In this category:

Or see the index

All categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. PRESS & PUBLISHING
  15. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  16. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  17. STREET POETRY
  18. THEATRE
  19. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  20. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  21. WAR & PEACE
  22. ·




  1. Subscribe to new material: RSS

FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor’s choice, etc.

«« Previous page · In Memoriam Guido Gezelle deskundige Jozef Boets (1922-2012) · Vincent Berquez: Cathedral of trees · Harriet Laurey: Vlakbij je hart · Edgar Allan Poe: Evening Star · William Shakespeare: Sonnet 148 · D. H. Lawrence: The Almond Tree · Bert Bevers: Einstein en Ensor op het strand · Percy Bysshe Shelley: Good-night in een nieuwe vertaling van Cornelis W. Schoneveld · Oscar Wilde: Flower of Love · Dichter en schrijver Bernlef (1937-2012) overleden · Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (VII) · William Shakespeare: Sonnet 147

»» there is more...

In Memoriam Guido Gezelle deskundige Jozef Boets (1922-2012)

Guido Gezelle deskundige

prof. dr. Jozef Boets †

overleden

(11-7-1922 – 27-10-2012)

In Antwerpen is op zaterdag 27 oktober pater Jozef Boets op 90-jarige leeftijd overleden. Hij wijdde het grootste deel van zijn wetenschappelijke loopbaan aan het leven en het werk van priester-dichter Guido Gezelle.

Jozef Boets behaalde in 1960 een doctoraat Germaanse filologie aan de K.U.-Leuven. Zijn promotor, de dichter en professor Albert Westerlinck, moedigde hem aan werk te maken van de Gezellestudie. In 1966 werd Boets professor aan de UFSIA (Universiteit van Antwerpen), waar hij in datzelfde jaar samen met zijn collega Lissens het Centrum voor Gezellestudie oprichtte. Jozef Boets zou van de studie en de uitgave van de werken van Guido Gezelle zijn levenswerk maken. Belangrijk daarbij is zijn publicatie van het verzameld dichtwerk van Gezelle. Dat verscheen tussen 1980 en 1991 in acht delen. Verder publiceerde Jozef Boets vele wetenschappelijke artikelen en boeken over de Vlaamse literatuurgeschiedenis. Boets was oprichter van de Guido Gezellekring en daarnaast lid van het Guido Gezellegenootschap.

In het archief van Jozef Boets is Gezelle nooit ver weg. Zijn correspondentie geeft inzicht in het onderzoeksmilieu en de contacten van de Gezellevorser. Een intensieve briefwisseling met andere literatuuronderzoekers, drukkers, uitgevers, lezers, recensenten, media, leden van de Gezellekring en -genootschap bleef bewaard.

De uitvaartdienst van pater Boets vond op zaterdag 3 november plaats in de kapel van de paters assumptionisten in Leuven. Jozef Boets werd begraven op het kerkhof van de Abdij van ’t Park in Heverlee.

fleursdumal.nl magazine

More in: Gezelle, Guido, In Memoriam


Vincent Berquez: Cathedral of trees

Vincent Berquez© painting:

Cathedral of trees

kempis.nl poetry magazine

More in: Berquez, Vincent, Vincent Berquez


Harriet Laurey: Vlakbij je hart

 

Harriet Laurey

(1924–2004)

Vlakbij je hart

 

Vlakbij je hart moet ik soms denken aan

het droefste liefs, en kan het niet vertellen,

maar uit mijn donker schokt het zich vandaan,

zo driftig en gehaast als waterbellen.

Ik lig het bijna, bijna te verstaan,

met open mond, om het langzaam te spellen.

 

Maar wat ik zeggen kan, is zo gering,

bij ’t onuitsprekelijke vergeleken,

dat ik weer stil word van verwondering.

En als ik zo lang naar je heb gekeken,

dat alle woorden zijn teruggeweken,

weten mijn lippen maar van: lieveling…

 

(uit: Loreley, 1952)

Harriet Laurey poetry

kempis.nl poetry magazine

More in: Archive K-L, Brabantia Nostra


Edgar Allan Poe: Evening Star

Edgar Allan Poe

(1809 – 1849)

Evening Star

 

‘Twas noontide of summer,

And mid-time of night;

And stars, in their orbits,

Shone pale, thro’ the light

Of the brighter, cold moon,

‘Mid planets her slaves,

Herself in the Heavens,

Her beam on the waves.

I gazed awhile

On her cold smile;

Too cold- too cold for me-

There pass’d, as a shroud,

A fleecy cloud,

And I turned away to thee,

Proud Evening Star,

In thy glory afar,

And dearer thy beam shall be;

For joy to my heart

Is the proud part

Thou bearest in Heaven at night,

And more I admire

Thy distant fire,

Than that colder, lowly light.

 

Edgar Allan Poe poetry

kempis.nl poetry magazine

More in: Archive O-P, Poe, Edgar Allan


William Shakespeare: Sonnet 148

William Shakespeare

(1564-1616)

THE SONNETS

 

Sonnet 148

O me! what eyes hath love put in my head,

Which have no correspondence with true sight,

Or if they have, where is my judgment fled,

That censures falsely what they see aright?

If that be fair whereon my false eyes dote,

What means the world to say it is not so?

If it be not, then love doth well denote,

Love’s eye is not so true as all men’s: no,

How can it? O how can love’s eye be true,

That is so vexed with watching and with tears?

No marvel then though I mistake my view,

The sun it self sees not, till heaven clears.

O cunning love, with tears thou keep’st me blind,

Lest eyes well-seeing thy foul faults should find.

 

kempis.nl poetry magazine

More in: -Shakespeare Sonnets


D. H. Lawrence: The Almond Tree

D. H. Lawrence

(1885-1930)

 

The Almond Tree

(Letter from Town)

 

You promised to send me some violets. Did you forget?

White ones and blue ones from under the orchard hedge?

Sweet dark purple, and white ones mixed for a pledge

Of our early love that hardly has opened yet.

 

Here there’s an almond tree—you have never seen

Such a one in the north—it flowers on the street, and I stand

Every day by the fence to look up for the flowers that expand

At rest in the blue, and wonder at what they mean.

 

Under the almond tree, the happy lands

Provence, Japan, and Italy repose,

And passing feet are chatter and clapping of those

Who play around us, country girls clapping their hands.

 

You, my love, the foremost, in a flowered gown,

All your unbearable tenderness, you with the laughter

Startled upon your eyes now so wide with hereafter,

You with loose hands of abandonment hanging down.

 

D.H. Lawrence poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive K-L, D.H. Lawrence, Lawrence, D.H.


Bert Bevers: Einstein en Ensor op het strand

 

Einstein en Ensor op het strand

De-Haan-aan-Zee. Woensdag 2 augustus 1933.

 

Van zijn vierduizendvierhonderdeenentachtig

dagen is het Derde Rijk aan de honderdvijfentachtigste

toe. De geleerde voelt zich niet meer op zijn plaats

wo die alten Wälder rauschen en trekt westwaarts,

de schilder aan zijn trage kust trouw.

 

In dit koninkrijk zonder eilanden is het zomer

en vrede, nog. De zee is fier op haar water,

spoelt het speels de badgasten tegemoet.

Maakt daarbij geen onderscheid. Ziet ook niet

dat Albert Einstein (54) en James Ensor (73)

samen ballen op het zand. Geluiden van branding

 

in hun haren, blote voeten aangetrokken.

Verte spant zeilen aan. Neen, neen: een zwarte

cirkel is nog geen o. De middag is warm

en donderdag wacht braaf op zijn beurt.

 

Even voelen ze zich samen machteloos,

als admiraals zonder vloot. Even,

en dan glijdt van de schaar van de toekomst

een zware schaduw.

 

Verschenen in Onaangepaste tijden, Zinderend, Bergen op Zoom, 2006  – © Bert Bevers

Bert Bevers poetry

kempis.nl poetry magazine

More in: Archive A-B, Bevers, Bert


Percy Bysshe Shelley: Good-night in een nieuwe vertaling van Cornelis W. Schoneveld

Percy Bysshe Shelley

(1792-1822)

 

Good-night

Good-night? ah! no; the hour is ill

Which severs those it should unite;

Let us remain together still,

Then it will be good night.

 

How can I call the lone night good,

Though thy sweet wishes wing its flight?

Be it not said, thought, understood –

Then it will be — good night.

 

To hearts which near each other move

From evening close to morning light

The night is good, because, my love,

They never say good-night.

 

Slaap zacht

Slaap zacht? o nee, het uur valt zwaar

Dat binden moest wie scheiden wacht;

Verblijven wij steeds bij elkaar,

Dan wordt het pas: slaap zacht.

 

Hoe noem ik slapen  “zacht”, alleen,

Al steunt ’t zijn vlucht als jij ’t lief zegt?

Maar komt voor ’t zeggen, ’t wensen, geen

Moment, volgt slaap zacht echt.

 

Voor harten altijd dicht tesaam,

Van ’s avonds laat tot ’s morgens vroeg,

Is nachttijd, liefste, aangenaam

En slaap al zacht genoeg.

 

Vertaling Cornelis W. Schoneveld 2012

Percy Bysshe Shelley poetry

kempis.nl poetry magazine

More in: Percy Byssche Shelley, Shelley, Shelley, Percy Byssche


Oscar Wilde: Flower of Love

Oscar Wilde

(1854 – 1900)

Flower of Love

 

Sweet, I blame you not, for mine the fault was, had I not been made of common

clay

I had climbed the higher heights unclimbed yet, seen the fuller air, the

larger day.

 

From the wildness of my wasted passion I had struck a better, clearer song,

Lit some lighter light of freer freedom, battled with some Hydra-headed wrong.

 

Had my lips been smitten into music by the kisses that but made them bleed,

You had walked with Bice and the angels on that verdant and enamelled meed.

 

I had trod the road which Dante treading saw the suns of seven circles shine,

Ay! perchance had seen the heavens opening, as they opened to the Florentine.

 

And the mighty nations would have crowned me, who am crownless now and without name,

And some orient dawn had found me kneeling on the threshold of the House of Fame.

 

I had sat within that marble circle where the oldest bard is as the young,

And the pipe is ever dropping honey, and the lyre’s strings are ever strung.

 

Keats had lifted up his hymeneal curls from out the poppy-seeded wine,

With ambrosial mouth had kissed my forehead, clasped the hand of noble love in mine.

 

And at springtide, when the apple-blossoms brush the burnished bosom of the dove,

Two young lovers lying in an orchard would have read the story of our love;

 

Would have read the legend of my passion, known the bitter secret of my heart,

Kissed as we have kissed, but never parted as we two are fated now to part.

 

For the crimson flower of our life is eaten by the cankerworm of truth,

And no hand can gather up the fallen withered petals of the rose of youth.

 

Yet I am not sorry that I loved you -ah! what else had I a boy to do? –

For the hungry teeth of time devour, and the silent-footed years pursue.

 

Rudderless, we drift athwart a tempest, and when once the storm of youth is past,

Without lyre, without lute or chorus, Death the silent pilot comes at last.

 

And within the grave there is no pleasure, for the blindworm battens on the root,

And Desire shudders into ashes, and the tree of Passion bears no fruit.

 

Ah! what else had I to do but love you? God’s own mother was less dear to me,

And less dear the Cytheraean rising like an argent lily from the sea.

 

I have made my choice, have lived my poems, and, though youth is gone in wasted days,

I have found the lover’s crown of myrtle better than the poet’s crown of bays.

 

Oscar Wilde poetry

kempis.nl poetry magazin

More in: Archive W-X, Wilde, Oscar


Dichter en schrijver Bernlef (1937-2012) overleden

news z

In Memoriam Bernlef

(pseudoniem van: Hendrik Jan Marsman)

In zijn woonplaats Amsterdam is op 29 oktober 2012 na een kortstondig ziekbed de schrijver Bernlef overleden. Hij werd vijfenzeventig jaar. Bernlef publiceerde diverse romans, verhalenbundels, essays en dichtbundels.

 

MEER IN DINGEN DAN IN MENSEN

Omdat de dood in mensen huist

de buitenkant van dingen is

kan ik alleen in dingen leven zien

 

Hun stug en tegendraads bestaan

hun onverminderd staren in het zicht

van de mij toegemeten jaren

 

Daarom zie ik meer in dingen dan in mensen

die een mens die in mij groeit

in richting en in zwijgen naar hen toe.

 

Uitgeverij Querido treurt om de dood van Bernlef, die meer dan vijftig jaar aan de uitgeverij verbonden was. Uitgever Annette Portegies: “We verliezen niet alleen een geweldige schrijver maar vooral ook een lieve vriend. Iemand bovendien die, vanuit de traditie van ons huis, meedacht over de toekomst van de uitgeverij, en die jonge schrijvers hielp en adviseerde. We zullen hem verschrikkelijk missen.

In 1959 stuurde Bernlef enkele niet eerder gepubliceerde verhalen en gedichten in voor de Reina Prinsen Geerligsprijs, die aan hem werd toegekend. De winnende gedichten verschenen in 1960 in Kokkels en de verhalen in datzelfde jaar in Stenen spoelen. De twee boeken vormen samen zijn debuut.

In de jaren zestig vertaalde Bernlef het werk van diverse Zweedse dichters en schrijvers en recenseerde hij voor onder andere De Groene Amsterdammer, Het Parool, De Gids en Haagse Post. Met G. Brands en K. Schippers begon hij in 1958 het roemruchte tijdschrift Barbarber.

Met de roman Hersenschimmen (1984) brak Bernlef door naar het grote publiek: van het boek zijn in Nederland en Vlaanderen inmiddels bijna een miljoen exemplaren verkocht en het werd in tien talen vertaald. Meer dan een verhaal over dementie is Hersenschimmen een liefdesgeschiedenis, met een onvermijdelijk tragisch einde. In 1988 werd de roman verfilmd door Heddy Honigmann, met Joop Admiraal in de hoofdrol.

De jazz heeft altijd Bernlefs warme belangstelling gehad. Niet alleen dichtte hij over jazz, hij schreef er ook een aantal essays over die in 1993 gebundeld werden in Schiet niet op de pianist en in 1999 in Haalt de jazz de eenentwintigste eeuw? In 2006 publiceerde hij bovendien zijn jazzverhalen in Hoe van de trap te vallen.

Het werk van Bernlef is vaak bekroond. In 1962 kreeg hij de Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam voor zijn dichtbundel Morene (1961) en in 1964 de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs voor Dit verheugd verval (1963). In 1984 werd zijn hele oeuvre bekroond met de Constantijn Huygensprijs. Voor de roman Publiek geheim (1987) kreeg hij de AKO Literatuurprijs en in 1994 werd hem de P.C. Hooftprijs toegekend voor zijn poëzie.

In 2008 schreef Bernlef het Boekenweekgeschenk, onder de titel De pianoman. Nog onlangs verschenen een nieuwe verhalenbundel, Help me herinneren, en zijn verzamelde poëzie, Voorgoed.

Bron: Uitgeverij Querido

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive A-B, Archive A-B, In Memoriam


Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (VII)

Norbert de Vries

Kemp natuurlijk (VII)

Kemp was een man met vele talenten. Hij is een beroemd dichter geworden, maar voor hetzelfde geld was hij een vermaard kunstschilder geworden. Hij heeft enige tijd ernstig overwogen om van het schilderen zijn beroep te maken. Wist u, dat hij zelfs gedroomd heeft van een carrière als couturier? Maar het liefst van al was hij componist geworden. Men leze het prachtige gedicht ‘Verloren componist’(1948):

 

Als ik mijn deel geleefd heb aan de Grote Wet,

die mij al drijft vanaf mijn vroegste dagen,

zal een groot verdriet mij zeker doen vragen:

had ik dit alles niet liever in muziek gezet?

 

Ik had dit alles liever in muziek gezet!

Alles wat mijn vingers streelden

en alles wat mijn handen mochten dragen,

al de lieflijkheden van die ogen-beelden,

al het schone tussen die bloemen-kragen,

al die innigheid van tinten-weelden

in het ruisen van de zomervlagen,

al de vermommingen der Grote Wet,

ik had dit alles liever in muziek gezet!

 

Lees straks mijn verzen maar en kijk

naar de enkele schilderijen, die ik schiep;

is dat niet alles of ik over harpen liep,

toen ik mijn weg zocht naar het Eeuwige Rijk?

 

Ach, wie zo’n mooi gedicht kan schrijven, die verdient toch de hoogste lof, nietwaar?

Inhoudelijk gezien: Kemp heeft, bij mijn weten, in zijn leven niet één noot gecomponeerd. Zijn ‘suites’ waren woordcomposities. Hij was wel een groot muziekliefhebber, in het bijzonder van Franse componisten als Ravel en Debussy.

Maar gedicht en geschilderd heeft hij zeker! En inderdaad, ook heeft hij kleding ontworpen.

Bijna was deze dichter de voorganger geworden van Govers, Molenaar of Visser. In 1913 liet hij via een Tilburgse relatie een aantal modetekeningen aan een Parijs modehuis zien. Men reageerde welwillend, maar het werd niks en de droom vervaagde.

Omdat Mya Brennenraedts regelmatig over mode schreef, komt dit onderwerp zo nu en dan langs in hun correspondentie. En steevast is Kemp ontevreden over de laatste mode. In 1948, bijvoorbeeld, noteert hij over de New Look: ‘Dit kan mij niet met den textielrommel verzoenen, die ik tegenwoordig om de jeugdige, goddelijke meisjesfiguren zie flodderen.’

In verband met het onderwerp ‘mode’ wil ik nog even aanstippen, dat hier en daar in zijn werk te lezen valt, dat Kemp fantaseerde (en misschien wel méér dan dat alleen) over travestie.

Veelzeggend, in dit verband, is het gedicht ‘Mevrouw N.N. te zijn’(1943)

 

Ik voel mijn gezicht nu als dat van Mevrouw N.N.

en zie nu alles door haar Maja-kop.

Mijn ogen zijn nu zwart, mijn lippen wen

‘k aan het vlies van rouge, dat slaapt als mond er op.

 

Als ‘k denk, dat ik met zulk een mond in mijn gezicht

haar man en kindren tegenkussen zou,

dan weet ik toch, hoe ik allicht

niet zo zou zoenen als een moeder en een vrouw.

 

Maar nu moet ik toch glimlachen met haar lach,

mijn wangen en mijn schoonheidskuiltjes zijn van haar

en dat duurt me nu weer de héle dag.

Mevrouw N.N. te zijn is lokkend en toch raar.

 

(haar kop, haar man en kindren: dat was buurvrouw Leunissen; de familie Leunissen woonde Turennestraat 17, terwijl de familie Kemp op nummer 21 woonde)

In zijn brief van 31 mei 1948 aan Mya schrijft hij onder meer: “Maar overigens, ja, wat voer ik eigenlijk uit. Ik schijn veel geestesafwezig te zijn zonder dat ik het weet, slaap natuurlijk gaarne om den tijd tusschen dit oogenblik en het eeuwige zoo ongemerkt mogelijk te verkorten en ben natuurlijk zoo nu en dan een poosje Mevrouw N.N., een aardige tijdspassering overigens, die mij niet veel meer oplevert dan een ondeugende glimlach van begrijpen nu en dan.”

Ter afsluiting van deze aflevering geef ik hier, vanwege de boeiende inhoud én als specimen van de fraaie schrijfstijl van de dichter, de volledige brief van 5 oktober 1947 weer, gericht aan Mya Brenneraedts, met wie Kemp sinds kort (zie aflevering 6) correspondeerde.

Hooggeachte Juffrouw Brennenraedts

Toen ik Woensdagmorgen jl. naar beneden kwam, overhandigde mijn echtgenoote mij het pakketje door Uw bode afgegeven (onze hulp in de huishouding verschijnt eerst om negen uur). Uw zending is dus in goede orde en met hartelijken dank ontvangen. Waar ik echter eens – in den zwartsten oorlogstijd – een kleine oneenigheid met haar had om een arme kousenlooze Muze aan een paar linksgeweven kousen te helpen en zij haar medewerking eerst verleende, toen een ander tot-medelijden-bewogene daarin reeds had voorzien, heb ik het antwoord op de vraag naar de licht-ontvlambaren inhoud van het pakje maar verdisconteerd in een gewuif met mijn hand en de verzekering, dat ik er van af wist. Zoodra ik aan Uw zending dat heb ontleend, wat ik voor mijn gedicht denk te kunnen gebruiken, zend ik U de boeken en foto’s aangeteekend (onderstreept, ndv) per post terug.

Om te laten blijken, dat ik reeds eerder met mode van doen had, laat ik U hierbij toekomen een artikel van mij in een weekblad. De met rood aangestreepte passages zijn van directer belang, zij toonen aan het contact tusschen dichter en mode. Ik behoef het blad niet meer terug en zal zeer vereerd zijn wanneer U het een plaatsje wilt geven bij de andere curiosa op gebied van mode en wat daarmede samenhangt, die U reeds bezit.

Maar ik heb nog oudere papieren, eigenlijk al van 1913. Een fabrikant in wollen stoffen uit Tilburg, die zich voor mij interesseerde, heeft toen een drietal modeteekeningen van mij aan een hem aldaar (bij een reis naar Parijs, aldaar is dus te Parijs) bekend modehuis laten toekomen. Het antwoord heeft hij mij later getoond. Het was getypt in violet, groen en rood, blijkbaar echt modehuis-achtig en de practische Franschen of Francaises vonden mijn ontwerpen wel aardig, maar o.m. konden de arme vrouwen, die zoo’n costuum van mijn ontwerp zouden hebben aangetrokken daarin moeilijk hebben kunnen loopen of zich bewegen. Bovendien had ik nog niet de flair, die modescheppers moeten hebben om de draagsters van hun creaties te kunnen bedwelmen. Als U dus t.z.t. in het nieuwe te verschijnen bundeltje (te weten: Phototropen en noctophielen, 1947, ndv) van mij als derde strophe van het gedicht ‘Sympathieën’ leest:

“Zij weten, dat ik haar textielen bemin

en als mode-verzinner nauw heb gefaald”

dan slaat dat daarop terug. Dit gedicht werd trouwens reeds eerder in een letterkundig tijdschrift gepubliceerd en wel kort voor den oorlog.

Om nu op Uw zending over den ‘kousist’ terug te komen. Dat woord ‘kousist’ vind ik ontzettend prozaïsch. Ik vind een mooie kous iets zoo subliems en ik zou mij met een nylonist of een Mille-aghi-ist nog eenigszins kunnen verzoenen, maar enfin: het is nu in de techniek moeilijk anders.

Wat de catalogus betreft, ik heb daar wel een punt van aanloop in gevonden, dat ik er in verwachtte, nl. de danskous van Isidora Duncan. Hoe jammerlijk is deze opgevuld, met een been van een etalage-pop had het nog beter gekund. Gelukkig heb ik een paar goede boeken, waarin haar danskunst wordt bediscussieerd en goede foto’s van haar onderdanen staan.

In het algemeen genomen lijkt mij het museum toch een trieste beweging, De kousen hangen er zonder inhoud erg treurig bij. Maar daarmee krijg ik een aanleiding om te filosofeeren over de schoone vergankelijkheid hier op aarde en dat er van de kousen zelf maar weinig bekoring uitgaat, indien er den goddelijken sex-appealigen inhoud aan ontbreekt althans…..voor een man. Ik heb wel eens vaker een poosje vrouw willen zijn, niet al te lang natuurlijk, om haar diverse emoties te ondergaan en zeker ook bij het onderwerp mode.

De bundel novellen zal ook ik misschien niet heelemaal kunnen verwerken. Het beetje Italiaans dat ik leerde om Dante ‘eventjes’ in het origineel te kunnen lezen is al lang bij mij opgelost in de ruimte, maar het chapiter ‘Calze e santità’ interesseert mij buitengewoon. Als men al bedenkt dat de bezitters van mooie beenen in den regel O.L. Heer veel te weinig dankbaar zijn voor die begeerde gave en dat de dichters m.i. veel te weinig den klemtoon leggen op dat vrouwelijk schoon (want wat kan Casanova stuntelig zijn over dit onderwerp) dan kan men daarover zeker een contemplatieven grondslag vinden voor schoone verzen. In ieder geval hebt u mijn: Ego absolvo te, enz.

Ik geloof tenslotte, dat de Franceschi van de banale foto’s geen gemakkelijk leven heeft met zijn hyper-gevoelige industrie. Ik neem echter wel aan dat hem veel zal worden vergeven, omdat hij veel zal hebben liefgehad. Wat de foto’s betreft, wij moeten die balletmeisjes niet te hard vallen; zij dienen niet alleen de balletkunst, maar ook door onbevangen naakt model te staan, de schilder- en de beeldhouwkunst. Uit de onderschriften van de foto’s hoop ik mede het gedicht te puren dat mij al begon te incubeeren toen ik Uw artikel over Pilade Franceschi las. Maar dat is nog allemaal toekomstmuziek (onderstreept, ndv), al hoop ik met het materiaal van Franceschi te slagen. Binnen een dag of tien hoop ik U de zending te kunnen retourneeren.

Ik heb intusschen Uw artikel ‘Revolutie in de Vrouwenwereld’ Gazet van Limburg van 27 September jl. gelezen en mag U persoonlijk zeker tot de tegenstanders van de lange rok rekenen (waartoe ook ik behoor) voor zoover U geen concessies aan de nieuwste modesnufjes moet doen, uit andere dan louter vrouwelijke overwegingen!

Inmiddels U nogmaals bedankend voor de toezending der foto’s enz. en zeer in het bijzonder voor de toegewenschte inspiratie, verblijf ik met vriendelijke groeten en in afwachting van de toezending van het beloofde bundeltje gedichten

Gaarne

Uw dw

Pierre Kemp

 

Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (VII)

Mijmeringen over Pierre Kemp uit mijn Maastrichtse tijd

fleursdumal.nl magazine

More in: Kemp, Pierre, Norbert de Vries


William Shakespeare: Sonnet 147

William Shakespeare

(1564-1616)

THE SONNETS

 

Sonnet 147

My love is as a fever longing still,

For that which longer nurseth the disease,

Feeding on that which doth preserve the ill,

Th’ uncertain sickly appetite to please:

My reason the physician to my love,

Angry that his prescriptions are not kept

Hath left me, and I desperate now approve,

Desire is death, which physic did except.

Past cure I am, now reason is past care,

And frantic-mad with evermore unrest,

My thoughts and my discourse as mad men’s are,

At random from the truth vainly expressed.

For I have sworn thee fair, and thought thee bright,

Who art as black as hell, as dark as night.

 

kempis.nl poetry magazine

More in: -Shakespeare Sonnets


Older Entries »« Newer Entries

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature