Or see the index
Carina vd
Walt
luchtalarm
plotseling & ook niet
telkens weer opnieuw om 12 uur
stoppen mijn vingers met typen
beginnen hun tippen te prikken
een boos verschrikt geloei
boort door mijn hoofd
van dichtbij, van verder &
van alle kanten uit de stad
Ik wroet in mijn ingewanden:
met een Joods Roodkapje, vluchtend voor de SS-soldaten
met een gloeiend Viëtnamees meisje, naakt voor een napalmbom uit
met een Palestijnse jongen, onderweg naar zijn oma omgekomen in een autobomaanslag
met de onschuld van de kindsoldaten – Kadago – tot wolven getraind in de DR Congo
met Peace & Mpo & Lerato voor de kogels van de angstige heks ApartheidsAfrikaans.
de akelige aanzwellende toon stoot
een klont zuur op tegen mijn tanden
zodat ik moet slikken tegen
de krop in mijn keel
de oproep naar terug in
kelders onthoofdt me
ik word een & al lijf
oogst alleen maar angst
Ik wroet in mijn ingewanden
met een gierende aarde die haar miskende moederschap brullend terugeist:
een hongersnood in Soedan, waar een kindje eerbiedig buigt voor haar gulzige gier
een tsunamigolf, vraatzuchtig met een drijvend groepje Japanse klasgenootjes
een aardbeving, die duizenden Chinese scholiertjes 80 uren stof laat eten –
& dan, onwillig, eentje teruggeeft.
Carina van der Walt
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive W-X, Carina van der Walt, Walt, Carina van der
Vincent Berquez © painting: St Vincent de Paul
kempis.nl poetry magazine
More in: Berquez, Vincent, Vincent Berquez
Voorspel
Voor de eerste repetitie ligt het podium er verlaten
bij, als het Bos van Wallers tussen mei en maart.
Scenario, nog zonder inkt in de marge, kreukloos
in de tas. Op het lijf. Rollen komen mij aangestaard
en stamelend nabij, ik zie ze langzaam bloed en vlees.
Aktes. Het omslaan van mijn blad voelt fijner steeds.
Coupures. Daar zit ik dan, orakelend voor intimi.
Bert Bevers
verschenen in Uit de herinneringen van een souffleur, Uitgeverij Kleinood & Grootzeer, Bergen op Zoom, 2006
More in: Archive A-B, Bevers, Bert
Freda Kamphuis
2 naamwerken voor Jef ©2012 collages
kempis.nl poetry magazine
More in: Freda Kamphuis, Kamphuis, Freda
JACE van de Ven
Over het kunstbeleid van de provincie Noord-Brabant
Het gaat me niet om de ham, want hoe je het ook wendt of keert, qua prijs- kwaliteitsverhouding is die van de Lidl toch de beste. Het gaat me er ook niet om dat het in Italië is, want het declarerende deel der natie slaagt er ook op de Veluwe wel in om er in één weekend met zijn enkelen een heel jaarsalaris door te draaien. Het gaat me zelfs niet om het onderwerp, om eerlijk te zijn gaat het me om de mensen.
Ze zeggen wel eens ‘je moet niet op de man of vrouw spelen’ maar in verkiezingstijd willen diezelfde man of vrouw wel dat we op hen stemmen. Dus speel op man of vrouw, dat is wel zo eerlijk. Maar dat even vooraf. Eerst een lied:
Toen hertog Jan kwam varen
te peerd parmant, al triomfant
na zevenhonderd jaren
hoe zong men t’ allen kant
Harba lorifa, zong den hertog
harba lorifa-aha
na zevenhonderd jaren
in het edel Brabants land
In de ruim dertig jaar dat ik journalist was bij de Brabantse Plattelandsbode ben ik er vaak genoeg geweest om erover mee te kunnen praten. Het is er of je even uit onze hectische tijd stapt. Je houdt op om in minuten, uren of zelfs dagen te denken. Alles wat hier gebeurt, als er al iets gebeurt, heeft minstens een week nodig om op gang te komen. Maar als ze er eenmaal aan beginnen dan blijven ze wel bezig. Niemand heeft hier ook maar de minste behoefte om een zaak die bezig is, af te werken. Ze leggen een dossier onder op de stapel, middenin de stapel, of boven op de stapel maar nooit op het werkblad van een bureau…, in ons onvolprezen provinciehuis van architect Maaskant in Den Bosch. Het was jarenlang het hoogste gebouw van Brabant. Dat is het niet meer, maar nog wel het hoogst verheven gebouw, zo goed als onbereikbaar voor u en mij, het had bij wijze van spreken net zo goed in Parma kunnen staan.
Iedereen drinkt er koffie, de hele dag door, de gedeputeerde, de ambtenaar, de telefoniste, de bode, ze hangen op hun kamer naar hun Ipod te staren of schuiven een deel van de stapel dossiers op een lekker plekje op hun bureau om er hun hoofd op te leggen, ze geeuwen een keer en rusten verder in vrede alle werkdagen van het jaar, op die paar uitslovers na die minstens drie keer per dag naar het toilet banjeren om zich af te rukken.
Alleen al aan de ongeëvenaarde klasse waarmee ze liggen te snurken, te lurken of hun lid te schurken, kun je zien dat het Brabantse provincieambtenaren zijn. Daar is over gezongen:
Ik kom uit Brabant, kunde gij da zien
Ik kom uit Brabant of hurde da misschien
Of kunde et ruiken bovendien
ik wil nie ruilen, nog nie mischien
Als je als journalist opbelt naar het provinciehuis voor wat informatie van die of die, dan is er die nooit, MAAR…, maar, hij of zij belt u zo spoedig mogelijk terug.
Na enige weken word je als gewone Jan met de Pet wat ongeduldig en informeert op een zonnige maandagochtend hoe het ermee staat. Och, daar heb je pech, de onderhavige ambtenaar is vandaag juist voor studie op een hijssessie van Brabantse streekbieren en mag daar niet gestoord worden. Nee, morgen is hij er ook niet, want dan krijgt hij compensatie-uren voor het feit dat hij vanavond door moet hijsen. En overmorgen? Nee, dan heeft iedereen hier ATV, de dag daarna vieren we het Zalig Peerke Donders en dan is het alweer vrijdag. Vrij…dag, vrijdag voorbijdag begrijp je.
Nee, dat begrijp ik niet.
O, het is toch niet zo moeilijk, vrijdag, de week alweer voorbijdag, snap je het nu?
Ik zie aan uw gezichten dat u vindt dat ik overdrijf, want hoe kan het dan dat ik van de provincie toch ooit een foldertje, een aanslag, of een afgewezen subsidieverzoek heb toegestuurd gekregen, zie ik u denken.
Dat kan, maar dat kwam eigenlijk niet van de provincie. Dit soort werkzaamheden besteden ze daar uit, begrijpt u. Van tijd tot tijd zijn er provincieambtenaren die niet meer naar het provinciehuis gaan. Waarom zou ik, zeggen ze, thuis hebben we ook goeie koffie en rukken kun je overal.
En dan begint zo’n ambtenaar een adviesbureau. Hij krijgt tegen vijf keer teveel aan kosten het werk toebedeeld dat zijn collega’s in het provinciehuis eigenlijk zouden moeten doen en laat het voor een tiende van dat geld uitvoeren door familieleden of kennissen. Zelf bezoekt hij natuurlijk nog wel de veelvuldige borrels en recepties op zijn ouwe kantoor. Iedereen is vol lof over zijn pappen en nathouden-netwerk. Ze zingen er zelfs over:
Het leven is goed in het Brabantse land
Het land waar mijn wieg heeft gestaan
Daar heb ik voor altijd mijn hart aan verpand
Dat land doet mijn hart sneller slaan
De laatste jaren regelen dit soort bureaus ook de kunst in Brabant. Goed, we hebben daar een gedeputeerde voor, Brigitte van Haaften, maar dat is iemand die, zoals de meeste gedeputeerden en wethouders, in het normale bedrijfsleven nooit een belangrijke functie zou hebben gehad. Ze behoort tot het slag politici dat in hun partij altijd braaf de folders heeft rondgebracht en koffie heeft gezet als die er moest zijn en die daarom op een gegeven moment beloond wordt. Dat ze eigenlijk niks anders kan dan folderen en koffie zetten doet er niet toe.
Dan is er ook nog een cultureel ambtenaar, Pierre Rutgers, wiens enige verdienste het is al meer dan dertig jaar op een plek te zitten die eigenlijk bedoeld is voor iemand die iets uitvoert. Maar zoals eerder beschreven: Pierre snurkt, lurkt en schurkt. Dat laatste overigens alleen als hij hem omhoog kan krijgen.
Dus moet je als je iets wil op kunstgebied in Brabant terecht bij het BKKC en als je een amateurkunstenaar bent bij de Kunstbalie. Beide instellingen hebben met elkaar gemeen dat ze een directeur hebben die veel teveel betaald krijgt, die blabla beweert dat ze Brabant op de kaart gaan zetten -alsof iemand daarom gevraagd had- en die je nooit ergens ziet waar iets cultureels gaande is. In het geval van Chris van Koppen van het BKKC is dat niet zo verwonderlijk omdat hij in Noord-Holland woont, daar ook nog een drukke baan heeft als schoolbestuurder en uitgever en omdat hij dat Brabant op de kaart zetten er eigenlijk maar even bijdoet. Daarbij heeft hij zich omringd met bijna dertig mensen die de kennis van kunst en cultuur, zoals afgekort in het BKKC met hem uitdragen. Samen maken ze exact genoeg op om niets meer over te houden om de plekken waar wel kunst gemaakt wordt te ondersteunen. Ook dit podium, Paradox, het muzikaal interessantste podium van Zuid-Nederland, krijgt niets meer sinds Van Koppen en zijn BKKC er zijn.
Bij de Kunstbalie, idem dito, als je daar als amateur aanklopt, krijg je te horen, ga maar naar een plaatselijke muziekschool of kunsteducatiecentrum: wij zijn er niet voor jou. Wij zijn er om Brabant op de kaart te zetten.
Sinds Chris van Koppen en Jan Stoffels er zijn is het licht in Brabant uitgegaan en wonen we weer in het donkere zuiden. Zo lang er mensen in het provinciehuis zitten die zelf niets kunnen of willen, maar die door radde praters -blablablabla- best op de kaart gezet willen worden, wat dat ook wezen moge. Hoelang gaat dat nog duren???
Brabantse nachten zijn lang
Brabantse nachten zijn lang
Ze komen wat langzaam op gang
Ja maar dan, ja maar dan…
(c) 2013 JACE van de Ven
JACE van de Ven: Over het kunstbeleid van de provincie Noord-Brabant
fleursdumal.nl magazine
More in: JACE van de Ven, The talk of the town, Ven, Jace van de
Eindpunt
De trein stopt bij elk station
een lange rit
ik lees wat, dommel in, schrijf iets op
denk aan mijn moeder hoe ze alleen
in het bed ligt, ze slaapt wellicht
De trein schokt bij elk vertrek
alles kan veranderen, weet ik
zelfs de uren blijven niet klokvast
ik kijk naar buiten, naar een zwart vlak
geen contouren, geen schakeringen
gewoon donker
de nacht heeft een andere stem dan overdag
mijn woorden komen onvast in een boekje
ze dansen grillig, gisteren nog niet
ik voel aan mijn schouder, een pijnlijke trek
de koude hangt rond de spieren, slecht
morgen neem ik een bad, schrob mijn huid rood
wrijf ze in met olie
dan eet ik een uitgebreid ontbijt met eieren
wandel in de stad
koffie met taart, een tweede koffie zonder taart
‘s avonds een paar glazen wijn
om het alleen zijn te verdoezelen
de toekomst te verdoven
mama, ben ik er nog niet ?
Erica De Stercke
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive C-D, De Stercke, Erika
Carina van der Walt
vragen
wat mag ik vragen
mag ik vragen
wat is uw naam
wanneer gaan we iets doen
waar zullen we afspreken
waar zijn we aan begonnen
wat mag ik zeggen
mag ik zeggen
voor u ben ik nog zonder naam
nu is niet goed, misschien later
hier is niet goed, misschien daar
we zeggen te laat hoe nu verder
of is het beter om te zwijgen
mag ik iets voorstellen
iets zoals
laten we tutoyeren
laten we geen duidelijke tijd afspreken
laten we geen aantoonbare plek bedenken
misschien kunnen we altijd opnieuw beginnen
mag ik iets achterhouden
iets onthouden zoals
tussen ons mag dit geen naam meer hebben
er is geen tijd om te beminnen en geen tijd om te haten
misschien verzin ik een open raam om iets te vertellen:
wat is was er allang en wat zal zijn is alweer voorbij
Carina van der Walt (1960) werd geboren in Welkom Zuid-Afrika en studeerde Nederlands en Afrikaans. In 2003 kwam zij via een uitwisselingsprogramma op de UVT voor haar master in vergelijkend poëzie (2004). Als dichteres publiceerde zij de bundel Seeverse (2000, in eigen beheer) en Woorden over Beelden (dec. 2012, Uitgeverij Smit van 1876, Venlo). Haar Ars poetica is gepubliceerd in Literator (april 2012), een gerenommeerd Zuid-Afrikaanse literaire tijdschrift. Vier van haar gedichten waren afgelopen najaar tegelijkertijd tentoongesteld in Tilburg (Twiet Twiet) en Johannesburg (Melville Poetry Festival). In het voorjaar van 2013 zullen van haar gedichten opgenomen worden in twee bloemlezingen in Zuid-Afrika: Afrikaanse gedichten in Nuwe Stemme 5 en Nederlandse gedichten in Theater van de Verloren Tijd.
Carina van der Walt poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive W-X, Walt, Carina van der
Literaire avond “Dichterbij”
Donderdag 17 januari 2013
Theater De Nieuwe Vorst Tilburg
Op donderdag 17 januari organiseren stadsdichter Esther Porcelijn en Verse Pookoe de eerste editie van een nieuwe maandelijkse literaire avond genaamd: ‘Dichterbij’.
De eerste editie zal plaatsvinden in de Rode Salon van Theater De Nieuwe Vorst.
De avond zal een combinatie zijn van proza, poëzie en muziek met dichters en andere woordkunstenaars uit Tilburg en de rest van het land.
Zowel beginnend talent als ervaren schrijvers krijgen de kans om het podium te betreden.
Na de sluiting van Ruimte-X en het stoppen van Aardige Jongens, voelde Esther Porcelijn en Verse Pookoe zich geroepen om de literaire wereld van Tilburg in beweging te houden en ook een nieuw publiek aan te spreken met deze nieuwe avonden.
In deze eerste editie zullen onder anderen te zien zijn: Arnoud Rigter, Oowtje Ananas, Daan Taks, Martin Beversluis, Amber-Helena Reisig en Simon Mulder. Als afsluiter zal de band “The Liszt” optreden (Robert-Jan Gruijthuijzen, Ronald Herregraven, Tim Ruterink, Tom Delforterie).
De presentatie zal in handen zijn van de stadsdichter.
Locatie: Theater De Nieuwe Vorst Tilburg
Donderdag 17 januari 2013
Entree: Gratis
Aanvang: 19.30
fleursdumal.nl magazine
More in: Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther
foto jef van kempen
Esther Porcelijn
NUT(S)
Ja. Ik geef het toe: Ik studeer filosofie. Guilty!! (zoals Peter Griffin het zegt in Family Guy). Ik ben die persoon die het advies van de ouders in de wind geslagen heeft en toch naar de toneelschool is gegaan en daarna naar het Departement Wijsbegeerte aan de UvT.
Ik weet het, je hoeft geen open deuren in te trappen: Ik ben geen advocaat of econoom aan het worden, Ergo: ik word niet erg rijk. Voor sommigen nog Ergoër: Ik volg geen nuttige studie. Ik ben voor velen dé vleeswording van de Linkse Kerk en beoefen dé linkse hobby der linkse hobby’s. Daarbij denken veel mensen dat filosofie vaag en esoterisch is; een studie waar je gewoon wat kletst over van alles en daar een 10 voor krijgt. Dus ik ben ook nog eens een vage linkse hobby-hippie.
Errug!! Pauper plebs. Nog erger misschien wel: Een toekomstige uitkeringstrekker en hoe dan ook een subsidieslurper. Nog Erruger!! Wow!
Op het departement woedt, tussen de studenten, onder leiding van enkelen die de moed echt stevig in de schoenen is gezakt, al een tijd een discussie, of een monoloog.. nee toch een discussie.
Daarin gaat het vaak over het nut van onze studie en van het vak van een filosoof. Tijdens lange gesprekken maakt iemand nét iets te vaak de grap: “Ach, we vinden een baan ondanks de filosofie, niet dankzíj.”
Dan, als iemand het zat wordt gaat het argumentenkanon aan. Nu zou ik de argumenten kunnen opnoemen, bijvoorbeeld dat o.a. Nederlandse politici, Amerikaanse presidenten, beroemde kunstenaars, journalisten en CEO’s van grote bedrijven filosofie hebben gestudeerd, maar dat is anekdotische argumentatie, en we weten allemaal dat een aantal individuele voorbeelden nog geen goed argument maakt.
Ik zou ook kunnen beginnen over hoe de democratie volledig is uitgedacht door filosofen en hoe de vrijheid die wij nu genieten alleen maar kan bestaan doordat een paar goede denkers de grenzen van die vrijheid hebben uitgedacht. Maar dan zou ik mijn professoren klakkeloos napraten, en in het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst, en meer van dat soort powerpoint-uitspraken. Of hoe exacte wetenschap ook niet exact is, voor als iemand beweert dat wat wij doen niet empirisch toetsbaar is en dus maar geklets. Maar dat is ook niks, iemand anders met hetzelfde probleem opzadelen als jijzelf. Misschien zou ik iets kunnen zeggen over communicatie- of vrijetijdswetenschappen, dat die studies pas écht nutteloos zijn, maar daar heeft niemand wat aan, laat staan dat het een argument is voor wat dan ook.
Beter kan ik iets proberen te zeggen, of nee, te duiden, wat betreft de termen ‘links’ en ‘nut’, alleen denk ik dat we daar toch een lang gesprek voor nodig hebben waarin we het vast ook zouden hebben over hoe wat ‘men’ vindt helemaal niet altijd waar hoeft te zijn, en over de invloed van de media en andere joop.nl onderwerpen.
Ik zou mijzelf fiks kunnen verdedigen uit pissigheid waaruit blijkt dat ik mij juist veel aantrek van wat men vindt, meer nog dan die abstracte groep ‘velen’ waar ik het over heb. Ik zou dan als ik echt boos word iets kunnen roepen als: “Alsof jij met je heftige hang naar rijkdom en dikke status echt gelukkig wordt of ook maar ergens verstand van kan hebben.”
Als ik dat zou doen dan zou ik dingen zeggen die ik helemaal niet vind en mij alleen maar meer stereotiep maken dan ik ben. Bovenal zou het de domste drogreden zijn. Ad hominem. Dat is pas echt errug. Ai.
Esther Porcelijn
(27) studeert filosofie aan de Universiteit van Tilburg. Ze is bovendien actrice en stadsdichter. Eerder gepubliceerd in UNIVERS 2012.
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive O-P, Archive O-P, Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther
Vincent Berquez© painting: Autumn in Hampstead
kempis.nl poetry magazine
More in: 4SEASONS#Autumn, Berquez, Vincent, Vincent Berquez
Berchtesgaden
Deze stilte tussen bergen maakte ik niet
eerder mee dan nu. Knielend naar het luchtledig
vergezicht van dat verre vroeger vermoed ik
in de wouden duistere geheimen. Met de geur
van amandel, van kerosine ook. Kijk ze toch
opstijgen als statige, o zo trage zeppelins.
“Nieuwe wegen zijn nooit weg”, liggen tegen
lome hellingen stoffige paden te overwegen.
Het aanzicht is craquelé. Dat moet ik schrijven.
Avonden zwijgen hier in vol ornaat, als priesters
in lege kerken. Tegen de lucht hangen koppels
kraaien, er zijn er veel, de grote zwarte vogel uit.
Bert Bevers
uit Afglans, Uitgeverij WEL, Bergen op Zoom, 1997
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive A-B, Bevers, Bert
Ton van Reen
Jef van Kempen houdt van gedichten
Jef van Kempen houdt van gedichten.
Hoe is dat zo gekomen?
Lang geleden las Jef het gedicht DE MUS van Jan Hanlo. Hij las en beluisterde het goed.
Hij hoorde dit:
DE MUS
Tjielp tjielp
tjielp tjielp tjielp
tjielp tjielp tjielp
tjielp tjielp
tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp
tjielp tjielp tjielp
tjielp
etcetera.
Let op: het woord ETCETERA hoort bij het gedicht.
Dit etcetera betekent: eindeloos. Het gedicht DE MUS is dus een eeuwigdurend gedicht, dat overgaat van mus op mus.
Toen Jef het gedicht driemaal had gehoord, besloot hij vooral een vervolg te geven aan het laatste woord van het gedicht: etcetera.
Hij schafte vogeltjes aan om ten eeuwigen dage het gedicht van Jan rond te horen zingen.
Dat is nou eens een lesje leren uit de literatuur.
Etcetera, met een mensenleven lang durend vervolg op het getjielp.
Toevallig ben ik erachter gekomen waarom Jan Hanlo dit gedicht schreef.
In de donkere jaren van de wederopbouw na de oorlog gaf Jan les in de Engelse taal aan het instituut Schoevers voor aankomende secretaresses. En als het zo uitkwam gaf hij ook les in boekhouden.
Nu denken veel mensen dat zo’n bestaan voor een dichter vreemd is, maar het karakter van Jan Hanlo een beetje kennend, ik heb hem vaak meegemaakt, begrijp ik heel goed dat hij als dichter het dichtst bij zichzelf was als hij zijn kop vrij had in gebondenheid. De baan als leraar Engels en boekhouden beviel hem, omdat het zo absurd was. Tegen mijn achterneef Peter van Reen, illustrator en tekenaar bij de krant Het Volk, met wie hij bevriend was, zei hij dat alleen structuur het leven zinvol maakte.
Ten tijde van zijn gevangenschap in de klas en de leerlingen debet en credit leerde, moet hij ook naar buiten hebben verlangd. Vaak moet hij mussen aan het schoolraam hebben horen tjielpen en dat moet een zeker verlangen naar vrijheid hebben opgeroepen.
Terwijl hij de leerlingen sommen liet maken, luisterde hij naar de mus en, altijd op zoek naar structuur, zocht hij naar de structuur van het getjielp van het levenslied van de mus op de vensterbank van het klaslokaal.
Hij noteerde de klanken en hoorde zeven varianten, die eindeloos herhaald werden. Dat bracht hem ertoe het woord etcetera toe te voegen aan het klankgedicht over de mus.
Hij was blij, want hij had de structuur betrapt in het gezang van de mus.
Het bleek hem dat de mus niet zomaar wat zong, maar zichzelf oneindig bleef herhalen. Die eeuwige herhaling vatte hij samen in het woord etcetera.
Nu denken velen dat Jan Hanlo een liefhebber van vogels was. Dat was niet zo.
Als hij tijdens zijn lessen aan het Schoeversinstituut, naar buiten kijkend een kraai op een grasveld zou hebben gezien, had hij mogelijk het volgende gedicht geschreven:
Ka ka ka, kaka, krrr krrr , ka
krrr ka, ka krrr,
ka ka ka ka, krrrr , ka ka
krrr krrr krrr, ka
kaka, kaka, krrr, kaka, ka
kakaka, krrr ka, kakakaka, ka
ka
etcetera
Jef, die in de loop der jaren heeft geleerd om met vogels te praten zou dit gedicht als volgt hebben vertaald:
Wat doet die hond op ons grasveld
hij jaagt ons weg, die hond hoort hier niet
wat doet die hond, jaag hem weg
jaag hem de bomen in
die hond hoort hier niet, het gras is van ons
jaag hem de bomen in
wat doet die hond op ons gras
jaag hem weg
jaag hem de bomen in.
wat doet die hond op ons grasveld
wat?
etcetera
Zo is dus niet de kraai maar de mus heel toevallig in de Nederlandse literatuur terechtgekomen, maar had voor hetzelfde geld een kraai het onderwerp van een beroemd gedicht kunnen worden. Het had niet uitgemaakt. Het gedicht blijkt vooral bekend te zijn gebleven door het woord etcetera. Het ging Jan Hanlo in deze alleen om het woord etcetera. Heel tevreden schreef hij dat op, omdat hij de structuur van het vogelliedje had gevonden en hij begreep dat het gedicht eindeloos zou blijken te zijn.
Waarom was Hanlo zo uit op structuur? Waarom dwong hij zichzelf om alles wat hij deed gestructureerd aan te pakken? Tijdens mijn bezoeken aan Hanlo in het poorthuisje in Valkenburg, waar hij woonde in een eenkamervertrek, heb ik dat ontdekt. Hij legde zichzelf structuur op omdat hij geheel ongestructureerd was. En elke keer was hij blij om te ontdekken hoe anderen, in dit geval een mus, structuur aanbrachten in hun leven. Dat was ook de reden waarom hij in een piepklein huisje woonde. Een huis met meerdere vertrekken kon hij niet aan. Hij moest altijd alles onder handbereik hebben. Dat er zich spullen in andere vertrekken zouden bevinden, spullen die hij niet kon zien, was te veel van hem gevraagd.
Door zijn altijddurende jacht naar structuur beperkte hij zijn omgeving tot een steeds kleinere woonomgeving. In dat eenkamerwoninkje moest alles aanwezig zijn. Ook zijn motor.
Een andere reden om structuur aan te brengen was zijn armoe. Hij was zo arm als een rat. Wel beroemd in kleine kring, maar al heel lang zonder werk en af en toe vijf gulden vangend voor een gedicht in een literair tijdschrift. Het Fonds voor de Letteren bestond nog niet. Armoe dwong hem om heel gestructureerd met zijn geld om te gaan.
Waarom deze inleiding over Jan Hanlo als ik praat over het werk van Jef van Kempen?
Er moeten enkele dingen worden rechtgezet.
Jefs lievelingsgedicht is het gedicht De Mus van Jan Hanlo. Maar Jef heeft altijd gedacht dat Jan het gedicht heeft geschreven uit liefde voor de mus.
Niets is minder waar. Zaten er mussen op de vensterbank van zijn woninkje, dan joeg hij ze weg met een nijdig getik tegen het raam.
Het was Jan enkel en alleen te doen om het woord ETCETERA.
Herhaling van altijd hetzelfde: dat was structuur, dat was de structuur die hij voor zichzelf zocht.
Jef hoorde bij het lezen van het gedicht DE MUS inderdaad een tjielpende mus. En dacht dat Hanlo door dat ETCETERA het getjielp van de mus oneindig had willen horen. Waardoor het Jefs lievelingsgedicht werd omdat hij zelf ook oneindig naar het zingen van vogeltjes wilde luisteren. Om het gedicht van Jan Hanlo eindeloos te kunnen horen, schafte hij vogeltjes aan en zette zijn kleine tuin vol met vogelkooien om eindeloos het gedicht DE MUS te kunnen horen.
Vinken, sijsjes, paradijsvogeltjes, ik heb geen idee hoe die vogeltjes allemaal heten, maar vanaf de ontdekking van het gedicht DE MUS werd en wordt er in de kleine tuin van Jef dag en nacht, ETCETERA, gezongen.
Dames en heren, de inspiratie van een dichter kan uit onverwachte bronnen komen.
Jef ging verder dan Jan Hanlo. Niet alleen de vogeltjes en hun gezang boeien Jef, hij luistert naar de taal die zijn vogeltjes zingen. Naar de tekst van het vogellied. Vaak zit hij uren voor het hok, met een blocnote op schoot, te luisteren en streepjes te zetten. De dichter Jef van Kempen is de notulist van vogelcomposities.
Jef heeft ontdekt dat de taal van de vogels ingewikkeld is, maar ook dat er een bepaalde ordening in zit die lijkt op poëzie.
Dat eenmaal ontdekt hebbende blijkt dat, nu zijn verzamelde gedichten verschijnen, de meeste van zijn gedichten zijn ontstaan uit de aanzetten die hij heeft gemaakt in zijn blocnote met aantekeningen van het vogelgefluit in zijn tuin.
Om die vogeltjesteksten voor mensen zichtbaar en hoorbaar te maken, heeft Jef er mensenwoorden bij gevonden, zoals bij het gedicht van de kraaien die de hond op hun grasveld de boom in willen jagen Jef weet de vogeltjesteksten te vertalen naar het menselijk oor.
In aanzet zijn dus al zijn gedichten een vertaling van vogeltjesgefluit.
Zo blijkt dat Jef een dichter is geworden door het eindeloze woord ETCETERA van Jan Hanlo, die met dat woord een gedicht met eeuwigheidswaarde schiep.
Blij door het vertalen van de vogelliedjes in gedichten, ging Jef op zoek naar vergelijkingsmateriaal. Hij ontdekte de ene na de andere dichter die, elk op een eigen manier, de taal van vogels, olifanten, zebra’s en andere spraakmakende dieren opving en bewerkte voor het menselijk oor.
Er ontstond een grote collectie poëzie in huize Van Kempen, tot de kasten ervan uitpuilden. Jef besloot de gedichten die hij in zo’n prachtige vertalingen uit de meest uiteenlopende talen vond, uit te venten naar anderen.
Kortom, hij wilde anderen deelgenoot maken van het ETCETERA van Jan Hanlo.
Zo ontstond zijn weblog KEMPIS.nl.
In alle talen van de wereld vind je op zijn weblog gedichten van poëten, die net als Hanlo op zoek zijn naar iets wat aanvankelijk niet te begrijpen is, maar door de vertaling of de hertaling van de dichter begrijpelijk wordt.
Hanlo, die van kind af aan verdwaald was in het bestaan, was op zoek naar structuur in zijn leven. Pierre Kemp, altijd in het zwart gekleed, was juist op zoek naar kleur ter compensatie van zijn zwart gemoed. Vinkenoog was op zoek naar de structuur van het telefoonboek, omdat hij met alle mensen in de wereld in gesprek wilde blijven. Rilke was altijd op zoek naar de geluiden van de liefde.
Elke dichter blijkt op zoek te zijn naar iets dat aanvankelijk voor hem geheimzinnig is en dat hij wil bewoorden, waardoor hij er vertrouwd mee raakt.
Zo is Jef de verklanker geworden van de vogeltjestaal, maar ook van de taal van zijn omgeving. En dat is, in de ruimste zin, de stad Tilburg.
Ik besluit met een gedicht uit de bundel van Jef dat hij ook zelf heeft terugvertaald naar de taal van de vogels:
LANDSCHAP
Duizend kraaien
in de oude berk
tekenen
de grijze lucht
Deze leegte
had ik
niet vermoed
En nu het gedicht zoals het door Jef aan de vogels wordt verteld:
Bliep bliep tjiep, rrrrr
tjielp tjielp piep
piep piep piep piep
tjielp piep piep
rrrrr rrrrr piep tjielp piep
pieppiep rrrrrrr
hiep hiep tjielp piep
pieppiep piep rrrrrrrr
piep
etcetera
Zo vertelt Jef in de in hem opkomende gedichten aan de Tilburgse vogeltjes. De vogeltjes die in zijn tuintje zitten, de vogeltjes in het struikgewas rond de Hasseltse Kapel, het vogeltje dat doorklinkt in het gefluit van een vrolijke student op de fiets op weg naar school.
Kortom, voor al het gezang en getjielp dat Tilburg heet.
Jef heeft goed naar Jan Hanlo geluisterd. Hij heeft goed naar de vogeltjes geluisterd.
Wie Jef door Tilburg ziet dwalen en hem vreemde klanken hoort uitstoten, moet niet denken dat hij gek geworden is. Hij communiceert met de vogels.
ETCETERA. En dat nog vele jaren.
Op zondag 16 december 2012 vond in Boekhandel Livius in Tilburg de presentatie plaats van de nieuwe bundel van Jef van Kempen: Laatste bedrijf. Een keuze uit de gedichten 1962-2012. Op die bijeenkomst ontving Jef van Kempen uit handen van burgemeester Peter Noordanus de grote zilveren legpenning van de gemeente Tilburg voor zijn verdiensten op het gebied van literatuur en cultuur. Ton van Reen las zijn verhaal: ‘Jef van Kempen houdt van gedichten’ voor.
Jef van Kempen: Laatste Bedrijf. Een keuze uit de gedichten 1962-2012. Uitgeverij Art Brut – ISBN: 978-90-76326-06-1 / 68 pag. – 12,50 euro – geïllustreerd, 24×15 cm / Gedichten en illustraties van Jef van Kempen / Vormgeving Michiel Leenaars / In de bundel zijn tevens een aantal bijdragen opgenomen van Julia Origo, Monica Richter en J.A. Woolf.
Foto’s: Hans Hermans, Joep Eijkens, Peter IJsenbrant
fleursdumal.nl m a g a z i n e
More in: Jef van Kempen, Kempen, Jef van, Reen, Ton van, Reen, Ton van
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature