Or see the index
William Shakespeare
(1564-1616)
THE SONNETS
78
So oft have I invoked thee for my muse,
And found such fair assistance in my verse,
As every alien pen hath got my use,
And under thee their poesy disperse.
Thine eyes, that taught the dumb on high to sing,
And heavy ignorance aloft to fly,
Have added feathers to the learned’s wing,
And given grace a double majesty.
Yet be most proud of that which I compile,
Whose influence is thine, and born of thee,
In others’ works thou dost but mend the style,
And arts with thy sweet graces graced be.
But thou art all my art, and dost advance
As high as learning, my rude ignorance.
kempis.nl poetry magazine
More in: -Shakespeare Sonnets
Anton Eijkens
Antonius Maria Eijkens (Tilburg, 1920) was reeds in zijn gymnasiumtijd op het St. Odulphulyceum in Tilburg actief als dichter. Hij stond er tevens aan de wieg van het nog altijd bestaande schoolblad PIT. Na zijn eindexamen kwam hij in dienst van Bureau Van Spaendonck, waar hij tot aan zijn pensioen bleef werken, met name als secretaris van diverse werkgeversorganisaties.
Eijkens publiceerde in Brabantia Nostra alvorens redacteur te worden van het culturele gezinsblad Edele Brabant. Samen met Jan Naaijkens schreef hij Kruis en Ploeg, een massaspektakelstuk dat in 1946 opgevoerd werd bij gelegenheid van het 50- jarig bestaan van de NCB. Datzelfde jaar verschenen vier boeken van zijn hand: de verhalenbundel Rond de toren, de sprookjesverzameling De sprookjeshoorn, de gedichtenbundel Een handvol verzen en tenslotte Rijmkroniek van Tilburg, het hart van Brabant. Laatstgenoemde titel betrof een uniek boek dat aangeboden werd aan Jan van de Mortel bij gelegenheid van zijn afscheid als burgemeester van Tilburg. Het boek was geheel gekalligrafeerd en verlucht met tal van illustraties door Kees Mandos, een zwager van Eijkens. In 2004 produceerde drukkerij Gianotten een facsimile uitgave op initiatief van Ed Schilders en Han van Meegeren.
Anton (Toon) Eijkens heeft tal van gelegenheidsgedichten en -liederen geschreven alsook diverse gedenkboeken, waaronder 75 jaar bouwen(1964, met foto’s van Cas Oorthuys) Limburg’s Klei Industrie (1968) en Kroniek van de parochie O.L. Vrouw van Lourdes (Koningshoeven) (1990.
Het is nu voor de tweede keer dat zijn culinaire gedichten te boek zijn gesteld, zij het in zeer bescheiden vorm en op zeer beperkte schaal voor familie en vrienden. Een eerste soortgelijke, maar minder omvangrijke selectie verscheen in 1978 en wel ter gelegenheid van zijn 40-jarig dienstjubileum bij Bureau Van Spaendonck: Keur uit de poëtische kanttekeningen van Toon Eijkens bij feestelijke maaltijden die zijn burologisch leven bij tijd en wijle opfleurden.
Anton Eijkens:
Vademecum van een liefhebber
Proloog
Verheug u in de wijze woorden
van een geleerd en eerzaam man
die volhield, dat in een droog lichaam
de beste ziel niet leven kan.
*
Geniet van vlees en vis
van gerstenat en wijn:
wie dwaas aan tafel is,
kan nergens wijs in zijn.
*
Vriendschap is net als wijn,
die menig jaar volrondt:
hoe ouder hij mag zijn
hoe beter hij ons mondt.
Maar wat geen twijfel lijdt:
ontkurk de fles op tijd.
*
Aan welvoorziene tafel
staat de zandloper stil,
dus blijve hij er zitten,
die heel lang leven wil.
Anton Eijkens: Vademecum van een liefhebber (01)
wordt vervolgd
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive E-F, Brabantia Nostra, Eijkens, Anton
W. H. Auden
(1907-1973)
Stop all the clocks
Stop all the clocks, cut off the telephone,
Prevent the dog from barking with a juicy bone,
Silence the pianos and with muffled drum
Bring out the coffin, let the mourners come.
Let aeroplanes circle moaning overhead
Scribbling on the sky the message He Is Dead,
Put crepe bows round the white necks of the public doves,
Let the traffic policemen wear black cotton gloves.
He was my North, my South, my East and West,
My working week and my Sunday rest,
My noon, my midnight, my talk, my song;
I thought that love would last for ever: I was wrong.
The stars are not wanted now: put out every one;
Pack up the moon and dismantle the sun;
Pour away the ocean and sweep up the wood.
For nothing now can ever come to any good.
Stop elke klok
Stop elke klok, zet telefoons ook af,
Voorkom met sappige kluiven hondengeblaf,
Smoor alle piano’s, en omfloers de trom,
Hef nu de doodskist, en rouwenden kom.
Laat schrijvend en huilend een vliegtuigvloot
‘t Luchtruim rondgaan met de tijding: Hij is Dood,
Laat rouwkragen om witte stadsduif-nekken doen,
Handschoen verkeerspolitie in zwarte katoen.
Hij was mijn oost, mijn west, mijn zuid en noord,
Mijn wekelijks werk, en mijn rustdag-oord,
Mijn nacht, mijn ochtend, mijn zang, mijn kout;
Ik dacht dat liefde eeuwig bleef: ik had dat fout.
De sterren zijn zinloos nu: laat alle vergaan;
Doof ook de zon, en ontmantel de maan;
Zwiep de bossen weg, en verspil eb en vloed.
Want nu komt niets en niemendal nog ooit weer goed
vertaling: Cornelis W. Schoneveld
See website youtube: ◊ Four Weddings and a Funeral
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, Auden, Auden, W.H.
Paul Boldt
(1885-1921)
FRIEDRICHSTRASSENKROKI
3 UHR 20 NACHTS
Die Friedrichstraße trägt auf Stein
Die blassen Gewässer des Lichtes
Die Dirnen umstehn mit Hirschgeweihn
Die Circe meines Gesichtes.
Ich schaue: – Der Träume Phosphor rinnt
In zwei, vier Menschenaugen neu.
Wie eine Katze springt, gefleckt, der Wind
Zwischen des Asphalts Lichterstreu
Und trägt den fetten, weißen Rauch
Im Maul den jungen Winden ins Nest.
Er faßt die Dirnen an den Bauch
Und klemmt die dünnen Röcke fest.
– Da sind Gesichter, lachen nett,
Daß alle Zähne blecken müssen;
Die Louis zeigen ihr Skelett,
Louise läßt mich ihres küssen.
Paul Boldt poetry
fleursdumal.nl magazine
photo Anton K. 2009
More in: Archive A-B, Boldt, Paul, Expressionism
Renée Vivien
(1877-1909)
Fishhooks
A Scotsman, a friend from my childhood, showed me, one day, his collection of fishhooks.
“Look”, he said to me, “this is a veritable museum. They are objets d’art, these fishhooks that you see. To entice the salmon which feed on flies in their iridescent flight, we invent light fishhooks, of gold, green, blue, and violet. Some of these are fashioned with pheasant feathers: and you know that the pheasant has all the magnificence of the peacock, augmented by the inexpressible grace of being wild. These fishhooks require patient workmanship and skillful ingenuity.”
I regarded these strange jewels of torture and death. They were very beautiful in effect, brilliant like glory, glittering like love.
“And”, continued my interlocutor, “the salmon who believe themselves to be seizing the rainbow and opal wings of wandering flies, feel their throat lacerated implacably by the steel hook. It is beautiful in its struggles, it is prey to the Enemy.”
As I leaned over the jewels of torture and death:
“What do you think of my collection?”, my friend the Scotsman asked me.
“- I think”, I said to him, “that the Bible (which I have heard you squander in such copious quotations) has not lied, and that truly God has created man in his own image.”
Renée Vivien prose poem
kempis.nl poetry magazine
More in: Vivien, Renée
P.C. Boutens
(1870-1943)
Ween niet . . .
Ween niet; want leed en weenen zijn voorbij.
Wij weenden niet op d’eindeloozen tocht.
Daar was geen tijd voor omzien, maar door dorst
en honger en uitputting en nachtangst
hielden wij vol en bleven eerlijk trouw
aan onze eerste afspraak: bracht ons de echo niet
den woordelijken nazang van ‘t refrein,
of allen allen volgden? Hier in ‘t end
stokt in ons keel verlangens helle lied
voor ‘t zware zwijgen van bereikt geluk,
en geen-van-al die meêkwam of ons bijhield…
Ween niet; want leed en weenen zijn voorbij.
Nu is het werk volbracht
Nu is het werk volbracht, nu komt de rust…
Ten laatste doorgebroken staat de wand,
de blinde ringmuur, in een eng diep venster
op deze witte glansverzade stilte,
doorzichtigheid voor oog noch oor te peilen,
waarin de regelmaatge brandingslag
van onbestembre zee zijn rustge ruisching
verzucht uit onaandoenlijk diepen vrede
met zulk een zuiveren gelaten klem
dat werelds opzet en zijn rep en roer
joelt aan ons uitgevallenen voorbij
verschimd en leêg van elk bestaansbewijs
en van den geilen stekel van zijn hinder
met éenen slag ontzenuwd en ontnerfd…
O armoê die van Gods oneindigheid
niet dan éen ademhaal opnemen kan…
In zalige vermoeidheid zinkt het leven
in ons inéen, een machtloos zich-begeven
in een begeertedoode afwezigheid,
wegmatting uitgeput van elken droom,
van elk houvast – en vóor wij ‘t weten, reppen,
bezig in losse koorts buiten ons om,
zich onze handen als vereend vervreemden,
en daadlijk staat het nauwe raam gedempt
en afgedekt, gesloten en geruit,
een teêr-doorgrondlijk vastgelegd vizioen,
met al de bonte flonkerende scherven
die langs den weg gedwongen voorkeur raapte,
brokken en splinters der vermalen schelpen
van nimmermeer bezonnen Grooten Vloed.
Ik weet, als ik zal liggen in den dood
Ik weet, als ik zal liggen in den dood,
gebonden in zijn eerste roerloosheid,
dan zult gij rijzen in uw lichtst gezag
gelijk de nieuwvervulde zomermaan
in ‘t Oosten opvaart vóor de dag verglimt.
En iedere andere aanspraak en verband,
al wat den schijn van vaste sterren won
aan onzen aardschen hemel, deinst terug
binnen den wijden opgedrongen ring
waarin de wereld-en-haar-kindren stuwt
vrees, afgunst, haat, verhuicheld zelfbehoud,
tot gaaf verbijsterde aandacht overstomd
rond de eenzaamheid en d’ongenaakbren nood
van die langs treden van geluk en leed
uitstijgen naar den opperst schoonen stand
van nooit meer te vergeten sterflijkheid
en eeuwgen naroem. Op mijn wrangen mond
zullen uw warme lippen zegelen
onze afspraak die dit leven overduurt
naar alle kanten als Gods kiemend wonder
breekt uit zijn tijdlijke verduisterdheid.
Dan voor uw oog zal mijn geloste ziel
verschieten haar rechtstreeksche helle baan
naar waar zij in de oneindigheid ontvlamt
de nieuwe vaste-lamp van haar geduld.
En voor het blinde hart dat ziet en weet,
ligt heel de duur en de afstand die ons scheidt,
als éene vaste schrede, éen ademtocht…
Zoo kuste Konradijn den dooden mond
van Frederik van Baden.
P.C. Boutens poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, Boutens, P.C.
Bert Bevers
Petrarca reist ongewapend
door de Ardennen
In nevel knarsen wielen door de wouden.
De paarden houden bijna voor bevel al halt.
Zij liepen reeds op duizend heuvels en langs
duizend beken. Rust nu, tussen vreemde bomen.
Herkent de dichter van de buizerd en de sperwer
het verschil in klank? Hij krabt zich in het haar, stapt wat rond
vanwege stijve leden. Naast hem staren donkere vijvers
in stomme schijn omhoog, als ganzen naar een onweer.
Hij peinst. Het bestaan plooit zich volgens hem
steeds naar voorspellingen. Voltrek u, wonder, elke keer
opnieuw aan hem: ook in deze onbekende hellingen
ziet hij van zijn lief contouren. Ze stemmen hem droef.
Hij kent de grenzen van de wereld niet zo goed.
Wat is er al gebeurd in streken waar hij nooit van hoorde?
Ook daar toch gloorde dagelijks de zon,
begon het daveren van leven steeds opnieuw.
Op ruige wol het moede hoofd. In zijn slaap
palaveren politici, gooien krijgers dolken naar een wolk
en schilt een Laura peertjes. Dan slaat trillend licht
in het hart van zijn dromen: vertrek naakt.
Francesco raakt wat natte neuzen aan. Hij doet een plas
tussen de wilde weit. En stijgt dan op
Verschenen in In de buurt van de wereld,
Uitgeverij Kleinood & Grootzeer, Bergen op Zoom, 2002
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive A-B, Bevers, Bert
OOIT MOET ER TOCH IETS GEBEUREN
Kinderen wachten
leunend op elkaars schouders
geplant als jonge bomen
staan ze te verdorren in de zon
Ze wachten om bij elkaar te zijn
in de nabijheid van elkaars adem
in de raakbaarheid van elkaars huid
altijd wachten ze
op dit moment van het wachten
Ze wachten op later
waarin alles hetzelfde zal zijn
en ze ook altijd zullen wachten
Ze wachten op de fata morgana
waarin ze voorgoed zullen verdwijnen
Maar ooit moet er toch iets gebeuren
eerder valt de zon uit de hemel
eerder valt de maan op de aarde
dan dat ze uit mijn hoofd zijn verdwenen
Ton van Reen
Ton van Reen: De naam van het mes. Afrikaanse gedichten In 2007 verschenen onder de titel: De straat is van de mannen bij BnM Uitgevers in De Contrabas reeks. ISBN 9789077907993 – 56 pagina’s – paperback
kempis.nl poetry magazine
More in: -De naam van het mes
William Shakespeare
(1564-1616)
THE SONNETS
77
Thy glass will show thee how thy beauties wear,
Thy dial how thy precious minutes waste,
These vacant leaves thy mind’s imprint will bear,
And of this book, this learning mayst thou taste.
The wrinkles which thy glass will truly show,
Of mouthed graves will give thee memory,
Thou by thy dial’s shady stealth mayst know,
Time’s thievish progress to eternity.
Look what thy memory cannot contain,
Commit to these waste blanks, and thou shalt find
Those children nursed, delivered from thy brain,
To take a new acquaintance of thy mind.
These offices, so oft as thou wilt look,
Shall profit thee, and much enrich thy book.
kempis.nl poetry magazine
More in: -Shakespeare Sonnets
Esther Porcelijn
Laten we het even niet over kwantummechanica hebben..
Even niet over mensenrechten..
Want daar loopt een vrouw met grote borsten.
Wat is nu beter weetje?
Druk bevallen of
druk studeren.
Drinken mét
of zonder kleren.
Zwetend roken of
mannen bezweren
of gillen en krijsen
of kennis fingeren.
Wat is nu beter weet je
metselaren of metseleren.
Wat is nu beter weetje?
Kwakkelen in banken of
letters stampen
of watersnoodrampen
kant ledikanten.
Hegel vergeten of
vrouwen versleten
zonder vlees is niets te min.
De borsten vermelken of
telkens nog efkes
mijn deugdzaamheid tellen.
Scheldend beffen?
Wat is nu beter weetje?
Mijn moeders advies
“Kom, leren! Want anders
dan word je helemaal niets.”
Mijn moeders advies in mijn reet.
Als professoren
mijn ogen en oren
als lampen vervangen
tot elk verlangen
tot autonomie
in de kop is gedrukt.
Wat is nu beter weetje?
Dat varkentje wassen of
eerst nog oppassen
dat het biovlees is.
Als ik me vergis
is geen mens meer alleen
internet is genoeg voor allen.
Vriendschap verkleden of
mannen verslinden.
Overjas trekken of
zelf ondervinden.
Wacht nog maar even ik zoek het wel uit
zo, alle kennis onder mijn huid
een chip is calorievrij tegenwoordig.
Zo is ‘ie braaf, zo is ‘ie braaf.
Kwijl maar allen
de hoofden naar voren
waf waf
waf waf
waf waf
waf waf waf.
Wat is nu beter weetje?
Zitten en zwijgen
de wetenschap schrijven
en alles weten
wat iemand al weet.
Of toch even kijken
of wijven met tieten
of wijven met zonder
mij nu willen pijpen.
Esther Porcelijn poëzie
kempis.nl poetry magazine
More in: Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther
Renée Vivien
(1877-1909)
Chanson
Lorsque la lune vient pleurer
Sur les tombes des fleurs fidèles
Mon souvenir vient t’effleurer
Dans un enveloppement d’ailes.
Il se fait tard, tu vas dormir
Les paupières déjà mi-closes…
Dans l’air des nuits on sent frémir
L’agonie ardente des roses –
Sur ton front lourd d’accablement
Tes cheveux font de légers voiles…
Dans le ciel brûle infiniment
La flamme blanche des étoiles –
Et la Déesse du Sommeil
De ses mains lentes fait éclore
Des fleurs qui craignent le soleil
Et qui meurent avant l’aurore –
Chanson pour mon ombre
Droite et longue comme un cyprès,
Mon ombre suit, à pas de louve,
Mes pas que l’aube désapprouve.
Mon ombre marche à pas de louve,
Droite et longue comme un cyprès.
Elle me suit, comme un reproche,
Dans la lumière du matin.
Je vois en elle mon destin
Qui se resserre et se rapproche.
A travers champs, par les matins,
Mon ombre suit, comme un reproche.
Mon ombre suit, comme un remords,
La trace de mes pas sur l’herbe
Lorsque je vais, portant ma gerbe,
Vers l’allée où gîtent les morts.
Mon ombre suit mes pas sur l’herbe,
Implacable comme un remords.
Renée Vivien poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive U-V, Vivien, Renée
Paul Boldt
(1885-1921)
MÄDCHENNACHT
Der Mond ist warm, die Nacht ein Alkohol,
Der rasch erglühend mein Gehirn betrat,
Und deine Nacktheit weht wie der Passat
Trocknend ins Mark.
Du hast ein weißes Fleischkleid angezogen.
Mich hungert so – ich küsse deine Lippen.
Ich reiße dir die Brüste von den Rippen,
Wenn du nicht geil bist!
– Küsse sind Funken, elektrisches Lechzen
Kupferner Lippen, und die Körper knacken!
Mit einem Sprunge sitzt mein Kuß im Nacken
Und frißt dein Bäumen und dein erstes Ächzen.
Und als ich dir die weißen Knie und,
Dein Herz verlangend, allen Körper küßte,
Geriet mein Schröpfkopf unter deine Brüste;
Da drängte sich das Herz an meinen Mund.
GUTEN TAG – HELLE EVA!
Ich wollte mit dir jungem Weibe leben
Gern wie der Sturm auf einem hellen Meer,
Daß deine Hände sich wie Möwen heben.
Wie Strudel leuchten deine Brüste sehr.
Dein Fleisch ist Schnee, und schneereich bist du wie
Russische Winter. Mondrot leuchtet, blond,
Dein Haarkorb an des Nackens Horizont –
Du nackend Weib, du weiße Therapie!
Lange behielt ich deine Witterung
Und jagte hitzig hinter Dirnenrudeln,
Lustkrank, von Qual beweht. Doch du bliebst jung.
Auf deinen Rippen kreisen weiße Strudel;
Du bist ein Weib geworden – puh – fruchtbar,
Du blanker Bauch voll Blut und krautigem Haar.
Paul Boldt poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, Boldt, Paul, Expressionism
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature