In this category:

Or see the index

All categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. PRESS & PUBLISHING
  15. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  16. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  17. STREET POETRY
  18. THEATRE
  19. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  20. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  21. WAR & PEACE
  22. ·




  1. Subscribe to new material: RSS

FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor’s choice, etc.

«« Previous page · Jasper Mikkers: Democratie is daad · JACE van de Ven: Op de tonen van de beiaard · John Keats: When I Have Fears · Martin Beversluis: Dit hart · Jasper Mikkers: Het afwezige monument · Novalis: Ich sehe dich in tausend Bildern · Albertine Kehrer: Verloren vriendschap · Oscar Wilde: Flower of Love · William Butler Yeats: Two Songs Rewritten For The Tune’s Sake · John Keats: Fancy · Edith Södergran: Le jour fraîchit… · Hélène Swarth: Liefde

»» there is more...

Jasper Mikkers: Democratie is daad

fleursdumal 111a

 

Jasper Mikkers

DEMOCRATIE IS DAAD

 

ga aan het water staan dat stadhuis spiegelt

presidentieel paleis of parlement

en roep ‘democratie’ en kijk wat er gebeurt

 

het is geen woord dat als een lelie openbloeit

de klinkers laten geen vliesvleugeligen stijgen

uit vlammen van de gele lissen aan de rand

 

misschien dat na een tijd zich schimmen

in het donker roeren, traag als vissen

en dat het duister lichter kleurt

 

ga op je hurken zitten, spel het woord

want weet wat het aan inhoud in zich bergt

is moeilijk grijpbaar en nooit zeker

 

wanneer je ee zegt, rijst een engel op

met druipend haar, slank als een bloemrietstengel

waar onze blik haar raakt is ze volmaakt

 

maar zeg je oo, dan antwoordt ze met au

want hagel treft haar en van bleek verandert

ze in blauw, ze staat er naakt en in de kou

 

en bij de aa tekent een hand onder haar neus

een Hitlersnor, en brillantinekeizer Berlusconi

laat haar dansen op een brandende krant

 

en bij de ie schampen er kogels langs haar hoofd

wordt ze door Bouterse met ballen als olijven verkracht

ze weert zich nauwelijks, ze lijkt door angst verdoofd

 

je denkt: ik heb geen macht, ik neem de benen

achter je rug wordt ze aan een bordeel verkocht

voortaan door nachtvlinders van traliestaal bezocht

 

democratie: haar bouw is fijn, haar vlees onvast

als je niet handelt en niet waakt wordt ze gestolen

uit stad en land, als kapitalen uit een letterkast

 

democratie: ze is de dochter van de daad en taal

de zuurstof die ze ademt is ethiek, haar klinkers

deelt ze als genen met haar tweelingzuster ideaal

 

Jasper Mikkers is Stadsdichter van Tilburg

Noot: Dit gedicht schreef Jasper Mikkers op verzoek van de gemeente Tilburg in het kader van de Dag van de Democratie op 14 september 2013.

Jasper Mikkers Poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive M-N, City Poets / Stadsdichters, Mikkers, Jasper


JACE van de Ven: Op de tonen van de beiaard

fleursdumal 111a

 

JACE van de Ven

Op de tonen van de beiaard

 

I

muziek zal je van elke klokslag krijgen 

gezang dat bij de nagalm bovenkomt

synchronisch lacht en huilt en goedig gromt

als één akkoord de rest wil overstijgen

 

de beiaardier op zijn klavier van stokken

weet dat zijn klokken anarchisten zijn

maar krijgt ze aaiepoezend op één lijn

om het gevoelig met hen uit te knokken

 

daar valt hij aan centraal en in de flanken

en heel het klokkenspel lijkt op de vlucht

te slaan maar hergroepeert zich in de lucht

waar het voorbij zweeft op zijn eigen klanken

 

II

grondtoon, klaagtoon,

boventoon is jubeltoon 

fluittoon, juichtoon

maar dood is mijn broer Toon

 

sla er maar op

sla ze maar aan

van je bim bam beieren

klokken zijn geen eieren

 

klaagtoon, vraagtoon

jij vervloekte plaagtoon

waar is mijn broer Toon

 

sla er maar op

sla ze maar aan

van je bim bam beieren

klokken zijn geen eieren

 

III

uit de weg, uit de weg

sms-jes, e-mails, tweets 

tv-signalen, al wat vliegt

ik ga aan de kant voor niets

 

zijn jullie ook verzonden

door een klap op een stok  

langs een touw en een klepel

die een hengst gaf op een klok

 

jullie vragen waar ik heenga 

wie mij download her en der

ik denk niemand hier beneden

klokgelui vliegt veel te ver  

 

de tonen van de beiaardier

moeten reizen zonder end

de deur waarop zij kloppen

ligt voorbij het firmament 

 

IV

voor wie de klok luidt

rataplan

zakenman of ambachtsman

voor wie de klok luidt

rataplan

 

voor wie de klok luidt

bon-vivant of charlatan

rataplan

 

voor wie de klok luidt

Koerdistan of Kanaän

rataplan

 

de klok luidt en passant

rataplan voor alleman

voor wie de klok luidt

die is eran

 

(c) 2013 JACE van de Ven poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive U-V, Ven, Jace van de


John Keats: When I Have Fears

- keats

John Keats

(1795 – 1821)

 

When I Have Fears

 

When I have fears that I may cease to be

Before my pen has gleaned my teeming brain,

Before high-piled books, in charactery,

Hold like rich garners the full ripened grain;

 

When I behold, upon the night’s starred face,

Huge cloudy symbols of a high romance,

And think that I may never live to trace

Their shadows, with the magic hand of chance;

 

And when I feel, fair creature of an hour,

That I shall never look upon thee more,

Never have relish in the fairy power

Of unreflecting love; – then on the shore

 

Of the wide world I stand alone, and think

Till love and fame to nothingness do sink.

 

John Keats poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive K-L, John Keats, Keats, John


Martin Beversluis: Dit hart

fleursdumal 111a

 

Martin Beversluis

Dit hart

 

Dit hart is een kerk

waar je heen kunt met vragen

een plaats waar eenzaamheid

van tijd tot tijd minder wordt of slijt

 

dit hart is een hutje op de hei voor jou alleen

dit hart houdt een sportieve uitdaging in

het daagt liefde uit tot zomerse capriolen

dit hart zwelt en slinkt in iedere beweging

het pinkt soms ontroerd een traan weg

 

dit hart heeft een kamer waar je rouwen kunt

de muren bestand tegen boosheid

de ramen ontkennen het plafond huilt

als herinneringen niet overgaan

 

dit hart is een bed om in lief te hebben

oogopslag gemoedstoestand geheimgehouden

als strelingen over verborgen verleden

vragende ogen verzachtende omstandigheden

is smelten als was

 

dit hart loopt stilaan over van liefde

het zingt de melodie van het universum

wacht tot de wereld gaat draaien.

 

Martin Beversluis poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive A-B, Beversluis, Martin


Jasper Mikkers: Het afwezige monument

fleursdumal 111a

Jasper Mikkers

HET AFWEZIGE MONUMENT

 

ik wil een monument dat alles samenvat

dat tot het wezen hoort van deze stad

en dat van taal en licht vervaardigd is

dat al wat mij in haar bekoort, weerkaatst

waarin ik elk gezicht herken van wie

hier leeft, mij voorging, na mij komt

 

het heeft een naam die alles in zich sluit

spreekt met een stem waarin ik ieder hoor

ik wijs ernaar als iemand jazz wil horen

of van een overleden lief de foto heeft verloren

 

en dat weerspiegelt wat er niet meer is

het oud station en vroegere stadhuis

waarnaar ik om kan kijken en dat knikt

wanneer ik zwaai of iemand tikt tegen zijn pet

 

maar nu ik weet dat het nog niet bestaat

ga ik het zelf maar maken; als het klaar is

plaats ik het aan het eind van elke straat

en tegen enen aan het einde van mijn bed

 

Jasper Mikkers is Stadsdichter van Tilburg

Noot: Dit is het eerste gedicht dat Jasper Mikkers schreef als (nog te installeren) stadsdichter. Het werd gepubliceerd in het Brabants Dagblad op 29 juni 2013.

Jasper Mikkers Poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive M-N, City Poets / Stadsdichters, Mikkers, Jasper


Novalis: Ich sehe dich in tausend Bildern

- Novalis

Novalis

(1772-1801)

 

Ich sehe dich in tausend Bildern

 

Ich sehe dich in tausend Bildern,

Maria, lieblich ausgedrückt,

Doch keins von allen kann dich schildern,

Wie meine Seele dich erblickt.

Ich weiß nur, daß der Welt Getümmel

Seitdem mir wie ein Traum verweht,

Und ein unnennbar süßer Himmel

Mir ewig im Gemüthe steht.

 

Novalis poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive M-N, Novalis


Albertine Kehrer: Verloren vriendschap

Albertine Kehrer

(1826-1852)

Verloren vriendschap

 

Weer een schoone droom vervlogen,

Ligt voor de aard te schoon, helaas!

Weder voor een zoete logen

Bittre waarheid in de plaats!

Bloesems mijner vreugd bedorven,

Ach! een ideaal gestorven,

Neen, meêdoogenloos vermoord

Met een enkel, vlijmend woord!

Toch, toch dank ik uwe opregtheid

Die dat woord mij deed verstaan,

En geen ander mijn gehechtheid

Zulk een wonde heeft doen slaan!

De eenzame avond, mijn vertrouwde,

– Vaak getuige van mijn strijd –

Die ook nu mijn smart aanschouwde,

Weet, dat ik u niets verwijt!

 

God, die aller menschen harten,

Als zijn waterbeken leidt;

Die zijn kindren onder smarten

Opvoedt tot zijn heerlijkheid,

Heeft dat leed mij toegewogen,

Heeft dien beker toebereid.

‘k Hief mijn hart, mijn schreijende oogen

‘k Zond mijn zuchten en gebeên,

Naar mijn Vader vol meêdoogen,

Naar zijn open hemel heen,

Naar mijn Vader in den hoogen

Die geen lust schept in ‘t geween,

En uit wellust nimmer plaagde…

‘k Bad, en ‘t licht zijns troostes daagde

Scheemrend door mijn tranen heen:

‘Vader! dat het vuur dier smarte

Loutrend door mijn ziele ga!

Wil haar heilgen aan mijn harte

Door de kracht van uw genâ!

Leer mij niets van de aard te vragen;

U beminnen, U alleen;

Trek mijn hart naar boven heen,

Zij ‘t ook onder leed en plagen…

Gij geeft balsem bij uw slagen!’

 

Albertine Kehrer poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Albertine Kehrer, Archive K-L, Kehrer, Albertine


Oscar Wilde: Flower of Love

- OscarWilde

Oscar Wilde

(1854 – 1900)

 

Flower of Love

 

Sweet, I blame you not, for mine the fault was, had I not been made of common

clay

I had climbed the higher heights unclimbed yet, seen the fuller air, the

larger day.

 

From the wildness of my wasted passion I had struck a better, clearer song,

Lit some lighter light of freer freedom, battled with some Hydra-headed wrong.

 

Had my lips been smitten into music by the kisses that but made them bleed,

You had walked with Bice and the angels on that verdant and enamelled meed.

 

I had trod the road which Dante treading saw the suns of seven circles shine,

Ay! perchance had seen the heavens opening, as they opened to the Florentine.

 

And the mighty nations would have crowned me, who am crownless now and without name,

And some orient dawn had found me kneeling on the threshold of the House of Fame.

 

I had sat within that marble circle where the oldest bard is as the young,

And the pipe is ever dropping honey, and the lyre’s strings are ever strung.

 

Keats had lifted up his hymeneal curls from out the poppy-seeded wine,

With ambrosial mouth had kissed my forehead, clasped the hand of noble love in mine.

 

And at springtide, when the apple-blossoms brush the burnished bosom of the dove,

Two young lovers lying in an orchard would have read the story of our love;

 

Would have read the legend of my passion, known the bitter secret of my heart,

Kissed as we have kissed, but never parted as we two are fated now to part.

 

For the crimson flower of our life is eaten by the cankerworm of truth,

And no hand can gather up the fallen withered petals of the rose of youth.

 

Yet I am not sorry that I loved you -ah! what else had I a boy to do? –

For the hungry teeth of time devour, and the silent-footed years pursue.

 

Rudderless, we drift athwart a tempest, and when once the storm of youth is past,

Without lyre, without lute or chorus, Death the silent pilot comes at last.

 

And within the grave there is no pleasure, for the blindworm battens on the root,

And Desire shudders into ashes, and the tree of Passion bears no fruit.

 

Ah! what else had I to do but love you? God’s own mother was less dear to me,

And less dear the Cytheraean rising like an argent lily from the sea.

 

I have made my choice, have lived my poems, and, though youth is gone in wasted days,

I have found the lover’s crown of myrtle better than the poet’s crown of bays.

 

Oscar Wilde poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive W-X, Wilde, Oscar


William Butler Yeats: Two Songs Rewritten For The Tune’s Sake

fdm01

William Butler Yeats

(1865-1939)

 

Two Songs Rewritten For The Tune’s Sake

I
My Paistin Finn is my sole desire,
And I am shrunken to skin and bone,
For all my heart has had for its hire
Is what I can whistle alone and alone.
Oro, oro.!
Tomorrow night I will break down the door.
What is the good of a man and he
Alone and alone, with a speckled shin?
I would that I drank with my love on my knee
Between two barrels at the inn.
Oro, oro.!

To-morrow night I will break down the door.
Alone and alone nine nights I lay
Between two bushes under the rain;
I thought to have whistled her down that
I whistled and whistled and whistled in vain.
Oro, oro!
To-morrow night I will break down the door.

II
I would that I were an old beggar
Rolling a blind pearl eye,
For he cannot see my lady
Go gallivanting by;
A dreary, dreepy beggar
Without a friend on the earth
But a thieving rascally cur —
O a beggar blind from his birth;
Or anything else but a rhymer
Without a thing in his head
But rhymes for a beautiful lady,
He rhyming alone in his bed.

William Butler Yeats poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive Y-Z, Yeats, William Butler


John Keats: Fancy

John Keats
(1795-1821)

 

Fancy

Ever let the Fancy roam,
Pleasure never is at home:
At a touch sweet Pleasure melteth,
Like to bubbles when rain pelteth;
Then let winged Fancy wander
Through the thought still spread beyond her:
Open wide the mind’s cage-door,
She’ll dart forth, and cloudward soar.
O sweet Fancy! let her loose;
Summer’s joys are spoilt by use,
And the enjoying of the Spring
Fades as does its blossoming;
Autumn’s red-lipp’d fruitage too,
Blushing through the mist and dew,
Cloys with tasting: What do then?
Sit thee by the ingle, when
The sear faggot blazes bright,
Spirit of a winter’s night;
When the soundless earth is muffled,
And the caked snow is shuffled
From the ploughboy’s heavy shoon;
When the Night doth meet the Noon
In a dark conspiracy
To banish Even from her sky.
Sit thee there, and send abroad,
With a mind self-overaw’d,
Fancy, high-commission’d:–send her!
She has vassals to attend her:
She will bring, in spite of frost,
Beauties that the earth hath lost;
She will bring thee, all together,
All delights of summer weather;
All the buds and bells of May,
From dewy sward or thorny spray;
All the heaped Autumn’s wealth,
With a still, mysterious stealth:
She will mix these pleasures up
Like three fit wines in a cup,
And thou shalt quaff it:–thou shalt hear
Distant harvest-carols clear;
Rustle of the reaped corn;
Sweet birds antheming the morn:
And, in the same moment, hark!
‘Tis the early April lark,
Or the rooks, with busy caw,
Foraging for sticks and straw.
Thou shalt, at one glance, behold
The daisy and the marigold;
White-plum’d lillies, and the first
Hedge-grown primrose that hath burst;
Shaded hyacinth, alway
Sapphire queen of the mid-May;
And every leaf, and every flower
Pearled with the self-same shower.
Thou shalt see the field-mouse peep
Meagre from its celled sleep;
And the snake all winter-thin
Cast on sunny bank its skin;
Freckled nest-eggs thou shalt see
Hatching in the hawthorn-tree,
When the hen-bird’s wing doth rest
Quiet on her mossy nest;
Then the hurry and alarm
When the bee-hive casts its swarm;
Acorns ripe down-pattering,
While the autumn breezes sing.

Oh, sweet Fancy! let her loose;
Every thing is spoilt by use:
Where’s the cheek that doth not fade,
Too much gaz’d at? Where’s the maid
Whose lip mature is ever new?
Where’s the eye, however blue,
Doth not weary? Where’s the face
One would meet in every place?
Where’s the voice, however soft,
One would hear so very oft?
At a touch sweet Pleasure melteth
Like to bubbles when rain pelteth.
Let, then, winged Fancy find
Thee a mistress to thy mind:
Dulcet-ey’d as Ceres’ daughter,
Ere the God of Torment taught her
How to frown and how to chide;
With a waist and with a side
White as Hebe’s, when her zone
Slipt its golden clasp, and down
Fell her kirtle to her feet,
While she held the goblet sweet
And Jove grew languid.–Break the mesh
Of the Fancy’s silken leash;
Quickly break her prison-string
And such joys as these she’ll bring.–
Let the winged Fancy roam,
Pleasure never is at home.

 

John Keats poetry
fleursdumal.nl magazine

More in: Archive K-L, John Keats, Keats, John


Edith Södergran: Le jour fraîchit…

Edith Södergran

(1892-1923)

 

Le jour fraîchit…

I

Vers le soir, le jour fraîchit…
Bois la chaleur dans ma main,
Ma main et le printemps ont le même sang.
Prends ma main, prends mon bras blanc,
Prends le désir de mes grêles épaules…
Ce serait merveille de sentir
une seule nuit, une nuit comme celle-ci,
Ta tête lourde sur mon sein.

II

Tu jetas la rose rouge de ton amour
Sur mon sein —
l’étreins de mes mains brûlantes
la rose rouge de ton amour, qui bientôt flétrira…
O maître aux yeux glacés,
J’accepte la couronne que tu me tends,
qui me courbe la tête vers le cœur…

III

Je parle doucement aux arbres prisonniers,
J’ai vu mon seigneur pour la première fois ce jour.
Tremblante, je l’ai tout de suite reconnu.
Voici que je sens déjà sa main lourde sur mon bras léger…
Où est mon rire sonore de jeune fille,
ma liberté de femme portant haut la tête ?
Voici que je sens déjà son étreinte ferme sur mon corps frémissant,
Voici que j’entends l’éclat rude de la réalité
Sur mes frêles, frêles rêves.

IV

Tu cherchais une fleur
Et tu trouvas un fruit.
Tu cherchais une source
Et tu trouvas une mer.
Tu cherchais une femme
Et trouvas une âme —
Tu es déçu.

 

Edith Södergran poetry
fleursdumal magazine

More in: Archive S-T, Södergran, Edith


Hélène Swarth: Liefde

- heleneswarth

Hélène Swarth

(1859-1941)

 

Liefde

I

En langs een wand van rotsen, rug aan rug,

Volgde ik een pad verlicht door maan noch zon.

Toen stond ik vóór een afgrond en ik kon

Geen handbreed verder en geen stap terug.

 

En de angst des doods kwam over me, ik begon

Te beven en ik riep: – ‘Wie bouwt me een brug?’

En ‘t ver gebergte gaf mij, hoonend-stug,

Mijn woorden weêr, tot wanhoop mij verwon.

 

Toen zag ik naast me een marmerbleek gelaat,

Met donkere oogen, vonklende in den nacht,

En ‘k hoorde een stem, gebiedend, schoon zeer zacht:

 

‘Zoo ge om mijn hals vertrouwend de armen slaat,

Draag ík u over de’ afgrond!’ – Ik dan, als

Een kind, sloeg de armen, zwijgend, om zijn hals.

 

II

Ik hoorde ‘t ruischen van zijn vleugelslag

En anders niet. Toen vroeg ik: – ‘Wie zijt gij?

‘k Voel me aan uw borst zóó veilig en zóó blij,

Als hadde ik niet geleefd vóór dezen dag.’

 

Maar zwijgend vloog hij voort naar de andre zij

Van de’ afgrond, en ik weende om wat ik zag:

De weemoedswel, die in zijne oogen lag,

Vloeide over. – ‘Engel, is die traan voor mij?’

 

En na een wijle sprak hij: – ‘Ja, ik ween

Om wat ge in mijn naam lijden moest weleer,

En wéér moet lijden. Zie, hier blijft ge alleen.’

 

En in een woud liet hij met mij zich nêer,

Sloot met een kus mijne oogen en… vloog heen.

En ‘k zeeg ter aarde en hoorde en zag niet meer.

 

Hélène Swarth poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive S-T, Swarth, Hélène


Older Entries »« Newer Entries

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature