Or see the index
In Memoriam Gerard Brands
(Gerard Bron)
22 november 1934 – 12 oktober 2012
Gerard Brands was samen met J. Bernlef en K. Schippers een van de oprichters van het literaire tijdschrift Barbarber.
Van Gerard Brands zijn diverse kinderboeken verschenen. Brands was verder o.a. medewerker van Hollands Diep en hoofdredacteur van het populair-wetenschappelijke tijdschrift Kijk.
Werken van Gerard Brands zijn o.a.
Padden verhuizen niet graag. Avonturen met dieren (1978)
Een krekel voor de keizer (1980)
Het schaap in de luie stoel (1980)
Meneer Beck gaat even een krant kopen (1983)
Charlotte, de kleinste vrouw van de wereld (1986)
Bolletje (1988)
Allemaal bedrog (1992)
Sara en Lijsje: twee honden en ik (1999)
De groentekoppen (2000)
De sprinkhanentemmer (2001)
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, In Memoriam
Dante Alighieri
(1265-1321)
Death, always cruel
Eath, always cruel, Pity’s foe in chief,
Mother who brought forth grief,
Merciless judgment and without appeal!
Since thou alone hast made my heart to feel
This sadness and unweal,
My tongue upbraideth thee without relief.
And now (for I must rid thy name of ruth)
Behoves me speak the truth
Touching thy cruelty and wickedness:
Not that they be not known; but ne’ertheless
I would give hate more stress
With them that feed on love in very sooth.
Out of this world thou hast driven courtesy,
And virtue, dearly prized in womanhood;
And out of youth’s gay mood
The lovely lightness is quite gone through thee.
Whom now I mourn, no man shall learn from me
Save by the measure of these praises given.
Whoso deserves not Heaven
May never hope to have her company.
“Death, always cruel” was translated into English by D.G. Rossetti (1828-1882)
Dante Alighieri poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive C-D, Dante Alighieri, Rossetti, Dante Gabriel
Norbert de Vries
Kemp natuurlijk (VI)
Vrouwen, de dood, kleuren, geuren, muziek, de zon. Allemaal belangrijke thema’s in het werk van Kemp.
“Ik weet het, de vrouwen mogen mij wel.” Zo luidt de eerste regel van zijn gedicht Sympathieën (uit 1940). En, van zijn kant, Kemp mocht de vrouwen graag. En sommigen werden zijn muzen
Zo was er de Muze Mya.
Maria Brennenraedts (1920-2000) was in 1947 als journaliste verbonden aan de Gazet van Limburg en verzorgde de ‘vrouwenpagina’. Naar aanleiding van haar artikel ‘Kousenromantiek en -werkelijkheid’ schreef Kemp op 30 juli 1947 naar de krant en verzocht om nadere informatie: “Als dichter interesseer ik mij bijzonder voor elken vorm van gedichten, ook die van commercieelen aard. Daarom zoudt u mij zeer verplichten, indien ik van U iets naders mocht vernemen omtrent de gedichten (en bij voorkeur den oorspronkelijken tekst) die Pilade Francheschi of Francetchi schrijft en inpakt bij de paren door hem bij een bezoek aan zijn museum verkocht.”
Kousen, vrouwenbenen, gedichten, ze vormden voor Kemp een onweerstaanbare combinatie.
Enfin, er ontstond spoedig een levendige correspondentie tussen Kemp en Brennenraedts. Als je de brieven van Kemp leest, word je spoedig een zekere erotische spanning of lading gewaar. Reeds op 26 september 1947, in het prille begin van de briefwisseling derhalve, reageert Kemp met enige bravoure op een opmerking van Mya dat iets “helemaal niet (is) zooals je van ‘een dichter’ verwachten zou”: “Maar ik kan U uit ervaring verzekeren, dat U zich bij een dichter meestal op het ergste kunt voorbereiden, want het zijn rare artiesten. En ik zou U niet gaarne sommige passages uit mijn gedicht ‘Pacific’, dat op het einde van 1946 verscheen, voorleggen, waar met de noodige reserves voor spot en tendresse l’eterno feminino op een soms niet altijd even elegante wijze wordt ‘bezongen’.”
(De brief was eerst, met potlood, in het klad geschreven; in dit klad drukt Kemp zich wat pregnanter uit; hij gebruikt daar de woorden ‘zeer ongezouten dingen’.)
In een brief van 28 april 1948 staat een in dit verband belangrijke passage. Kemp stelt daarin vast dat vrouwen en mannen elkaar soms ‘vanuit een subconscienten ondergrond’ toegenegen (het door Kemp geschreven woord kon ik niet ontcijferen) zijn. “Bij de eene begint het met een blik, bij een ander met een zinswending in woord of geschrift of hoe ook, maar er is een eigenaardige wederkeerigen drang om elkaar op een aangename, badineerende wijze zoo stilletjes een beetje dwars te zitten of te prikkelen.”
Inderdaad, de brieven zijn nu en dan prikkelend. Een voorbeeld? Neem de brief die Kemp op 5 januari 1956 aan Mya zendt, en die als volgt begint:
“Hallo, die Amazone!
De getiktheid van Uw brief heb ik maar aanvaard, al blijf ik het handwerk achten boven alles. Ik hoop, dat mijn inspiratrice nog niet bezweken is van haar drukte. U moet zich wel als een vrouwelijke Centaur voelen met Uw paard en U weet misschien niet meer waar het lichaam van Uw lievelingsdier overgaat in het Uwe. Gelukkig is Uw beider contact niet dat van sommige speelgoedruiters met speelgoedpaardjes, nl. een pinnetje op het zadel van het paard en een gaatje in de rijbroek van de berijder.”
Zo zijn er tal van passages in de brieven van Kemp waarin hij, ietwat verbloemd of vrijmoedig, over seksualiteit schrijft. Soms werpt dat een nieuw licht op zijn gedichten. Neem het gedicht ‘Rouw’ (uit 1945). De slotregel luidt: ‘Een kind ruikt immers altijd naar aluin.’ Kemp noteert dat hij hierbij gedacht zal hebben aan iets wat hij las in ‘Het voortplantingsleven van den mensch’ van dr. H.J. Schim van de Loeff, namelijk, dat het zaad van de man naar aluin ruikt.
Tot slot van deze aflevering citeer ik een langer stuk uit de bovengenoemde brief van 5 januari 1956, waarin Kemp zijn oordeel weergeeft over de onderlinge verhouding der geslachten.
“Mannen zijn niet raarder dan vrouwen en O.L. Heer heeft ze ter wille van de voortplanting, waarvoor Hij verder geen tijd meer had, gemaakt zoals ze zijn. Een dokter zal U ook niet ‘het paard’ verbieden, want de grondslag der schepping, de daad die mannen en vrouwen voortzet, is een hippische. Aan het bezitten van de vrouw door de man is niets slechts. De man eet, vormt zich zaad en dat moet er op gezonde tijden uit, bij de volwassen man in de bloei van zijn leven volgens de geleerden tweemaal per week tweemaal achter elkaar. Ik heb een encyclopedie over de sexuele wetenschap, waaraan ook door een dominee uit Meerssen heeft meegewerkt en daar staat dat in. Inderdaad, mag men de ongehuwde moeder niet achter de andere, de gehuwde dus, stellen. Maar Uw dieren, uw hondjes, poesjes en paarden zijn evenmin ‘onschuldig’ als die op de vrouwen uitzijnde mannen. De mannen en vrouwen moesten wat minder jaloers zijn, maar de vogels zijn dat ook weer. Een paar weken geleden las ik van Lawrence, de schrijver van Lady Chatterley’s Lover, een boek getiteld Sex, Pornography and Censorship. Daar staan toch behartenswaardige dingen in. Ik raad het U aan eens te lezen, als dit nog niet geschiedde. Het is van 1955.
Dus van heden af aan beter denken s.v.pl. over de mannen, zij zijn aan de vrouwen gewaagd en omgekeerd. En wanneer er bij het paardrijden een man te pas moet komen en hij blijken van aanbidding geeft, is dat nu zo erg? Als hij maar even sterk naar een man ruikt als naar een paard, dan is er toch een harmonie voor de vrouwenneus, die men zich niet behoeft te ontzeggen. De pret van de man, die zijn zin wordt gegeven, is ook niet altijd honderd percent, maar kom, dit alles is een netelig chapiter, waarmee ik niet wil zeggen, dat ik het ontwijk.”
Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (VI)
Mijmeringen over Pierre Kemp uit mijn Maastrichtse tijd
fleursdumal.nl magazine
More in: Kemp, Pierre, Norbert de Vries
Walt Whitman
(1819–1892)
A Song
Come, I will make the continent indissoluble;
I will make the most splendid race the sun ever yet shone upon;
I will make divine magnetic lands,
With the love of comrades,
With the life-long love of comrades.
I will plant companionship thick as trees along all the rivers of
America, and along the shores of the great lakes, and all over
the prairies;
I will make inseparable cities, with their arms about each other’s
necks;
By the love of comrades,
By the manly love of comrades.
For you these, from me, O Democracy, to serve you, ma femme! 10
For you! for you, I am trilling these songs,
In the love of comrades,
In the high-towering love of comrades.
Walt Whitman poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive W-X, Whitman, Walt
George Sand
(1804-1876)
Lettre envoyée par Aurore Dupin
dite George SAND
à Alfred de MUSSET
Je suis très émue de vous dire que j’ai
bien compris l’autre soir que vous aviez
toujours une envie folle de me faire
danser. Je garde le souvenir de votre
baiser et je voudrais bien que ce soit
là une preuve que je puisse être aimée
par vous. Je suis prête à vous montrer mon
affection toute désintéressée et sans cal-
cul, et si vous voulez me voir aussi
vous dévoiler sans artifice mon âme
toute nue, venez me faire une visite.
Nous causerons en amis, franchement.
Je vous prouverai que je suis la femme
sincère, capable de vous offrir l’affection
la plus profonde comme la plus étroite
amitié, en un mot la meilleure preuve
que vous puissiez rêver, puisque votre
âme est libre. Pensez que la solitude où j’ha-
bite est bien longue, bien dure et souvent
difficile. Ainsi en y songeant j’ai l’âme
grosse. Accourez donc vite et venez me la
faire oublier par l’amour où je veux me
mettre
George Sand (1835)
NB : A vous de découvrir l’érotisme caché.
Relisez-la en sautant les lignes paires
La réponse d’Alfred de Musset
Quand je mets à vos pieds un éternel hommage,
Voulez-vous qu’un instant je change de visage ?
Vous avez capturé les sentiments d’un coeur
Que pour vous adorer forma le créateur.
Je vous chéris, amour, et ma plume en délire
Couche sur le papier ce que je n’ose dire.
Avec soin de mes vers lisez les premiers mots,
Vous saurez quel remède apporter à mes maux.
Alfred de Musset
La réponse de George Sand
Cette insigne faveur que votre coeur réclame
Nuit à ma renommée et répugne à mon âme.
George Sand poetry & prose
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive S-T, George Sand, Musset, Alfred de
William Shakespeare
Sonnet 145 (1)
Those lips that Love’s own hand did make,
Breathed forth the sound that said ‘I hate’
To me that languished for her sake:
But when she saw my woeful state,
Straight in her heart did mercy come,
Chiding that tongue that ever sweet,
Was used in giving gentle doom:
And taught it thus anew to greet:
‘I hate’ she altered with an end,
That followed it as gentle day,
Doth follow night who like a fiend
From heaven to hell is flown away.
‘I hate’ from hate away she threw,
And saved my life saying ‘not you’.
Die mond, door Liefde zelf bedacht,
Blies een geluid, dat sprak ‘ik haat’
Tot mij, die kwijnend naar haar smacht.
Maar, ziende op mijn droeve staat,
Beving genade prompt haar hart;
Boos op die tong, altijd zo zoet,
Die mild verdoeming was gestart,
Dicteerde z’ hem een nieuwe groet:
Ze gaf ‘Ik haat’ een ander slot,
Dat volgt zoals een milde dag
Volgt op een nacht die als anti-god
Uit d’ hemel helwaarts vluchten mag,
Haat in ‘ik haat’ verwierp ze gauw,
En spaarde mij met haar ‘niet jou’.
Vertaling Cornelis W. Schoneveld (oktober 2012)
[1] Het opmerken waard is, dat dit van Shakespeare’s 154 sonnetten het enige is dat acht letergrepen per regel telt, in plaats van de 10 welhaast voorgeschreven door gehele Engelse sonnet traditie heen.
kempis.nl poetry magazine
More in: Shakespeare
Hallo Wereld
Hallo, kan iemand mij verstaan?
Alle mensen op de wereld,
Luister…
Luister even…
Ook vandaag lees ik
Weer voor uit,
Een van mijn gedichten.
Radio,
En televisie
Luister allemaal, vandaag de
Dag lees ik iets voor, wat ik al keren deed.
Pleun Andriessen
Pleun Andriessen is kinderstadsdichter van Tilburg
kempis.nl poetry magazine
More in: Andriessen, Pleun, Archive A-B
Vincent Berquez© painting:
Bulldog morning (2011)
Vincent Berquez Biography
Vincent Berquez is a London–based artist and poet. He has published in Britain, Europe, America and New Zealand. His work is in many anthologies, collections and magazine worldwide. Vincent Berquez was requested to write a Tribute as part of ‘Poems to the American People’ for the Hastings International Poetry Festival for 9/11, read by the mayor of New York at the podium. He has also been commissioned to write a eulogy by the son of Chief Albert Nwanzi Okoluko, the Ogimma Obi of Ogwashi-Uku to commemorate the death of his father. Berquez has been a judge many times, including for Manifold Magazine and had work read as part of Manifold Voices at Waltham Abbey. He has recited many times, including at The Troubadour and the Pitshanger Poets, in London. In 2006 his name was put forward with the Forward Prize for Literature. He recently was awarded a prize with Decanto Magazine. Berquez is now a member of London Voices who meet monthly in London, United Kingdom.
Vincent Berquez has also been collaborating in 07/08 with a Scottish composer and US film maker to produce a song-cycle of seven of his poems for mezzo-soprano and solo piano. These are being recorded at the Royal College of Music under the directorship of the concert pianist, Julian Jacobson. In 2009 he will be contributing 5 poems for the latest edition of A Generation Defining Itself, as well as 3 poems for Eleftheria Lialios’s forthcoming book on wax dolls published in Chicago. He also made poetry films that have been shown at various venues, including a Polish/British festival in London, Jan 07.
As an artist Vincent Berquez has exhibited world wide, winning prizes, such as at the Novum Comum 88’ Competition in Como, Italy. He has worked with an art’s group, called Eins von Hundert, from Cologne, Germany for over 16 years. He has shown his work at the Institute of Art in Chicago, US, as well as many galleries and institutions worldwide. Berquez recently showed his paintings at the Lambs Conduit Festival, took part in a group show called Gazing on Salvation, reciting his poetry for Lent and exhibiting paintings/collages. In October he had a one-man show at Sacred Spaces Gallery with his Christian collages in 2007. In 2008 Vincent Berquez had a solo show of paintings at The Foundlings Museum and in 2011 an exposition with new work in Langham Gallery London.
kempis.nl poetry magazine
More in: Berquez, Vincent, Vincent Berquez
JUNIOR-STADSDICHTER
Tilburg zoekt nieuwe Junior- Stadsdichter
Wedstrijd
Treed jij in de voetsporen van
Sara Bidaoui en Pleun Andriessen?
sara bidaoui
Schrijf je graag gedichten en vind je het ook leuk om ze voor te dragen?
Doe dan mee aan de Junior Stadsdichtwedstrijd!
Hoe doe je mee?
– Je bent niet ouder dan 17 jaar en komt uit Tilburg (of omstreken).
– Je stuurt voor 11 januari 2013 een of meer gedichten in naar wedstrijd@juniorstadsdichter.nl, samen met een ingevuld deelnameformulier.
De inzendingen worden beoordeeld door een vakkundige jury. De winnaar mag als Junior Stadsdichter een jaar lang gedichten schrijven, optreden en publiceren. Bovendien mag je een wens in vervulling laten gaan…
pleun andriessen
JACE van de Ven (dichter en schrijver) heeft nog wat tips voor het schrijven van gedichten
Zelf stadsdichter worden – Jace van de Ven
Nog wat losse tips voor het maken van gedichten:
elk overbodig woord moet eruit;
pas op met abstracties, de beschrijving van een toevallig detail uit de werkelijkheid is mogelijk veelzeggender;
ironie of humor kunnen helpen op hol geslagen gedachten af te remmen;
een enjambement -het doorlopen van een zin van de ene in de volgende versregel- kan het ritme afwisselender maken;
beeldspraak moet treffen, anders liever geen beeldspraak;
keer jezelf niet te bewust binnenstebuiten, door simpele dingen rondom je te beschrijven, laat je waarschijnlijk op een veel interessantere manier in jezelf kijken;
zoek eindeloos naar het woord dat je gedachten het meest exact weergeeft, en… probeer elke keer opnieuw zelfstandig het wiel uit te vinden.
Hoe andere dichters dichten, dat moeten zij weten, jij doet het op jouw manier.
jace van de ven
fleursdumal.nl magazine
More in: Andriessen, Pleun, Bidaoui, Sara, Kinderstadsdichters / Children City Poets, Ven, Jace van de
In memoriam Ivo Michiels
(8 januari 1923 – 7 oktober 2012)
Ivo Michiels werd in 1923 als Henri Ceuppens geboren in Mortsel bij Antwerpen. Na de oorlog ontwikkelde hij zich als romancier en essayist, daarnaast was hij actief als journalist, richtte diverse literaire tijdschriften op en doceerde aan kunst- en toneelacademies. Ook werkte hij mee aan programma’s voor radio en televisie en schreef scenario’s voor speelfilms en documentaires. Hij geldt als één van de grote modernistische, experimentele schrijvers van de twintigste eeuw.
In 1977 kreeg Michiels de Staatsprijs voor Verhalend Proza voor Een tuin tussen hond en wolf, in 1990 de Emiele Bernheim-prijs voor zijn hele oeuvre en in 1993 de driejaarlijkse Prijs van de Vlaamse Gemeenschap. Zijn werk is onder meer vertaald in het Frans, Engels, Duits, Hongaars, Pools, Spaans en Noors.
Michiels voltooide twee grote romancyclussen: het vijfdelige Het boek Alfa (een integrale herdruk verscheen in 2007 met een inleiding door Peter Verhelst) en het tiendelige Journal brut. De laatste reeks is voltooid met de roman De Mirakelen, Elizabeth, De Mirakelen (2001).
In 2011 werkte Ivo Michiels nog aan een reconstructie van Journal Brut. Die verscheen onder de titel Mag ik spreken? Bovendien verscheen er in 2011 ook een op interviews gebaseerde biografie, Meer dan ik mij herinner. Gesprekken met Ivo Michiels, van de hand van Sigrid Bousset.
Op 8 september jl. voltooide hij zijn laatste werk Maya Maya, dat geheel volgens plan op 8 januari 2013 zal verschijnen.
(Bron: De Bezige Bij)
Uit: Het boek Alfa
‘Soldaat, soldaat,’ zachter en zachter, uitstervend in het rumoer van de stad. Hij hoorde het wel, alles hoorde hij nu hij voort An-An stapte door de straat (hij hoorde het neerzijgen van de sneeuw. Ze hadden hem bespot en er luidkeels om gelachen toen hij had gezegd dat hij de sneeuw hoorde vallen en hij had gedacht: dit durf ik nooit meer zeggen, zei toch: Als je heel stil bent kan ik het vallen van de sneeuw horen. Ze lachte niet, zei: Als jij heel stil bent hoor ik het ook.
Wat hoor je dan?
De sneeuw, hoe hij naar beneden komt.
Waar lijkt het op wat je hoort?
Het lijkt op dansen.
Hoe kan het geluid van de sneeuw lijken op dansen?
Omdat niemand hem hoort.
Kan niemand het horen wanneer je danst?
Niemand.
Ik ook niet?
Jij wel, denk ik. Als je heel lang en heel aandachtig luistert.
Ja, misschien dans je wel als de sneeuw. Wat doe je nog meer als de sneeuw?
Dromen ook.
Droom je dikwijls?
Soms, wanneer ik niet dans.
Dans je nu?
Nu niet.
Kijk, er vallen miljoenen vlokken, is elke vlok die naar beneden komt een droom?
Als ik droom zijn het miljoenen vlokjes droom die naar beneden komen.
Droom je nu?
Neen, nu niet.
Dansen doe je ook niet?
Dansen ook niet.
Wat doe je dan?
Ik luister naar de sneeuw, hoe hij naar beneden komt.
Wat doe je nog als de sneeuw?
Lachen soms.
Als je lacht is dan elke vlok die naar beneden komt een lach?
Elke vlok.
Lach je nu?
Neen.
Wat doe je nog als de sneeuw?
Zingen ook.
Zing je wanneer niemand het hoort?
Alleen wanneer niemand het hoort.
Ja, dan zing je als de sneeuw. Wat doe je nog als de sneeuw?
Bidden soms.
Wat nog meer?
Zuchten soms.
Wat nog meer?
Huilen soms.
Huil je alleen wanneer niemand het hoort?
Alleen wanneer niemand het hoort.
Dan huil je als de sneeuw.
Wanneer ik huil is elke vlok die naar beneden komt een traan.
Miljoenen tranen?
Miljoenen en miljoenen.
Huil je?
Neen, nu niet.
Misschien is de ene vlok die naar beneden komt een traan en de andere vlok een zucht en de andere vlok een gebed en de andere vlok een lach en de andere vlok een droom en de andere vlok nog iets anders. Of opnieuw een traan.
Wanneer ik alleen maar luister en niet dans en niet zucht en niet lach en niet droom en niet bid en niet huil, dan is de ene vlok die naar beneden komt een traan en de andere vlok een zucht en de andere vlok een gebed en de andere vlok een lach en de andere vlok een droom en de andere vlok nog iets anders.
Dan hoor je de sneeuw net als ik.
We horen wat niemand hoort.
Als we heel stil blijven en ons niet bewegen. Of ons bewegen als de sneeuw.
Hoe kunnen we ons bewegen als de sneeuw?
Vallen terwijl toch niemand het hoort.
Of dansen.
Dansen ook.
Hoelang sneeuwt het nog?
Niet lang meer, tot we groot zijn.
Ga je me nu een kus geven?
Ik geef je een kus.
Als de sneeuw.
Stil nu.
Ja.
Je huilt.
Ik huil niet.
Dans je?
Dansen ook niet.
Bid je?
Bidden ook niet.
Zucht je?
Zuchten ook niet.
Lach je?
Lachen ook niet.
Droom je?
Dromen ook niet.
Luister je?
Hoor je niet aan de sneeuw hoe ik luister? Hoor je ‘t niet?): het getrappel van de paarden met de gendarmes, het schreeuwen van de manschappen aan het geschut ginds op het dak van de bioscoop, het gekrijs van de papegaai in de achtergelaten kooi twee hoog op een vensterbank, de emmer die kletterend van een handkar viel, de Rode-Kruiswagen die zich gillend een weg boorde door de opstopping, hij hoorde het allemaal wel, dwars door het An-An van de laarzen binnen de muren achter zijn rug, An-An An-An, net als hij. Nu liep er een oud vrouwtje aan zijn zijde. Ze slofte op haar pantoffels dapper naast hem voort en ze mompelde voortdurend onverstaanbare woorden, ze knikte maar met haar dikke oude hoofd terwijl ze sprak en af en toe schudde ze heftig neen tot zichzelf, tot ze al meteen begon te zingen, een zacht zeurend zingen dat sloffend naast hem voortbewoog, hem meetroonde door de straten, tussen het tollen en rennen van de stad door, tussen het huilen en roepen en het toeteren door, tussen de huizen en de verse puinhopen door, en dan was ze plots niet meer naast hem. Ze stond aan het kruispunt van de laan en scheen te aarzelen of ze nu rechts zou of links of gewoon rechtdoor, minutenlang hield ze zich zo, roerloos en zingend, terwijl onophoudend de stroom van mensen en voertuigen aan haar voorbijtrok, aan het zacht zeurend zingen dat dieper en dieper in hem binnendrong en bijna het stampen overstemde van de laarzen over het plein.
Bron: Ivo Michiels, Het boek alfa. In: Ivo Michiels, Het afscheid, Het boek alfa, Orchis Militaris. De bezige bij, Amsterdam 2003 (fragment)
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive M-N, In Memoriam
Edward Thomas
(1878–1917)
Like the Touch of Rain
Like the touch of rain she was
On a man’s flesh and hair and eyes
When the joy of walking thus
Has taken him by surprise:
With the love of the storm he burns,
He sings, he laughs, well I know how,
But forgets when he returns
As I shall not forget her ‘Go now’.
Those two words shut a door
Between me and the blessed rain
That was never shut before
And will not open again.
Edward Thomas poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive S-T, Thomas, Edward
Norbert de Vries
Kemp natuurlijk (V)
In zijn jeugd maakte Kemp kennis met de Kleengedichtjes’ van Guido Gezelle.
Na wat omzwervingen, trad Pierre Kemp in 1916 als administratief employé in dienst bij de mijn Laura in Eygelshoven (officieel: Société des Carbonnages Réunis Laura et Vereeniging).
Hij zal daar tot zijn pensioen, op 31 december 1944, blijven werken, waarbij hij opklimt tot chef van het loonbureau.
De dagelijkse treinreis bood Kemp gelegenheid tot het schrijven van korte gedichtjes, de kleengedichtjes van Kemp zogezegd.
‘k worde van langs te meer
verliefd op kleene kerns van Poëzie
De dichter zegt hierover: “Ik reed 28 jaar lang elke dag zestig kilometer (dertig op en dertig af) naar de mijn; ik reed tweede klasse, zat zeer veel niet-roken alleen (er waren toen nog vaak van die leuke coupé’s om knus te zitten). In die opreis vooral ’s morgens vroeg dus, al vroeg, schreef ik zeer veel kleine gedichten. Ik reisde in een echte boemel, die om de vijf minuten stopte, maar in die vijf minuten moest ook zo’n gedichtje gereed zijn. Tussen twee halten werd nog wat gepolijst en in het laatste gedeelte werd gezorgd voor de finishing touch.”
De gedichtjes werden gebundeld in Stabielen en passanten (1934), Fugitieven en constanten (1938), en Transitieven en immobielen (1940).
Deze bundels vestigden zijn literaire roem.
Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (V)
Mijmeringen over Pierre Kemp uit mijn Maastrichtse tijd
fleursdumal.nl magazine
More in: Kemp, Pierre, Norbert de Vries
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature