Or see the index
William Shakespeare
(1564-1616)
THE SONNETS
91
Some glory in their birth, some in their skill,
Some in their wealth, some in their body’s force,
Some in their garments though new-fangled ill:
Some in their hawks and hounds, some in their horse.
And every humour hath his adjunct pleasure,
Wherein it finds a joy above the rest,
But these particulars are not my measure,
All these I better in one general best.
Thy love is better than high birth to me,
Richer than wealth, prouder than garments’ costs,
Of more delight than hawks and horses be:
And having thee, of all men’s pride I boast.
Wretched in this alone, that thou mayst take,
All this away, and me most wretchcd make.
kempis.nl poetry magazine
More in: -Shakespeare Sonnets
William Shakespeare: Sonnet 89
nieuwe vertaling Cornelis W. Schoneveld
Sonnet 89
Say that thou didst forsake me for some fault,
And I will comment upon that offence;
Speak of my lameness, and I straight will halt,
Against thy reasons making no defence.
Thou canst not (love) disgrace me half so ill,
To set a form upon desired change,
As I’ll my self disgrace; knowing thy will
I will acquaintance strangle and look strange,
Be absent from thy walks, and in my tongue
Thy sweet beloved name no more shall dwell,
Lest I (too much profane) should do it wrong
And haply of our old acquaintance tell.
For thee, against my self I’ll vow debate,
For I must ne’er love him whom thou dost hate.
Sonnet 89
Stel dat vanwege een fout jij mij ontkomt,
Dan meet ik mijn tekortkoming breed uit;
Noem je mijn kreupel, wel dan hink ik prompt
Bij jouw kritiek, die op geen weerstand stuit.
Mijn lief, jij kwetst mij nog niet half zo wreed
Met formuleren wat je anders wil,
Als waarmee ìk mij kwets; als ik het weet,
Dan smoor ik onze vriendschap en kijk kil,
Ontwijk je wandelpad, en op mijn tong
Ligt dan niet meer bemind je zoete naam,
Dat ik die niet onteerde en vals bezong,
En mogelijk onze vriendschap oud beaam.
Debat beloof ik dan met mij, voor jou,
Want ‘k mag nooit minnen wie jij haten zou.
Cornelis W. Schoneveld poetry in translation
kempis.nl poetry magazine
More in: -Shakespeare Sonnets, Shakespeare
WIT LICHT
Wit licht uit de hutten
wit de witte graanschuren
wit de rode bomen, wit de zwarte dieren
wit de adem van het dorp
die wit boven de hutten van wit riet hangt
Het licht wit het stof van de zwarte straten
wit stof wit de bruine ezels
wit stof wit de zwarte kinderen
zwarte kinderen zijn wit
in wit licht
zwarte kinderen zijn witter dan wit
Het witte stof wit het licht
het witte stof van de witte straat
het witte stof
van de witbestoven ezels
het witte licht van de zwarte kinderen
die wit stof tegen het witte licht blazen
Ton van Reen
Ton van Reen: De naam van het mes. Afrikaanse gedichten In 2007 verschenen onder de titel: De straat is van de mannen bij BnM Uitgevers in De Contrabas reeks. ISBN 9789077907993 – 56 pagina’s – paperback
kempis.nl poetry magazine
More in: -De naam van het mes
Museum Boymans Van Beuningen Rotterdam
Marcel Broodthaers
Une vipère, un vampire, une vitre
Tot en met 14 augustus 2011
Museum Boijmans Van Beuningen toont deze zomer het werk ‘Une vipère, un vampire, une vitre’ (1974) van de Belgische conceptuele kunstenaar Marcel Broodthaers. Het werk vormt een wezenlijke aanvulling op de andere werken van Broodthaers in de museumcollectie.
De nieuwe aanwinst, in 2010 met steun van de Vereniging Rembrandt verworven, bestaat uit een koffer met een schilderij erboven met daarop de tekst ‘Une vipère, un vampire, une vitre’ geschilderd. Dit sleutelwerk is een typerend voorbeeld van de kunstenaars spel met woorden, objecten en het begrip kunst. Deze aanwinst is samen met drie andere werken van Marcel Broodthaers (1924-1976) deze zomer te zien in Museum Boijmans Van Beuningen.
Het schilderij heeft wel iets weg van een ABC-lesje. Op het eerste gezicht lijkt het werk ‘Une vipère, un vampire, une vitre’ daardoor kinderlijk onschuldig, maar dit staat in contrast met de duistere betekenis van de woorden. De woorden (vertaald: ‘Een adder, een vampier, een raam’) refereren aan negatieve menselijke eigenschappen: ‘vipère’ betekent lasteraar en ‘vampire’ uitzuiger. De openstaande koffer, die zelf de vierde letter V van ‘valise’ (vertaald: ‘koffer’) vormt, maakt de bezoeker uiterst nieuwsgierig naar de inhoud. De kunst van Broodthaers, die doorspekt is met woordgrapjes en cryptische verwijzingen, geeft zijn betekenis echter nooit zomaar prijs.
Marcel Broodthaers was destijds gefascineerd door woorden, tekens en nummers: “Ik werd achtervolgd door een schilderij van Magritte waarop woorden zijn afgebeeld. Bij Magritte is er die tegenstelling tussen het geschilderde woord en het geschilderde object, een ondermijning van het taalteken en het geschilderde…”. Broodthaers nam de volgende stap door aan het geschilderde woord en beeld een beschilderd object toe te voegen.
Broodthaers en de museumcollectie
De eerste werken van Marcel Broodthaers, waaronder een serie van negen schilderijen getiteld ‘Petrus Paulus Rubens’ werden door Museum Boijmans Van Beuningen in 1973 aangekocht. Na zijn overlijden organiseerde het museum in 1981 een grote solotentoonstelling rondom zijn werk. Deze tentoonstelling was aanleiding voor de verwerving van veertien films. Deze verzameling films is uniek in Nederland. Naast het werk van Broodthaers bevat de museumcollectie werk van belangrijke inspiratoren van Broodthaers, zoals René Magritte en Marcel Duchamp. Daarnaast verzamelt het museum werk van andere conceptuele kunstenaars en van tijdgenoten uit verschillende stromingen, zoals het Amerikaanse pop-art en de Nederlandse Nul-Beweging.
fleursdumal.nl magazine
More in: FDM Art Gallery, Historia Belgica, Marcel Broodthaers, Marcel Broodthaers
Yorkshire Dales
Eenzaam land, al in dit kader wijde wereld.
Tegen voorzichtige bergen figureert klein vee.
Ochtend vervloeit in middag, als had het zin.
Donkere honden sluipen schuren binnen.
Onweer ontrolt: waakzame ooien plaatsen zich
voor al te dartel kroost. Bij bliksemflitsen
schieten hun blikken neerwaarts als reigerhalzen.
Bert Bevers
Uit: Afglans – Gedichten 1972-1997, Uitgeverij WEL, Bergen op Zoom, 1997, ISBN 90 6230 080 4
kempis.nl poetry magazine
More in: Bevers, Bert
William Shakespeare
(1564-1616)
THE SONNETS
90
Then hate me when thou wilt, if ever, now,
Now while the world is bent my deeds to cross,
join with the spite of fortune, make me bow,
And do not drop in for an after-loss:
Ah do not, when my heart hath ‘scaped this sorrow,
Come in the rearward of a conquered woe,
Give not a windy night a rainy morrow,
To linger out a purposed overthrow.
If thou wilt leave me, do not leave me last,
When other petty griefs have done their spite,
But in the onset come, so shall I taste
At first the very worst of fortune’s might.
And other strains of woe, which now seem woe,
Compared with loss of thee, will not seem so.
kempis.nl poetry magazine
More in: -Shakespeare Sonnets
Paul Boldt
(1885-1921)
FREUNDIN HÖRERIN
Die Gegenwart der Nacht macht alles schlimmer.
Die Phantasien der Lust entlaufen schnöde,
Die Uhr schreit häßlich in der Herzeinöde,
Ins Zimmer fliegen die früheren Zimmer.
Unter die Stirne flieht die Gliederherde.
Im Mund weißkleinen Zähnelichtes schreit es,
Und Schrecken wächst im Antlitz wie ein zweites:
Ach, ach, es friert über mich hin aus Erde.
Und das Bewußtsein glaubt noch nicht einmal
Der chemischen Erlösung von dem Leide.
Das Antlitz abgestreift an eine Weide,
Mit Felderarmen liegen wir im Tal.
Ich mußte haltlos altern aus der Jugend
In dieser weißen, häuserigen Stadt.
Auf krummem Himmel frei zu stehen matt,
Den Schädel in die Martermauern fugend.
Im Himmelsgrund voll Schatten, Wind und Straße
Erscheinen wir, die sich bewegend tun.
Aus Augen fliegt über den dunklen Schuhn
Der Regenbogen durch die Antlitzmasse.
Antlitze kommen auf in dem Tierhaar,
Die Einzelaugen an die meinen spülend.
Und ein Gesicht, Auswuchs der Seele, fühlend
Einschwebte Stirn zur Stirne, scheues Paar.
Wir arbeiten. Mich freut es, dich zu sehn
Freundinnenlippenrot, anthropomorph.
Wir bauen in die Stadt uns kleines Dorf
Schädelblut-Häuser und Arme-Alleen.
Das Herz geht in den Händen hin und her.
Die Augen füllen sich an einem Strahl,
Mit Bäumebildern, Städten an dem Meer.
Der Strahl ist aus der Sonne, Tag geheißen.
Paul Boldt poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, Boldt, Paul, Expressionism
Emily Dickinson
(1830-1886)
The Great Storm Is Over
Glee! The great storm is over!
Four have recovered the land;
Forty gone down together
Into the boiling sand.
Ring, for the scant salvation!
Toll, for the bonnie souls, —
Neighbor and friend and bridegroom,
Spinning upon the shoals!
How they will tell the shipwreck
When winter shakes the door,
Till the children ask, “But the forty?
Did they come back no more?”
Then a silence suffuses the story,
And a softness the teller’s eye;
And the children no further question,
And only the waves reply.
Emily Dickinson poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Dickinson, Emily
Freda Kamphuis:
Zalig is het kinderlot, jong gestorven vroeg bij God
Foto’s Hervormde begraafplaats Nieuwe Pekela
kempis.nl poetry magazine
More in: Freda Kamphuis, Galerie des Morts, Kamphuis, Freda
P.C. Boutens
(1870-1943)
Na den overval
Ontwaakt van zoo nabij den dood,
Vind ik in kring en wacht gewend
U aller oogen kleur- en glansbekend,
En in uw handen blank en rood
Van wijn en brood?
Breekt niet, maar schaduwt en ontdicht
Een korte poos den klaren ring,
Legt op mijn oogen uwer handen zegening -:
Ik schroom te zien mijn eigen bleek gezicht
In zooveel licht.
Tusschen uw jonge hoofden schijnt de blanke dag,
Weldadig-kleurelooze droom…
Vreemd, door zoo roode droomen als ik zag,
Redd’en mijn oogen nog hun teêren schroom
En reeden lach…
Zij namen al den leeftocht dien ik had,
Maar, meer dan ‘k hopen dorst,
‘k Voel in den buidel van mijn borst
Kloppen veel rijker voller schat
Dan ik omvat.
Zoo laat, zoolang wij zijn op ‘t pad,
Me uw stillen gast in de’ armen schijn,
En ik zal eens uw gastheer zijn
Bij ander brood en andren wijn,
Wanneer wij komen in de groote stad.
P.C. Boutens poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, Boutens, P.C.
Lola Ridge
(1871-1941)
Emma Goldman
How should they appraise you,
who walk up close to you
as to a mountain,
each proclaiming his own eyeful
against the other’s eyeful.
Only time
standing well off
shall measure your circumference and height.
Lola Ridge poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive Q-R, Ridge, Lola
William Shakespeare
(1564-1616)
THE SONNETS
89
Say that thou didst forsake me for some fault,
And I will comment upon that offence,
Speak of my lameness, and I straight will halt:
Against thy reasons making no defence.
Thou canst not (love) disgrace me half so ill,
To set a form upon desired change,
As I’ll my self disgrace, knowing thy will,
I will acquaintance strangle and look strange:
Be absent from thy walks and in my tongue,
Thy sweet beloved name no more shall dwell,
Lest I (too much profane) should do it wrong:
And haply of our old acquaintance tell.
For thee, against my self I’ll vow debate,
For I must ne’er love him whom thou dost hate.
kempis.nl poetry magazine
More in: -Shakespeare Sonnets
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature