Or see the index
Foto Beáta Számel
Niels Landstra presenteert dichtbundel: Waterval
Donderdag 20 september zal Niels Landstra zijn nieuwe dichtbundel Waterval presenteren bij Selexyz Gianotten in Breda, de Barones 63. De aanvang is 19.00 uur.
Na het verschijnen van het kort verhaal ‘Het portret’ in e-zine Meander in 2004, volgde een lange reeks publicaties (korte verhalen, poëzie en interviews) in diverse literaire tijdschriften in zowel Nederland als Vlaanderen. Het oeuvre van Niels Landstra is dan ook rijk, bevat elementen als liefde en dood, geloof en noodlot, en het nemen van afscheid, zoals in zijn gedicht Mijn liefste meisje: ‘Ik ben jou, je vlieger, je zonlicht; vrees de dagen zonder zandsculpturen en sprookjesfiguren die gespeend van jou en mij zullen zijn’.
Naast zijn gedichten en verhalen, schreef hij drie romans en een novelle, waar deze elementen sterk in verweven zijn en die een melancholische sfeer oproepen, maar ook een wrange vorm van humor kennen; deze vertelwijze maakt zijn werk dan ook boeiend tot de laatst gelezen letter.
Zijn dichtbundel ‘Waterval’ bij uitgeverij Oorsprong is zijn debuut als dichter.
Volgend jaar zal Niels Landstra’s eerste roman ‘De vereerder’ verschijnen bij uitgeverij Beefcake Publishing in Gent, België.
fleursdumal.nl magazine
More in: Landstra, Niels
Ernst Stadler
(1883-1914)
Was waren Frauen anders dir als Spiel . . .
Was waren Frauen anders dir als Spiel,
Der du dich bettetest in soviel Liebesstunden:
Du hast nie andres als ein Stück von dir gefunden,
Und niemals fand dein Suchen sich das Ziel.
Du strebtest, dich im Hellen zu befreien,
Und wolltest untergeh’n in wolkig trüber Flut –
Und lagst nur hilflos angeschmiedet in den Reihen
Der Schmachtenden, gekettet an dein Blut.
Du stiegst, dein Leben höher aufzutürmen,
In fremde Seelen, wenn dich eigne Kraft verließ,
Und sahst erschauernd deinen Dämon dich umstürmen,
Wenn deinen dünnen Traum der Tag durchstieß.
Ernst Stadler poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive S-T, Stadler, Ernst
Eelke van Es
Eelke van Es gedicht 2012
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive E-F, Es, Eelke van
Willem G. van Maanen is afgelopen vrijdag 17 augustus 2012 op 91-jarige leeftijd is overleden
Willem G. van Maanen (1920 – 2012) is de auteur van een gevarieerd oeuvre waarin muziek, toneel, beeldende kunst en architectuur en de oorlog een belangrijke rol spelen. Van Maanen zat tijdens de Tweede Wereldoorlog in het verzet waarover hij spaarzaam schreef en sprak. In 1955 ontving hij de Van der Hoogtprijs voor zijn roman De onrustzaaier, in 1961 de Romanprijs van de Gemeente Amsterdam voor De dierenhater, in 1983 de F. Bordewijkprijs voor Het nichtje van Mozart. In 2004 werd hem voor zijn gehele oeuvre de Constantijn Huygensprijs toegekend. In 2007 verscheen bij De Bezige Bij zijn roman Heb lief en zie niet om, die zich afspeelt in de Tweede Wereldoorlog. Het boek werd zeer lovend ontvangen en haalde de Longlist Libris Literatuur Prijs 2007 en de Toplijst AKO Literatuur Prijs 2007. In 2008 werden zijn drie mooiste novellen gebundeld onder de titel Een onderscheiding en andere novellen en in 2010 verscheen Bagatellen, waarmee Willem G. van Maanen terugkeerde naar zijn favoriete vorm: het korte verhaal.
(Bron: De Bezige Bij)
Willem G. van Maanen (30 september 1920 – 17 augustus 2012)
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive M-N, In Memoriam
Winterlandschap met kauwtjes
Bij het werk van Valerius De Saedeleer
Ziet: alles vangt aan. Hoe schaduw knaagt aan
de leegte der velden, stilte gaten in de flank weigert.
In dit kader hebben heuvels recht op stilstand,
bomen en avondval niet. O, deze afwezigheid van nabij.
Winter kent geen verdriet maar strak als een zwangere buik
is het hart vol kreupelhout. Veel moet hier niet gebeuren.
Bert Bevers
(Eerder verschenen in Revolver, 28ste jaargang, nummer 111, Antwerpen, 2001)
kempis.nl poetry magazine
More in: 4SEASONS#Winter, Archive A-B, Bevers, Bert
Norbert de Vries
Kemp natuurlijk (II)
Er is in Maastricht dus een stadspark dat de naam Kempland kreeg. In dat park staat een beeldje van de dichter. Van de hand van Rob Stultjens. Het is een mooi beeldje (en dat is op zich al bijna een wonder, want godallemachtig, wat staan er een hoop beroerde beelden in deze stad! Zo veel lelijkheid, je gelooft je ogen niet.), zij het van bescheiden afmetingen. Nu is het bij een beeld niet een kwestie van formaat: hoe groter, hoe mooier. Toch hindert het me, dat het een bijna onooglijk klein beeld is. Je loopt er zó aan voorbij, als je niet oplet.
De geringe grootte van het beeld wordt, wat mij betreft, echter voldoende gecompenseerd door het feit dat er op de achterzijde van de stenen sokkel een gedichtje van Kemp is gegraveerd. Kijk, dàt vind ik nou weer grote klasse! Op deze wijze eer je een dichter! (waarbij moet worden aangetekend, dat het in het geval van Kemp toch weer opmerkelijk te noemen is, dat het gedicht op de àchterzijde is aangebracht)
Even terzijde. Het is goed ’s lands schrijvers en dichters te eren, ook al ben ik het graag eens met eenieder die zegt dat we zulks op de beste manier doen door hun werk te lezen en te genieten. En door ze tijdens hun leven, waar nodig, te ondersteunen.
Heine schrijft in 1831 aan zijn vriend Varnhagen, dat hij in Parijs het Pantheon heeft bezocht. “Aux grands hommes, la patrie reconnaissante”, staat er in gouden letters op de gevel. Heine schampert dan over de kleine mensen die een heuse tempel oprichten voor de grote doden. Dat opschrift -zo schrijft hij- was beter op z’n plaats geweest op de gevel van een groot restaurant om de helden van het vaderland goed te voeden tijdens hun leven, in plaats van ze te vereren met een hongerdood, of een andere kwelling die tot hun voortijdig verscheiden heeft geleid.
Ik citeer uit zijn brief van 27 juni 1831: “Der arme Lafontaine hat in Château-Thierry, seiner Vaterstadt, eine Marmorsäule, die 40.000 Francs gekostet. Ich lachte herzlich, als ich sie im Vorbeifahren sah. Der arme Schelm verlangte bei Lebzeiten ein Stück Brot, und nach dem Tode gibt man ihm für fr. 40.000 Marmor. Jean-Jacques Rousseau und ähnliche Menschen, die in ihrem Leben kaum ein Dachstübchen erlangen konnten, denen dediziert man jetzt ganze Strassen.”
We zien dat het eerbetoon in de loop der tijd veranderd is.
Neem bijvoorbeeld de beelden van Tollens en Leopold in Rotterdam (“Helden op sokkels”, Literaire standbeelden in Nederland, door drs. C.J. Kuik, 1980, Bosch & Keuning, pagina’s 202 en 203).
Op de linker pagina zien we de heer Tollens, 3 meter hoog, in marmer, op een stenen voetstuk van 3,5 meter. Hij staat daar vlakbij de Euromast. Het is een typisch negentiende-eeuwse beeld (J.T. Stracké, 1860): protserig, kolossaal, en lelijk bovendien. En nergens enige aanwijzing voor het feit dat dit een beroemde dichter verbeeldt, de schepper van, onder meer, het prijswinnende “Tafereel van de overwintering der Hollanders op Nova Zembla in de jaren 1596 en 1597”. Ach, een paar regels, of eventueel enkel de slotregel: “En rekent d’uitslag niet, maar telt het doel alleen”. Daar was op die reusachtige sokkel toch ampel ruimte voor geweest?
Op de rechter pagina staat een portretreliëf van Leopold, in brons, 69 x 48 cm, op een stenen muur in het rosarium van het museum Boymans-Van Beuningen. Een heel fijnzinnig portret van een echte kunstenares: Charlotte van Pallandt. Op de muur, onder het portret, is een gedicht van Leopold weergegeven (“Ik scheidde: onverstand was allerwegen”).
Dat nu is een mooie, passende hommage voor een groot dichter.
Terug naar Kempland en de achterzijde van de sokkel.
Daarop staat een prachtig gedichtje:
De la musique avant toute chose
Toen ik die boog daar had geürineerd
en ik het zonlicht er in ving, prees ik intens,
ver van wijsheid, die mij was geleerd:
Wat schoon kristal is er toch in de mens!
En in extase voor het lieflijke geluid:
Welk een muziek gaat van de mens toch uit!
Een gedicht over urineren, wildplassen meer bepaald. Kom er eens om in onze literatuur. Bovenstaand gedichtje schreef Kemp in 1952. Drie jaar later schreef hij nòg een plasgedichtje:
Cartografie
Een jongetje plast op een blauwe steen
En ik ontdek in kaart een continent.
Hij bergt zijn buisje naast zijn linkerbeen.
Ik glimlach om de schepping van de kleine vent.
De cartograaf in mij heeft hij bekoord.
‘k Heb zelfs zijn Stille Zuidzee aangehoord.
Opgemerkt zij, dat de titel aanvankelijk ‘Cartophilie’ luidde. Het bewuste ventje was Ronald, het zoontje van zijn vriend Karel Reijnders. Mooi, trouwens, dat ‘continent’, dat voor vasteland staat, maar als adjectief de aanduiding is voor het vermogen om de uitscheiding te beheersen.
Wat mij nu intrigeert, is de vraag: waarom werd dat plasgedicht op de sokkel gegraveerd? Het is een heel mooi gedicht, zeker. En het is bescheiden van omvang, en dat is geen onbelangrijke omstandigheid (kleine sokkel, hoge graveerkosten). Maar waarom daar niet het gedicht -ik noem maar iets- ‘Verlangen’ geplaatst?
Verlangen
’t Is een verlangen van de avond,
gelijk de dag er geen kent.
Ergens te staan dralen op een drempel
in een grijze mantel met de stempel
van een pseudoniem als ornament.
Naar een natuurlijke mond te luisteren,
verwacht te zijn in het duisteren
van het lichten en te zijn herkend.
Ik ga voor u en mij op zoek naar een antwoord.
Reacties zijn welkom bij de redactie via emailadres: magazine (at)fleursdumal.nl (at = @ )
Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (II)
Mijmeringen over Pierre Kemp uit mijn Maastrichtse tijd
fleursdumal.nl magazine
More in: Kemp, Pierre, Norbert de Vries
William Shakespeare
(1564-1616)
THE SONNETS
Sonnet 140
Be wise as thou art cruel, do not press
My tongue-tied patience with too much disdain:
Lest sorrow lend me words and words express,
The manner of my pity-wanting pain.
If I might teach thee wit better it were,
Though not to love, yet love to tell me so,
As testy sick men when their deaths be near,
No news but health from their physicians know.
For if I should despair I should grow mad,
And in my madness might speak ill of thee,
Now this ill-wresting world is grown so bad,
Mad slanderers by mad ears believed be.
That I may not be so, nor thou belied,
Bear thine eyes straight, though thy proud heart go wide.
kempis.nl poetry magazine
More in: -Shakespeare Sonnets
D. H. Lawrence
(1885-1930)
Green
The dawn was apple-green,
The sky was green wine held up in the sun,
The moon was a golden petal between.
She opened her eyes, and green
They shone, clear like flowers undone
For the first time, now for the first time seen.
D.H. Lawrence poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive K-L, D.H. Lawrence, Lawrence, D.H.
William Shakespeare
(1564-1616)
THE SONNETS
Sonnet 139
O call not me to justify the wrong,
That thy unkindness lays upon my heart,
Wound me not with thine eye but with thy tongue,
Use power with power, and slay me not by art,
Tell me thou lov’st elsewhere; but in my sight,
Dear heart forbear to glance thine eye aside,
What need’st thou wound with cunning when thy might
Is more than my o’erpressed defence can bide?
Let me excuse thee, ah my love well knows,
Her pretty looks have been mine enemies,
And therefore from my face she turns my foes,
That they elsewhere might dart their injuries:
Yet do not so, but since I am near slain,
Kill me outright with looks, and rid my pain.
kempis.nl poetry magazine
More in: -Shakespeare Sonnets
Eeuwig aantastbaren
In poten geschoten
vogels strompelen door
eieren, ooit bewaakt
nu verlaten in de
rimboe van het riet
ver van onze bedden.
Jagers minus kogels
zien niets, schuld
drukt hun schouders
geen millimeter naar
beneden en tot God is
nooit afdoende gebeden.
Freda Kamphuis
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive K-L, Kamphuis, Freda
Ernst Stadler
(1883-1914)
Linda
Du griffst nach Glück.
Es schmolz wie Flocken Schnees,
die du in aufgehobnen Händen eingefangen.
Frost fiel auf dich. Du hast Decken
über dein rot strömendes Herz gehangen.
Traumstarre kam und füllte alle Mulden deiner Seele
wie Gewässer aus entsperrten Wehren –
Nun fühlst du Wüsten um dich wachsen,
die dein wehes Blut verzehren.
Nun siehst du dich, mit nachtgebundnen Augen,
wie im Schlaf, durch tote Gassen schreiten
Und Schicksal, spukhaft nah und unerreichbar,
dir vorübergleiten.
Wach auf! Gespenster suchen dich!
Sieh: über dir wölbt sich südlicher Mittagshimmel,
buntgefleckt, goldtief und klar!
Sieh: der Meerwind deiner Kindheit weht immer noch
über dein aufgelockertes schwarzes Haar!
Sieh: deine schlaf betäubten Augen sind
ganz getränkt und vollgesogen
Mit Glück der Welt, das sie in frühen Klostertagen
dürstend auf sich hergezogen.
Und jeder Hauch,
der dein erwachend Blut dereinst bewegt,
Ward nun zum festen Pulsschlag,
der dein Wesen nährt und trägt.
Tanz bäumt sich in deinen Gliedern
und wartet, aufgereckt,
Daß deines Herzens Cymbelschlagen
seine Lust erweckt.
Deines Lebens Stimme steigt,
morgendlich überschwellend wie Lerchenschlag,
Über das Frühlingsland,
das lauter und jung erglänzt wie am ersten Tag.
Vor deiner Schwelle wartet alles Wunder
und will zu dir herein –
Schüttle die Nacht von dir!
Sei du! Und du wirst stark und selig sein.
Ernst Stadler poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive S-T, Stadler, Ernst
Novalis
(1772-1801)
Ich sehe dich in tausend Bildern
Ich sehe dich in tausend Bildern,
Maria, lieblich ausgedrückt,
Doch keins von allen kann dich schildern,
Wie meine Seele dich erblickt.
Ich weiß nur, daß der Welt Getümmel
Seitdem mir wie ein Traum verweht,
Und ein unnennbar süßer Himmel
Mir ewig im Gemüthe steht.
Novalis poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive M-N, Novalis, Novalis
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature