Or see the index
Vincent Berquez© painting:
Bulldog morning (2011)
Vincent Berquez Biography
Vincent Berquez is a London–based artist and poet. He has published in Britain, Europe, America and New Zealand. His work is in many anthologies, collections and magazine worldwide. Vincent Berquez was requested to write a Tribute as part of ‘Poems to the American People’ for the Hastings International Poetry Festival for 9/11, read by the mayor of New York at the podium. He has also been commissioned to write a eulogy by the son of Chief Albert Nwanzi Okoluko, the Ogimma Obi of Ogwashi-Uku to commemorate the death of his father. Berquez has been a judge many times, including for Manifold Magazine and had work read as part of Manifold Voices at Waltham Abbey. He has recited many times, including at The Troubadour and the Pitshanger Poets, in London. In 2006 his name was put forward with the Forward Prize for Literature. He recently was awarded a prize with Decanto Magazine. Berquez is now a member of London Voices who meet monthly in London, United Kingdom.
Vincent Berquez has also been collaborating in 07/08 with a Scottish composer and US film maker to produce a song-cycle of seven of his poems for mezzo-soprano and solo piano. These are being recorded at the Royal College of Music under the directorship of the concert pianist, Julian Jacobson. In 2009 he will be contributing 5 poems for the latest edition of A Generation Defining Itself, as well as 3 poems for Eleftheria Lialios’s forthcoming book on wax dolls published in Chicago. He also made poetry films that have been shown at various venues, including a Polish/British festival in London, Jan 07.
As an artist Vincent Berquez has exhibited world wide, winning prizes, such as at the Novum Comum 88’ Competition in Como, Italy. He has worked with an art’s group, called Eins von Hundert, from Cologne, Germany for over 16 years. He has shown his work at the Institute of Art in Chicago, US, as well as many galleries and institutions worldwide. Berquez recently showed his paintings at the Lambs Conduit Festival, took part in a group show called Gazing on Salvation, reciting his poetry for Lent and exhibiting paintings/collages. In October he had a one-man show at Sacred Spaces Gallery with his Christian collages in 2007. In 2008 Vincent Berquez had a solo show of paintings at The Foundlings Museum and in 2011 an exposition with new work in Langham Gallery London.
kempis.nl poetry magazine
More in: Berquez, Vincent, Vincent Berquez
JUNIOR-STADSDICHTER
Tilburg zoekt nieuwe Junior- Stadsdichter
Wedstrijd
Treed jij in de voetsporen van
Sara Bidaoui en Pleun Andriessen?
sara bidaoui
Schrijf je graag gedichten en vind je het ook leuk om ze voor te dragen?
Doe dan mee aan de Junior Stadsdichtwedstrijd!
Hoe doe je mee?
– Je bent niet ouder dan 17 jaar en komt uit Tilburg (of omstreken).
– Je stuurt voor 11 januari 2013 een of meer gedichten in naar wedstrijd@juniorstadsdichter.nl, samen met een ingevuld deelnameformulier.
De inzendingen worden beoordeeld door een vakkundige jury. De winnaar mag als Junior Stadsdichter een jaar lang gedichten schrijven, optreden en publiceren. Bovendien mag je een wens in vervulling laten gaan…
pleun andriessen
JACE van de Ven (dichter en schrijver) heeft nog wat tips voor het schrijven van gedichten
Zelf stadsdichter worden – Jace van de Ven
Nog wat losse tips voor het maken van gedichten:
elk overbodig woord moet eruit;
pas op met abstracties, de beschrijving van een toevallig detail uit de werkelijkheid is mogelijk veelzeggender;
ironie of humor kunnen helpen op hol geslagen gedachten af te remmen;
een enjambement -het doorlopen van een zin van de ene in de volgende versregel- kan het ritme afwisselender maken;
beeldspraak moet treffen, anders liever geen beeldspraak;
keer jezelf niet te bewust binnenstebuiten, door simpele dingen rondom je te beschrijven, laat je waarschijnlijk op een veel interessantere manier in jezelf kijken;
zoek eindeloos naar het woord dat je gedachten het meest exact weergeeft, en… probeer elke keer opnieuw zelfstandig het wiel uit te vinden.
Hoe andere dichters dichten, dat moeten zij weten, jij doet het op jouw manier.
jace van de ven
fleursdumal.nl magazine
More in: Andriessen, Pleun, Bidaoui, Sara, Kinderstadsdichters / Children City Poets, Ven, Jace van de
In memoriam Ivo Michiels
(8 januari 1923 – 7 oktober 2012)
Ivo Michiels werd in 1923 als Henri Ceuppens geboren in Mortsel bij Antwerpen. Na de oorlog ontwikkelde hij zich als romancier en essayist, daarnaast was hij actief als journalist, richtte diverse literaire tijdschriften op en doceerde aan kunst- en toneelacademies. Ook werkte hij mee aan programma’s voor radio en televisie en schreef scenario’s voor speelfilms en documentaires. Hij geldt als één van de grote modernistische, experimentele schrijvers van de twintigste eeuw.
In 1977 kreeg Michiels de Staatsprijs voor Verhalend Proza voor Een tuin tussen hond en wolf, in 1990 de Emiele Bernheim-prijs voor zijn hele oeuvre en in 1993 de driejaarlijkse Prijs van de Vlaamse Gemeenschap. Zijn werk is onder meer vertaald in het Frans, Engels, Duits, Hongaars, Pools, Spaans en Noors.
Michiels voltooide twee grote romancyclussen: het vijfdelige Het boek Alfa (een integrale herdruk verscheen in 2007 met een inleiding door Peter Verhelst) en het tiendelige Journal brut. De laatste reeks is voltooid met de roman De Mirakelen, Elizabeth, De Mirakelen (2001).
In 2011 werkte Ivo Michiels nog aan een reconstructie van Journal Brut. Die verscheen onder de titel Mag ik spreken? Bovendien verscheen er in 2011 ook een op interviews gebaseerde biografie, Meer dan ik mij herinner. Gesprekken met Ivo Michiels, van de hand van Sigrid Bousset.
Op 8 september jl. voltooide hij zijn laatste werk Maya Maya, dat geheel volgens plan op 8 januari 2013 zal verschijnen.
(Bron: De Bezige Bij)
Uit: Het boek Alfa
‘Soldaat, soldaat,’ zachter en zachter, uitstervend in het rumoer van de stad. Hij hoorde het wel, alles hoorde hij nu hij voort An-An stapte door de straat (hij hoorde het neerzijgen van de sneeuw. Ze hadden hem bespot en er luidkeels om gelachen toen hij had gezegd dat hij de sneeuw hoorde vallen en hij had gedacht: dit durf ik nooit meer zeggen, zei toch: Als je heel stil bent kan ik het vallen van de sneeuw horen. Ze lachte niet, zei: Als jij heel stil bent hoor ik het ook.
Wat hoor je dan?
De sneeuw, hoe hij naar beneden komt.
Waar lijkt het op wat je hoort?
Het lijkt op dansen.
Hoe kan het geluid van de sneeuw lijken op dansen?
Omdat niemand hem hoort.
Kan niemand het horen wanneer je danst?
Niemand.
Ik ook niet?
Jij wel, denk ik. Als je heel lang en heel aandachtig luistert.
Ja, misschien dans je wel als de sneeuw. Wat doe je nog meer als de sneeuw?
Dromen ook.
Droom je dikwijls?
Soms, wanneer ik niet dans.
Dans je nu?
Nu niet.
Kijk, er vallen miljoenen vlokken, is elke vlok die naar beneden komt een droom?
Als ik droom zijn het miljoenen vlokjes droom die naar beneden komen.
Droom je nu?
Neen, nu niet.
Dansen doe je ook niet?
Dansen ook niet.
Wat doe je dan?
Ik luister naar de sneeuw, hoe hij naar beneden komt.
Wat doe je nog als de sneeuw?
Lachen soms.
Als je lacht is dan elke vlok die naar beneden komt een lach?
Elke vlok.
Lach je nu?
Neen.
Wat doe je nog als de sneeuw?
Zingen ook.
Zing je wanneer niemand het hoort?
Alleen wanneer niemand het hoort.
Ja, dan zing je als de sneeuw. Wat doe je nog als de sneeuw?
Bidden soms.
Wat nog meer?
Zuchten soms.
Wat nog meer?
Huilen soms.
Huil je alleen wanneer niemand het hoort?
Alleen wanneer niemand het hoort.
Dan huil je als de sneeuw.
Wanneer ik huil is elke vlok die naar beneden komt een traan.
Miljoenen tranen?
Miljoenen en miljoenen.
Huil je?
Neen, nu niet.
Misschien is de ene vlok die naar beneden komt een traan en de andere vlok een zucht en de andere vlok een gebed en de andere vlok een lach en de andere vlok een droom en de andere vlok nog iets anders. Of opnieuw een traan.
Wanneer ik alleen maar luister en niet dans en niet zucht en niet lach en niet droom en niet bid en niet huil, dan is de ene vlok die naar beneden komt een traan en de andere vlok een zucht en de andere vlok een gebed en de andere vlok een lach en de andere vlok een droom en de andere vlok nog iets anders.
Dan hoor je de sneeuw net als ik.
We horen wat niemand hoort.
Als we heel stil blijven en ons niet bewegen. Of ons bewegen als de sneeuw.
Hoe kunnen we ons bewegen als de sneeuw?
Vallen terwijl toch niemand het hoort.
Of dansen.
Dansen ook.
Hoelang sneeuwt het nog?
Niet lang meer, tot we groot zijn.
Ga je me nu een kus geven?
Ik geef je een kus.
Als de sneeuw.
Stil nu.
Ja.
Je huilt.
Ik huil niet.
Dans je?
Dansen ook niet.
Bid je?
Bidden ook niet.
Zucht je?
Zuchten ook niet.
Lach je?
Lachen ook niet.
Droom je?
Dromen ook niet.
Luister je?
Hoor je niet aan de sneeuw hoe ik luister? Hoor je ‘t niet?): het getrappel van de paarden met de gendarmes, het schreeuwen van de manschappen aan het geschut ginds op het dak van de bioscoop, het gekrijs van de papegaai in de achtergelaten kooi twee hoog op een vensterbank, de emmer die kletterend van een handkar viel, de Rode-Kruiswagen die zich gillend een weg boorde door de opstopping, hij hoorde het allemaal wel, dwars door het An-An van de laarzen binnen de muren achter zijn rug, An-An An-An, net als hij. Nu liep er een oud vrouwtje aan zijn zijde. Ze slofte op haar pantoffels dapper naast hem voort en ze mompelde voortdurend onverstaanbare woorden, ze knikte maar met haar dikke oude hoofd terwijl ze sprak en af en toe schudde ze heftig neen tot zichzelf, tot ze al meteen begon te zingen, een zacht zeurend zingen dat sloffend naast hem voortbewoog, hem meetroonde door de straten, tussen het tollen en rennen van de stad door, tussen het huilen en roepen en het toeteren door, tussen de huizen en de verse puinhopen door, en dan was ze plots niet meer naast hem. Ze stond aan het kruispunt van de laan en scheen te aarzelen of ze nu rechts zou of links of gewoon rechtdoor, minutenlang hield ze zich zo, roerloos en zingend, terwijl onophoudend de stroom van mensen en voertuigen aan haar voorbijtrok, aan het zacht zeurend zingen dat dieper en dieper in hem binnendrong en bijna het stampen overstemde van de laarzen over het plein.
Bron: Ivo Michiels, Het boek alfa. In: Ivo Michiels, Het afscheid, Het boek alfa, Orchis Militaris. De bezige bij, Amsterdam 2003 (fragment)
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive M-N, In Memoriam
Edward Thomas
(1878–1917)
Like the Touch of Rain
Like the touch of rain she was
On a man’s flesh and hair and eyes
When the joy of walking thus
Has taken him by surprise:
With the love of the storm he burns,
He sings, he laughs, well I know how,
But forgets when he returns
As I shall not forget her ‘Go now’.
Those two words shut a door
Between me and the blessed rain
That was never shut before
And will not open again.
Edward Thomas poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive S-T, Thomas, Edward
Norbert de Vries
Kemp natuurlijk (V)
In zijn jeugd maakte Kemp kennis met de Kleengedichtjes’ van Guido Gezelle.
Na wat omzwervingen, trad Pierre Kemp in 1916 als administratief employé in dienst bij de mijn Laura in Eygelshoven (officieel: Société des Carbonnages Réunis Laura et Vereeniging).
Hij zal daar tot zijn pensioen, op 31 december 1944, blijven werken, waarbij hij opklimt tot chef van het loonbureau.
De dagelijkse treinreis bood Kemp gelegenheid tot het schrijven van korte gedichtjes, de kleengedichtjes van Kemp zogezegd.
‘k worde van langs te meer
verliefd op kleene kerns van Poëzie
De dichter zegt hierover: “Ik reed 28 jaar lang elke dag zestig kilometer (dertig op en dertig af) naar de mijn; ik reed tweede klasse, zat zeer veel niet-roken alleen (er waren toen nog vaak van die leuke coupé’s om knus te zitten). In die opreis vooral ’s morgens vroeg dus, al vroeg, schreef ik zeer veel kleine gedichten. Ik reisde in een echte boemel, die om de vijf minuten stopte, maar in die vijf minuten moest ook zo’n gedichtje gereed zijn. Tussen twee halten werd nog wat gepolijst en in het laatste gedeelte werd gezorgd voor de finishing touch.”
De gedichtjes werden gebundeld in Stabielen en passanten (1934), Fugitieven en constanten (1938), en Transitieven en immobielen (1940).
Deze bundels vestigden zijn literaire roem.
Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (V)
Mijmeringen over Pierre Kemp uit mijn Maastrichtse tijd
fleursdumal.nl magazine
More in: Kemp, Pierre, Norbert de Vries
De gaard van mijn erfenis
Dravend op een ros in stof en zon doemt
zij op over een pad dat om mijn wijngaard
kronkelt. De fruitbomen strooien haar bloesems
van zomersneeuw toe. Ze tuurt naar een vis-
adelaar die aanvliegend in een zonnegloed
bij een steiger in het water plompt. Bedaard
daalt ze van haar ruin, begeleid door requiems
die op de ramen van mijn huis trillen; zij is
mijn substituut voor jou. Zij bewaart een zweem
van mijn minnekunst in de vezels van haar huid,
polijst het beeldhouwwerk van verstild gepieker
op mijn voorhoofd met haar prille strelen, mits
ze jou door mij vergeten acht. Ook houdt ze alleen
van paarden en requiems, hoewel ze mij luid
haar lijf verkondigt, terwijl ik haar kan bieden
wat ook zij vermocht: de gaard van mijn erfenis.
Niels Landstra
Gedicht uit de bundel: Waterval, Uitgeverij Oorsprong , september 2012
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive K-L, Landstra, Niels
William Shakespeare
(1564-1616)
THE SONNETS
Sonnet 145
Those lips that Love’s own hand did make,
Breathed forth the sound that said ‘I hate’,
To me that languished for her sake:
But when she saw my woeful state,
Straight in her heart did mercy come,
Chiding that tongue that ever sweet,
Was used in giving gentle doom:
And taught it thus anew to greet:
‘I hate’ she altered with an end,
That followed it as gentle day,
Doth follow night who like a fiend
From heaven to hell is flown away.
‘I hate’, from hate away she threw,
And saved my life saying ‘not you’.
kempis.nl poetry magazine
More in: -Shakespeare Sonnets
Thomas Wyatt
(1503 – 1542)
As for them all I do not thus lament
As for them all I do not thus lament,
But as of right my reason doth me bind;
But as the most doth all their deaths repent,
Even so do I by force of mourning mind.
Some say, ‘Rochford, haddest thou been not so proud,
For thy great wit each man would thee bemoan,
Since as it is so, many cry aloud
It is great loss that thou art dead and gone.’
Ah! Norris, Norris, my tears begin to run
To think what hap did thee so lead or guide
Whereby thou hast both thee and thine undone
That is bewailed in court of every side;
In place also where thou hast never been
Both man and child doth piteously thee moan.
They say, ‘Alas, thou art far overseen
By thine offences to be thus deat and gone.’
Ah! Weston, Weston, that pleasant was and young,
In active things who might with thee compare?
All words accept that thou diddest speak with tongue,
So well esteemed with each where thou diddest fare.
And we that now in court doth lead our life
Most part in mind doth thee lament and moan;
But that thy faults we daily hear so rife,
All we should weep that thou are dead and gone.
Ah! Mark, what moan should I for thee make more,
Since that thy death thou hast deserved best,
Save only that mine eye is forced sore
With piteous plaint to moan thee with the rest?
A time thou haddest above thy poor degree,
The fall whereof thy friends may well bemoan:
A rotten twig upon so high a tree
Hath slipped thy hold, and thou art dead and gone.
And thus farewell each one in hearty wise!
The axe is home, your heads be in the street;
The trickling tears doth fall so from my eyes
I scarce may write, my paper is so wet.
But what can hope when death hath played his part,
Though nature’s course will thus lament and moan?
Leave sobs therefore, and every Christian heart
Pray for the souls of those be dead and gone.
Thomas Wyatt poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive W-X
Ernst Stadler
(1883-1914)
Dämmerung in der Stadt
Der Abend spricht mit lindem Schmeichelwort die Gassen
In Schlummer und der Süße alter Wiegenlieder,
Die Dämmerung hat breit mit hüllendem Gefieder
Ein Riesenvogel sich auf blaue Firste hingelassen.
Nun hat das Dunkel von den Fenstern allen Glanz gerissen,
Die eben noch beströmt wie veilchenfarbne Spiegel standen,
Die Häuser sind im Grau, durch das die ersten Lichter branden
Wie Rümpfe großer Schiffe, die im Meer die Nachtsignale hissen.
In späten Himmel tauchen Türme zart und ohne Schwere,
Die Ufer hütend, die im Schoß der kühlen Schatten schlafen,
Nun schwimmt die Nacht auf dunkel starrender Galeere
Mit schwarzem Segel lautlos in den lichtgepflügten Hafen.
1911
Ernst Stadler poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive S-T, Stadler, Ernst
S t a d s j u t t e n
Camera op kraan, filmt logo: “Tilburg University.” Camera zoomt langzaam uit.
Er zijn ruziënde professoren en docenten. Door de druk kunnen ze amper nog onderzoek doen omwille van het onderzoek want alles moet een onmiddellijk praktisch nut hebben.
Camera filmt scène op een kantorengang van professoren. Twee heren met stropdas en baard staan tegen elkaar te roepen over scoren in A-tijdschriften. Ze mompelen iets over valorisatie.
In de colleges horen de studenten af en toe iets over wat er schort aan een collega middels subtiele opmerkingen over argumenten die in de categorie “onhoudbaar” vallen en toevalligerwijs samenvallen met een of andere persoon die toevalligerwijs een collega is.
Shot vanachter schouder van student, voor het bord staat een man druk met zijn armen te bewegen en wijst naar een logische contradictie op het bord.
De bibliotheek zit vol met boeken en mensen die over de boeken hangen in de hoop hun langstudeerdersboete van zich af te leren.
Montage van vrolijk gekleurde boeken, ingewikkelde tabellen, namen van filosofen en citaten. In de kroeg spreken de studenten met elkaar. Ze discussiëren maar geen enkel argument overtuigt hen.
Buiten. Softfocus. Studenten op het gras in de zon. Lachend in kleermakerszit. Overgang naar bewolkte sfeer. Studenten staan voor een regenachtig betonnen gebouw met schuifdeuren die open en dicht blijven gaan.
Naar boven in de lift. Bij elke verdieping komt een andere docent binnen en geeft zijn elevatorpitch.
Discotheek. Een professor is de dj en spreekt het publiek toe: “Kennen jullie die van de olifant in de kamer? Die olifant zit in je bovenkamer! Everybody Happy?”
Het publiek kijkt mat.
Relativisme werkt verlammend.
Eindshot. Titels van Professoren komen langs. Kladblaadjes en pennenstrepen volgen. Er is op het Diederik Stapel-argument geanticipeerd en het wordt geïncasseerd.
Esther Porcelijn
Eerder gepubliceerd in de serie Stadsjutten van het Brabants Dagblad
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive O-P, Porcelijn, Esther
Jacques Brel
(1929-1978)
Jef
Non Jef t’es pas tout seul
Mais arrête de pleurer
Comme ça devant tout le monde
Parce qu’une demi-vieille
Parce qu’une fausse blonde
T’a relaissé tomber
Non Jef t’es pas tout seul
Mais tu sais que tu me fais honte
A sangloter comme ça
Bêtement devant tout le monde
Parce qu’une trois quarts putain
T’a claqué dans les mains
Non Jef t’es pas tout seul
Mais tu fais honte à voir
Les gens se paient notre tête
Foutons le camp de ce trottoir
Viens Jef viens viens viens
Viens il me reste trois sous
On va aller se les boire
Chez la mère Françoise
Viens Jef viens viens il me reste trois sous
Et si c’est pas assez
Ben il me restera l’ardoise
Puis on ira manger
Des moules et puis des frites
Des frites et puis des moules
Et du vin de Moselle
Et si t’es encore triste
On ira voir les filles
Chez la madame Andrée
Paraît qu’y en a de nouvelles
On rechantera comme avant
On sera bien tous les deux
Comme quand on était jeunes
Comme quand c’était le temps
Que j’avais de l’argent
Non Jef t’es pas tout seul
Mais arrête tes grimaces
Soulève tes cent kilos
Fais bouger ta carcasse
Je sais que t’as le coeur gros
Mais il faut le soulever Jef
Non Jef t’es pas tout seul
Mais arrête de sangloter
Arrête de te répandre
Arrête de répéter
Que t’es bon à te foutre à l’eau
Ou que t’es bon à te pendre
Non Jef t’es pas tout seul
Mais c’est plus un trottoir
Ça devient un cinéma
Où les gens viennent te voir
Viens Jef mais viens viens
Viens il me reste ma guitare
Je l’allumerai pour toi
Et on sera espagnols
Jef viens viens
Comme quand on était mômes
Même que j’aimais pas ça
Tu imiteras le rossignol Jef
Puis on se trouvera un banc
On parlera de l’Amérique
Où c’est qu’on va aller tu sais
Quand on aura du fric Jef viens
Et si t’es encore triste
Ou rien que si t’en as l’air
Je te raconterai comment
Tu deviendras Rockefeller
On sera bien tous les deux
On rechantera comme avant
Comme quand on était beaux Jef
Comme quand c’était le temps
D’avant qu’on soit poivrots
Allez viens Jef viens
Oui oui Jef oui viens.
1964
Jacques Brel poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive A-B
nick j. swarth
Tentoonstelling Visuele Poëzie
schrijft wedstrijd uit
De Tentoonstelling Visuele poëzie, die van 9 t/m 25 november 2012 plaatsvindt in de Goretti Kapel te Tilburg, schrijft een unieke wedstrijd uit. De organisatie daagt professionele makers, studenten en amateurs uit een visueel poëtisch werk in te sturen.
Ben jij een dichter die graag verbeeld of ben je een beeldmaker, maar diep in je hart tegelijk een poëet? Heb je een werk dat binnen dit genre past? Of inspiratie om zo spoedig mogelijk aan de slag te gaan? Dan is dit je kans!
Overdonder de jury met een geweldig poëtisch visueel werk en stuur foto’s en een korte omschrijving in! Het werk zelf kan 2D zijn, of ruimtelijk, audiovisueel of multimediaal. Kijk voor meer informatie over de tentoonstelling en deelname aan deze wedstrijd op: http://www.facebook.com/VisuelePoezie
fleursdumal.nl magazine
More in: CONCRETE , VISUAL & SOUND POETRY, Swarth, Nick J.
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature