In this category:

Or see the index

All categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. NATIVE AMERICAN LIBRARY
  15. PRESS & PUBLISHING
  16. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  17. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  18. STREET POETRY
  19. THEATRE
  20. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  21. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  22. WAR & PEACE
  23. WESTERN FICTION & NON-FICTION
  24. ·




  1. Subscribe to new material: RSS

FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor’s choice, etc.

«« Previous page · Presentatie dichtbundel Tilburgs eerste kinderstadsdichter Sara Bidaoui · Esther Porcelijn: Trots op Tilburg?! · Norbert de Vries: De Muzen van Kemp. Over Pierre Kemp · Freda Kamphuis gedicht: Ondergangsters · Renée Crevel: Nuit · William Shakespeare: Sonnet 118 · Bert Bevers gedicht: Royal de Luxe · Ton van Reen gedicht: vanaf de toren · Esther Porcelijn: In Breda en in Tilburg · Jules Verne: Le génie · E.E. Cummings: nobody loses all the time · William Shakespeare: Sonnet 117

»» there is more...

Presentatie dichtbundel Tilburgs eerste kinderstadsdichter Sara Bidaoui

Presentatie dichtbundel Tilburgs eerste kinderstadsdichter Sara Bidaoui

De Boekenweek gaat dit jaar bijzonder van start in Tilburg. Op woensdag 14 maart verschijnt namelijk een dichtbundel met werk van Tilburgs eerste Kinderstadsdichter: Sara Bidaoui. De bundel wordt op die dag feestelijk gepresenteerd in het bijzijn van leerlingen van Sara’s school, het Theresialyceum. Burgemeester Peter Noordanus, die ook een voorwoord bij de gedichten schreef, zal daar het eerste exemplaar aan de talentvolle jonge schrijfster overhandigen.

Verder zal Sara worden toegesproken door rector Tomas Oudejans en door bestuursvoorzitter Henriëtte de Kok van Bibliotheek Midden-Brabant. Ook verzorgen stadsdichter Esther Porcelijn en kinderstadsdichter Pleun Andriessen een optreden. De bundelpresentatie loopt van 10:15 uur tot 11:00 uur en is voor belangstellenden gratis toegankelijk.

Sara werd op Gedichtendag 2010 gekozen tot eerste kinderstadsdichter van Tilburg met haar gedicht ‘Tilburg: mijn stad, mijn thuis’. Dit is ook de titel van de bundel geworden, die verschijnt bij Uitgeverij Art Brut. Hierin zijn alle gedichten opgenomen die Sara schreef tijdens haar kinderstadsdichterschap, aangevuld met ander veelbelovend materiaal van haar hand. De bundel kon mede tot stand komen door een subsidie van de gemeente Tilburg. Om jong en oud in de gelegenheid te stellen om kennis te maken met het werk van Sara, kost de bundel slechts € 5.

Sara leest in de Boekenweek ook voor uit haar bundel op literair festival TiLT. Zij opent het programma op zaterdag 17 maart rond 20:15 uur in de Rode Salon van Theater De NWE Vorst.

De organisatoren van het project Kinderstadsdichter zijn Cultuurconcepten.nl, Bibliotheek Midden-Brabant en Stichting P.J. Cools. Zij willen met dit project kinderen laten kennismaken met het lezen en schrijven van poëzie, waardoor onder meer hun taalvaardigheid vergroot wordt.

Leerlingen van het Theresialyceum gaan ook nog aan de slag met thema stadsdichten: zij volgen in april een speciale workshop van Esther Porcelijn en voormalig stadsdichter Frank van Pamelen.

Informatie:  Sara Bidaoui, Mijn stad, mijn thuis – Gedichten van Tilburgs eerste kinderstadsdichter, Uitgeverij Art Brut 2012. Prijs € 5, ISBN: 978-90-76326-00-9. Van af 14 maart verkrijgbaar in de boekhandel en via de website www.kinderstadsdichter.nl

 

Presentatie bundel: woensdag 14 maart, 10:15 uur -11:00 uur

Locatie: Theresialyceum – Prof. Cobbenhagenlaan 5 –  5037 DA Tilburg

 

Voordracht Sara Bidaoui: zaterdag 17 maart, 20:00 uur

Locatie: Theater De NWE Vorst – Willem II straat 49 –  5038 BD Tilburg

 

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive A-B, Art & Literature News, Bidaoui, Sara, Kinderstadsdichters / Children City Poets


Esther Porcelijn: Trots op Tilburg?!

foto joep eijkens

Esther Porcelijn

 

Trots op Tilburg?!

 Doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg!?

 

“Doe maar gewoon!” Zegt de man tegen de vrouw.

“Dan doe je al gek genoeg.”

“Spaar jezelf of je piekt te vroeg

En dan geeft niemand om jou.”

 

De vrouw, hevig verontwaardigd,

Wilde hem enkel bekoren:

“Mijn borsten gelift tot aan mijn oren,

ze raken al jaren mijn gezicht.”

 

“Het onkruid tussen de tegels geplukt,

de oude details gerenoveerd.

“Elke andere man zou vereerd

zijn en intens verrukt!”

 

“Al jaren klaagde je over mijn vormen

Je vond ze niet bij de tijd!”

“Ik moest zelfs, tot mijn spijt,

mijn oude beelden bestormen”

 

“Nee nee,” zei de man, “je vergist je schat!”

“Mijn liefde voor jou is geen prijs.”

“Ik hoef geen hemels paradijs,

Voor mij volstaat de grauwe stad.”

 

“Bij mij valt niets te winnen.

Ik heb frietsaus, geen mayonaise

En zeker geen bearnaise!

Juist daarom wil ik je beminnen!”

 

“Je buitenkant neem ik voor lief

Het gaat mij om van binnen!”

“Ik hou van al je twintig kinnen

En van je vlekkenmotief!”

 

“Je kent mij toch, ik ben niet van ingewikkeld.”

“Van hoge kunst en woorden,

en muziek met zware akkoorden!”

“Van theater met een grote T, ’t is niet wat mij prikkelt!”

 

“Ik hoef geen importevangelie

Van die boven-rivierse mensen,

met hun grote wereldse wensen.”

“Eenvoud is de schoonste harmonie!

 

“Ach hypocriet!”, zei de vrouw tot haar man,

“wat nou, doe maar gewoon?”

“Je spreekt zelf als de hoogste boom,

Ja, jij kan er wat van!”

 

“Geen opsmuk, zeg je, wat een gezwam!”

“Eerst zeuren dat het minder moet,

dat uiterlijk er niet toe doet

En geen theater uit Amsterdam..”

 

“..En dan morgen met een stoet

Van 25 mensen naar Madurodam!”

 

Stadsdichter Esther Porcelijn schreef het gedicht “trots op tilburg?!”  t.b.v. de wedstrijd voor beste binnenstad van Nederland. Voor elke genomineerde stad ging een delegatie van 25 man naar Madurodam voor de bekendmaking van de winnaar.

kempis.nl poetry magazine

More in: Archive O-P, City Poets / Stadsdichters, Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther


Norbert de Vries: De Muzen van Kemp. Over Pierre Kemp

Norbert de Vries

De Muzen van Kemp

Over Pierre Kemp

Pierre Kemp heeft diverse Muzen gekend. Hij ontmoette ze bijvoorbeeld in de trein, en schreef gedichten over en voor hen. Deze gedichten waren, volgens schriftelijke mededeling van Kemp aan Karel Reijnders (zie zijn verhandeling “Romanie oftewel eros en emeritus”), in eerste instantie bestemd voor ‘intern gebruik’. De zogenaamde Muzengedichten staan vol ‘saillante details’ en verwijzingen naar gesprekken, voorvallen en accessoires die door het vrolijke forensengezelschap onmiddellijk zullen zijn herkend, maar waarvan de betekenis de buitenstaander veelal zal ontgaan. Inderdaad, gedichten die met name voor de insiders genietbaar zijn.

In zijn bovengenoemd artikel verklaart Reijnders de identiteit van de Muzen niet te kennen. Wel concludeert hij, op grond van het feit dat Kemp vanaf omstreeks 1948 aan “Romanie” gewerkt heeft en dat hij per 1 januari 1945 met pensioen ging en na die datum nauwelijks nog reisde, dat Romanie geen ‘trein-Muze’ geweest zal zijn.

Romanie is een gedicht van bijna 940 regels waaraan Kemp hard heeft gewerkt (er zijn meerdere versies bewaard gebleven), en dat als zodanig nooit is gepubliceerd. Het is nadien gesplitst in twee wel gepubliceerde gedichten, namelijk Tzigane en Franse les in een korenveld. Deze beide gedichten staan in de bundel Au pays du tendre Mosan (1961). Overigens zij vermeld, dat in die bundel ook de Namiddag van een stille katholiek en Elegie om het verlies van 10 kilo sex-appeal staan, twee gedichten waarin de trein-Muzen prominent aanwezig zijn.

Waarom bleven de Muzen anoniem? Reijnders wijst er op de inspiratrices van de ‘ondeugend-erotische verhaalverzinsels in versvorm’ niet graag in ruimere kring hun identiteit onthuld zagen. De mensen mochten eens denken dat zij onoorbare dingen deden in die trein. In een niet gepubliceerd gedicht bezingt Kemp de Muze immers als volgt:

Muze

‘simple comme bonjour’….

Wat doe je toch de hele dag?

Ik zwem

voor hem

in de zonneschijn

of langs het zilvermaan-gordijn

en lach

dan zonder stem

en zo bevredig ik hem!

(variant: en dat bevredigt hem!)

Kemp beschouwde de materie ook zodanig delicaat, dat hij zelfs voor zijn beste vrienden, onder wie Reijnders, de identiteit van zijn Muzen geheim hield. Toch wilde hij die geheimhouding niet voor altijd in stand houden. Later, na zijn dood, mochten de Muzen met naam en toenaam bekend worden. Ik citeer hier een brief die Kemp op 18 september 1955 aan de Muze van de gedichten Tzigane en Franse les in een korenveld zond.

Hooggeachte Mya Maas-Brennenraedts,

Misschien is het volgende al niet aan Uw aandacht ontsnapt.

De afdruk van ‘Tzigane’, die ik U aanbood, is eigenlijk een certificaat, om het eens zo te noemen. Er staat nl. niet: “Voor M.B. wegens het medeleven met Romanie”, maar wel “Aan M.B. enz. enz.”

Als ik er vroeger of later eens niet meer ben, kunt U met die afdruk van “Tzigane” en dit briefje altijd aantonen, dat dit gedicht inderdaad aan U is opgedragen.

Bij leven kan ik dit niet zo tot uitdrukking brengen, en mijn complete dichtwerken – als er zich ooit een of meerdere uitgevers ter wille van de Nederlandse letteren aan verdienstelijk willen maken en willen bijleggen – krijg ik zelf nooit te zien.

Na zulke plechtige regels als voorgaande, eindig ik met de beste wensen voor Uw gezondheid en alle succes voor Uw werk.

Met vriendelijke groeten

Pierre Kemp

Kemp heeft over Romanie ( en de beide grote gedichte die daaruit zijn voortgekomen) diverse keren met Mya Brennenraedts gecorrespondeerd. Hij heeft haar zelfs gevraagd om de naam van de vrouwelijke hoofdpersoon te kiezen. Mya voelde zich hierover ‘niet weinig gevleid’, maar zag toch allerlei problemen: hoeveel lettergrepen moest de naam hebben, enzovoorts. Toen Kemp de naam ‘Romanie’ voorstelde ging ze onmiddellijk akkoord. In een brief van 11 augustus 1948 schrijft ze; “De naam “Romanie” voor de heldin van het Havergedicht lijkt me echt de geschiktste.”

(tussen haakjes: in eerste instantie was er sprake van een haverveld; in de gepubliceerde versie is dat een korenveld)

Naar mijn mening was Mya Maas-Brennenraedts een zeer belangrijke Muze voor Kemp. Misschien was ze wel zijn belangrijkste Muze. Anders dan de trein-Muzen, die hij dagelijks zag, heeft hij haar zelden in persoon ontmoet; hun verhouding was vooral een epistolaire.

Zij zond hem met haar brieven soms ook een stukje stof van een nieuwe japon, of een foto. Twee van die foto’s zijn heel bepalend voor Romanie; ze doorbraken de impasse waar Kemp toen ten aanzien van dat gedicht toen in verkeerde. De ene foto toont Mya met een Italiaanse vriendin aan de rand van een haverveld, op de andere foto zien we Mya die in het zwembad (en in badpak) languit in het gras ligt, terwijl ze in een lesboek studeert (een lesboek voor Franse correspondentie).

Er is in het verzameld werk van Kemp nog een ‘Petite suite pour Marguérite” te vinden (gepubliceerd in 1954). Deze ‘suite’ omvat 10 gedichten die alle zijn geschreven op basis van prozateksten waarin Mya Brennenraedts herinneringen aan haar jeugd ophaalt. Kemp had haar gevraagd om die geschreven herinneringen.

Het zijn zeker niet zijn beste gedichten. Je ziet, als je de gedichten naast de teksten van Mya legt, dat het poëtisch gehalte bedroevend laag is: tamelijk rechttoe-rechtaaan is de jeugdherinnering van de een omgezet in een gedicht van de ander.

Laat ik tot slot Mya citeren uit een tekst die de titel van de suite verklaart. Mya (Maria) was in haar jonge jaren erg ongelukkig over haar naam. Ze wilde een meer bijzondere naam. Toen ze op de lagere school kwam, sloeg ze haar slag.

“Nadat wij onze manteltjes netjes in de gang aan een haakje hadden gehangen, kregen wij onze plaatsen aangewezen. De mijne natuurlijk weer vooraan, de eerste bank! Dat heb je ervan, als je klein bent voor je leeftijd. En toen kwam het. Eén voor één moesten we hardop onze naam noemen, die door de nieuwe juffrouw werd genoteerd. Het hart klopte me in de keel, het bloed steeg me naar het hoofd, maar het was nú of nooit! “Margaretha”, zei ik. Ik stierf haast van schrik toen achter mij fluisterstemmen klonken. “Niet waar, zo heet je niet. Juffrouw, zo heet ze niet.” Een por in mijn rug zette kracht bij aan deze rectificatie. Ik had buiten de meisjes gerekend die met mij de kleuterschool hadden verlaten, om naar ‘de grote school’ te gaan. Gelukkig waren ze nog een beetje timide. En omdat de juffrouw op hun gefluister niet inging, durfden ze het niet hardop te verkondigen! De beurten gingen gewoon door, en ik zat, als Margaretha geboekstaafd, op de eerste bank.”

Een tijdlang ging ze aldus onder twee verschillende roepnamen door het leven: op school was het Margaretha en thuis Maria. Maar het bedrog kwam uit toen de moeder eens verlof vroeg voor haar dochter. Ten overstaan van de ginnegappende klas werd ze toen officieel ‘herdoopt’.

Het verhaal heeft nog een staartje, want in de vijfde klas werd ze door de zuster van die klas Grèta genoemd. Prompt gingen er vingers omhoog: zo heet ze niet! “Ach”, zei de zuster, “de juffrouw van de eerste klas noemde haar altijd zo, en dan doe ik het ook maar”, zeer tot ongenoegen van de latere Muze.

Een aardig gegeven, zou ik denken, voor een speels Kemp-gedicht, maar zie wat een slap versje hij er van maakte.

Liever Marguérite

Zovele bloempjes naar Maria heten.

Ik kan niet wandelen of staan,

overal kijken niet te tellen ongeweten

Maria-variëteiten me aan.

Ik ben een tuinbloem. Wilt dit niet vergeten!

Breed is mijn witte krans, mijn hart goud-geel.

‘k Wil als de grootste margerieten heten,

dit is mijn recht, dus zij ’t mijn deel.

Graag zal ik met de madeliefjes spelen,

’t zijn kindertjes van mij. Maar vergeet niet,

wilt gij mijn vriendschap blijven delen,

mijn naam is voortaan: Marguérite!

 

Norbert de Vries over Pierre Kemp (Maastricht 2008)

fleursdumal.nl magazine

More in: Kemp, Pierre, Norbert de Vries


Freda Kamphuis gedicht: Ondergangsters

 

Ondergangsters

Haag van achterlampen

toeters die toeteren tot

vervelends toe, licht dat

desondanks hardnekkig rood

blijft, de wereld vergaat precies

hier en op dit moment.

 

Jehovah Getuige zet leren schoen

tussen portier van auto, die niet

tijdig dichtknalt, begint zalverig

praatje over Zijn God en de

Zijnen, te laat voor ons

de wereld vergaat

hier en nu

halleluja, ja de wereld vergaat.

 

Man in file voor stoplicht

pakt zijn pistool, schiet licht

kapot, stapt in auto, rijdt door

alleen hij blijft de ondergang voor.

 

Freda Kamphuis

(c)2011 Freda Kamphuis

kempis.nl poetry magazine

More in: Archive K-L, Kamphuis, Freda


Renée Crevel: Nuit

Renée Crevel

(1900-1935)

Nuit

 

Doucement pour dormir à l’ombre de l’oubli

ce soir

je tuerai les rôdeurs

silencieux danseurs

de la nuit

et dont les pieds de velours noir

sont un supplice à ma chair nue

un supplice doux comme l’aile des chauves-souris

et subtil à porter l’effroi

dans les coins où la peau se fait craintive, émue

pour mieux aimer, pour avoir peur

d’un autre corps et du froid.

Mais quel fleuve pour fuir ce soir ô ma raison ?

C’est l’heure des mauvais garçons

L’heure des mauvais voyous.

Deux grands yeux d’ombre dans la nuit

seraient pour moi si doux, si doux.

Prisonnier des tristes saisons

Je suis seul, un beau crime à lui

là-bas, là-bas à l’horizon

quelque serpent peut-être et glacé de n’aimer point.

Mais où coule, où coule au loin

Le fleuve dont on a besoin

pour fuir ce soir la raison ?

Sur les berges vont les filles

leurs yeux sont las, leurs cheveux brillent.

Je ne sais rien dire à ces filles

dont ils sont

les mauvais garçons

dont ils sont

les fiers maquignons.

Je suis seul, un beau crime à lui.

Deux grands yeux d’ombre dans la nuit

seraient pour moi si doux, si doux.

C’est l’heure des mauvais voyous.

 

Renée Crevel poetry

kempis.nl poetry magazine

More in: Archive C-D, Crevel, Renée


William Shakespeare: Sonnet 118

William Shakespeare

(1564-1616)

THE SONNETS

 

118

Like as to make our appetite more keen

With eager compounds we our palate urge,

As to prevent our maladies unseen,

We sicken to shun sickness when we purge.

Even so being full of your ne’er-cloying sweetness,

To bitter sauces did I frame my feeding;

And sick of welfare found a kind of meetness,

To be diseased ere that there was true needing.

Thus policy in love t’ anticipate

The ills that were not, grew to faults assured,

And brought to medicine a healthful state

Which rank of goodness would by ill be cured.

But thence I learn and find the lesson true,

Drugs poison him that so feil sick of you.

 

kempis.nl poetry magazine

More in: -Shakespeare Sonnets


Bert Bevers gedicht: Royal de Luxe

 

Royal de Luxe

Het bezoek dat  de sultan der Indiën op zijn

olifant die door de tijd kan reizen in juli 2006

aan Antwerpen bracht  indachtig

 

Niet uit het oosten weggebleven

passeert mij langzaam dreunend

een olifant van rubber, staal en tover.

Wat mij betreft blijft deze langskomst

immer duren maar daar gaat hij al.

 

Hoe je deel van sprookjes uit kunt

maken. Het benoemen van de onderdelen

waaruit dit monter wonder bestaat

is hoogverraad. Door merg en been

zijn twaalf meter hoge vreugdeschal.

 

En dan, dan krijg ik tranen in de ogen

omdat ik wil geloven in de wimpers

van het meisje dat gemaakt van kostbaar

hout is, dat slechts bestaat bij gratie

van een reuzenfantasie. Het ziet mij aan

 

met quasi echte sympathie en schrijdt

vervolgens zonderlinge uren tegemoet.

Wie haar aanschouwden wensen zich

aan deze aanblik vast te klampen.

Eeuwig delen wij gekwetste liefde.

 

O lieve dode schone, keer behouden

weer, behouden

 

Bert Bevers

Verschenen in Stroom, Antwerpen, nummer 22, herfst 2006

kempis.nl poetry magazine

More in: Archive A-B, Bevers, Bert


Ton van Reen gedicht: vanaf de toren

Ton van Reen

vanaf de toren

 

Vanaf de toren

is de Maas een worm

 

met schubben

op het lijf

 

en de paarden

in de wei

 

zijn op hol geslagen mieren

uit dikke korrels zand

 

die de houten deuren

uit huizen vreten

 

Uit: Ton van Reen, Blijvend vers, Verzamelde gedichten (1965-2007). Uitgeverij De Contrabas, 2011, ISBN 9789079432462, 144 pagina’s, paperback

kempis.nl poetry magazine

More in: Archive Q-R, Reen, Ton van


Esther Porcelijn: In Breda en in Tilburg

foto joep eijkens

Esther Porcelijn

In Breda en in Tilburg

 

Ik woonde in een ansichtkaart

Breda is één groot vroeger

Een raam op zolder starend naar

De kerk en alle kroegen;

Waar mensen feestend zweterig

Zich door de biertjes zwoegen.

 

Omlijst is elk klein detail

De hofjes en de muren

Van baksteen staat elk huis zo lang

Dat al eeuwenoude uren

Mensen turend hun gedachten

Op de stad afvuren.

 

Toch lijken de inwoners

De schoonheid niet te delen

Ze ogen rijk en carnaval

Religie gaat vervelen;

Het boordje is geruild voor polo

‘t Verstikt nog steeds hun kelen.

 

Hen lijkt de vreemdheid ongehoord

Ze houden niet van anders

Geen polo: is te stumperig

En de rest, de omstanders?

Zij drinken er lustig op los

En dansen hun polonaise om de bijstanders.

 

Nu ik verhuis naar een andere stad

Waar oude muren zeldzaam

En hofjes onbestaand

Kijk ik door mijn nieuwe raam:

Een plein met auto’s en bomen

Vroeger heeft hier een andere naam.

 

De mensen, echter, zijn zélf anders

Sferen van raarheid, hun gelaat

Is minder strak hooghartig

Rokerige dronkenmanspraat,

Tijdens lange cafénachten,

Dragen ze als een sieraad.

 

Ik woonde in een ansichtkaart

Waar ik de schoonheid had

De nieuwe plaats is anders, ja,

Maar vrolijk en minder glad

Bij dat besef verscheur ik mijn post

Een ansichtkaart is toch maar plat.

 

Esther Porcelijn is stadsdichter van Tilburg

Kempis.nl poetry magazine

More in: City Poets / Stadsdichters, Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther


Jules Verne: Le génie

Jules Verne

(1828-1905)

 

Le génie

(Sonnet)

Comme un pur stalactite, oeuvre de la nature,

Le génie incompris apparaît à nos yeux.

Il est là, dans l’endroit où l’ont placé les Cieux,

Et d’eux seuls, il reçoit sa vie et sa structure.

 

Jamais la main de l’homme assez audacieuse

Ne le pourra créer, car son essence est pure,

Et le Dieu tout-puissant le fit à sa figure ;

Le mortel pauvre et laid, pourrait-il faire mieux ?

 

Il ne se taille pas, ce diamant byzarre,

Et de quelques couleurs dont l’azur le chamarre,

Qu’il reste tel qu’il est, que le fit l’éternel !

 

Si l’on veut corriger le brillant stalactite,

Ce n’est plus aussitôt qu’un caillou sans mérite,

Qui ne réfléchit plus les étoiles du ciel.

 

Jules Verne poetry

kempis.nl poetry magazine

More in: Archive U-V


E.E. Cummings: nobody loses all the time

E.E. Cummings

(1894 – 1962)

nobody loses all the time

 

nobody loses all the time

i had an uncle named

Sol who was a born failure and

nearly everybody said he should have gone

into vaudeville perhaps because my Uncle Sol could

sing McCann He Was A Diver on Xmas Eve like Hell Itself which

may or may not account for the fact that my Uncle

 

Sol indulged in that possibly most inexcusable

of all to use a highfalootin phrase

luxuries that is or to

wit farming and be

it needlessly

added

 

my Uncle Sol’s farm

failed because the chickens

ate the vegetables so

my Uncle Sol had a

chicken farm till the

skunks ate the chickens when

 

my Uncle Sol

had a skunk farm but

the skunks caught cold and

died so

my Uncle Sol imitated the

skunks in a subtle manner

 

or by drowning himself in the watertank

but somebody who’d given my Unde Sol a Victor

Victrola and records while he lived presented to

him upon the auspicious occasion of his decease a

scrumptious not to mention splendiferous funeral with

tall boys in black gloves and flowers and everything and

 

i remember we all cried like the Missouri

when my Uncle Sol’s coffin lurched because

somebody pressed a button

(and down went

my Uncle

Sol

 

and started a worm farm)

 

Edward Estlin Cummings

kempis.nl poetry magazine

More in: Archive C-D


William Shakespeare: Sonnet 117

William Shakespeare

(1564-1616)

THE SONNETS

 

117

Accuse me thus, that I have scanted all,

Wherein I should your great deserts repay,

Forgot upon your dearest love to call,

Whereto all bonds do tie me day by day,

That I have frequent been with unknown minds,

And given to time your own dear-purchased right,

That I have hoisted sail to all the winds

Which should transport me farthest from your sight.

Book both my wilfulness and errors down,

And on just proof surmise, accumulate,

Bring me within the level of your frown,

But shoot not at me in your wakened hate:

Since my appeal says I did strive to prove

The constancy and virtue of your love.

 

kempis.nl poetry magazine

More in: -Shakespeare Sonnets


Older Entries »« Newer Entries

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature