored baby into the heart of a blazing fire.)
LOLA RIDGE POETRY
kempis.nl # kempis poetry magazine
More in: Ridge, Lola
Charles Cros
(1842-1888)
Moi, je vis la vie à côté
S o n n e t
Moi, je vis la vie à côté,
Pleurant alors que c’est la fête.
Les gens disent : "Comme il est bête !"
En somme, je suis mal coté.
J’allume du feu dans l’été,
Dans l’usine je suis poète ;
Pour les pitres je fais la quête,
Qu’importe ! J’aime la beauté.
Beauté des pays et des femmes,
Beauté des vers, beauté des flammes,
Beauté du bien, beauté du mal.
J’ai trop étudié les choses ;
Le temps marche d’un pas normal :
Des roses, des roses, des roses !
Charles Cros poetry
kempis.nl # kempis poetry magazine
More in: Cros, Charles
Henry Bataille
(1872-1922)
Les doux mots que morte et passée…
Les doux mots que morte et passée…
On dirait presque des mots d’amour,
De sommeil et de demi-jour…
La plupart des mots que l’on sait
N’enferment pas tant de bonheur.
On dit Marthe et l’on dit Marie,
Et cela calme et rafraîchit. –
Il y a bien des mots qui pleurent ;
Ceux-là ne pleurent presque pas…
Marthe, c’est, au réveil, le pas
Des mères dans la chambre blanche,
C’est comme une main qui se pose,
Et l’armoire sent la lavande…
Il faut murmurer quelque chose
Pour se bien consoler, des mots,
N’importe lesquels s’ils consolent,
S’ils endorment et tiennent chaud. –
Ah ! loin des meilleures paroles,
Les doux noms que Marthe et Marie,
Les doux mots que morte et passée…
1893
Henry Bataille poetry
kempis.nl # kempis poetry magazine
More in: Archive A-B, Bataille, Henry
Willem Bilderdijk
(1756-1831)
Uitvaart
Befloersde trom
Noch rouwgebrom
Ga romm’lende om
Voor mijn gebeente;
Geen klokgebom
Uit hollen Dom
Roep ’t wellekom
In ’t grafgesteente;
Geen dichte drom
Volg’ stroef en stom;
Festoen noch blom
Van krepgefrom
Om ’t lijk, vermomm’
Mijn schaamle kleente!
Mijn jaartal kom
Tot volle som,
Mijn oog verglom;
En de ouderdom
Roept blind en krom
Ter doodsgemeente.
Wat zoude ik thands,
Beroofd der glans
Van ’s hemels trans,
Op de aard begeeren?
Geen moed des mans,
Geen spies of lans,
Geen legerschans,
Kan ’t sterfuur keeren.
Geen spel of dans,
Geen dobbelkans,
Geen lauwerkrans,
Of Rijkbeheeren.
Een handvol zands
Des grafkuilrands
In ’t nietig gants,
Dat de asch mag eeren:
De beet des tands
Dat Aarttyrans
Des menschenstands
Zal ’t lijk verteeren.
Doch wat ’s dit my,
Die bandenvrij,
In ’t uitzicht blij
Dat ik belij,
Op ’t noodgetij’
Mag triomfeeren?
Ik juiche en strij’;
Wat glippe of glij’,
Hy staat me by,
Die ’t af kan weeren.
Geen dwinglandy,
Geen razerny,
Geen Helharpy
Van Sofistry,
Geen nood, die wy
Aan Jezus zij’
Niet stout breveeren!
Zijne Englenrij
Verorden Hy
Tot wachters om ons hoofd.
Geen onheil kan ons deeren.
Willem Bilderdijk gedichten
kempis.nl # kempis poetry magazine
More in: Bilderdijk, Willem
William Shakespeare
(1564-1616)
THE SONNETS
52
So am I as the rich whose blessed key,
Can bring him to his sweet up-locked treasure,
The which he will not every hour survey,
For blunting the fine point of seldom pleasure.
Therefore are feasts so solemn and so rare,
Since seldom coming in that long year set,
Like stones of worth they thinly placed are,
Or captain jewels in the carcanet.
So is the time that keeps you as my chest
Or as the wardrobe which the robe doth hide,
To make some special instant special-blest,
By new unfolding his imprisoned pride.
Blessed are you whose worthiness gives scope,
Being had to triumph, being lacked to hope.
kempis.nl # kempis poetry magazine
More in: -Shakespeare Sonnets
Marcel Proust
(1871-1922)
Paulus Potter
Dark sorrow of the skies, uniform grey,
The rare bright spots, sadder to be blue,
And who leave the frozen plains
Filtering the lukewarm tears of a misunderstood sun;
Potter, melancholy mood of the dark plains
That spread endlessly, without joy and without colour,
The trees, the hamlet, do not shed any shadows,
The little gardens carry no flower.
A labourer returns pulling buckets, and, puny,
His mare resigned, worried and dreaming,
Trained and anxious, his pensive brain,
Short breath of a man, the long breath of wind.
Marcel Proust poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Marcel Proust, Proust, Marcel
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature