Or see the index
Christian Morgenstern
(1871-1914)
Wolkenspiele
I
Eine große schwarze Katze
schleicht über den Himmel.
Zuweilen
krümmt sie sich zornig auf.
Dann wieder
streckt sie sich lang,
lauernd,
sprungharrend.
Ob ihr die Sonne wohl,
die fern im West
langsam sich fortstiehlt,
ein bunter Vogel dünkt?
Ein purpurner Kolibri,
oder gar
ein schimmernder Papagei?
Lüstern dehnt sie sich
lang und länger,
und Phosphorgeleucht
zuckt breit
über das dunkle Fell
der gierzitternden Katze.
II
Es ist, als hätte die Köchin
des großen Pan
– und warum sollte der große Pan
keine Köchin haben?
Eine Leibnymphe,
die ihm in Kratern
und Gletschertöpfen
köstliche Bissen brät
und ihm des Winters
Geysir-Pünsche
sorglich kredenzt? –
Als hätte diese Köchin
eine Schüssel mit Rotkohl
an die Messingwand
des Abendhimmels geschleudert.
Vielleicht im Zorn,
weil ihn der große Pan
nicht essen wollte . . .
III
Wäsche ist heute wohl,
große Wäsche,
droben im Himmelreich.
Denn seht nur, seht!
wie viele Hemdlein,
Höslein, Röcklein,
und zierliche Strümpflein
die gute Schaffnerin
über die blaue Himmelswiese
zum Trocknen breitet.
Die kleinen Nixen,
Gnomen, Elben,
Engelchen, Teufelchen,
oder wie sie ihr Vater nennt,
liegen wohl alle nun
in ihren Bettchen,
bis ans Kinn
die Decken gezogen,
und sehnlich lugend,
ob denn die Alte
ihren einzigen Staat,
ihre weißen Kleidchen,
nicht bald
ihnen wiederbringe.
Die aber legt
ernst und bedächtig
ein Stück nach dem andern
noch auf den Rasen.
IV
Wie sie Ballet tanzen,
die losen Panstöchter!
Sie machen Phoebus
den Abschied schwer,
daß er den Trab seiner Hengste
zum Schritt verzögert.
Schmiegsam, wiegsam
werfen und wiegen
die rosigen Schleier sie
zierlich sich zu,
schürzen sie hoch empor,
neigen sie tief hinab,
drehn sich die wehende
Seide ums Haupt.
Und Phoebus Apollo!
Bezaubert vergißt er
des heiligen Amts,
springt vom Gefährt
und treibt das Gespann,
den Rest der Reise
allein zu vollenden.
Er selber,
gehüllt in den grauen Mantel
der Dämmrung,
eilt voll Sehnsucht
zurück zu den
lieblichen, lockenden
Tänzerinnen.
Zügellos rasen
die Rosse von dannen.
Der Gott erschrickt:
Dort entschwindet
sein Wagen,
und hier –
haben die schelmischen
Töchter des Pan
sich in waschende Mägde
verwandelt.
Durch riesige Tröge
ziehen sie weiße,
dampfende Linnen
und hängen sie rings
auf Felsen und Bäumen
zum Trockenen auf
und legen sie weit
gleich einem Schutzwall
auf Wiesen und Felder.
Ratlos steht
der gefoppte Gott.
Und leise kichern
die Blätter im Winde.
V
Düstere Wolke,
die du, ein Riesenfalter,
um der abendrotglühenden Berge
starrende Tannen
wie um die Staubfäden
blutiger Lilien schwebst:
Dein Dunkel redet
vom Leid der Welt.
Welchen Tales Tränen
hast du gesogen?
Wie viel angstvoller Seufzer
heißen Hauch
trankst du in dich?
Düstere Wolke,
wohin
schüttest die Zähren
du wieder aus?
Schütte sie doch
hinaus in die Ewigkeit!
Denn wenn sie wieder
zur Erde fallen,
zeugen sie neue
aus ihrem Samen.
Nie dann
bleiben der Sterblichen
Augen trocken.
Ach! da wirfst du sie schon
in den Abgrund . . .
Arme Erde,
immer wieder aufs Neue
getauft
in den eigenen Tränen!
VI
Oh, oh!
Zürnender Gott,
schlage doch nicht
Deine himmlische Harfe
ganz in Stücke!
Dumpfe Donnerakkorde
reißt
herrisch
Dein Plektron.
Zick, zack
schnellen
die springenden Saiten
mit singendem Sausen
silbergrell
über die Himmel hin.
Holst Du auch manche
der Flüchtlinge
wieder zurück,
viele fallen doch
gleißend zur Erde nieder,
ragenden Riesen des Tanns
um den stöhnenden Leib
sich wirbelnd,
oder in zischender Flut
sich für ewig
ein Grab erkiesend.
Zürnender Gott!
Wie lange:
Da hast Du Dein Saitenspiel
kläglich zerbrochen,
und kein Sterblicher
denkt mehr Deiner,
des grollenden Rhapsoden
Zeus-Odhin-Jehovah.
Christian Morgenstern poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive M-N, Christian Morgenstern, Expressionism, Morgenstern, Christian
August Stramm
(1874-1915)
Krieg
Wehe wühlt
Harren starrt entsetzt
Kreißen schüttert
Bären spannt die Glieder
Die Stunde blutet
Frage hebt das Auge
Die Zeit gebärt
Erschöpfung
Jüngt
Der
Tod.
Krieggrab
Stäbe flehen kreuze Arme
Schrift zagt blasses Unbekannt
Blumen frechen
Staube schüchtern.
Flimmer
Tränet
Glast
Vergessen.
Gefallen
Der Himmel flaumt das Auge
Die Erde krallt die Hand
Die Lüfte sumsen
Weinen
Und
Schnüren
Frauenklage
Durch
Das strähne Haar.
August Stramm poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: *War Poetry Archive, Expressionism, Stramm, August
Foam Fotografiemuseum Amsterdam
Alexander Rodchenko
Revolution in Photography
18 december 2009 t/m 17 maart 2010
Foam Fotografiemuseum Amsterdam presenteert een uniek overzicht van het werk van de wereldberoemde Russische avant-gardist Alexander Rodchenko. De tentoonstelling omvat meer dan 200 vintage afdrukken waarvan sommigen nooit eerder in het Westen zijn getoond. Alexander Rodchenko (1891-1956) behoort tot de grote vernieuwers binnen de avant-garde kunst van het begin van de twintigste eeuw en is een van de meest veelzijdige kunstenaars van de avant-garde beweging. Aanvankelijk maakte Rodchenko internationaal naam als schilder, beeldhouwer en grafisch ontwerper. Omdat hij ervan overtuigd was dat fotografie het medium van zijn tijd zou worden, koos hij in het begin van de twintiger jaren voor de fotografie. Gedurende de volgende twee decennia ontwikkelde hij een geheel nieuwe beeldtaal met uitgesproken camerastandpunten, extreme perspectieflijnen en close-ups van verrassende details. Nieuw was ook dat Rodchenko grafisch ontwerp als een integraal onderdeel van de fotografie zag. Bijzonder is dat hij formele overwegingen verenigde met zijn vurige wens het sociale en politieke leven in de Sovjet-Unie vast te leggen. Tijdens zijn leven had hij niet alleen grote invloed op de manier waarop mensen fotografie zagen, maar ook hoe de rol van de fotograaf werd ervaren.
De tentoonstelling Revolution in Photography volgt de ontwikkelingen van het fotografische werk van deze revolutionaire kunstenaar gedurende twee decennia en toont niet alleen zijn talent voor het experiment, maar ook de ongelofelijke diversiteit van zijn werk. Zowel zijn gevatte fotomontages als de documentaire reportages in de straten van Moskou, zijn dynamische architectuurstudies en de intieme portretten van mensen uit zijn artistieke kring hebben allen een diepgang en een reikwijdte die tijdens zijn leven slechts door weinigen werd geëvenaard. Rodchenko verliet de zogenaamde ‘pure’ kunst om een beeldtaal te ontwikkelen die ook de massa zou aanspreken. Om dit te bereiken was hij niet alleen actief als vernieuwend documentaire fotograaf en fotojournalist, maar ook als grafisch ontwerper van ondermeer posters, tijdschriften en boeken.
Door de weloverwogen selectie van zijn werk biedt de tentoonstelling niet alleen een uitstekende mogelijkheid om Rodchenko’s unieke fotografische werk opnieuw te waarderen, maar ook om een uniek licht te werpen op de vruchtbare en tumultueuze periode waarin hij werkte – een periode die zich uitstrekt van de intellectueel avontuurlijke jaren rondom Lenin’s revolutie tot het repressieve regime dat werd geïnitieerd door Stalin. De tentoonstelling maakt ook duidelijk hoe fris en gedurfd Rodchenko’s werk ook nu nog is. Want hoewel er ondertussen meer dan een halve eeuw is verstreken sinds Rodchenko’s overlijden, inspireren zijn artistieke prestaties ook tegenwoordig nog vele en vaak uiteenlopende kunstenaars.
De tentoonstelling Revolution in Photography is gemaakt in samenwerking met het Moscow House of Photography.
fleursdumal.nl magazine
More in: Constructivism
Ivo van Leeuwen:
Portrait of Antony Kok (1882-1969)
fleursdumal.nl magazine – gallery of poets’ portraits
lino © ivo van leeuwen
More in: Antony Kok, Ivo van Leeuwen, Poets' Portraits
Theo van Doesburg, Simultaneous Counter-Composition, 1929-30, olieverf op doek,
50,1 x 49,8cm, Digital image © 2009, The Museum of Modern Art, New York/ Scala, Florence
MUSEUM DE LAKENHAL LEIDEN
V a n D o e s b u r g
and the International Avant-Garde:
Constructing a New World
20 oktober 2009 t/m 3 januari 2010
In nauwe samenwerking met Tate Modern in Londen presenteert Stedelijk Museum De Lakenhal van 20 oktober ’09 t/m 3 januari ’10 in Leiden een groots opgezette tentoonstelling over Theo van Doesburg (1883-1931) en zijn invloed op de internationale avant-garde. Onvermoeibaar en vol van geestdrift verrichtte Van Doesburg baanbrekend werk als initiator, ambassadeur, promotor en organisator van de nieuwe kunst. De meer dan 300 werken van circa 80 kunstenaars – onder wie El Lissitzky, László Moholy-Nagy, Gino Severini, Kurt Schwitters, Hans en Sophie Arp, Hans Richter, Piet Mondriaan, Vilmos Huszár en Alexander Archipenko – zijn afkomstig van musea uit de hele wereld en voor een groot deel nog nooit in Nederland te bewonderen geweest.
Multidisciplinair als Van Doesburg was, als schilder, architect, vormgever, typograaf, kunstcriticus, dichter, redacteur en uitgever, streefde hij naar veranderingen in alle disciplines en vooral naar een synthese van kunst en leven: een ‘constructeur van het nieuwe leven’. In 1917 richtte hij in Leiden het tijdschrift De Stijl op, een platform van de gelijknamige kunstbeweging, waar kunstenaars en architecten als onder anderen Piet Mondriaan, Bart van der Leck, Vilmos Huszár, J.J.P. Oud en Gerrit Rietveld op zoek waren naar een harmonische en universele stijl. Als redacteur van het blad werd Van Doesburg al snel de spreekbuis van de groep en vanaf 1920 reisde hij naar België, Frankrijk en Duitsland om De Stijl te promoten. Hij gaf lezingen, schreef artikelen in internationale tijdschriften, gaf ‘De Stijl’ cursussen in Weimar aan studenten van het Bauhaus, organiseerde congressen en tentoonstellingen, richtte tijdschriften en kunstenaarsgroepen op, raakte bevriend met buitenlandse kunstenaars als de constructivist El Lissitzky en dadaïst Kurt Schwitters en wist vooral veel kunstenaars aan zich te binden. Door al die activiteiten werd hij een van de centrale figuren binnen de Europese avant-garde.
Hij was de man van de contrasten, van de polemieken; weerstanden waren voor hem om te overwinnen en niet om uit de weg te gaan. Vriendschappen eindigden wel eens in flinke ruzies. Ook in de kunst zijn er tegenstellingen te ontdekken in zijn interesses in het constructivisme én Dada, dat als een antikunst beweging het tegenovergestelde was. Hij schiep alter ego’s als de dadaïstische dichter I.K. Bonset en de Italiaanse schrijver Aldo Camini. Tijdens de Dada-optredens in Duitsland en vervolgens in Nederland, met zijn derde vrouw Nelly en de kunstenaars Schwitters en Huszár, genoot hij van de ophef die ze veroorzaakten.
De tentoonstelling neemt het hele museum in beslag en zet Van Doesburg neer als een onvermoeibare, veelzijdige en centrale persoon binnen de internationale avant-garde. Schilderijen, beelden, maquettes, meubels, affiches, films, typografische ontwerpen en tijdschriften geven een beeld van de levendige internationale kunstwereld waarin de verschillende disciplines steeds meer met elkaar verweven raakten. Er is werk te zien van onder anderen El Lissitzky, László Moholy-Nagy, Gino Severini, Karl Peter Röhl, Werner Gräff, Walter Dexel, Kurt Schwitters, Hans en Sophie Arp, Raoul Hausmann, Hans Richter, Henryk Berlewi, Mondriaan, Vilmos Huszár, Bart van der Leck, Alexander Archipenko.
Er verschijnt een rijk geïllustreerde Engelstalige catalogus Van Doesburg and The International Avant-Garde. Constructing a New World, onder redactie van Gladys Fabre en Doris Wintgens Hötte (240 pagina’s met 250 kleurafbeeldingen; € 25).
Van 4 februari tot 16 mei 2010 is de tentoonstelling te zien in Tate Modern Londen.
Theo van Doesburg, Compositie III, 1917, Glas-in-Lood, uitgevoerd door Vennoootschap Crabeth,
Den Haag, 40 x 40 cm, Stedelijk Museum De Lakenhal Leiden,
Bruikleen Instituut Collectie Nederland,(schenking Van Moorsel)
Theo van Doesburg: architect, vormgever, typograaf
Hoe veelzijdig een mens kan zijn, is duidelijk te zien aan Theo van Doesburg (1883-1931). Hij was niet alleen een beeldende kunstenaar, promotor van De Stijl en dichter, maar ook architect, vormgever en typograaf. Het was niet voor niets dat hij een groot belang hechtte aan disciplines als architectuur en (grafische) vormgeving. Van Doesburg was de oprichter van het tijdschrift De Stijl (Leiden, 1917), een platform van de gelijknamige kunstbeweging. Hierin waren kunstenaars en architecten verenigd en Van Doesburg zag in deze samenwerking een voorbeeld van zijn gewenste synthese van kunst en maatschappij.
Theo van Doesburg, Counter Composition VI , 1925, olieverf op doek, 50 x 50 cm, © Tate, London 2009
Van Doesburg vindt al snel in de architect J.J.P. Oud een medestander voor een integratie van schilderkunst, design en architectuur en hij krijgt van Oud diverse opdrachten om glas-in-loodramen te ontwerpen. Deze ontwerpen zijn door het gebruik van eenvoudige, geometrische vormen ook van groot belang voor zijn visie op kunst. Voor verschillende interieurs maakt hij voorstellen voor kleurschema’s. In zijn jaren in Duitsland (1921-1923) komt hij in contact met de Russische constructivisten, onder wie El Lissitzky. In het constructivisme ziet Van Doesburg een verwante artistieke visie. Ook zij vinden dat de nieuwe kunst toepasbaar moet zijn op de architectuur, stedenbouw, industriële vormgeving en typografie. In 1923 verhuist Van Doesburg naar Parijs. Hier ontwerpt hij met de architect Cornelis van Eesteren voor een expositie enkele maquettes van een ‘ideaal huis’, het Maison d’Artiste en voor het Maison Particulier. Enkele jaren later, in 1926, vragen Hans en Sophie Arp zijn hulp bij het inrichten van Café Aubette in het Franse Straatsburg. Van Doesburg neemt al snel de leiding en maakt van de Aubette een architectonische beleving van de vierde dimensie, voorbij de ruimte van de driedimensionale ruimte. Hij ontwerpt de Aubette als een dynamische arena voor eten, drinken, dansen en filmvoorstellingen.
Niet alleen architectuur maar ook de grafische vormgeving had zijn belangstelling; in deze discipline wordt hij beïnvloed door kunstenaars als El Lissitzky, László Moholy-Nagy en Kurt Schwitters. Hij ontwerpt diverse omslagen voor tijdschriften en affiches, waarbij het accent op de typografie komt te liggen. Van Doesburg en andere Stijlleden hebben een voorkeur voor een typografie die de mogelijkheden van de letter en tekst benadrukt. Naast deze wat statische stijl past Van Doesburg ook een onconventioneler typografie toe zoals in het, door hem uitgegeven, dadaïstische tijdschrift Mécano. Zijn klankgedichten die hij voordraagt tijdens Dada-voorstellingen, plaatst Van Doesburg in het tijdschrift De Stijl als ‘letterklankbeelden’, waarbij de typografie vormt geeft aan de vrije gedichten.
In nauwe samenwerking met Tate Modern in Londen presenteert Stedelijk Museum De Lakenhal in Leiden, van 20 oktober 2009 t/m 3 januari 2010, een groots opgezette tentoonstelling over Theo van Doesburg en zijn invloed op de internationale avant-garde:
Van Doesburg and the International Avant-Garde: Constructing a New World
Onvermoeibaar en vol van geestdrift verrichtte hij baanbrekend werk als initiator, ambassadeur, promotor en organisator van de nieuwe kunst. De meer dan 300 werken van circa 80 kunstenaars – onder wie El Lissitzky, László Moholy-Nagy, Gino Severini, Kurt Schwitters, Hans en Sophie Arp, Hans Richter, Piet Mondriaan, Vilmos Huszár en Alexander Archipenko – zijn afkomstig van musea uit de hele wereld en voor een groot deel nog nooit in Nederland te bewonderen geweest.
Theo van Doesburg, Cornelis van Eesteren, Model Maison d’Artiste,1923,
reconstructie 1982, Collectie Gemeentemuseum Den Haag
Nelly (Pétro) van Doesburg-van Moorsel
Als ‘vrouw van’, maar vooral ook als ‘weduwe van’ heeft Nelly van Doesburg-van Moorsel zich ingezet voor de idealen van haar man Theo van Doesburg: het internationaal promoten van de nieuwe kunst.
Nelly van Moorsel (1899-1975) was pianiste, opgeleid aan het conservatorium, toen ze in 1920 tijdens een lezing in de Haagse Kunstkring de kunstenaar Theo van Doesburg ontmoette. Na enkele maanden brak de 21-jarige Nelly met haar familie om het avontuur aan te gaan met de zestien jaar oudere Van Doesburg, die op dat moment nog getrouwd was met zijn tweede vrouw Lena.
Theo van Doesburg,Portret van Pétro (Nelly van Doesburg), ca. 1922,
olieverf op karton op paneel,Stedelijk Museum De Lakenhal Leiden,
bruikleen Instituut Collectie Nederland (Schenking Van Moorsel)
Theo en Nelly vestigden zich in april 1921 in Weimar (Duitsland). In 1919 was het Bauhaus hier van start gegaan en Van Doesburg zag kansen om binnen dit internationale kunstenaarsklimaat zijn ideeën van de Stijl uit te dragen. Hij gaf ‘De Stijl’cursussen en oefende veel invloed uit op jonge kunstenaars. Nelly speelde daarbij een belangrijke rol. Haar haren geknipt in een strakke coupe en zwaar opgemaakt, ontwikkelde zij zich aan de zijde van haar altijd in zwart en wit geklede ‘Doesje’ tot een ware muze van de moderne kunstenaars. Zij liet zich ook als pianiste niet onbetuigd en droeg met haar piano-uitvoeringen in belangrijke mate bij aan Dada-avonden in Duitsland. Met Kurt Schwitters en Vilmos Huszár gaan de Van Doesburgs in 1923 op Dada-toernee in Nederland. Nelly, alias Pétro, speelde tijdens deze optredens muziek van eigentijdse componisten als Jacob van Domselaer, Daniel Ruynemann en Erik Satie.
In 1923 verhuisden Nelly en Theo naar Parijs. Ze probeerde haar muziekcarrière verder op te bouwen, maar wordt uiteindelijk een danseres in een operette om zo wat geld te verdienen.
Nelly maakte zelf ook enkele schilderijen onder de naam Cupera (afgeleid van Küpper, de officiële naam van Theo) en organiseerde in 1929 de ESAC-tentoonstelling (Exposition Sélectes d’Art Contemporain) in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Daarbij bracht ze werk in van onder anderen Hans Arp, Marcelle Chan, Joaquin Torres-Garcia, Jean Crotti, Gino Severini – allen kunstenaars die zij persoonlijk kende. Door de erfenis van haar vader verbeterde hun financiële situatie en met dit geld werd begonnen aan een door Van Doesburg ontworpen huis in Meudon. Dit was in 1930 gereed, maar Theo kon er maar kort wonen; wegens astma moest hij kuren in Zwitserland, waar hij in 1931 overleed.
Tijdens zijn leven was Nelly Theo zeer toegewijd; ze steunde hem in zijn idealen om de nieuwe kunst te verspreiden. Na zijn overlijden zet ze deze missie voort. Ze beheert niet alleen zijn nalatenschap, maar promoot ook Van Doesburg en de denkbeelden van De Stijl. Ze maakt doelmatig gebruik van haar uitgebreide netwerk dat ze had opgebouwd in de jaren met Theo. Voor de Tweede Wereldoorlog raakte ze bevriend met Peggy Guggenheim, waarna ze een tijd Peggy’s adviseur was voor kunstaankopen. Na de oorlog woonde ze twee jaar in de Verenigde Staten, waar ze ook als promotor van De Stijl actief was. Mede door haar doortastendheid werden in binnen- en buitenland diverse exposities gehouden waaronder de grote tentoonstelling in 1951 in het Stedelijk Museum over De Stijl en een solotentoonstelling van Theo van Doesburg in 1968 in het Van Abbemuseum te Eindhoven. Ze leidde een druk sociaal leven als ook een boeiend liefdesleven met interessante minnaars onder wie Apithy, de latere president van Benin, en de beroemde architect Mies van der Rohe. Maar ze koos voor haar onafhankelijkheid; ze had haar hart al aan één man gegeven, haar ‘Does’.
In nauwe samenwerking met Tate Modern in Londen presenteert Stedelijk Museum De Lakenhal in Leiden, van 20 oktober 2009 t/m 3 januari 2010, een groots opgezette tentoonstelling over Theo van Doesburg en zijn invloed op de internationale avant-garde:
Van Doesburg and the International Avant-Garde: Constructing a New World
Onvermoeibaar en vol van geestdrift verrichtte hij baanbrekend werk als initiator, ambassadeur, promotor en organisator van de nieuwe kunst. De meer dan 300 werken van circa 80 kunstenaars – onder wie El Lissitzky, László Moholy-Nagy, Gino Severini, Kurt Schwitters, Hans en Sophie Arp, Hans Richter, Piet Mondriaan, Vilmos Huszár en Alexander Archipenko – zijn afkomstig van musea uit de hele wereld en voor een groot deel nog nooit in Nederland te bewonderen geweest.
Samenstellers tentoonstelling: Gladys Fabre, Vicente Todolí en Doris Wintgens Hötte.
Van 4 februari t/m 16 mei 2010 is de tentoonstelling te zien in Tate Modern Londen.
MUSEUM DE LAKENHAL LEIDEN
Van Doesburg and the International Avant-Garde:
Constructing a New World
20 oktober 2009 t/m 3 januari 2010
W e b s i t e M u s e u m D e L a k e n h a l
Kurt Schwitters, Mz. 285 Pillenz (oorspr: Für Nelli), collage, gouache, stof op papier,
18 x 14,1 cm, particuliere collectie
fleursdumal magazine
More in: Dadaïsme, De Stijl, Evert en Thijs Rinsema, Gerrit Rietveld, Kurt Schwitters, Piet Mondriaan, Theo van Doesburg, Theo van Doesburg
MUSEUM DE FUNDATIE ZWOLLE
John Heartfield (1891-1968)
Fotografie als wapen
20 september 2009 t/m 3 januari 2010
Zeventig jaar na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog en vierendertig jaar na de laatste grote expositie van zijn werk in Nederland toont Museum de Fundatie een omvangrijke selectie uit het eigenzinnige oeuvre van de Duitse kunstenaar John Heartfield. Heartfield, politiek geëngageerd kunstenaar en vlijmscherp satiricus, werd in 1891 in Berlijn geboren als Helmut Herzfeld. Hij veranderde in 1916 zijn naam in John Heartfield. Heartfield trad toe tot de Berlijnse tak van de dada-beweging en maakte kennis met de kunstenaar George Grosz.
De samenwerking met Grosz leidde in 1916 tot de door hen geclaimde uitvinding van de fotomontage, het combineren van bestaande foto’s in één beeld. In de jaren twintig ontwikkelde Heartfield de fotomontage tot een uiterst effectief propagandistisch strijdmiddel. Tussen 1930 en 1938 maakte hij montages voor het communistische weekblad Arbeiter Illustrierte Zeitung (AIZ). Deze vormen het hoogtepunt van Heartfields kunstenaarschap en zijn het resultaat van een jarenlange ontwikkeling op artistiek en politiek gebied.
De expositie Fotografie als wapen laat zien hoe de beeldende kunst aan de ene kant kan functioneren als ceremoniemeester van de macht en aan de andere kant een wapen kan zijn in de strijd tegen onrecht. De strijd die Heartfield in de jaren dertig heeft gevoerd tegen het opkomend nationaal-socialisme en vóór het communisme is een verhaal van grote persoonlijke moed en een reuzentalent om datgene te verbeelden wat het voorstellingsvermogen van zijn tijdgenoten ver te boven ging. Op de tentoonstelling ligt de nadruk op de fotomontages die Heartfield maakte voor de AIZ. Daarnaast zijn er ook werken te zien uit zijn dada-periode, alsmede boekontwerpen voor Malik Verlag en – hier voor het eerst getoond! – een reeks fotomontages uit Heartfields periode als balling in Londen. De expositie is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met de Akademie der Künste in Berlijn, waar de nalatenschap van John Heartfield wordt bewaard.
fleursdumal.nl magazine
More in: Dada
Alfred Jarry
(1873-1907)
Chanson Polonaise
Quand je déguste
Faut qu’on soit soûl,
Disait Auguste
Dans un glouglou !
Choeur : Glou glou glou, glou glou glou.
La soif nous traque
Et nous flapit;
Buvons d’attaque
Et sans répit.
Choeur : Pi pi pi, pi pi pi !
Par ma moustache !
Nul ne s’moqua
Du blanc panache
De mon tchapska.
Choeur : Ka ka ka, ka ka ka.
On a bonn’ trogne
Quand on a bu :
Viv’ la Pologne
Et l’Père Ubu !
Choeur : Bu bu bu, bu bu bu !
Alfred Jarry (Ubu sur la Butte, 1901)
La chanson du décervelage
Je fus pendant longtemps ouvrier ébéniste
Dans la ru’ du Champs d’ Mars, d’ la paroiss’ de Toussaints ;
Mon épouse exerçait la profession d’ modiste
Et nous n’avions jamais manqué de rien.
Quand le dimanch’ s’annonçait sans nuage,
Nous exhibions nos beaux accoutrements
Et nous allions voir le décervelage
Ru’ d’ l’Echaudé, passer un bon moment.
Voyez, voyez la machin’ tourner,
Voyez, voyez la cervell’ sauter,
Voyez, voyez les Rentiers trembler;
(Choeur) : Hourra, cornes-au-cul, vive le Père Ubu !
Nos deux marmots chéris, barbouillés d’ confitures,
Brandissant avec joi’ des poupins en papier
Avec nous s’installaient sur le haut d’ la voiture
Et nous roulions gaîment vers l’Echaudé.
On s’ précipite en foule à la barrière,
On s’ flanque des coups pour être au premier rang ;
Moi j’me mettais toujours sur un tas d’pierres
Pour pas salir mes godillots dans l’sang.
Voyez, voyez la machin’ tourner,
Voyez, voyez la cervell’ sauter,
Voyez, voyez les Rentiers trembler;
(Choeur) : Hourra, cornes-au-cul, vive le Père Ubu !
Bientôt ma femme et moi nous somm’s tout blancs d’ cervelle,
Les marmots en boulott’nt et tous nous trépignons
En voyant l’Palotin qui brandit sa lumelle,
Et les blessur’s et les numéros d’ plomb.
Soudain j’ perçois dans l’ coin, près d’ la machine,
La gueul’ d’un bonz’ qui n’ m’ revient qu’à moitié.
Mon vieux, que j’ dis, je r’connais ta bobine :
Tu m’as volé, c’est pas moi qui t’ plaindrai.
Voyez, voyez la machin’ tourner,
Voyez, voyez la cervell’ sauter,
Voyez, voyez les Rentiers trembler;
(Choeur) : Hourra, cornes-au-cul, vive le Père Ubu !
Soudain j’ me sens tirer la manche’par mon épouse ;
Espèc’ d’andouill’, qu’elle m’ dit, v’là l’ moment d’te montrer :
Flanque-lui par la gueule un bon gros paquet d’ bouse.
V’là l’ Palotin qu’a juste’ le dos tourné.
En entendant ce raisonn’ment superbe,
J’attrap’ sus l’ coup mon courage à deux mains :
J’ flanque au Rentier une gigantesque merdre
Qui s’aplatit sur l’ nez du Palotin.
Voyez, voyez la machin’ tourner,
Voyez, voyez la cervell’ sauter,
Voyez, voyez les Rentiers trembler;
(Choeur) : Hourra, cornes-au-cul, vive le Père Ubu !
Aussitôt j’ suis lancé par dessus la barrière,
Par la foule en fureur je me vois bousculé
Et j’ suis précipité la tête la première
Dans l’ grand trou noir d’ousse qu’on n’ revient jamais.
Voila c’ que c’est qu’d’aller s’ prome’ner l’ dimanche
Ru’ d’ l’Echaudé pour voir décerveler,
Marcher l’ Pinc’-Porc ou bien l’Démanch’- Comanche :
On part vivant et l’on revient tudé !
Voyez, voyez la machin’ tourner,
Voyez, voyez la cervell’ sauter,
Voyez, voyez les Rentiers trembler;
(Choeur) : Hourra, cornes-au-cul, vive le Père Ubu !
Alfred Jarry- (Ubu cocu, 1896)
fleursdumal.nl magazine – magazine for art & literature
More in: Archive I-J, Archive I-J, Jarry, Alfred, OULIPO (PATAFYSICA), Surrealism
De klankpoëzie van Antony Kok
door Hanneke van Kempen
De gedichten die mijn jeugd kleurden, kwamen niet uit een boek. Ze hingen in grote reproducties aan de muur, en werden voorgelezen. Ik raakte al vroeg vertrouwd met de gedichten van dichter Antony Kok, met hun mysterieuze klanken, charme – en humor. Maar in de boekenkast stonden ze niet. Pas in 2000 werd een deel ervan in boekvorm verzameld en uitgegeven door Jef van Kempen – inderdaad mijn vader -in de bundel Gedichten & Aforismen.
Antony Kok (1882-1969) werd in zijn dichterschap gestimuleerd door zijn vriend Christian Emil Marie Küpper – beter bekend als beeldend kunstenaar, schrijver en dichter Theo van Doesburg (1883-1931). Kok werkte vanaf 1908 bij de spoorwegen in Tilburg, de stad waar ik opgroeide. Eind 1914 leerde hij daar Van Doesburg kennen, die dat jaar vanwege de oorlogsdreiging als sergeant met zijn divisie in Brabant werd geplaatst. De mannen sloten een vriendschap voor het leven, onder meer op basis van hun beider liefde voor muziek. Via Van Doesburg raakte Kok, naast bijvoorbeeld Piet Mondriaan, betrokken bij de plannen voor een eigen tijdschrift voor hun ideeën over moderne kunst en literatuur. Het verschijnt in oktober 1917 voor het eerst met de door Kok bedachte titel: De Stijl.
Koks liefde voor muziek kreeg hij van huis uit mee via zijn vader – zoals ik mijn liefde voor poëzie voor een groot deel aan de mijne te danken heb. Koks vader trad naast zijn werk als onderwijzer in zijn vrije tijd op als zanger en als dirigent van een operettekoor. Kok was een begaafd pianospeler, een talent dat hij in de praktijk bracht tijdens de twee Soirées Intime die hij en Van Doesburg in 1915 organiseerden in Tilburg. Tijdens deze voorstellingen speelde Kok op de piano muziek van Wagner, Beethoven en Schumann. Maar hij had ook zijn best gedaan om moderner werk, de ‘Heeresmarsch’ van Herwarth Walden te bemachtigen, in 1914 in het tijdschrift Der Sturm uitgegeven. Vriend Maurits Manheim zong liederen van Méhul, Schubert en Mendelssohn. Van Doesburg las voor uit werk van Nietzsche, Oscar Wilde en Lodewijk van Deyssel en droeg verzen voor van zichzelf en van zijn eerste echtgenote, Agnita Feis. In 1917 en 1918 is Kok Van Doesburg per trein achterna blijven reizen om Van Doesburgs lezingen over moderne kunst en architectuur, die hij door het hele land gaf, muzikaal te omlijsten met pianomuziek van moderne componisten als Satie en Debussy.
Kok bouwde gedurende zijn leven een uitgebreide collectie bladmuziek op. Hij genoot misschien nog wel het meest van de muziek van anderen, en betaalde tot op hoge leeftijd muzieklessen voor getalenteerde kinderen uit de buurt. Die mecenas-rol (ondanks de beperkte middelen waarover hij beschikte, Kok had een goedbetaalde vaste baan bij de spoorwegen, maar kon niet zoals veel mecenassen teren op familiegeld) was ook mede bepalend voor zijn verhouding met onder meer Piet Mondriaan, die zijn artistieke succes financieel gezien voor een deel dankte aan de vrijgevigheid van Kok.
In de brieven van Kok en Van Doesburg keerde de muziek als thema regelmatig terug. Zoals in de brief van 7 juni 1915 waarin Van Doesburg aan Kok schrijft: ‘Wat echter een veel grootere plaats in mijn muzikaal begrip heeft ingenomen is vorm. Denk eens aan die bomen zwart, tegen witte achtergrond, welke wij op een nacht in de Willem II straat bewonderden. Niets kwam het abstracte begrip van muziek zoo dicht nabij als die kleurlooze bomen.’
Muziek en literatuur waren geen gescheiden entiteiten, klank en woord waren voor Kok en Van Doesburg eerder nauw met elkaar verbonden. Op 11 februari 1916 schrijft Van Doesburg aan Kok: ‘Verzen lezen is verzen luisteren. Men leest de woorden en luistert naar den zin er van in zijn binnenste. Zoo heb ik je verzen gelezen: beluisterd’.
In 1915 had Kok mede onder invloed van zijn vriend zijn eerste experimentele klankgedichten geschreven, zoals het gedicht ‘Nachtkroeg’, dat pas in 1923 voor het eerst zou worden gepubliceerd in De Stijl. :
NACHTKROEG
Stil_
Stap
Steen
Stil_
Stap
Steen
Stil_ _
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Drusch
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Drisch
Dà
Domb_
Rusch
Domb_
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Stil_
(zeer
snel)
Hé
rom
mm mm
oemmenoem oemmenoem
oemm
tjaa
doemezoem
bomb doem
homb oem
hei ha
hehehe
hei zoem m m
haaa houw
doemenoemenoemenoem
zoemhoem
rusj oemenoem rek
rusj oemenoem
rink kink
hakala
noemenoemenoemezoem
kreuh_zoemm m
hakala aa
oemenoemenoem
oemenoemenoemzoem
hakaha
romb domb
domb
zoemenoem
bomm
zoemm m
hei roemenoem
zoem m
zoe m
oem m
oem
m m
m
m
m
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Rîss
Domb_
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Sjrih_ _
DEUR
Het gedicht verbeeldt het geluid van een man die afgaat op het geroezemoes (‘oemenoemenoemzoem’) van een café, en is geschreven als een fonetisch hoorspelscript, inclusief het vallen van het doek (in dit geval: ‘DEUR’). ‘Nachtkroeg’ werd in De Stijl door Van Doesburg geroemd als begin van een nieuwe dichtkunst: ‘Nimmer kwam in Holland een dichter tot zoo sober en zuiver gebruik van zijn uitdrukkingsmateriaal. Dit alles zijn symptomen van een nieuwe versconstructie in Holland.’ Die erkenning kreeg Kok ook later toen het gedicht werd opgenomen in Rodenko’s belangrijke avantgardische bloemlezing Nieuwe griffels, schone leien uit 1954.
De ‘nieuwe versconstructie’ was geen lang leven beschoren, ook niet in het werk van Kok. In het gedicht ‘Trein’ uit 1921 hanteerde Kok hetzelfde principe nog een tweede keer, met als belangrijkste verschil dat het hier de geluidenkakofonie van een trein betrof. Let wel: dit was in de hoogtijdagen van de stomme film, die begonnen met de beelden van een aankomende trein door de gebroeders Lumière in 1896. Voor spoorbeambte Kok was de trein een voor de hand liggend onderwerp.
Er werden van Kok slechts twee gedichten gepubliceerd in De Stijl. Naast ‘Nachtkroeg’ verscheen twee jaar eerder, in oktober 1921, het klankvers ‘Stilte + stem (vers in w)’. De titel van het gedicht doet denken aan een muziekcompositie. De eerdere titel ‘Stem in de stilte’ was op aandringen van Van Doesburg vervangen, deze deed ‘[. . .] nog wat sentimenteel aan’. Van Doesburg was verder erg enthousiast over het gedicht. Dat gold niet voor de recensent van de Limburgsche Koerier van 21 december 1921 die over de publicatie schreef: ‘Er zijn verschillende manieren om zich beroemd te maken. Alcibiades sneed den staart van zijn hond af; de heer Antony Kok schrijft verzen in De Stijl. Het laatste is erger dan het eerste. Want de hond kan hoogstens gejankt hebben.’ Het gedicht vond meer weerklank bij Kurt Schwitters, die het in 1923 publiceerde in het eerste nummer van zijn tijdschrift Merz.
Kok publiceerde na het overlijden van zijn vriend en inspirator Van Doesburg in 1931 tot zijn eigen dood in 1969 vrijwel geen poëzie meer. Bij leven werden zes gedichten gepubliceerd, een aantal andere werd na zijn dood gebundeld – enkele tientallen bleven ongepubliceerd. Ook de duizenden aforismen die Kok schreef bleven grotendeels ongebundeld en werden deels zelfs door hem vernietigd. Een deel van het overgebleven materiaal vind je als lezer op de website www.antonykok.nl. Maar het verzameld werk van en over Antony Kok in boekvorm moet nog verschijnen. In mijn boekenkast is alvast een plaatsje ingeruimd.
Hanneke van Kempen over
de klankpoëzie van Antony Kok
Gepubliceerd in Vooys,
Tijdschrift voor letteren
Themanummer: Muziek en literatuur
Jaargang 27, nr 2, 2009
KEMP=MAG – kempis poetry magazine
More in: Antony Kok, Archive C-D, Archive K-L, Hanneke van Kempen, Kok, Antony
Bauhaus Dessau Foundation
Programme of exhibitions and events April – September 2009
The Bauhaus has a greater presence in Dessau than anywhere else: In Dessau, the world famous Bauhaus buildings of Walter Gropius, Hannes Meyer, Carl Fieger, Georg Muche and Richard Paulick are sought out by over 100,000 visitors a year. Here, in this anniversary year, the Bauhaus Dessau Foundation and cooperation partners from Germany and abroad will hold over 20 events: workshops, exhibitions, symposiums, radio performances, theatre and dance projects, artistic installations, lectures, festivals, a Summer School and much more. Some of the events focus on mediating the Bauhaus legacy; others update the Bauhaus’s concepts in work on topical themes. With mixed experimental formats, the programme of events integrates all the Bauhaus buildings. Other events by the Bauhaus Dessau Foundation will take place in Berlin. The Stiftung Moritzburg in nearby Halle will dedicate a large exhibition to the late work of the Bauhaus Master Lyonel Feininger.
EXHIBITIONS
Bauhaus in action
Film exhibition and reconstruction of
“Raum der Gegenwart”
Tue 9th June – Sun 4th October 2009
(“Raum der Gegenwart” until Wed 24th September),
exhibition area and Bauhaus Stage, Bauhaus Building
Large-scale projections of original films breathe new life into the work of the historic Bauhaus, and show the work and working methods of Walter Gropius, László Moholy-Nagy, Wassily Kandinsky, Oskar Schlemmer, Kurt Schwertfeger, Kurt Kranz, Heinrich Brocksieper and Werner Graeff. The programmatic prologue shows three films – on architecture, sport and natural science – that reconstruct the film programme devised by Walter Gropius for the inauguration of the Bauhaus Building in Dessau. The epilogue features interviews with both teachers and students at the Bauhaus. The film exhibition is accompanied by a revival of Moholy-Nagys “Raum der Gegenwart” on the Bauhaus Stage. To mark this anniversary year, Kai-Uwe Hemken and Jakob Gebert realise this visionary project by the Hungarian Bauhaus Master, dating from 1930, for the first time. The Light-Space Modulator, kinetic walls, film projections, undulating glass walls and much more shape a spatial artwork that revolutionised the history of exhibition design, the art of the environment and the new media.
Modell Bauhaus. The exhibition
Wed 22nd July – 4th October 2009
Daily 10 am to 8 pm
Martin-Gropius-Bau Berlin
On the 90th anniversary of the foundation of the Staatliche Bauhaus, the Bauhaus-Archiv Berlin, the Bauhaus Dessau Foundation and the Klassik Stiftung Weimar are showing a first joint large exhibition on the history and impact of the Bauhaus. With over 1,000 exhibits, the largest Bauhaus exhibition to date paints a sophisticated picture of the school from 1919 to 1933. An installation by the American artist Christine Hill and a video interview project also provide an up to date look at the Bauhaus.
www.modell-bauhaus.de
Permanent exhibition
“Bauhaus Dessau – Workshop of Modernism”
The revised permanent exhibition in the basement of the Bauhaus Building, as a brief introduction to the history of the Bauhaus, gives insight into the work carried out in the historic Bauhaus workshops. It presents a selection of the products made in the workshops, in dialogue with a new medial panorama of the Bauhaus’ history.
fleursdumal.nl magazine for art & literature
More in: Architecture, Bauhaus, Bauhaus, Constuctivisme, Design, Fashion, Illustrators, Illustration, Sculpture, Theo van Doesburg
Alfred Jarry
(1873-1907)
Fable
Une boîte de corned-beef, enchaînée comme une lorgnette,
Vit passer un homard qui lui ressemblait fraternellement.
Il se cuirassait d’une carapace dure
Sur laquelle était écrit à l’intérieur, comme elle, il était sans arêtes,
(Boneless and economical);
Et sous sa queue repliée
Il cachait vraisemblablement une clef destinée à l’ouvrir.
Frappé d’amour, le corned-beef sédentaire
Déclara à la petite boîte automobile de conserves vivante
Que si elle consentait à s’acclimater,
Près de lui, aux devantures terrestres,
Elle serait décorée de plusieurs médailles d’or.
Je ne sais pas
Je ne sais pas si mon frère m’oublie
Mais je me sens tout seul, immensément,
Avec loin la chère tête apalie
Dans les essais d’un souvenir qui ment.
J’ai son portrait devant moi sur la table,
Je ne sais pas s’il était laid ou beau.
Le Double est vide et vain comme un tombeau.
J’ai perdu sa voix, sa voix adorable,
Juste et qui semble faite fausse exprès.
Peut-être il l’ignore, trésor posthume.
Hors de la lettre elle s’évoque, très
Soudain cassée et caressante plume.
Mon père a fait faire un étang
Mon père a fait faire un étang,
C’est le vent qui va frivolant,
Il est petit, il n’est pas grand,
C’est le vent qui vole, qui frivole,
C’est le vent qui va frivolant.
Il est petit, il n’est pas grand,
Trois canards blancs s’y vont baignant.
Trois canards blancs s’y vont baignant,
Le fils du roi les va chassant.
Le fils du roi les va chassant
Avec un p’tit fusil d’argent.
Avec un p’tit fusil d’argent
Tira sur celui de devant.
Tira sur celui de devant,
Visa le noir, tua le blanc.
Visa le noir, tua le blanc,
Ô fils du roi, qu’tu es méchant.
Ô fils du roi qu’tu es méchant,
D’avoir tué mon canard blanc,
D’avoir tué mon canard blanc,
Après la plume vint le sang,
Après la plume vint le sang,
Après le sang l’or et l’argent.
Après le sang l’or et l’argent,
C’est le vent qui va frivolant,
Après le sang, l’or et l’argent,
C’est le vent qui vole, qui frivole,
C’est le vent qui va frivolant.
Roses
Roses de feu, blanches d’effroi,
Les trois Filles sur le mur froid
Regardent luire les grimoires…
Roses de feu, blanches d’effroi,
En longues chemises de cygnes,
Les trois Filles sur le mur froid,
Regardant grimacer les signes,
Ouvrent, les bras d’effroi liés,
Leurs yeux comme des boucliers.
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive I-J, Archive I-J, Félix Vallotton, Jarry, Alfred, OULIPO (PATAFYSICA), Surrealism
Avant-gardes ’20-’60
Hoogtepunten uit de collectie van
het Stedelijk Museum te zien in het
Van Gogh Museum
26 juni t/m 23 augustus 2009
In de aanloop naar de heropening in het voorjaar van 2010 is het Stedelijk Museum van 26 juni tot en met 23 augustus 2009 opnieuw te gast in het Van Gogh Museum. De expositie Avant-gardes ‘20 / ‘60 toont hoogtepunten uit de collectie van het Stedelijk Museum uit de jaren ‘20 en de jaren ‘60 van de vorige eeuw: roerige decennia met veel verschuivingen, ook in de kunst. Deze jaren werden gekenmerkt door een grote experimenteerdrift binnen de beeldende kunst. Kunstenaars maakten grensverleggend werk, met nieuwe middelen. Zij beschouwden zich als de voorlopers en vernieuwers, of letterlijk als de ‘avant-garde’ van de beeldende kunst en van de maatschappij. Circa 70 belangrijke werken van onder meer Pablo Picasso, Piet Mondriaan, Kazimir Malevich, Luciano Fontana, Yves Klein, Roy Lichtenstein en Andy Warhol zijn te zien in de tentoonstellingsvleugel van het Van Gogh Museum.
Gerrit Rietveld: Roodblauwe stoel, 1918- 1923
Stedelijk Museum Amsterdam
Avant-gardes ‘20
In de jaren ‘20 speelde de avant-garde zich nog vrijwel exclusief in Europa af. Picasso, Mondriaan, Van Doesburg, Schwitters en Malevich behoren tot de belangrijkste vertegenwoordigers van de avant-garde van die tijd. Parijs bleef het centrum van de vernieuwingen dat het al sinds lang was, met onder meer het late kubisme van Picasso en het surrealisme van bijvoorbeeld Max Ernst. In West-Europa speelde Nederland een rol, waar in plaatsen als Leiden en Utrecht De Stijl bloeide. Maar ook in steden als Berlijn, Dessau en Hannover bestond met onder meer Dada en het Bauhaus een radicaal nieuw kunstbegrip. Veel verder naar het oosten, in Moskou en Leningrad, ontstonden revolutionaire stromingen die als Russisch constructivisme bekend staan.
Theo van Doesburg: Affiche Kleine Dadasoirée, 1922
Stedelijk Museum Amsterdam
Avant-gardes ‘60
Veertig jaar later vonden belangrijke ontwikkelingen binnen de avant-garde juist ook in Amerika plaats, met name in New York en Los Angeles. In het land van de onbegrensde mogelijkheden ontstonden stromingen als pop art, minimal art en post-minimal art, met kunstenaars als Andy Warhol, Carl Andre en Robert Morris. In West-Europa bleef Parijs belangrijk, met vertegenwoordigers van het nouveau réalisme, en kwam het zakelijke vormgebruik van kunstenaarsgroepen Zero en Nul naar voren in Duitsland en Nederland. Steden waaronder Düsseldorf, Keulen en Amsterdam speelden hierin een belangrijke rol.
De rol van het Stedelijk Museum – Amsterdam vervulde na de Tweede Wereldoorlog een brugfunctie: veel Amerikaanse kunstenaars realiseerden hier hun eerste museale presentaties en wisten zo voet aan de grond in West-Europa te krijgen. Het Stedelijk Museum speelde daarbij veelal een verbindende rol en slaagde erin een toonaangevende collectie op te bouwen. Het merendeel van de getoonde werken was tot 5 jaar geleden dan ook vaak te zien in de vaste opstelling van het Stedelijk Museum.
Naar het nieuwe Stedelijk Museum – Het Stedelijk Museum wordt op dit moment gerenoveerd en uitgebreid met spectaculaire nieuwbouw van Benthem Crouwel Architekten. De heropening van het Stedelijk Museum staat gepland voor maart/april 2010. Tot die tijd beweegt het door Amsterdam met projecten en tentoonstellingen, onder de noemer Stedelijk in de Stad.
Kazimir Malevich: Suprematist painting (Rood kruis op zwarte cirkel), 1921-1927
Stedelijk Museum Amsterdam
fleursdumal.nl magazine – magazine for art & literature
More in: Andy Warhol, Bauhaus, Bauhaus, Constructivism, Constuctivisme, Dada, Dadaïsme, De Ploeg, De Stijl, Exhibition Archive, Expressionism, Futurism, Futurisme, Gerrit Rietveld, Kubisme, Modernisme, Piet Mondriaan, Surrealism, Surrealisme, Theo van Doesburg, Vincent van Gogh, Yves Klein, ZERO art
F u t u r i s m s :
Precursors, Protagonists, Legacies
International conference – University of Utrecht
1-3 December 2009
A century after the launching of the first Futurist manifesto in 1909, and 65 years since Marinetti’s death on December 2, 1944, Futurism seems to be the one avant-garde movement that was most successful in enduringly inspiring artists and writers around the world and in thus bridging the gap between theory and praxis. This conference aims at a better/deeper understanding of Futurism’s significance by focusing on the (relative) innovative qualities of the movement (Precursors), lesser-known actual Futurist projects and careers (Protagonists) and its lasting cultural and political relevance (Legacies).
Like most avant-garde movements Futurism suggested to present a clear break with the art and ideas of the past. Yet many of its defining characteristics can be traced to earlier movements, artists and currents. Futurism’s defining forwards looking rhetoric tended to obscure these relationships as well as its own regressive character. The Precursors-segment of the conference will try to address these issues.
The canon of Futurist works and artists is fairly limited. The scope of the movement has been demonstrated in major exhibitions (catalogues), but many major works, concepts and careers remain relatively unknown. In the Protagonist-section the conference acknowledges the diversity of the Futurist project by showing, analyzing and discussing contributions that even most specialists, scholars and curators tend to leave out of the picture.
The Legacies-part deals with the heritage of Marinetti’s programme, which is overwhelmingly present, in the arts as well as in society at large. New internet applications have abolished boundaries of time and space. WiFi offers the opportunities already advocated in Marinetti’s concept of ‘wireless imagination’. Emerging young poets all over the globe engage in destroying syntax and introducing mathematical sign language, thus accomplishing on a worldwide scale Marinetti’s Futurist poetics of telegraphic language. After the success of concrete poetry and musique concrète in the 1950s, multimedia, mixed media and inter-mediality presently reign in the arts world. And also ideologically the Futurist legacy has not lost its topicality, nor its highly controversial impact, considering the re-emergence of Futurist ideas on the hygiene of war in the rhetoric on the war on terror.
Futurism’s presence in today’s world calls for reflection, both on the topicality of the futurist legacy during the past century and on its transformations. In mapping Futurism’s development and presence in technological, artistic and political terms, the conference hopes to gain better understanding of the movement’s legacy as well as of the cultural dynamics of transgression vs regression which in the long run determines Futurism’s lasting success.
Futurisms – Precursors, Protagonists, Legacies
Utrecht University
International conference
1 – 3 December 2009
Confirmed keynote speakers: Günter Berghaus (Bristol University), Giovanni Lista (CNRS, Paris), Marjorie Perloff (Stanford University) and Jeffrey Schnapp (Stanford University); confirmed invited speakers are Walter Adamson (Amory University, Atlanta), Timothy Campbell (Cornell University), Silvia Contarini (Paris-X Nanterre) and Luca Somigli (Toronto University).
Organisors: Geert Buelens (chair of modern Dutch literature, University of Utrecht), Harald Hendrix (chair of Italian Studies, University of Utrecht), Monica Jansen (assistant professor in Italian Studies, Universities of Utrecht and Antwerp) and Wanda Strauven (associate professor in Film Studies, University of Amsterdam).
Conference website: www.hum.uu.nl/futurisms
FLEURSDUMAL.NL MAGAZINE
More in: Futurism
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature