Or see the index
Renée Vivien
(1877-1909)
Let the dead bury their dead
Voici la nuit : je vais ensevelir mes morts,
Mes songes, mes désirs, mes douleurs, mes remords,
Tout le passé… je vais ensevelir mes morts.
J’ensevelis, parmi les sombres violettes,
Tes yeux, tes mains, ton front et tes lèvres muettes,
Ô toi qui dors parmi les sombres violettes !
J’emporte cet éclair dernier de ton regard…
Dans le choc de la vie et le heurt du hasard,
J’emporte ainsi la paix de ton dernier regard.
Je couvrirai d’encens, de roses et de roses,
La pâle chevelure et les paupières closes
D’un amour dont l’ardeur mourut parmi les roses.
Que s’élève vers moi l’âme froide des morts,
Abolissant en moi les craintes, les remords,
Et m’apportant la paix souriante des morts !
Que j’obtienne, dans un grand lit de violettes,
Cette immuable paix d’éternités muettes
Où meurt jusqu’à l’odeur des douces violettes !
Que se reflète, au fond de mon calme regard,
Un vaste crépuscule immobile et blafard !
Que diminue enfin l’ardeur de mon regard !
Mais que j’emporte aussi le souvenir des roses,
Lorsqu’on viendra poser sur mes paupières closes
Les lotus et les lys, les roses et les roses ! …
Renée Vivien poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Vivien, Renée
Georg Trakl
(1887-1914)
Die schöne Stadt
Alte Plätze sonnig schweigen.
Tief in Blau und Gold versponnen
Traumhaft hasten sanfte Nonnen
Unter schwüler Buchen Schweigen.
Aus den braun erhellten Kirchen
Schaun des Todes reine Bilder,
Großer Fürsten schöne Schilder.
Kronen schimmern in den Kirchen.
Rösser tauchen aus dem Brunnen.
Blütenkrallen drohn aus Bäumen.
Knaben spielen wirr von Träumen
Abends leise dort am Brunnen.
Mädchen stehen an den Toren,
Schauen scheu ins farbige Leben.
Ihre feuchten Lippen beben
Und sie warten an den Toren.
Zitternd flattern Glockenklänge,
Marschtakt hallt und Wacherufen.
Fremde lauschen auf den Stufen.
Hoch im Blau sind Orgelklänge.
Helle Instrumente singen.
Durch der Gärten Blätterrahmen
Schwirrt das Lachen schöner Damen.
Leise junge Mütter singen.
Heimlich haucht an blumigen Fenstern
Duft von Weihrauch, Teer und Flieder.
Silbern flimmern müde Lider
Durch die Blumen an den Fenstern.
Georg Trakl poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Trakl, Georg
Anton Eijkens
Vademecum van een liefhebber (02)
Gedenkwaardige herbergen
No sir, there is nothing which
has yet been contrived by man
in which so much happiness is produced as in a
good tavern or inn.
Dr. Samuel Johnson
Le Doyen – Parijs
Parijs – het jaartal ben ik vergeten –
was toen een Mis waard en nog meer.
Gemeenzaam in een koets gezeten
trotseerden wij het woest verkeer.
Goddank, niet ver van de Concorde
aarzelt het paard intelligent.
Bij George Cinq, ver van de horden,
mondt ons de porto excellent.
Te lang niet mag men blijven toeven
omwille van het wachtend paard,
dat met zijn hooggeheven hoeven,
‘t ros Pegasus haast evenaart.
(Het paard mompelt:)
“Wat dunkt u, messieurs sécretaires
van ginds fraai etablissement,
waarin – sans doute – gij reeds van verre
‘t befaamde Le Doyen herkent?”
Hoe zalig door beslagen ruiten
tuurt men naar de Champs Elysées
en gaat men zich decent te buiten
aan een verrukkelijk diner.
Parijs – het jaar ben ik vergeten,
maar niet ons broederlijk verkeer –
is altijd nog voor die het weten
een Mis waard – en nog wel wat meer.
De Vier Winden – Brugge
Aan ‘t kille Minnewater
was geen begijn te vinden,
dus zochten wij soelaas
in herberg “De Vier Winden”.
Daar liet de slome waard
de rolgordijnen vallen
en schonk ons solemneel
een Triple van Westmalle.
Bellevue – Helsinki
Helsinki, waar ik eenzaam dwaal
rond de Uspensky-kathedraal.
Maar zie, het culinair uur U
kondigt zich aan in “Bellevue”.
Een lieve chambre séparée,
men neemt er graag genoegen mee.
Daar eet ik als een late czaar
blinis met room en kaviaar,
een malse biefstuk Nowgorod
en een Armeense kus tot slot.
Goddank, ik kan nu wel weer tegen
de droefheid van de Finse regen.
Hotel de la Gare – Sy (B)
In Hotel de la Gare in Sy
geen mooie Muscadet sur lie
maar God zij dank weer allebei
begraven onder moeders sprei.
Anton Eijkens: Vademecum van een liefhebber (02)
wordt vervolgd
kempis.nl poetry magazine
More in: Brabantia Nostra, Eijkens, Anton
NEEM ME MEE
Een vrachtwagen verdwijnt
verscholen achter een wolk smook
Kinderen rennen erachteraan
‘neem me mee,’ roepen ze
‘neem me mee!’
Steeds luider klinkt hun roep
tot hun keel dichtslaat van rook
en ze oplossen
in een wolk van stof
Ton van Reen
Ton van Reen: De naam van het mes. Afrikaanse gedichten In 2007 verschenen onder de titel: De straat is van de mannen bij BnM Uitgevers in De Contrabas reeks. ISBN 9789077907993 – 56 pagina’s – paperback
kempis.nl poetry magazine
More in: -De naam van het mes, Archive Q-R
William Shakespeare
(1564-1616)
THE SONNETS
79
Whilst I alone did call upon thy aid,
My verse alone had all thy gentle grace,
But now my gracious numbers are decayed,
And my sick muse doth give an other place.
I grant (sweet love) thy lovely argument
Deserves the travail of a worthier pen,
Yet what of thee thy poet doth invent,
He robs thee of, and pays it thee again,
He lends thee virtue, and he stole that word,
From thy behaviour, beauty doth he give
And found it in thy cheek: he can afford
No praise to thee, but what in thee doth live.
Then thank him not for that which he doth say,
Since what he owes thee, thou thy self dost pay.
kempis.nl poetry magazine
More in: -Shakespeare Sonnets
William Blake
(1757-1827)
London
(From: Songs of Experience)
I wandered through each chartered street,
Near where the chartered Thames does flow,
A mark in every face I meet,
Marks of weakness, marks of woe.
In every cry of every man,
In every infant’s cry of fear,
In every voice, in every ban,
The mind-forged manacles I hear:
How the chimney-sweeper’s cry
Every blackening church appalls,
And the hapless soldier’s sigh
Runs in blood down palace-walls.
But most, through midnight streets I hear
How the youthful harlot’s curse
Blasts the new-born infant’s tear,
And blights with plagues the marriage-hearse.
Londen
(uit: Liederen van ervaring)
Waar de verpachte Theemsstroom gaat
Zwerf ik door ‘s stads verpachte hart,
En merk in elk langsgaand gelaat
Tekens van zwakheid en van smart,
Waar ik in elke mensenzucht,
In elk bang-krijtend babykoor,
In elke vloek, elk hart gelucht
De brein-gesmede ketens hoor.
De schoorsteenvegers roep bezeert
Elke kerk, gezwart door roet;
‘n Zucht die de soldaat verteert
Stroomt de paleismuur af in bloed.
Maar ‘t meeste hoor ik ‘s nacht op straat
Hoe de vloek der jonge slet
Tranen schroeit die een boreling laat,
En met de pest de trouw-baar smet.
Vertaling: Cornelis W. Schoneveld
Uit: Bestorm mijn hart, de beste Engelse gedichten uit de 16e-19e eeuw gekozen en vertaald door Cornelis W. Schoneveld, tweetalige editie. Rainbow Essentials no. 55, Uitgeverij Maarten Muntinga, Amsterdam, 2008, 296 pp, € 9,95 ISBN: 9789041740588
Bestorm mijn hart bevat een dwarsdoorsnede van vier eeuwen lyrische Engelse dichtkunst. Dichters uit de zestiende tot en met de negentiende eeuw dichter onder andere over liefde, natuur, dood en religie. Niet alleen de Nederlandse vertaling is in deze bundel te vinden, maar ook de originele Engelse versie. Deze prachtige bloemlezing, met gedichten van onder anderen Shakespeare, Milton, Pope en Wordsworth, is samengesteld en vertaald door Cornelis W. Schoneveld. Hij is vele jaren docent historische Engelse letterkunde en vertaalwetenschapper aan de Universiteit van Leiden geweest.
kempis.nl poetry magazine
More in: Blake, Blake, William, London Poems
Alfred de Musset
(1810-1857)
Sonnet au lecteur
Jusqu’à présent, lecteur, suivant l’antique usage,
Je te disais bonjour à la première page.
Mon livre, cette fois, se ferme moins gaiement ;
En vérité, ce siècle est un mauvais moment.
Tout s’en va, les plaisirs et les moeurs d’un autre âge,
Les rois, les dieux vaincus, le hasard triomphant,
Rosafinde et Suzon qui me trouvent trop sage,
Lamartine vieilli qui me traite en enfant.
La politique, hélas ! voilà notre misère.
Mes meilleurs ennemis me conseillent d’en faire.
Être rouge ce soir, blanc demain, ma foi, non.
Je veux, quand on m’a lu, qu’on puisse me relire.
Si deux noms, par hasard, s’embrouillent sur ma lyre,
Ce ne sera jamais que Ninette ou Ninon.
Alfred de Musset poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive M-N, Musset, Alfred de
Bert Bevers
De weg naar Rapallo
In memoriam Wouter Weylandt
(1984-2011)
Het kaarsje dat ik brandde toen je daar zo plots
op asfalt lag smeult zachtjes na. Een hard hoofd,
maar niet het jouwe. We zullen om je rouwen.
Plaatsnamen zoemen. Middelburg. Juist een jaar
geleden won je daar een etappe in de Giro, ook
een derde. Maar tevens Nokere. En Valladolid.
We zien je daar nog staan. Onder je kuifje wuif je
met je ogen een zegelied naar huis. Kruibeke.
Gullegem, weer Gullegem. Sint-Niklaas, Ichtegem.
Je moest hier niet eens zijn. Je zou naar de Vuelta.
Rapallo bleek te ver. Waarom denk ik toch vooral
aan tuinmannen en Isfahan? Ik wist niet dat
er zo veel bloed uit een jong hoofd stromen kan.
© Bert Bevers, 9 mei 2011
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive A-B, Bevers, Bert, Historia Belgica
Bert Bevers
over Jan Hanlo’s gedicht Oote
Het gaat hier natuurlijk om een typisch geval van met de mantel der liefde bedekken. In Zo meen ik dat jij ook bent – Biografie van Jan Hanlo kon auteur Hans Renders natuurlijk niét doen of een en ander niet gebeurd was, dus hij komt er niet onderuit ergens tussen neus en lippen te vermelden dat in de jaren vijftig een Vlaming de euvele moed had gehad de originaliteit van het voorwerp van zijn verering in twijfel te trekken. Het betrof de Antwerpse dichter Adriaan De Roover (88 ondertussen), die Hanlo destijds in het tijdschrift De Tafelronde niet eens openlijk van plagiaat beschuldigde, maar een citaat uit diens beroemde vers Oote simpelweg liet volgen door een stukje uit een veel ouder werk. Volgens Rutger H. Cornets de Groot zou een beschuldiging van plagiaat volslagen misplaatst zijn: “Veeleer toont dit voorbeeld aan dat niemand zijn eigen gedachten kiest: gebruik van taal houdt die erkenning in. Poëzie noch taalgebruiker zijn autonoom; beide liggen verankerd in de gemeenschap, in de taal, hoezeer die gemeenschap ook vijandig kan zijn aan de individuele expressie van haar leden.”
Ik denk er zo het mijne van. Ter vergelijking:
oote oote oote boe
hoe boe hoe boe
hoe boe hoe boe
B boe
Boe oe oe
Oe oe (etc.)
Eh eh euh euh euh
Oo-eh oo-eh o-eh eh eh eh
Ach ach ah ach ach ah a a
Oh ohh ohh
Adriaan De Roover (foto B. Bevers)
En dan het fragment waarvan Antwerpenaar De Roover (foto) wist dat het in hoofdstuk 18 uit het Vierde Boek van François Rabelais’ meesterwerk Pantagruel te vinden was:
Bou, bou, bou, bou!
Otto, to, to, to, ti, bou
bou, bou, bou, ou, ou
ou, bou, bou, bous
bous
bous, bous, bous, bous
paich, hu, hu, hu, ha, hu
ah ! ah! ah!
Be, be, bous, bous, bobous
ho, ho ho ho ho
Vierhonderd jaar eerder geschreven, en geen experimentele poëzie maar het gejammer dat Panurge slaakt als hij zeeziek is….
Bert Bevers over Jan Hanlo’s gedicht Oote
fleursdumal magazine
More in: Bevers, Bert, Hanlo, Jan, The talk of the town
VEEL TE RUIME JASSEN
Hurkend onder een boom
wachten de mannen
rook rond hun hoofd
hun ogen mat van het wachten
Ze krassen dromen in het zand
verlangens omhullen hen
als veel te ruime jassen
Ton van Reen
Ton van Reen: De naam van het mes. Afrikaanse gedichten In 2007 verschenen onder de titel: De straat is van de mannen bij BnM Uitgevers in De Contrabas reeks. ISBN 9789077907993 – 56 pagina’s – paperback
kempis.nl poetry magazine
More in: -De naam van het mes
P.C. Boutens
(1870-1943)
Winter-stad
In het koele gouden bad
Van het fijne winterlicht
Rijst de groote menschenstad
Tot een droomverlucht gezicht:
Al de gangen, al de zalen
Waar de ziel in droom mag dwalen.
Boven glansgewasschen pleinen
Waar de stille menschen loopen,
Juichen klokken uit haar open
Torens zuiver door de reine
Luchten naar verrukten droomer
Al den hartstocht van zijn zomer …
Hart, wat hielp ons lange zoeken,
Daar wij toch gevonden wòrden?
Al de woorden in de boeken
Zijn als blâren die verdorden
Voor den onvoorzienen lach
Van den kortsten zonnedag!
Nacht-stilte
Stil, wees stil: op zilvren voeten
Schrijdt de stilte door den nacht,
Stilte die der goden groeten
Overbrengt naar lage wacht …
Wat niet ziel tot ziel kon spreken
Door der dagen ijl gegons,
Spreekt uit overluchtsche streken,
Klaar als ster in licht zoû breken,
Zonder smet van taal of teeken
God in elk van ons.
Kussen
Roode lippen, blanke leden
Wijken uit hun eng omhelzen
Naar de koele heldre grenzen
Waar zich oog en oog ontmoeten
In der zielen kus.
Als de diepe blauwe heemlen
Duren over zee en landen,
Duren over dood en leven, –
Over liefdes dood en leven
Duurt der zielen kus.
Toch, ons zielen konden nimmer
Tot elkaêr in oogen reiken,
Konden niet uw warme lippen
Mijne warme lippen kussen,
Hadden niet mijn roode lippen
Uwen rooden mond gekust.
P.C. Boutens poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, Boutens, P.C.
Feestelijke inhuldiging zesde gedicht van
Stadsdichter Peter Holvoet-Hanssen
op unieke plek in Antwerpen-Hoboken
Met zijn zesde gedicht laat Stadsdichter Peter Holvoet Hanssen zijn literaire sporen na in Hoboken. Aanleiding hiervoor is het 875 jarige bestaan van het district. Samen met dichters Bert Bevers en Frank de Vos schreef hij het gedicht ‘De Inwijkeling’. Op zondag 8 mei 2011 krijgt de eerste strofe van het gedicht een vaste plek, in de Schelde aan de aanlegsteiger van het Veer Hoboken-Kruibeke en wordt het feestelijk ingehuldigd.
Het district Hoboken bestaat 875 jaar. Ter gelegenheid van deze verjaardag schreef Stadsdichter Peter Holvoet-Hanssen samen met dichters Frank de Vos, zelf inwoner van Hoboken, en Bert Bevers het gedicht ‘De Inwijkeling’.
Op een wel zeer originele manier krijgt het collectieve vers nu een permanente plek in het district. De eerste paragraaf van de ‘De Inwijkeling’, het deel van het gedicht dat Peter Holvoet-Hanssen schreef, is bevestigd aan een betonnen constructie in de Schelde naast de aanlegsteiger van het Veer Hoboken-Kruibeke. De metalen platen waarop het gedicht gedrukt staat, komen gedeeltelijk onder water te staan bij hoog water. Ook dit keer is het ontwerp van de hand van de vaste ontwerper van de Stadsdichter, Jelle Jespers.
Op zondag 8 mei vindt de officiële inhuldiging van het gedicht plaats aan het Veer Hoboken-Kruibeke op het einde van de Leo Boschaertlaan. Om 11.45 uur maakt de veerboot de oversteek van Hoboken naar Kruibeke en keert om 12 uur terug. Stadsdichter Peter Holvoet-Hanssen staat op de kade klaar om bij aankomst van de veerboot het gedicht voor te dragen. Het hele gebeuren wordt begeleid met een dixieband en afgesloten met een drankje, aangeboden door het district Hoboken.
Het zesde stadsgedicht is geschreven in december 2010 en prijkt sindsdien al integraal op twee canvassen in Hoboken. Een grote versie van het gedicht pronkt naast de Onze-Lieve-Vrouwekerk aan de Kioskplaats, een ander canvas is te bewonderen ter hoogte van de Antwerpsesteenweg 195. Beide canvassen blijven daar minstens een jaar te zien.
Inhuldiging van het gedicht ‘De Inwijkeling’
· Op zondag 8 mei 2011
· Aan de aanlegsteiger van het Veer Hoboken-Kruibeke op het einde van de Leo Boschaertlaan in Hoboken
· Om 11.45 uur maakt de veerboot de oversteek naar Kruibeke, om 12 uur. keert hij terug naar Hoboken.
· Bij aankomst van het veer draagt Peter Holvoet-Hanssen zijn gedicht voor.
· Aansluitend wordt er een drankje aangeboden.
De Inwijkeling
Oksel van de Schelde. Stervensklaar ben ik er aangespoeld.
Landbouwers, ze baarden zeebouwers en doopten ze in naam
van de Zwarte God in het schuim van Den Beer. Geen korenaar
die nog wiegt maar in de schaduw van de volle maan een reus.
Luistert naar het polderbos, metaalmoe. Rafelig de eik
maar weerspannig als de melkkar van Patrasche. Ik schuil en hoor:
“Morgen schijnt de zon als gisteren, een ster die schiet in ‘t goud.”
Shana was hier – parkkiosk, wat groen – met Jessy en Yanice
en drie dichters, voor de foto. Een vos komt uit zijn hol. Schrijft:
Met een erehaag van woorden besmeren wij je boke
met de navel van de wereld, beetgaar, veelkleurig.
Hoe wijdbeens soms, stonden wij in verlopen tijd:
een knellende schoen, kortademig van huis tot stad gelopen.
Dan een beverhoofd. Die snor! Zijn antwoord is van ebbenhout:
Boke, bootje, Congoboot. Je bent verslavend als
een medicijn. Het hart moet rustig zijn, en kan dat
in een oude kroeg. Daar ginder achter in de polder
ligt een oot met Congob af. De oot zal nooit verloren
gaan. Ballades van inwijkelingen weerklinken er
met harde moed. Alsof je hier niet geboren hoeft te zijn
om hier vandaan te willen komen …
© stadsgedicht Antwerpen 2010, 12 december 2010,
Peter Holvoet-Hanssen, Frank De Vos en Bert Bevers
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive G-H, City Poets / Stadsdichters, Historia Belgica
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature