In this category:

Or see the index

All categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. PRESS & PUBLISHING
  15. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  16. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  17. STREET POETRY
  18. THEATRE
  19. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  20. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  21. WAR & PEACE
  22. ·




  1. Subscribe to new material: RSS

FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor’s choice, etc.

«« Previous page · Henry Bataille: Le passé, c’est un second coeur qui bat en nous . . . · Nieuwe cd en tour Toon Tellegen & het Wisselend Toonkwintet · Gedichtenwedstrijd Brabant Gedicht nadert climax · Ton van Reen: nieuw roman DE LICHTVERKOPER · Albertine Kehrer: Een zonnestraal · Joseph Freiherr von Eichendorff: Der Gefangene · VPRO BOEKEN zo 10 maart 2013 Tineke Cleiren & Theodor Holman · In Memoriam Tsjêbbe Hettinga (1949 – 2013) · Esther Porcelijn wint Hollands Maandblad Aanmoedigingsbeurs voor poëzie · Martin Beversluis: Laatste rol · Richard Zoozmann: Der Tod und das Mädchen · James Joyce: After The Race

»» there is more...

Henry Bataille: Le passé, c’est un second coeur qui bat en nous . . .

Henry Bataille

(1872-1922)

Le passé, c’est un second coeur qui bat en nous . . .

 

Le passé, c’est un second coeur qui bat en nous…

on l’entend, dans nos chairs, rythmer à petits coups,

sa cadence, pareille à l’autre coeur, -plus loin,

l’espace est imprécis où ce coeur a sa place,

mais on l’entend, comme un grand écho, néanmoins,

alimenter le fond de l’être et sa surface.

Il bat. Quand le silence en nous se fait plus fort

cette pulsation mystérieuse est là

qui continue… Et quand on rêve il bat encor,

et quand on souffre il bat, et quand on aime il bat…

Toujours ! C’est un prolongement de notre vie…

Mais si vous recherchez, pour y porter la main,

où peut être la source heureuse et l’eurythmie

de son effluve… Rien !… Vous ne trouverez rien

sous les doigts… Il échappe. Illusion… Personne

ne l’a trouvé jamais… Il faut nous contenter

d’en sentir, à coups sourds, l’élan précipité,

dans les soirs trop humains où ce grand coeur résonne.

 

Le passé! Quel mot vain! C’est du présent -très flou,

c’est du présent de second plan, et voilà tout.

Il n’est pas vrai que rien jamais soit effacé.

Le passé n’est jamais tout à fait le passé.

N’avez-vous pas senti comme il rôde partout,

et tangible ? Il est là, lucide, clairvoyant,

non pas derrière nous, comme on croit, mais devant.

L’ombre de ce qui fut devant nous se projette

sur le chemin qui va, sur l’acte qui s’éveille.

Ce qui est mort est encor là qui nous précède, –

comme le soir on voit, au coucher du soleil,

les formes qu’on avait peu à peu dépassées

envoyer leur grande ombre au loin, sur les allées,

sur tout votre avenir, plaines, taillis, campagnes !

Et s’en aller toucher de l’aile les montagnes…

 

Ainsi, tout ce qui fut, jeunesse, enfance, amour,

tout danse devant moi sa danse heureuse ou triste.

Rien derrière !… Le groupe est là qui vole et court.

Mais j’ai beau me hâter, la distance persiste

entre nous deux… Tel je m’en vais, épris du bleu

lointain, et quelquefois si je titube un peu

ce n’est pas que le sol sous mes pas se dérobe,

c’est que parmi le soir, les yeux plein de passé,

ô toi qui vas devant, Souvenir cadencé,

j’ai marché sur la traîne immense de ta robe !

 

Henry Bataille poetry

kempis.nl poetry magazine

More in: Archive A-B, Bataille, Henry


Nieuwe cd en tour Toon Tellegen & het Wisselend Toonkwintet

Toon Tellegen & het Wisselend Toonkwintet2

Nieuwe cd en tour Toon Tellegen & het Wisselend Toonkwintet 

Op 13 maart wordt het nieuwe luisterboek Het geluk van de sprinkhaan van Toon Tellegen & het Wisselend Toonkwintet gepresenteerd op het BrokkenBal in het Bimhuis, en tevens het startschot gegeven voor de tournee door Nederland en België. Op 14 maart is de première van Het geluk van de sprinkhaan in De Lindenberg Nijmegen.

Gitariste/componiste Corrie van Binsbergen organiseert sinds 2003 literaire concerten met schrijvers als Remco Campert, Kees van Kooten, Ramsey Nasr, Josse De Pauw en Toon Tellegen. Met Tellegen is een vaste groep ontstaan: Het Wisselend Toonkwintet. Sinds 2006 touren zij met groot succes langs de Nederlandse en Vlaamse theaters. De verhalen van Toon Tellegen vormen een onuitputtelijke bron van muzikale inspiratie voor Corrie van Binsbergen en het Wisselend Toonkwintet. Samen brengen zij een unieke mix van muziek en literatuur.

Het kwintet bestaat uit Albert van Veenendaal op piano, Alan Purves op percussie, Hein Offermans op contrabas, Joost Buis op trombone en lapsteel en Corrie van Binsbergen op gitaar.

De sprinkhaan, die aan de rand van het bos een winkel heeft, wil niets liever dan dat zijn klanten tevreden naar huis gaan. Daarom is hij altijd geopend en zorgt hij ervoor dat álles in voorraad is: van schubben en stekels tot wanhoop of zelfs een ander leven. Zijn dienstbaarheid wordt alleen op de proef gesteld als de duizendpoot nieuwe schoenen komt kopen. Maar ’s nachts, als zijn winkel dicht is en hij niet kan slapen, denkt hij na over zijn werk en zijn streven naar perfectie. Want er is nog zoveel meer dat hij wil verkopen: heeft hij huiselijkheid, eenvoud of gerede twijfel wel in huis? 

Speellijst voorjaar 2013

13-03 20:30 Bimhuis Amsterdam BrokkenBal*

14-03 20:00 De Lindenberg Nijmegen (première)

16-03 19:00 Wilminktheater Enschede

17-03 16:00 Schouwburg Leuven (BE)

21-03 20:30 Dok Delft

22-03 20:15 De Warande Turnhout (BE)

23-03 20:15 Nacht van de Poëzie Utrecht**

27-03 20:30 Theater Bouwkunde Deventer

28-03 20:30 Toneelschuur Haarlem

29-03 20:30 De Toonzaal Den Bosch

01-04 15:00 De Tuin Leusden

03-04 20:00 Cultuurcentrum Hasselt (BE)

07-04 15:30 Rosa Spier Huis Laren

11-04 20:30 De Harmonie Leeuwarden

23-06 15:00 Zonnemaire Festival

*Voorproefje van het programma, tevens optredens van Kees van Kooten, Remco Campert en A.L. Snijders

** Aangepast programma

Meer informatie: www.corrievanbinsbergen.com

sprinkhaan

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive S-T, The talk of the town, Toon Tellegen


Gedichtenwedstrijd Brabant Gedicht nadert climax

Brabant Gedicht2013

Gedichtenwedstrijd Brabant Gedicht nadert climax

Wie mag zich de beste Brabantse Dichter van 2013 noemen? Op zaterdag 16 maart komen we daar achter tijdens de finale van de internationale gedichtenwedstrijd Brabant Gedicht. In stadsBiEB Centrum betreden acht jonge dichters de poëtische arena tijdens een avondvullende literaire show en declameren hun mooiste poëzie.

Brabant Gedicht is een gedichtenwedstrijd voor jongeren tussen de 16 en 30 jaar, die in (Nederlands of Vlaams) Brabant geboren zijn of er wonen. Tijdens de zinderende finale op 16 maart dragen acht talentvolle dichters uit Nederland en België onder het toeziend oog van een deskundige jury voor uit eigen werk. De uiteindelijke winnaar van Brabant Gedicht 2013 mag zich een jaar lang ‘Beste Brabantse Dichter’ noemen, ontvangt een geldbedrag en is verzekerd van een podiumplaats tijdens het Geen Daden Maar Woorden Festival, dat in mei plaatsvindt in de Verkadefabriek.

Brabant Gedicht is een samenwerking van de bibliotheken in de zustersteden ‘s-Hertogenbosch en Leuven en wordt mede mogelijk gemaakt gemeente ‘s-Hertogenbosch.

Zaterdag 16 maart 2013

stadsBiEB Centrum, Hinthamerstraat 72 te ’s-Hertogenbosch

19.00 – 21.00 uur

toegang gratis

fleursdumal.nl magazine

More in: POETRY ARCHIVE, The talk of the town


Ton van Reen: nieuw roman DE LICHTVERKOPER

dominic maastr01

photo fleursdumal magazine

TON VAN REEN

NIEUWE ROMAN DE LICHTVERKOPER

Op donderdag 14 maart wordt de roman DE LICHTVERKOPER van Ton van Reen ten doop gehouden bij Boekhandel Dominicanen/Selexyz in Maastricht.

Maastricht in het jaar 1873. De twaalfjarige Casper Marres woont in de Cité Ouvrière, het mensenpakhuis dat grootindustrieel Petrus Regout voor arbeiders van zijn fabrieken heeft laten bouwen, dicht bij hun werk. Hoewel iedereen in het gezin Marres werkt, komen ze toch nauwelijks rond. De schatrijke Regout en de andere fabrieksdirecteuren worden in hun liberale overtuigingen gesteund door behoudende geestelijken die de arbeiders leren dat de macht wordt geschonken door God en dat de armen de rijken moeten accepteren.

Ton van Reen schreef dit boek om stem te geven aan de mensen die het slachtoffer waren van de hebzucht van de kleine groep industriëlen die kapitalen verdienden over de ruggen van hun arbeiders en hun gezinnen.

DE LICHTVERKOPER  verscheen vanaf 1 december tot 16 maart als dagelijks feuilleton in Dagblad De Limburger/Limburgs Dagblad.

Programma:

-Welkomstwoord door locatiemanager Ton Harmes van Dominicanen/Selexyz

-Vraaggesprek over het boek met Ton van Reen door de Maastrichtse schrijfster Emma Crebolder

-Gesprek met Louis Sohl, nazaat van de fotografenfamilie Sohl

-Woord Huub Paulissen, hoofdredacteur van Dagblad De Limburger/Limburgs Dagblad

-Aanbieding eerste boeken door Huub aan Louis Sohl en Ton van Reen

-Ton beantwoordt eventuele vragen uit het publiek en signeert de boeken.

Aanvang: 19.30 uur

Adres: Boekhandel Dominicanen/Selexyz

Dominikanerkerkstraat 1, 6211 CZ Maastricht

Tel: 043-3040130   e: klantenservice.dominicanen@selexyz.nl

Voor vragen aan de uitgever:  Pieter Jan Engelen, Manager Oplage Media Groep Limburg: p.engelen@mgl.nl  Uitgever: Mooi Limburgs Boekenfonds, onderdeel van Media Groep Limburg

DE LICHTVERKOPER: ISBN 978-90-8596-090-4

In de boekenweek signeert Ton van Reen ook bij Boekhandel Bruna Helden-Panningen  (vrijdag 15 maart, van 19.30 tot 21.00 uur), Boekhandel Leeskunst Kerkrade (donderdag 21 maart, van 19.00 tot 21.00 uur) en bij Boekhandel Koops Venlo (zaterdag 23 maart, van 14.00 tot 16.00 uur)

fleursdumal.nl magazine

More in: Reen, Ton van, Ton van Reen


Albertine Kehrer: Een zonnestraal

Albertine Kehrer

(1826-1852)

Een zonnestraal

 

Ik trad het somber klaaghuis in,

Waar de arme weduw treurde,

‘t Verblijf van ‘t vreedzaam huisgezin,

Welks band de dood verscheurde.

 

Een kostbaar offer vroeg hij daar,

De koning der verschrikking;

Zoo ooit, nu viel het zwijgen zwaar

In ‘t leed van Gods beschikking.

 

Ook zat ze in sprakeloozen rouw,

Voor de aard geheel verloren,

En smolt in tranen weg, en wou

Der vrienden raad niet hooren.

 

Het lief en vrolijk daglicht scheen

Haar haatlijk in haar smarte;

‘t Was even donker om haar heen

Als in haar nokkend harte.

 

Hoe treurig stak dat duister af

Bij ‘t middaglicht daar buiten!

Zij wilde ‘t zóó. Als in een graf

Zou zij zich op gaan sluiten.

 

Maar door een oopning, klein en naauw,

Een reetjen in de blinden,

Wist toch een lichtstraal zwak en flaauw,

Een doortogt zich te vinden.

 

En zie, die zachte glans bescheen

‘t Beeld des gedoornenkroonde,

Dat – was het toeval? – dus alleen

Als lichtpunt zich vertoonde.

 

Of gij het zaagt, bedroefde vrouw,

Met uw benevelde oogen!

Och, waarom houdt gij in uw rouw

Halstarrig ‘t hoofd gebogen?

 

O gij, wier leed mij ‘t harte breekt,

(‘k Ween met U om den doode!)

Zie op, merk wat dat lichtspel spreekt,

Stomme evangeliebode.

 

‘Hoe zwart een nacht van rouw daar viel,

Het beste is niet verloren;

Er blijft een lichtpunt voor de ziel

Die Christus mag behooren.

 

Hij is het zelf, de man van smart,

Oneindig in erbarmen,

Hij, met zijn godlijk liefdehart,

Zijn open broederarmen.

 

Hij, die de diepste boezempijn

Wil zalven en verzachten,

En ten volkomen trooster zijn

Hun, die Zijn troost verwachten!’

 

Verfrischt, verkwikt die hemeldauw

U, neêrgebogen lelie?

Of is dat woord – gij antwoordt naauw! –

Is ‘t u geen evangelie?

 

Is Jezus liefde u niet genoeg,

Hoe fel de wonden bloeden?

Wat God u gaf en wedervroeg,

Kan Hij ‘t u niet vergoeden?

 

Zoo was uw’ ziel dan iets ter aard

Naast, boven Hem begeerlijk;

Hij, aller hoogste liefde waard,

Niet éénig onontbeerlijk?

 

Zoo hoorde, schoon des Heilands beeld

Den wand sierde uwer woning,

Uw hart dien Heer niet onverdeeld,

Ja, was een mindre er Koning?

 

Zoo ‘t waar… Wél diep beklaagbre dan,

Dat gij een troost moet derven,

Die enkel vrede geven kan

In leven en in sterven!

 

Zoo ‘t waar … Maar ik veroordeel niet

Wie God zoo zwaar beproefde;

En – mooglijk vormt uw zielsverdriet

U tot ‘naar God bedroefde!’

 

De smart die thans uw borst doorboort,

Uw schreijend oog verduistert,

Wordt haast misschien het liefdekoord

Dat u aan Jezus kluistert.

 

En dan, als duizenden weleer,

Zult gij ervaren mogen,

Hoe onbeschrijflijk zacht de Heer

De tranen weet te droogen!

 

Albertine Kehrer poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Albertine Kehrer, Archive K-L, Kehrer, Albertine


Joseph Freiherr von Eichendorff: Der Gefangene

eichendorffjoseph 00

Joseph Freiherr von Eichendorff

(1788-1857)

 

Der Gefangene

 

In goldner Morgenstunde,

Weil alles freudig stand,

Da ritt im heitern Grunde

Ein Ritter über Land.

Rings sangen auf das beste

Die Vöglein mannigfalt,

Es schüttelte die Äste

Vor Lust der grüne Wald,

 

Den Nacken, stolz gebogen,

Klopft er dem Rösselein –

So ist er hingezogen

Tief in den Wald hinein.

 

Sein Roß hat er getrieben,

Ihn trieb der frische Mut:

»Ist alles fern geblieben,

So ist mir wohl und gut!«

 

Mit Freuden mußt er sehen

Im Wald ein grüne Au,

Wo Brünnlein kühle gehen,

Von Blumen rot und blau.

 

Vom Roß ist er gesprungen,

Legt’ sich zum kühlen Bach,

Die Wellen lieblich klungen,

Das ganze Herz zog nach.

 

So grüne war der Rasen,

Es rauschte Bach und Baum,

Sein Roß tät stille grasen,

Und alles wie ein Traum.

 

Die Wolken sah er gehen,

Die schifften immer zu,

Er konnt nicht widerstehen, –

Die Augen sanken ihm zu.

 

Nun hört er Stimmen rinnen,

Als wie der Liebsten Gruß,

Er konnt sich nicht besinnen –

Bis ihn erweckt’ ein Kuß.

 

Wie prächtig glänzt’ die Aue!

Wie Gold der Quell nun floß,

Und einer süßen Fraue

Lag er im weichen Schoß.

 

»Herr Ritter! Wollt Ihr wohnen

Bei mir im grünen Haus:

Aus allen Blumenkronen

Wind ich Euch einen Strauß!

 

Der Wald ringsum wird wachen,

Wie wir beisammen sein,

Der Kuckuck schelmisch lachen,

Und alles fröhlich sein.«

 

Es bog ihr Angesichte

Auf ihn, den süßen Leib,

Schaut’ mit den Augen lichte

Das wunderschöne Weib.

 

Sie nahm sein’n Helm herunter,

Löst’ Krause ihm und Bund,

Spielt’ mit den Locken munter,

Küßt’ ihm den roten Mund.

 

Und spielt’ viel süße Spiele

Wohl in geheimer Lust,

Es flog so kühl und schwüle

Ihm um die offne Brust.

 

Um ihn nun tät sie schlagen

Die Arme weich und bloß,

Er konnte nichts mehr sagen,

Sie ließ ihn nicht mehr los.

 

Und diese Au zur Stunde

Ward ein kristallnes Schloß,

Der Bach ein Strom, gewunden

Ringsum, gewaltig floß.

 

Auf diesem Strome gingen

Viel Schiffe wohl vorbei,

Es konnt ihn keines bringen

Aus böser Zauberei.

 

Joseph Freiherr von Eichendorff poetry

kempis.nl poetry magazine

More in: Archive E-F


VPRO BOEKEN zo 10 maart 2013 Tineke Cleiren & Theodor Holman

VPRO BOEKEN

Tineke Cleiren & Theodor Holman

Zondag 10 maart 2013 om 11.20 uur op Nederland 1

 

Tineke Cleiren en Antoine Hol: Strafrecht, tussen ratio en emotie

De Leidse hoogleraar strafrecht Tineke Cleiren schreef samen met haar man Antoine Hol, eveneens jurist, eveneens hoogleraar, het boek Strafrecht, tussen ratio en emotie. Het werd een boek waarin Cleiren uitlegt wat recht eigenlijk is, waar het voor staat en waar op dit moment in onze samenleving de knelpunten zitten.

Strafrecht, tussen ratio en emotie is een boek geworden dat uitlegt dat een goed functionerend strafrecht laveert tussen ratio en emotie, in plaats van een van die twee kanten te kiezen. Het beantwoordt vragen over eigenrichting, slachtofferschap, vergelding, verwerking en volksgerichten. Bijvoorbeeld legt het uit dat Officieren van Justitie niet alleen maar ‘crimefighters’ zijn die zorgen voor belastend bewijsmateriaal, maar dat ze ook voor ontlastend materiaal moeten zorgen. Alle denkbare paden moeten gevolgd worden, en aan iedere zaak zitten twee kanten. Hoe dit in de praktijk werkt, legt Cleiren zondag uit.

holman vproboeken

Theodor Holman: De grootste truc aller tijden

Schrijver Theodor Holman wist vrijwel niets van de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië. Daar kwam hij achter toen hij twee jaar geleden een redevoering hield bij een herdenking. Zijn ouders en zijn zus zaten in een jappenkamp, maar zijn ouders konden de woorden niet vinden om er goed over te vertellen en de jonge Theodor sloot zich af voor de verhalen. Nu maakt hij het goed, met De grootste truc aller tijden schreef hij een Indische familiegeschiedenis.

In de nalatenschap van zijn ouders vond hij het kampdagboek van zijn vader. Een klein, beduimeld boekje van pakpapier waarin zijn vader in priegelig handschrift zijn belevenissen aan de Birma-spoorlijn neerschreef. Achterin het boekje had zijn vader, die een niet onverdienstelijk goochelaar was, alle kaarttrucs die hij kende opgeschreven. De schrijver had zijn invalshoek gevonden en vertelt aanstaande zondag over zijn nieuwe boek, dat gaat over de ‘illusies die het leven ons flikt’.

Meer informatie op website: ≡  VPRO BOEKEN

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive C-D, Archive G-H, The talk of the town


In Memoriam Tsjêbbe Hettinga (1949 – 2013)

hettinga 00

In Memoriam

Tsjêbbe Hettinga

(1949 – 2013)

Op 7 maart 2013 is in Leeuwarden de Friese dichter Tsjêbbe Hettinga overleden in. Vanaf zijn jeugdjaren kampte hij met een beperkt gezichtsvermogen.  Desondanks trad hij vaak op tijdens poëzieavonden en literaire festivals. In december vorig jaar werd kanker bij hem geconstateerd.  Hij werd vierenzestig jaar.

Hettinga groeide op als boerenzoon, op het Friese platteland. Hij volgde de kweekschool en studeerde in Groningen Nederlands en Fries. De afgelopen dertig jaar woonde hij in Leeuwarden. Tsjêbbe Hettinga heeft meer dan tien dichtbundels geschreven in de Friese Taal. Hij werd het boegbeeld van de Friese literatuur. Er is ook werk van hem vertaald in het Nederlands (Benno Barnard) en het Engels (James Brockway en Susan Massotty). In 2010 schreef Tsjêbbe Hettinga de Nationale Gedichtendagbundel.

Meer informatie op: ≡ Fryske literatuerside

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive G-H, In Memoriam


Esther Porcelijn wint Hollands Maandblad Aanmoedigingsbeurs voor poëzie

news&events400 ak2

hollands maandblad schrijversbeurzen uitgereikt

De dichteres en theatermaakster Esther Porcelijn (1985), schrijfster en kunsthistorica Bregje Hofstede (1988) en schrijver Maxim Roozen (1991) zijn de winnaars van de Hollands Maandblad beurzen 2012/2013. De laureaten kregen de prijzen uitgereikt in Amsterdam door Wim Brands tijdens het jaarlijkse Hollands Maandblad-literatuurfeest. Porcelijn en Hofstede ontvingen elk de Hollands Maandblad Aanmoedigingsbeurs (ter waarde van € 1000), en Roozen ontving de Hollands Maandblad schrijversbeurs (ter waarde van € 2000). Alle drie de schrijvers zijn medewerkers van het 54-jaar oude toonaangevende literaire tijdschrift dat onder redactie staat van Bastiaan Bommeljé, wordt uitgegeven door Uitgeverij Nieuw Amsterdam en onlangs door het Letterenfonds en Prins Bernhard Cultuurfonds als een der vier beste literair tijdschriften van Nederland werd beloond met € 25.000 subsidie.

Porcelijn werd door de jury bekroond voor haar poëzie ‘die zonder kloppen binnenkomt’ met verzen die ‘onomwonden, gekarteld en tegendraads’ zijn. Hofstede kreeg de prijs vanwege het brede literaire spectrum dat zij bestrijkt, ‘dat reikt van dromerig proza tot hard-boiled essayistiek’. Roozen werd onderscheiden voor de ‘verbluffend vanzelfsprekende’ wijze waarop hij als debutant ‘het levensgevoel en de geesteswereld van de hedendaagse jeugd wist te schetsen’.

Eerdere laureaten van de Hollands Maandblad-beurzen waren onder anderen Vrouwkje Tuinman, Yusuf el-Halal (Ernest van der Kwast), Anke Scheeren, Nina Roos, Philip Huff en Kira Wuck.

Hollands Maandblad is het grootste zelfstandige literaire tijdschrift van Nederland en werd in 1959 opgericht door K.L. Poll. Tot de medewerkers behoren o.m. Arnon Grunberg, Leo Vroman, Kira Wuck, Eva Gerlach, Iris Le Rutte, Hugo Brandt Corstius, J.M.A. Biesheuvel, Wim Brands, Philip Huff, David Pefko, A.H.J. Dautzenberg, Maartje Wortel, Vrouwkje Tuinman en Maarten ’t Hart.

 

 juryrapport hollands maandblad schrijversbeurzen 2012/2013

Redactie, redactieraad en uitgever van Hollands Maandblad,

tezamen met het bestuur van de Stichting Hollands Maandblad,

hebben het genoegen mede te delen dat tijdens een feestelijke bijeenkomst

te Amsterdam de Hollands Maandblad Schrijversbeurzen 2012/2013 zijn uitgereikt.

Op voordracht van redactie & redactieraad werden de volgende medewerkers

van Hollands Maandblad aangewezen als winnaar

*

 Hollands Maandblad Aanmoedigingsbeurs: categorie poëzie

esther porcelijn

*

Hollands Maandblad Aanmoedigingsbeurs: categorieën proza & essayistiek

bregje hofstede

*

Hollands Maandblad Schrijversbeurs:

maxim roozen

*

Esther Porcelijn (1985) werd bekroond met een Hollands Maandblad Aanmoedigingsbeurs in de categorie poëzie. En dat terwijl deze theatermaakster, toneelspeelster, schrijfster, filosofiestudente in feite weinig aanmoediging meer nodig heeft. Dat zij eind vorig jaar vrijwel gelijktijdig debuteerde met haar poëzie in Hollands Maandblad en werd uitverkoren tot stadsdichter van Tilburg was geen toeval. De laureaat heeft op talrijke podia en diverse festivals bewezen een buitengewoon multi-talent te zijn, en te beschikken over een tomeloze dadendrang, een wervelende dynamiek en een navenante pen. De jury werd onmiddellijk getroffen door haar gedichten die Hollands Maandblad binnenkwamen zonder kloppen en gewapend met woorden die even glashelder als persoonlijk, en even poëtisch als onomwonden, maar bovenal hard, gekarteld en tegendraads waren. In elk geval kreeg de lezer van Hollands Maandblad nimmer eerder nog voordat de titel van het gedicht aan de orde was bij wijze van poëtische preambule deze verzen toegeworpen:

Laten we het even niet over kwantummechanica hebben…

Even niet over mensenrechten…

Want daar loopt een vrouw met grote borsten.

Waarna een dichterlijk-wijsgerige zoektocht naar de zin van het leven volgt die klinkt als een urban rap met de urgentie van een locomotief die aan komt stormen uit de donkerste krochten van de menselijke beschaving, of misschien uit die van Tilburg. Vol verwachtingen over de letterkundige toekomst van deze laureaat kent de jury de Hollands Maandblad Aanmoedigingsbeurs in de categorie poëzie toe aan Esther Porcelijn.

Bregje Hofstede (1988) werd bekroond met de Hollands Maandblad Aanmoedigingsbeurs in de categorieën proza & essayistiek. In de ogen van de jury wist de laureaat haar diverse bijdragen aan de jaargang 2012 van Hollands Maandblad op drie overtuigende literaire fundamenten te grondvesten: ideeën, stijl en doorzettingsvermogen. Het is de jury niet ontgaan dat de laureaat ondanks, doch wellicht dankzij twee studies (Frans en Kunstgeschiedenis) die deels aan de Sorbonne en in Berlijn werden afgerond met het judicium cum laude, een bijzonder breed spectrum bestrijkt, dat reikt van dromerige fictie tot hard-boiled essayistiek. Vooral haar eersteling, het debuutverhaal over een al dan niet fictieve amour fou in de Parijse metro, waarbij de hartenklop samenvalt met het passeren van al die oh zo bekende ondergrondse stations, en haar laatsteling, een even wetenschappelijk als hartstochtelijk essay over de kosmopolitische kunstenaar en het multi-talent Alexander Alexeieff konden op unanieme bijval rekenen. De jury is ervan overtuigd dat deze laureaat nog van zich zal doen spreken, want zij heeft alles wat elke gewone sterveling zo graag zou willen hebben: intelligence, ténacité, promptitude et avant tout promesse et jeunesse. Vervuld van zowel ontzag als verwachtingen over haar schrijflust kent de jury Bregje Hofstede de Hollands Maandblad Aanmoedigingsbeurs in de categorieën proza & essayistiek toe.

Maxim Roozen (1991) werd bekroond met de Hollands Maandblad Schrijversbeurs. Hij is jong, in de ogen van de jury misschien wel benauwend jong, en toch is hij in zekere zin al gewassen door de literaire wateren die tegenwoordig zo vervaarlijk over de lage dijken van ons cultuurlandschap klotsen. Het is de jury niet ontgaan dat deze laureaat in 2009 op 17-jarige leeftijd een Wild Card wist te bemachtigen voor Write Now!-schrijfwedstrijd, die hij vervolgens zonder bloeddoping wist te winnen met een opmerkelijk verhaal dat hem meteen een pre-contract van een respectabele hoofdstedelijke uitgeverij voor een roman opleverde. Het is de jury evenmin ontgaan dat de schrijfster Maartje Wortel hem uitriep tot haar ‘jonge god’ en dat zij haar hartenkreet publiceerde nog voordat de laureaat buiten zijn vriendenkring bekend was. ‘Onthoud die naam,’ schreef zij over haar jonge god, ‘Voor nu en in de toekomst.’ Het kan dus geen toeval zijn dat het literaire debuut van deze laureaat, dat gewoon via de post in de brievenbus viel en eenmaal afgedrukt in Hollands Maandblad op de pagina stond met een verbluffende vanzelfsprekendheid alsof het altijd zo had moeten zijn. Overigens was er weinig vanzelfsprekends aan het verhaal van de laureaat, dat op treffende wijze het levensgevoel en het geestesleven van de hedendaagse jeugd wist te schetsen. De jury beseft dat de laureaat schrijven kan, de jury beseft ook dat zij de schouders van de laureaat thans belaadt met de verwachting dat hij een bijzonder talent is. Al met al leek het de redactieraad passend deze laureaat haar hoogste teken van waardering, ondersteuning en aanmoediging te verlenen, in de verwachting dat hij nog van zich zal doen spreken. Vandaar dat de jury de Hollands Maandblad Schrijversbeurs 2012/2013 toekent aan Maxim Roozen.

≡ Website Hollands Maandblad

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive O-P, Art & Literature News, Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther


Martin Beversluis: Laatste rol

beversluismartin00s

Laatste rol

In memoriam Jeroen Willems (15-11-1962-  3-12-2012), acteur

 

Je speelt je laatste rol

je laatste wedstrijd en

het maakt niet uit of je

nu acteur of scheidsrechter

bent je speelt voor het

laatst ongeacht of je dood

gaat door wat vijftienjarige

jongens of een hartstilstand

werkt anders ook heel goed

er schuilt veel onrecht in

leven in elk mens zeker

twee wedstrijden en zo’n

vijfhonderd rollen het kan

voor iedereen vandaag nog

waar zijn dat je die laatste

wedstrijd speelt en dan

doodgetrapt wordt op het

veld je speelt een laatste rol

sterft op het hoogste podium.

 

Martin Beversluis

kempis.nl poetry magazine

More in: Archive A-B, Beversluis, Martin


Richard Zoozmann: Der Tod und das Mädchen

Zoozmannrichard 00

Richard Zoozmann

(1863-1934)

Der Tod und das Mädchen

 

Ich habe mich in deinen Reiz verliebt,

Der ohne Gleichnis ist und ohne Namen:

Welch schönes Haar! das, wie ein goldner Rahmen

Ein Heil’genbild, dein Angesicht umgibt.

 

Ich liebe dich. Vom ersten Tage an,

Der dich gesandt in dieses dunkle Leben,

Ließ ich dich meinen Flügelschlag umweben,

Bis ich dem Himmel heute dich gewann.

 

Ich bin der Tod. Erschrecke nicht: ich bin

Ein sanfter Engel, der dich sanft geleitet

Und unter dich die Schwingen hält gebreitet;

So trag’ ich dich zu Gottes Himmel hin.

 

Hier unten warst du eine Blume nur;

Ein Lenz schuf dich, ein Herbst läßt dich vergehen.

Zu ew’ger Blüte wirst du auferstehen

In Gottes winterloser Gartenflur.

 

Richard Zoozmann poetry

kempis.nl poetry magazine

More in: Archive Y-Z


James Joyce: After The Race

 

James Joyce

(1882-1941)

After The Race

The cars came scudding in towards Dublin, running evenly like pellets in the groove of the Naas Road. At the crest of the hill at Inchicore sightseers had gathered in clumps to watch the cars careering homeward and through this channel of poverty and inaction the Continent sped its wealth and industry. Now and again the clumps of people raised the cheer of the gratefully oppressed. Their sympathy, however, was for the blue cars, the cars of their friends, the French.

The French, moreover, were virtual victors. Their team had finished solidly; they had been placed second and third and the driver of the winning German car was reported a Belgian. Each blue car, therefore, received a double measure of welcome as it topped the crest of the hill and each cheer of welcome was acknowledged with smiles and nods by those in the car. In one of these trimly built cars was a party of four young men whose spirits seemed to be at present well above the level of successful Gallicism: in fact, these four young men were almost hilarious. They were Charles Segouin, the owner of the car; Andre Riviere, a young electrician of Canadian birth; a huge Hungarian named Villona and a neatly groomed young man named Doyle. Segouin was in good humour because he had unexpectedly received some orders in advance (he was about to start a motor establishment in Paris) and Riviere was in good humour because he was to be appointed manager of the establishment; these two young men (who were cousins) were also in good humour because of the success of the French cars. Villona was in good humour because he had had a very satisfactory luncheon; and besides he was an optimist by nature. The fourth member of the party, however, was too excited to be genuinely happy.

He was about twenty-six years of age, with a soft, light brown moustache and rather innocent-looking grey eyes. His father, who had begun life as an advanced Nationalist, had modified his views early. He had made his money as a butcher in Kingstown and by opening shops in Dublin and in the suburbs he had made his money many times over. He had also been fortunate enough to secure some of the police contracts and in the end he had become rich enough to be alluded to in the Dublin newspapers as a merchant prince. He had sent his son to England to be educated in a big Catholic college and had afterwards sent him to Dublin University to study law. Jimmy did not study very earnestly and took to bad courses for a while. He had money and he was popular; and he divided his time curiously between musical and motoring circles. Then he had been sent for a term to Cambridge to see a little life. His father, remonstrative, but covertly proud of the excess, had paid his bills and brought him home. It was at Cambridge that he had met Segouin. They were not much more than acquaintances as yet but Jimmy found great pleasure in the society of one who had seen so much of the world and was reputed to own some of the biggest hotels in France. Such a person (as his father agreed) was well worth knowing, even if he had not been the charming companion he was. Villona was entertaining also, a brilliant pianist, but, unfortunately, very poor.

The car ran on merrily with its cargo of hilarious youth. The two cousins sat on the front seat; Jimmy and his Hungarian friend sat behind. Decidedly Villona was in excellent spirits; he kept up a deep bass hum of melody for miles of the road The Frenchmen flung their laughter and light words over their shoulders and often Jimmy had to strain forward to catch the quick phrase. This was not altogether pleasant for him, as he had nearly always to make a deft guess at the meaning and shout back a suitable answer in the face of a high wind. Besides Villona’s humming would confuse anybody; the noise of the car, too.

Rapid motion through space elates one; so does notoriety; so does the possession of money. These were three good reasons for Jimmy’s excitement. He had been seen by many of his friends that day in the company of these Continentals. At the control Segouin had presented him to one of the French competitors and, in answer to his confused murmur of compliment, the swarthy face of the driver had disclosed a line of shining white teeth. It was pleasant after that honour to return to the profane world of spectators amid nudges and significant looks. Then as to money, he really had a great sum under his control. Segouin, perhaps, would not think it a great sum but Jimmy who, in spite of temporary errors, was at heart the inheritor of solid instincts knew well with what difficulty it had been got together. This knowledge had previously kept his bills within the limits of reasonable recklessness, and if he had been so conscious of the labour latent in money when there had been question merely of some freak of the higher intelligence, how much more so now when he was about to stake the greater part of his substance! It was a serious thing for him.

Of course, the investment was a good one and Segouin had managed to give the impression that it was by a favour of friendship the mite of Irish money was to be included in the capital of the concern. Jimmy had a respect for his father’s shrewdness in business matters and in this case it had been his father who had first suggested the investment; money to be made in the motor business, pots of money. Moreover Segouin had the unmistakable air of wealth. Jimmy set out to translate into days’ work that lordly car in which he sat. How smoothly it ran. In what style they had come careering along the country roads! The journey laid a magical finger on the genuine pulse of life and gallantly the machinery of human nerves strove to answer the bounding courses of the swift blue animal.

They drove down Dame Street. The street was busy with unusual traffic, loud with the horns of motorists and the gongs of impatient tram-drivers. Near the Bank Segouin drew up and Jimmy and his friend alighted. A little knot of people collected on the footpath to pay homage to the snorting motor. The party was to dine together that evening in Segouin’s hotel and, meanwhile, Jimmy and his friend, who was staying with him, were to go home to dress. The car steered out slowly for Grafton Street while the two young men pushed their way through the knot of gazers. They walked northward with a curious feeling of disappointment in the exercise, while the city hung its pale globes of light above them in a haze of summer evening.

In Jimmy’s house this dinner had been pronounced an occasion. A certain pride mingled with his parents’ trepidation, a certain eagerness, also, to play fast and loose for the names of great foreign cities have at least this virtue. Jimmy, too, looked very well when he was dressed and, as he stood in the hall giving a last equation to the bows of his dress tie, his father may have felt even commercially satisfied at having secured for his son qualities often unpurchaseable. His father, therefore, was unusually friendly with Villona and his manner expressed a real respect for foreign accomplishments; but this subtlety of his host was probably lost upon the Hungarian, who was beginning to have a sharp desire for his dinner.

The dinner was excellent, exquisite. Segouin, Jimmy decided, had a very refined taste. The party was increased by a young Englishman named Routh whom Jimmy had seen with Segouin at Cambridge. The young men supped in a snug room lit by electric candle lamps. They talked volubly and with little reserve. Jimmy, whose imagination was kindling, conceived the lively youth of the Frenchmen twined elegantly upon the firm framework of the Englishman’s manner. A graceful image of his, he thought, and a just one. He admired the dexterity with which their host directed the conversation. The five young men had various tastes and their tongues had been loosened. Villona, with immense respect, began to discover to the mildly surprised Englishman the beauties of the English madrigal, deploring the loss of old instruments. Riviere, not wholly ingenuously, undertook to explain to Jimmy the triumph of the French mechanicians. The resonant voice of the Hungarian was about to prevail in ridicule of the spurious lutes of the romantic painters when Segouin shepherded his party into politics. Here was congenial ground for all. Jimmy, under generous influences, felt the buried zeal of his father wake to life within him: he aroused the torpid Routh at last. The room grew doubly hot and Segouin’s task grew harder each moment: there was even danger of personal spite. The alert host at an opportunity lifted his glass to Humanity and, when the toast had been drunk, he threw open a window significantly.

That night the city wore the mask of a capital. The five young men strolled along Stephen’s Green in a faint cloud of aromatic smoke. They talked loudly and gaily and their cloaks dangled from their shoulders. The people made way for them. At the corner of Grafton Street a short fat man was putting two handsome ladies on a car in charge of another fat man. The car drove off and the short fat man caught sight of the party.

“Andre.”

“It’s Farley!”

A torrent of talk followed. Farley was an American. No one knew very well what the talk was about. Villona and Riviere were the noisiest, but all the men were excited. They got up on a car, squeezing themselves together amid much laughter. They drove by the crowd, blended now into soft colours, to a music of merry bells. They took the train at Westland Row and in a few seconds, as it seemed to Jimmy, they were walking out of Kingstown Station. The ticket-collector saluted Jimmy; he was an old man:

“Fine night, sir!”

It was a serene summer night; the harbour lay like a darkened mirror at their feet. They proceeded towards it with linked arms, singing Cadet Roussel in chorus, stamping their feet at every:

“Ho! Ho! Hohe, vraiment!”

They got into a rowboat at the slip and made out for the American’s yacht. There was to be supper, music, cards. Villona said with conviction:

“It is delightful!”

There was a yacht piano in the cabin. Villona played a waltz for Farley and Riviere, Farley acting as cavalier and Riviere as lady. Then an impromptu square dance, the men devising original figures. What merriment! Jimmy took his part with a will; this was seeing life, at least. Then Farley got out of breath and cried “Stop!” A man brought in a light supper, and the young men sat down to it for form’s sake. They drank, however: it was Bohemian. They drank Ireland, England, France, Hungary, the United States of America. Jimmy made a speech, a long speech, Villona saying: “Hear! hear!” whenever there was a pause. There was a great clapping of hands when he sat down. It must have been a good speech. Farley clapped him on the back and laughed loudly. What jovial fellows! What good company they were!

Cards! cards! The table was cleared. Villona returned quietly to his piano and played voluntaries for them. The other men played game after game, flinging themselves boldly into the adventure. They drank the health of the Queen of Hearts and of the Queen of Diamonds. Jimmy felt obscurely the lack of an audience: the wit was flashing. Play ran very high and paper began to pass. Jimmy did not know exactly who was winning but he knew that he was losing. But it was his own fault for he frequently mistook his cards and the other men had to calculate his I.O.U.’s for him. They were devils of fellows but he wished they would stop: it was getting late. Someone gave the toast of the yacht The Belle of Newport and then someone proposed one great game for a finish.

The piano had stopped; Villona must have gone up on deck. It was a terrible game. They stopped just before the end of it to drink for luck. Jimmy understood that the game lay between Routh and Segouin. What excitement! Jimmy was excited too; he would lose, of course. How much had he written away? The men rose to their feet to play the last tricks. talking and gesticulating. Routh won. The cabin shook with the young men’s cheering and the cards were bundled together. They began then to gather in what they had won. Farley and Jimmy were the heaviest losers.

He knew that he would regret in the morning but at present he was glad of the rest, glad of the dark stupor that would cover up his folly. He leaned his elbows on the table and rested his head between his hands, counting the beats of his temples. The cabin door opened and he saw the Hungarian standing in a shaft of grey light:

“Daybreak, gentlemen!”

James Joyce: After the race

kempis.nl poetry magazine

More in: Joyce, James, Joyce, James


Older Entries »« Newer Entries

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature