In this category:

Or see the index

All categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. PRESS & PUBLISHING
  15. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  16. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  17. STREET POETRY
  18. THEATRE
  19. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  20. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  21. WAR & PEACE
  22. ·




  1. Subscribe to new material: RSS

Vincent van Gogh

· TENTOONSTELLING: LICHTE ZEDEN IN VAN GOGH MUSEUM AMSTERDAM · DE MAAKBARE MENS, TENTOONSTELLING IN MUSEUM HET DOLHUYS · BOEKEN ROND HET PALEIS OP ZONDAG 30 AUGUSTUS 2015 · Van Gogh / Artaud. The Man Suicided by Society · Jef van Kempen: Joris-Karl Huysmans in Tilburg

TENTOONSTELLING: LICHTE ZEDEN IN VAN GOGH MUSEUM AMSTERDAM

Tot en met 19 juni 2016 is in het Van Gogh Museum: Lichte zeden te zien, een tentoonstelling in samenwerking met Musée d’Orsay over de verbeelding van prostitutie in de Franse kunst in de periode 1850-1910. Het is voor het eerst dat dit onderwerp in een grote tentoonstelling voor het voetlicht wordt gebracht. Na de succesvolle etappe in Musée d’Orsay in Parijs, die onder de titel Splendeurs et Misères bijna 420.000 bezoekers trok, toont Lichte zeden in het Van Gogh Museum in Amsterdam hoe het thema prostitutie uiteenlopende kunstenaars bezighield. Ruim 100 schilderijen en werken op papier van meer dan 40 verschillende kunstenaars zijn te bewonderen, waaronder grote namen als Van Gogh, Degas, Toulouse-Lautrec en Picasso. De bruiklenen zijn afkomstig uit internationale musea en privécollecties, het overgrote deel van de werken is nooit eerder in Nederland getoond. Ook curieuze historische objecten zijn te zien, zoals politieregisters, pornografische foto’s, een 19de-eeuws pronkbed én het zweepje van een beroemde courtisane. Lezingen, workshops en de spraakmakende Vrijdagavonden in het museum (Vincent op Vrijdag) zorgen voor een spannend randprogramma.

GOGHLICHTEZED02

Kop van een prostituee. Antwerpen, december 1885 Vincent van Gogh (1853 – 1890), olieverf op doek, 35.2 cm x 24.4 cm. Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)

Prostitutie was in de tweede helft van de 19de eeuw een favoriet onderwerp in de beeldende kunst. Geïnspireerd door Baudelaires oproep dat kunst het moderne leven moest weergeven, verbeeldden kunstenaars prostitutie als aspect van het eigentijdse stadsleven in Parijs. Ze schilderden tippelende vrouwen op de boulevards, rijke courtisanes in hun salon en afgeleefde prostituees in het bordeel. Het thema was actueel door de talrijke maatschappelijke discussies over de gevaren van prostitutie en de voor- en nadelen van regulering. Lichte zeden. Prostitutie in de Franse kunst, 1850-1910 laat zien wat kunstenaars tussen het Tweede Keizerrijk en de belle époque aantrok in dit complexe en gevoelige onderwerp. De expositie toont de wereld van de Parijse prostituees, vastgelegd door verschillende schilders en tekenaars: een wereld van contrasten, van luxe, make-up en glamour, maar ook van armoede, ziekte en ellende.

Uniek en voor het eerst in Nederland: Het is de eerste keer dat het thema prostitutie in een tentoonstelling zo uitgebreid wordt belicht. Lichte zeden. Prostitutie in de Franse kunst, 1850-1910 bevat meer dan 150 objecten, waaronder ruim 100 schilderijen, werken op papier, sculptuur en toegepaste kunst. Daaronder bevinden zich imposante en beroemde topstukken van grote namen als Édouard Manet, Edgar Degas, Henri de Toulouse-Lautrec, Pablo Picasso, Kees van Dongen, František Kupka en Vincent van Gogh, maar ook werken van minder bekende kunstenaars, zoals Louis Anquetin, Henri Gervex, Jean Béraud, Félicien Rops en Auguste Chabaud.

Beeldende kunst van hoog niveau wordt in Lichte zeden aangevuld met foto’s, boeken, tijdschriftillustraties en intrigerende en curieuze objecten zoals pornografisch fotomateriaal, een politieregister met foto’s van veroordeelde prostituees, een verguld en gedecoreerd pronkbed en het zweepje van de beroemde courtisane Valtesse de la Bigne. De bezoeker van de tentoonstelling wordt meegevoerd van de danszalen en cafés waar vrouwen hun klanten oppikten tot de gesloten wereld van de bordelen en de gevangenis waar illegale prostituees en vrouwen met geslachtsziektes werden opgesloten.

Lichte zeden. Prostitutie in de Franse kunst, 1850-1910 is vormgegeven door Clement & Sanôu, een Amsterdams vormgeversduo dat bekend is om zijn kostuum-, licht- en decorontwerpen voor opera, ballet en theater, zoals recent Mata Hari van Het Nationale Ballet.

Onzekerheid en dubbelzinnigheid: Lichte zeden is thematisch ingedeeld in vier hoofdstukken. De tentoonstelling begint met Onzekerheid en dubbelzinnigheid, waarin te zien is hoe schilders prostitutie in de openbare ruimte verbeeldden. Prostitutie was in Frankrijk vanaf het begin van de 19de eeuw gelegaliseerd. Men beschouwde het als een noodzakelijk kwaad, dat gecontroleerd en zoveel mogelijk afgeschermd moest worden om de goede zeden te beschermen en de verspreiding van geslachtsziekten tegen te gaan. Prostitutie was op straat alleen ’s avonds toegestaan (vanaf het aansteken van de gaslantaarns, l’heure du gaz) voor bij de politie geregistreerde prostituees, maar er werkten ook veel vrouwen clandestien. Op straat en in uitgaansgelegenheden was het onderscheid tussen een prostituee en een fatsoenlijke vrouw niet altijd direct duidelijk. Kunstenaars verwerkten subtiele verwijzingen naar deze ambiguïteit in hun schilderijen, zoals kleuren, houding, blikken of de interactie tussen de figuren.

Pracht en praal van de courtisanes: Het hoofdstuk Pracht en praal van de courtisanes toont werken waarop courtisanes zijn afgebeeld. Deze dure gezelschapsdames en sterren van de haute prostitution begonnen hun carrière vaak op de planken of als ‘gewone’ prostituee. Opgeklommen door het bed te delen met rijke mannen en politici, genoten zij een zekere status en pronkten met hun maatschappelijk succes door zich te laten portretteren in schilderijen, sculpturen of foto’s, die ze wijd en zijd verspreidden. De flamboyante courtisane werd aanbeden in het theater, geobserveerd door de pers en was zelfs een trendsetter in de mode. Een van de bekendste courtisanes was La Païva (1819-1884), die, geboren als Thérèse Lachmann in een arme Joodse familie in Moskou, naar Parijs trok waar zij zich opwerkte tot de meest succesvolle courtisane van de 19de eeuw. Befaamd waren de extravagante feesten en diners die zij voor de Parijse beau monde gaf en waar politici, adellijke heren en schrijvers als Gustave Flaubert en Emile Zola vaste gasten waren. Enkele meubels uit haar huis zijn in Lichte zeden te zien. Ook is er een 19de-eeuws verguld bed – gedecoreerd met een schildering van Leda en de zwaan en gebeeldhouwde engeltjes – dat waarschijnlijk in het bezit was van een courtisane of afkomstig is uit een van de vele bordelen in Parijs.

In het bordeel: van afwachten tot verleiden:  Het volgende hoofdstuk in de tentoonstelling is In het bordeel: van afwachten tot verleiden, waarin de verborgen wereld van het bordeel wordt getoond – een dankbaar onderwerp voor kunstenaars op zoek naar moderne onderwerpen. Het bood hun de gelegenheid te experimenteren met een nieuwe, onconventionele weergave van het vrouwelijk naakt en te verbeelden wat zich afspeelde achter die gesloten deuren: het spel van afwachten tot verleiden, maar ook het dagelijks leven van de prostituees. Kunstenaars schilderden het eeuwige wachten op klanten, maar ook intieme, huiselijke scènes met de vrouwen in gesprek, aan de maaltijd of bij het wassen en aankleden, soms in het gezelschap van een klant.

GOGHLICHTEZED01Uitspattingen in kleur en vorm: Het laatste hoofdstuk ten slotte, Uitspattingen in kleur en vorm, belicht de moderne tijd vanaf de vorige eeuwwisseling tot 1910. Prostitutie is dan een vast thema geworden van de avant-garde. Het wordt niet meer verhuld maar expliciet in beeld gebracht, soms op karikaturale af, waarbij niet meer zozeer gaat om het onderwerp, maar om kleur, vorm en expressiviteit. De prostituee werd door deze nieuwe generatie schilders vooral afgebeeld als solitaire figuur, zonder de context van het bordeel. Sommigen vonden in de Parijse prostituee een aantrekkelijk onderwerp voor kleurrijke doeken van sensuele, losbandige vrouwen, anderen verbeeldden haar juist op een rauwe manier, als gevangene in een duistere wereld.

Prenten-Prostitutie-Privacy: Gelijktijdig met Lichte zeden wordt in het Prentenkabinet van de tentoonstellingsvleugel van het Van Gogh Museum een selectie 19de-eeuwse prenten getoond onder de titel Prenten-Prostitutie-Privacy. Deze intieme kunstwerkjes, zelfstandig of als illustratie van erotische teksten, vertrouwen de kijker als het ware op fluistertoon een geheimpje toe. Vrouwen van lichte zeden werden helemaal of half ontkleed afgebeeld in poses en situaties, die varieerden van suggestief tot expliciet seksueel. De prenten, gedrukt in kleine oplages, waren bedoeld voor een besloten kring van kunstenaars, uitgevers, handelaren en verzamelaars, die behoorden tot de decadente subcultuur binnen de Parijse hogere kringen. Zij bewaarden de losse prenten in mappen en bekeken ze in de beslotenheid van de eigen werkkamer of in de galerie. Erotiek werd gezien als een natuurlijke uiting van ‘de Franse geest’, zolang deze maar artistiek werd gebracht. Werken met een sensuele inhoud konden zo worden weggehouden van de overheidscensuur en andere moraalridders.

Nieuwe aanwinst: In de presentatie Prenten-Prostitutie-Privacy wordt ook een bijzondere nieuwe aanwinst van het Van Gogh Museum gepresenteerd: Het toilet, lezen na het bad, 1879-1883 van Edgar Degas (1834 – 1917). Degas maakte zijn erotische monotypieën (unieke afdrukken) van prostituees in de eerste plaats voor zichzelf. Hij smeerde een glasplaat volledig in met zwarte inkt en kraste en veegde tot de naakten uit het duister tevoorschijn kwamen. De tientallen ‘zwarte’ prenten werden pas na zijn dood ontdekt in zijn atelier. Het toilet, lezen na het bad is aangekocht met steun van de BankGiro Loterij, het Mondriaan Fonds en de Vereniging Rembrandt.

Catalogus: Bij de tentoonstelling verschijnt het rijk geïllustreerde boek Lichte zeden. Prostitutie in de Franse kunst, 1850-1910 (ook verkrijgbaar in een Engelse editie), Van Gogh Museum / Musée d’Orsay, 192 pagina’s, €19,95. Daarnaast is ook de Engelstalige catalogus Splendours and Miseries: Images of Prostitution in France, 1850-1910, Musée d’Orsay / Flammarion beschikbaar, 308 pagina’s, €45.

(Voor vrijdagavondprogramma & lezingenprogramma raadpleeg de website)

Tentoonstelling: Lichte Zeden
T/m 19 juni 2016
Van Gogh Museum
Museumplein 6, Amsterdam
Dagelijks open van 9 tot 18 uur,
op vrijdag tot 22 uur.

# Voor meer informatie en kaartverkoop zie website VAN GOGH MUSEUM

fleursdumal.nl magazine

More in: - Book News, Art & Literature News, Émile Zola, Exhibition Archive, Gustave Flaubert, Vincent van Gogh, Vincent van Gogh


DE MAAKBARE MENS, TENTOONSTELLING IN MUSEUM HET DOLHUYS

demaakbaremens_dolhuysOoit ’n volmaakt mens ontmoet? En. . . . . beviel ‘t? 

Met deze slogan presenteert Het Dolhuys de tentoonstelling ‘De Maakbare Mens’. 

Op eigenzinnige wijze stelt het museum de maakbaarheid ter discussie.

De Maakbare Mens
Tot 10 maart 2017
De expositie is ontworpen door Kossmann.dejong en door het hele gebouw te zien.

Veel Nederlanders willen vandaag de dag volmaakt zijn. We streven naar een gezonde geest, vlekkeloos gedrag en een perfect lichaam. Dagelijks posten we massaal selfies op Facebook, we scheppen een ideaal beeld van onszelf. Maar hoe lang kunnen we nog blijven voldoen aan deze hoge eisen? Mensen die dat niet kunnen, vallen buiten de boot.
De ‘onvolmaakten’ horen er niet bij, zijn gek, beperkt, eng, zielig of ziek. Maar om echt succesvol te zijn, denk aan beroemdheden, kunstenaars en wetenschappers, moet je dan juist niet afwijken van de norm?

demaakbaremens_dolhuys2Bij binnenkomst maakt de bezoeker een selfie en neemt gedurende de tentoonstelling zijn eigen ‘maakbaarheid’ onder de loep. Hij ontmoet een breed scala aan bijzondere, creatieve geesten, mensen die anders functioneren dan doorsnee. Denk aan de succesvolle schrijfster Myrthe van de Meer, de kunstenaars Edvard Munch, Vincent van Gogh, Willem van Genk en Anton Heijboer. Aan de hand van kunstwerken, films en fotografie krijgt het publiek een kijkje in hun geest. ,,Hoe gek het ook klinkt, die depressie had ik tenminste nog. Ook al was hij de vijand, ik kende hem tenminste. Maar wat zou er van mij overblijven als ze die weg zou halen?’’ aldus Myrthe van der Meer. Of, zoals Munch het formuleert: ,,Waarom was ik niet zoals alle anderen? Waarom ben ik geboren – iets waar ik niet om heb gevraagd? Dit noodlot en daar over na te denken zijn de basis van mijn kunst.’’ Ook voor Munch was gekte de bron van succes.

Voor het eerst in Nederland zijn er tekeningen en fotografie te zien van de internationale kunstenaars Michelle Sank, Bryan Saunders en Suzan Aldworth die tonen hoe ver je kunt gaan in de perfectie van lichaam en geest. Nieuw werk van de Nederlandse fotografe Sofie Knijff toont de schoonheid van mensen met een verstandelijke beperking. In samenwerking met het Liliane Fonds laten jonge, internationale talenten zien hoe zij geïnspireerd raken door hun beperking.

Een bezoek aan ‘De Maakbare Mens’ eindigt met een blik in de spiegel waar je ‘een selfie maakt van je geest’. Kijk je nu anders naar je zelf? Onvolmaakt is zo gek nog niet..

# meer info op website van museum het dolhuys
tot 10 maart 2017
het dolhuys
museum van de geest
schotersingel 2
2021 ge haarlem
023 5410670

fleursdumal.nl magazine

More in: Art & Literature News, DICTIONARY OF IDEAS, DRUGS & MEDICINE & LITERATURE, MONTAIGNE, Vincent van Gogh


BOEKEN ROND HET PALEIS OP ZONDAG 30 AUGUSTUS 2015

boekenrhp2015aOp zondag 30 augustus 2015 staat het centrum van Tilburg van 10 tot 17 uur opnieuw in het teken van de boekenmanifestatie ‘Boeken rond het Paleis’.

Deze sfeervolle boekenmarkt, georganiseerd door de Stichting dr. P.J. Cools msc, vindt dit jaar voor de 18e keer plaats en is een van de grootste en populairste boekenmarkten van ons land. De markt zal ook dit jaar weer ondersteund worden door een literair en muzikaal programma.

Dit jaar is het 125 jaar geleden, dat Vincent van Gogh overleed (29 juli 1890, Auvers-sur-Oise), en in veel plaatsen die een binding met Van Gogh hebben, zal daaraan aandacht worden geschonken.

gogh13jrs2Ook in Tilburg (waar Van Gogh de middelbare school bezocht) zal daar aandacht aan worden besteed.

Stichting Cools maakte onlangs bekend bezig te zijn met de voorbereidingen van een tweede boekenmarkt: overdekt, in Breda, in januari of februari 2016.

# Volg voor meer informatie de website van stichting Cools

fleursdumal.nl magazine

More in: - Book Lovers, Art & Literature News, Vincent van Gogh, Vincent van Gogh


Van Gogh / Artaud. The Man Suicided by Society

artauda01Van Gogh / Artaud. The Man Suicided by Society ♦ A few days before the opening of a van Gogh exhibition in Paris in 1947, gallery owner Pierre Loeb suggested that Antonin Artaud (1896-1948) write about the painter. Challenging the thesis of alienation, Artaud was determined to show how van Gogh’s exceptional lucidity made lesser minds uncomfortable.

Wishing to prevent him from uttering certain “intolerable truths”, those who were disturbed by his painting drove him to suicide.

Based on the categories and the unusual designations put forward by Artaud in Van Gogh, the Man Suicided by Society, the exhibition will comprise some forty paintings, a selection of van Gogh’s drawings and letters, together with graphic works by the poet-illustrator.

The title of the exhibition is based on the title of Antonin Artaud’s book, Van Gogh the Man Suicided by Society Editions Gallimard, 1974

Musée d’Orsay Paris – until 6 july 2014

artauda03

Publication:

Vincent Van Gogh-Antonin Artaud :

le suicidé de la société

Number of pages 192 , €39.00

EAN 9782370740038

Dimensions 34 x 25 cm

Publisher Skira Flammarion

Museum Musée d’Orsay

Language French

 

# Website Musée d’Orsay

fleursdumal.nl magazine for art & literature

More in: Antonin Artaud, Art & Literature News, Artaud, Antonin, Suicide, Vincent van Gogh, Vincent van Gogh


Jef van Kempen: Joris-Karl Huysmans in Tilburg

Joris-Karl Huijsmans in Tilburg

Een zigeunerkamp

door Jef van Kempen

‘A propos, ton nom en hollandais est Joris-Karel Huijsmans. Tu a écrit de l’allemand’. Met deze opmerking besloot Constantijn Huijsmans op 26 december 1874 zijn brief aan zijn Franse neef, Charles-Marie-Georges Huijsmans, de zoon van zijn overleden broer Victor. De aanleiding voor de brief was het literaire debuut van zijn neef, in oktober van dat jaar, met een bundel prozagedichten: Le Drageoir à épices. Constantijn Huijsmans’ opmerking betrof de naam waarmee zijn neef, om zijn Nederlandse afkomst te benadrukken, abusievelijk zijn eerste boek liet voorzien: Jorris-Karl Huysmans. Om het geluk niet te tarten, herstelde hij deze vergissing later slechts gedeeltelijk. Als Joris-Karl Huysmans zou hij een belangrijke rol gaan spelen in de Franse literatuur van het fin-de-siècle van de vorige eeuw.

Joris-Karl Huijsmans werd op 5 februari 1848 in Parijs geboren als zoon van de uit Breda afkomstige schilder Victor-Godfried Huijsmans en de Franse onderwijzeres Elisabeth-Malvina Badin. Zijn vader, die vooral in het levensonderhoud voorzag door het illustreren van missaals en kerkboeken, overleed al in 1856.

De schilderstraditie in de familie Huijsmans gaat terug tot het zeventiende-eeuwse Antwerpen; van de landschapsschilder Cornelis Huijsmans (1648-l727) bevinden zich ook nu nog werken in onder meer het Louvre en in de Hermitage in Leningrad. De in 1776 in Breda geboren Jacobus Huijsmans was ook landschapschilder en had zijn opleiding aan de Koninklijke Academie van Antwerpen gevolgd. Bovendien was hij tekenleraar aan de Koninklijke Militaire Academie en directeur van het Stadstekeninstituut in Breda. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zijn beide zonen Constantijn en Victor, geboren in l8l0 en 1815, voor hun opleiding ook naar de Antwerpse academie werden gestuurd. In het begin van de jaren dertig van de vorige eeuw trokken de beide broers naar Parijs. Traditiegetrouw slaagde ook Constantijn Huijsmans erin een zekere reputatie als landschapschilder op te bouwen.

In 1837 werd er echter een dringend beroep op hem gedaan naar Breda terug te keren, om de onderwijsfuncties van zijn inmiddels blind geworden vader over te nemen. Omdat de familie van dit inkomen afhankelijk was – er waren behalve de twee zoons ook nog zes dochters – kon hij zich onmogelijk aan zijn verantwoordelijkheid onttrekken. In 1859 overleed Jacobus Huijsmans in Ginneken. Van de dochters waren inmiddels enkele tot een kloosterorde toegetreden; een van hen sleet haar dagen in het begijnhof van Turnhout.

Op 22 maart 1866 vestigde Constantijn Huijsmans zich met zijn zuster Oda in Tilburg, waar hij tot tekenleraar was benoemd van de toen net opgerichte Rijksschool Koning Willem II.

Vincent van Gogh was een van zijn eerste leerlingen.

De schrijver

Het schrijversdebuut van Joris-Karl Huijsmans was zeker niet gemakkelijk gegaan. Nadat de ene uitgever na de andere zijn Le Drageoir à épices geweigerd had, bracht zijn moeder hem in contact met de uitgever Hetzel. Edmond de Goncourt noteerde in zijn dagboek op 23 maart 1886 wat Huijsmans hem die dag over zijn debuut in 1874 verteld had: ‘Een paar dagen later liet Hetzel hem vragen bij hem langs te komen en in een zeer onaangenaam gesprek gaf hij hem te kennen dat hij over geen enkel talent beschikte en daar ook in de toekomst nooit over zou beschikken, dat het afschuwelijk geschreven was en dat hij een soort Commune van Parijs in de Franse taal begon’. Hetzel verkondigde dat Huijsmans geestelijk gestoord was, ‘als hij geloofde dat het ene woord beter was dan het andere,( …). En Huijsmans beschreef me zowel de onrust die deze gebeurtenis had gewekt in het hart van zijn moeder, (…), als de pijnlijke twijfels die in hem waren gerezen ten aanzien van zijn eigen talent’. Toch zou het boek uiteindelijk op Huijsmans eigen kosten bij uitgeverij Dentu verschijnen. Was de onrust bij zijn moeder het gevolg van het vernietigende oordeel van een bevriende uitgever, zelf had ze het manuscript niet gelezen; bij zijn oom Constantijn lag dat duidelijk anders. Uit het door hem geuite ongenoegen over het boek van zijn neef, bleek dat hij het wel degelijk goed gelezen had. Om de reactie van Constantijn Huijsmans op het boek in zijn eerder aangehaalde brief van 26 december 1874 op waarde te kunnen schatten, is het nodig iets te zeggen over de inhoud van deze bundel. Het zal geen verwondering wekken dat ook Joris-Karl Huijsmans een grote voorliefde ontwikkelde voor de schilderkunst. Naast de vele kunstkritieken die hij publiceerde over de toen volop actuele impressionistische schildersbeweging, en in die tijd nog onbekende schilders als Gustave Moreau en Odilion Redon, besteedde hij ook geregeld lyrische bladzijden aan de schilders van het land van zijn vader. In Le Drageoir à épices beschrijft hij zijn indrukken van het werk van de zeventiende-eeuwse schilders Adriaan Brouwer en Cornelis Bega, waarmee hij als hartstochtelijk museumbezoeker in het Louvre had kennis gemaakt. De bundel, die sterk was beïnvloed door de prozagedichten van Aloysius Bertrand en Charles Baudelaire, bevatte verder onder meer stukken over het Parijse district Bièvre en de dichter Villon. Deze stukken oogstten veel waardering bij zijn oom, die hem dan ook uit de grond van zijn hart gelukwenste met deze ‘met woorden geschilderde bladzijden’. Hij was echter bepaald geschokt uit de bundel te moeten vaststellen dat de belangstelling van zijn neef verder ging dan het werk van de Hollandse en Vlaamse schilders in het Louvre of het in woorden schetsen van het esthetische van een Parijse markt.

Joris-Karl Huijsmans, die zijn schoolopleiding had gevolgd aan het Internaat Hortus en het Lyceum Saint-Louis, was in 1866, op achttienjarige leeftijd, als ambtenaar gaan werken op het ministerie van binnenlandse zaken, een traditie binnen de familie van zijn moeder. Zonder veel overtuiging zou hij zich in zijn vrije tijd nog een jaar aan de rechtenstudie wijden. Slechts met een onderbreking in het bloedige jaar 1870 – het jaar van de Pruisische belegering van Parijs, en de burgeroorlog die daarop volgde; het jaar waarin hij werd gemobiliseerd, maar na korte tijd wegens dysenterie weer naar huis werd gestuurd – stortte hij zich vol overgave in het Parijse literaire leven, waar zich in die jaren een ware omwenteling voltrok. Nadat in 1856 Madame Bovary van Gustave Flaubert en in 1865 Germinie Lacerteux van Jules en Edmond de Goncourt waren verschenen, kwam in 1867 Emile Zola met zijn roman Thérèse Raquin, die veel rumoer veroorzaakte en de feitelijke geboorte van het naturalisme betekende. Een belangrijk verschil tussen het naturalistische (moderne) en idealistische (ouderwetse) proza was het feit dat de volgelingen van Zola, waartoe ook Joris-Karl Huijsmans enige tijd behoorde, zich gingen toeleggen op het schilderen van de maatschappij in ‘al zijn aspecten’. Dit laatste betekende onder meer dat in de literatuur de erotiek een belangrijkere plaats ging innemen. en dat het idealistische vrouwbeeld zoals dat tot die tijd bestond, langzaamaan verdween. Hier komt dan ook het conflict aan het licht tussen oom en neef Huijsmans, beter gezegd tussen familie en neef, dat later nog tot in Constantijn Huijsmans testament zou worden uitgevochten. Ook Le Drageoir à épices bevatte enkele erotische passages en er figureerde, naar naturalistisch model, een prostituee in een van zijn prozagedichten. Constantijn Huijsmans vroeg zich in zijn brief af welke keurige familie een meisje zou toevertrouwen aan een man die zelfs niet de kiesheid heeft te verbergen dat hij verscheidene maîtresses heeft. Verder schreef hij dat zijn neef nu wel kon zeggen dat het niet om zijn persoon ging, maar om de situatie die hij schilderde. maar waarom dan zo’n onderwerp gekozen? En hoe kun je een dergelijke situatie zo goed schilderen als je die niet kent? Het was een schot in de roos.

De brief die de 64-jarige Constantijn Huijsmans vanuit zijn Tilburgse atelier naar Parijs zond, de enige van hem aan zijn neef die voor zover bekend bewaard is gebleven, werd na nog wat mededelingen over de staat van de gezondheid van enkele familieleden, ondertekend met ‘Je oom en vriend’.

De zigeuners

Joris-Karl Huijsmans zou in het vervolg zijn oom onkundig laten van zijn literaire vorderingen, maar zijn sympathie voor hem zou er niet onder lijden. Samen met zijn moeder bezocht hij al in zijn kindertijd de plaatsen waar de familie van zijn vader woonde: Breda, Ginneken, Turnhout en later ook Tilburg. Als jonge man zou hij met zijn voorliefde voor het noorden, vakanties in Tilburg doorbrengen om van daar uit reizen te kunnen maken naar de grote steden en musea van ons land, waarvan hij later verslag zou doen.

Door de goede ontvangst van Le Drageoir.à épices in de Franse pers, werd Huijsmans in de gelegenheid gesteld te publiceren in de rubriek ‘Croquis et Eaux-fortes’ van het nieuwe tijdschrift Le Musée des Deux-Mondes. Van 1875 tot 1877 zou hij daaraan regelmatig bijdragen leveren, die voor een deel waren overgenomen uit zijn debuutbundel. Over Nederland verscheen in dat tijdschrift op 1 april 1875 ‘La Tulipe’ en op 15 februari 1877 ‘En Hollande’. De tekst die hij op 15 juli 1875 schreef werd zoals zoveel andere uit deze zeer produktieve periode, niet in Le Musée des Deux-Mondes opgenomen. Het is een impressie van een gebeurtenis tijdens zijn vakantie in Tilburg in augustus 1874: ‘Un Campement de Bohémiens’.

Een zigeunerkamp door J.-K. Huijsmans

Vorig jaar, op een mooie augustusavond, was ik in Tilburg in Holland, bij mijn oom, de schilder.

Het werd al donker en door de grote vensters die het atelier verlichtten, viel nog slechts een zwak en troosteloos licht naar binnen; ik was verdiept in een collectie gravures van Luyken, een fenomenaal kunstenaar die Callot evenaart zo niet overtreft, toen de deur openging. De dienstbode kwam binnenstuiven, terwijl ze uit volle borst schreeuwde: -O mijnheer! O mijnheer! – Hee! wat is er? – Ik ga naar buiten, de deur van het huis staat wijd open, mijn oom en tante zijn druk aan het praten, er bevinden zich heel veel mensen op het plein; de stad Tilburg is in rep en roer. Overal hebben zich mensen verzameld, al gebarend en pratend wijzen zij in de richting van de populierenlaan, die zich uitstrekt zover het oog reikt, mannen die elkaar aan de mouw trekken, elkaar bij de knoop van hun jas pakken, vrouwen die met veel geboren en geknipper van de oogleden en onder onophoudelijk hoofdschudden commentaar leveren op de redevoeringen van hun mannen, terwijl een enorm lawaai van rammelend oud ijzer weerklonk en zes karren overladen met tentzeilen, palen, mannen, vrouwen, kinderen, alles in grote wanorde op elkaar gestapeld, de laan opreden en zich in een cirkel rond de grote groen geworden poel, in het midden van het plein, opstelden.

De aankomst van deze karren was een gebeurtenis van belang. De burgemeester maakte zich los uit de groep waarin hij stond te praten, stelde zich op met zijn rechterbeen vooruit, veegde zijn lippen af met een zijden zakdoek, kuchte, spuwde, en richtte met luide stem het woord tot de zojuist aangekomenen…

Deze leken zich weinig van zijn woorden aan te trekken. Vrouwen met flonkerende ogen, met blinkende tanden, gekleed in onbeschrijflijke lompen, in haveloze hemden die door hun scheuren naakt blank vlees lieten doorschemeren, sprongen van de wagens, pakten de zeilen, de palen, de kinderen vast, en wierpen alles op de grond in de modder.


De burgemeester was ontsteld en kon geen woord meer uitbrengen. In de laatste kar was het een voortdurend gekrioel; men onderscheidde, hier en daar, in de deining van het dekzeil dot heen en weer bewogen werd, bovenlijven van oude vrouwen met verwarde horen en halfnaakte mannen, hoofden van dreumesen, verwilderd en modderig, zodra dit klein grut de grond had geraakt, begonnen ze rond te sluipen als een troep jonge wolven, iedereen die hen aankeek aanklampend en in alle mogelijke talen vragend om geld en brood. De mannen stapten op hun beurt uit en gingen in een kring in het gras zitten, en terwijl zij zich uitstrekten, sjofel en schitterend, onder hun verwarde haardos, in het harnas van slijk dat hen geheel bedekte, wierpen de vrouwen de resterende stokken en waterketels, die wanhopig leken te klinken door hun botsing met stenen en palen, op de grond.

In een oogwenk was het vuur aangestoken en waren de tenten opgebouwd. De Zigeuners droogden zich, de paarden graasden gretig onverschillig waar, de vrouwen en kinderen vroegen, niet als bedelaars om een aalmoes, maar als vorsten die een cijns eisen, om geld, stro, brood en bier. De Tilburgers stroomden massaal toe, beladen met grote roggebroden, stukken vis en gerookt rund, vlees, bosjes postelijn, stapels rode kool en aardappelen.

Het licht verminderde nu snel, de hemel was niet meer van het zachte blauw dat zoveel schoonheid geeft aan de luchten van Nederland, het asblauw werd donkerder en veranderde in een indigo vermengd met zwart. Prachtig was dit schelmenkamp bij het schijnsel van het vuur. De gezichten lichtten plotseling op bii het knetteren van houtblokken, en van allen leek de licht gekleurde huid als een vloeibaar goud doordrongen; dan als het half verbrande hout instortte, rode kleuren, de vlammen nu niet meer flakkerend maar met de grond gelijk, de rode wangen van de vrouwen, de gewiekste en verwilderde snoetjes van de kleintjes’ leken met grote plekken bloedrode schmink bedekt. Ik wandelde rond de tenten, toen een jonge vrouw van een aanbiddelijke schoonheid, mijn hand greep en zei: ‘Mijnheer, geef me tien stuivers!’ Ik aarzelde, dat beken ik, toen ze zich een weinig bukkend mijn hand kuste met haar geheel met wondermooie tanden versierde mond, als druppels kwikzilver die dartelen in een rozenblad! Hoe kon ik weigeren! Ik gaf haar het geldstuk dat ze me had gevraagd, en vluchtte om te ontsnappen aan de toekomstvoorspelling die ze mij beslist wilde meedelen.

Bij mijn oom werd het avondeten opgediend. Terwijl we thee dronken, gretig bijtend, wat wil je, in grote boterhammen en peperkoek, zei ik hem: Hè! wat een mooi schilderij zou men kunnen maken van dit kamp! – en hij antwoordde: Ach! als Jan Luyken of Jacques Callot nog leefden, wat een prachtige etsen zouden ze hebben gemaakt van die lompen op die amberkleurige huid, fonkelend in het schijnsel van het ineengestorte gloeiende houtskool! – En de allergrootste meester dan! De goddelijke Rembrandt, hernam ik, welk een meesterwerk zou hij hebben gemaakt van al die vodden! En opgevrolijkt door die goede wijn van de Rijnstreek, die naar hazelnoot ruikt en die ik gulzig met kleine slokjes dronk uit mijn smaragdgroene glas, zonk ik weg in een heerlijke mijmering waar opnieuw, met haar verschrikte ogen en haar bloedrode lippen, het mooie meisje verscheen dat mijn hand had vastgepakt. Dit gepeins ging over in slaap. Ik verbeeldde mij een ogenblik dat ik, armzalige, de reus was die men Van Rijn noemt; ik zag mijzelf in zijn prachtige kostuum, met onder zijn baret de uitbundige lange haren, zijn verwarde snorrebaard, zijn vurige ogen, deze zigeunerin schilderend met haar mooie godinnenvoeten in het slijk.

‘Eh! jongen, riep mijn oom, je slaapt. – Laten we naar bed gaan!’-

Oh mijn oom, mijn oom, wat een mooie droom hebt u verstoord!

Nadat Constantijn Huijsmans in 1866 korte tijd had ingewoond bij de ijzerhandelaar Pieter Mercx, die met zijn vrouw en vijf kinderen een pand bewoonde in de Nieuwlandstraat, verhuisde hij met zijn zuster naar het Ven. Het pand Ven 21, nu Piusplein, was ruim genoeg voor hem en zijn zuster en bovendien kon hij , zoals uit het verhaal van zijn neef blijkt, beschikken over een eigen atelierruimte. Verder woonde in het huis nog hun uit Gilze afkomstige dienstmeisje Antonia Smolders. De grote poel waarvan sprake is in ‘Een zigeunerkamp’, moet dan ook ‘t Ven zijn geweest, een wat idyllische benaming voor een grote plas in het midden van het plein. Om de puntjes op de i te zetten: de parmantige burgemeester was J.F. Jansen, die van 1869-1901d e stad bestuurde, over het algemeen met meer succes dan die bewuste avond in 1874.

Omdat de vraag naar de fictionaliteit van een verhaal altijd aardig is, zou een verslag van de gebeurtenissen in de Tilburgse pers welkom zijn geweest. Het bleek onvindbaar.

In de periode waarin hij ‘Een zigeunerkamp’ schreef, was Huijsmans zoals al eerder opgemerkt bij Le Drageoir à epices in belangrijke mate schatplichtig aan de Franse schrijver Aloysius Bertrand (1807-1841). Deze schreef korte romantische prozagedichten, geïnspireerd door het werk van Rembrandt en Callot. Ze werden gebundeld als Gaspard de la Nuit. Fantaisies à la manière de Rembrandt et de Callot. De door neef en oom Huijsmans zeer bewonderde kunstenaar Jaques Callot (1592-1635) had, evenals Rembrandt, een grote voorliefde voor het maken van etsen van zwervers en bedelaars’ In Joris-Karl Huijsmans’ beroemdste werk, de in 1884 verschenen roman A Rebours, maakt de neurotische kluizenaar Des Esseintes, die aan alle muren van zijn boudoir gravures van godsdienstige vervolgingen van de hand van Jan Luyken heeft laten aanbrengen, ook een vergelijking tussen Luyken en Callot, die in het nadeel van Callot uitvalt.

De verwijdering

Joris-Karl Huijsmans nam, tot zijn pensionering in 1898 als ambtenaar van binnenlandse zaken, in de regel de hele maand augustus vakantie. In het op 15 februari 1877 in Le Musée des Deux-Mondes gepubliceerde verhaal ‘En Hollande’ doet hij verslag van zijn in augustus 1876 vanuit Tilburg gemaakte reis naar Amsterdam, Haarlem, Delft en Den Haag. In het stuk roept hij Franse kunstenaars en toeristen op Nederland te gaan zien, maar men dient zich te haasten. Noord-Brabant zal te gronde gaan, de steden worden meer en meer ingericht naar de smaak van Parijs, het platteland verandert van dag tot dag. In Holland, het land van Rembrandt en Steen, zal weldra niets meer van het vrolijke en schilderachtige te vinden zijn.

Het verzoek van Constantijn Huismans om twee weken van zijn zomervakantie in Tilburg te komen doorbrengen paste hem uitstekend, omdat hij zo, uiteraard buiten medeweten van zijn oom, regelmatig Brussel kon bezoeken, waar zijn eerste naturalistische roman werd gedrukt: Marthe, histoire d’une fille, het verhaal van de jeugd van een prostituee. De gehele oplage werd aan de Franse grens in beslag genomen. Het leverde hem wel de vriendschap met Emile Zola op. In de daaropvolgende jaren verwijderden Constantijn en Joris-Karl Huijsmans verder van elkaar. Over de intensiteit van eventuele contacten in die tijd is niets meer te achterhalen, ook al omdat Joris-Karl Huijsmans kort voor zijn dood behalve veel manuscripten ook een groot deel van zijn correspondentie liet verbranden.

Dat zijn enthousiasme voor ons land in de loop van de jaren moet zijn afgenomen blijkt uit zijn roman A Rebours, waarin Des Esseintes terugdenkt aan een bezoek aan Holland:’ Hij moest eerlijk toegeven dat de schilderijen van de Hollandse school in het Louvre hem hadden misleid. (…) Holland was een land als alle andere’.

De inmiddels gepensioneerde Constantijn Huijsmans vertrok in 1879 met zijn zuster Oda, en zijn in de tussentijd ook bij hem ingetrokken zuster Virginie, uit Tilburg. Hij vestigde zich in Den Haag, waar hij tot zijn dood op 28 november 1886 zou blijven wonen.

Robert Baldick, Joris-Karl Huijsmans’ voortreffelijke biograaf, maakt melding van de erfeniskwestie die zich na het overlijden van Constantijn Huijsmans voordeed. Onder de druk van familieleden die de handel en wandel van hun Parijse neef niet door de vingers wensten te zien, liet Constantijn Huijsmans zijn testament zodanig veranderen dat zijn neef Joris-Karl slechts over zijn aandeel kon beschikken, als de overige zes familieleden waren overleden. Ook de lijfrente van zijn aandeel kwam alleen de andere familieleden ten goede. In de praktijk kwam dat voor de ongehuwde Joris-Karl Huijsmans neer op onterving.

De Bekering

Met Marthe had Joris-Karl Huijsmans niet alleen de sympathie verworven van Emile Zola, maar ook die van Edmond de Goncourt en Gustave Flaubert. Door zijn romans les Soeurs Vatard en En Ménage, en zijn medewerking aan de verhalenbundel Les soirées de Médan (1880), waaraan ook zijn vriend Guy de Maupassant meewerkte, zou hij zijn reputatie als volgeling yan Zola’s naturalisme versterken.

In 1882 verscheen A Vau L’eau, een pessimistische novelle over het leven van de ongehuwde ambtenaar Folantin. Over dit boek schreef de Tachtiger Frans Erens: ‘Wanneer na langen tijd veel van zijn werk zal zijn vergeten en vergaan en daarmee het grootste gedeelte der hedendaagse litteratuur, zal het meesterwerkje ‘A vau l’eau’ met zijn eenvoudige, kleurlooze, grijze, maar solied gevormde volzinnen nog door menigeen ter hand worden genomen om te zien hoe op het laatst der l9de eeuw, het menschentype van den celibatair leefde en leed’. In veel van zijn romans zijn trekken van Huijsmans zelf in het hoofdpersonage terug te vinden. Ook gebruikte hij zijn eigen romans om het werk van vrienden onder de aandacht te brengen, zoals dat van de schilder Odilion Redon, en de dichters Paul Verlaine en Stephane Mallarmé. In 1884 verscheen de eerder genoemde roman A Rebours, later vaak omschreven als ‘de bijbel der decadenten’, en van grote invloed op het werk van schrijvers als Paul Valéry en Oscar Wilde. Deze overgang naar een meer symbolistische literatuur betekende wel een breuk met het naturalisme en Emile Zola. Tegen Huijsmans’ eigen verwachtingen in kreeg A Rebours grote bijval. Een recensent kwam tot de bijna profetische bespiegeling dat Huijsmans niets anders overbleef dat de keuze tussen de vuurmond van een pistool en de voeten van het kruis. Het werd het kruis.

Na zijn roman En Rade verscheen La Bas, een studie van het satanisme, in een periode waarin Huijsmans sterk onder de invloed stond van allerlei curieuze occulte bewegingen. In 1892 ging hij voor de eerste maal in retraite in het klooster van de benedictijnen ‘Notre Dame d’Igny’. In 1895 volgde toen de roman En Route, het verslag van zijn bekering tot het katholicisme. Frans Erens schreef daarover: ‘Men moet katholiek zijn of zijn geweest om het boek te begrijpen.’ Zijn aansluiting bij het katholicisme werd zeer omstreden, zowel door katholieken als niet-katholieken. Het leidde tot felle polemieken in de Franse pers. In een interview naar aanleiding van de dood van Huijsmans vertelde zijn Nederlandse vriend, de schrijver Arij Prins over deze periode:.’Zljn zwenking naar den kant van het katholicisme, het monnikschap, wel, ik houd het er voor, dat – met veel andere oorzaken natuurlijk: zijn haat aan z’n eigen tijd, zijn afkeer van het commercialisme – ook het uitgeput raken van zijn stof er reden toe gegeven heeft. Huijsmans schreef nooit over iets wat hij niet precies wist’.

En Route, La Cathédrale en L’Oblat waren zijn bekeringsromans. Er zouden tot zijn dood nog veel ‘katholieke’ werken van hem verschijnen, o.a. de bekende hagiografieën over Sint Lidwina en Don Bosco. Ze werden grif verkocht. Twee jaar lang woonde Huijsmans naast het benedictijnenklooster in Ligugé, totdat het klooster moest sluiten en hij naar Parijs terugkeerde.

In 1906 bleek Huijsmans aan keelkanker te lijden. Na een lang en treurig sterfbed – hij weigerde morfine-injecties omdat hij ervan overtuigd was dat dit lijden hem door God werd opgelegd – stierf hij op 12 mei 1907.

Zijn vriend Lucien Descaves, de latere oprichter van de ‘Société J.K. Huijsmans’ bezocht hem nog een half uur voor zijn overlijden. Hij trof Huijsmans, berustend in de dood, een sigaret in de hand. Op 15 mei 1907 werd Huijsmans op het kerkhof Montparnasse begraven, in de pij van een benedictijner monnik.

Nog eenmaal lieten zijn Nederlandse familieleden van zich horen: om te informeren naar de erfenis van hun beroemde Parijse neef. Ze werden in het testament niet genoemd.

Bronnen

– Robert Baldick, The life of J.K. Huijsmans, Oxford 1955.

Bulletin de la Société J.K. Huijsmans.

Verschijnt regelmatig vanaf 1928. ‘Un Campement de

Bohémiens’ werd opgenomen in nr. 25 (1953), de brief

van Constantijn Huijsmans aan J.K. Huijsmans van 26

december 1874 in nr. 3 (1930), en ‘En Hollande’ in de

eerste versie in nr. 33 (1957).

– Jan Siebelink, ‘Joris-Karl Huijsmans, een canailleus

modernist’, Maatstaf, januari 1975.

‘Huijsmans. Geflambeerde punch voor de geest’, Haagse

Post, l2-ll-19’17.

– Herman Robbers, ‘Charles-Marie-Georges (dit: Joris-

Karl) Huijsmans, een gesprek met Ary Prins’, Elseviers

geïllustreerd maandschrift, januari 1908.

– Frans Erens, Literaire wandelingen, Amsterdam 1906.

– Pie Duployé, Huijsmans, Brugge l908.

– Prof. Dr. H.F.J.M. van den Eerenbeemt, De Onbekende

Vincent van Gogh, Tilburg 1972.

‘Constantijn Huijsmans, tekenleraar van Vincent van

Gogh’, Brabantia, jrg 21, 1972 nr. 1.

– Leo den Os. ‘Het naturalisme in Frankrijk en Nederland’,

Bzzlletin, nr. 99, oktober 1982.

– Edmond en Jules de Goncourt, Dagboek, vertaald door

Leo van Maris, Amsterdam 1985.

-Jaap Goedegebuure, Decadentie en literatuur, Amsterdam 1987.

– Gemeentearchief Tilburg. Dossier C.C. Huijsmans.

Van J.K. Huijsmans in het Nederlands vertaalde werken:

Don Bosco (Esquisse biographique sur Dom Bosco)

vertaling M. Molenaar M.S.C.-Tilburg 1935′

Tegen de keer (A Rebours) – vertaling Jan Siebelink

– Amsterdam 1977.

Op drift (A vau I’eau) – vertaling Wim Raven, met

een uitgebreide bibliografie Amsterdam 1979′

De Bièvre (La Bièvre) – vertaling Jan Siebelink’ met

een inleiding van Rein Bloem – Utrecht 1983.

Jef van Kempen: ‘Joris-Karl Huijsmans in Tilburg’ werd gepubliceerd in:

Tilburg. Tijdschrift voor geschiedenis, monumenten

en cultuur, jrg 1988, nr 3.

©Vertaling van ‘Un Campement de Bohémiens’ door

Jef van Kempen, Tilburg 1988

Foto’s zigeuners: H. Berssenbrugge, Tilburg 1900

fleursdumal.nl magazine

magazine for art & literature

More in: Archive K-L, J.-K. Huysmans, Jef van Kempen, Joris-Karl Huysmans, Vincent van Gogh


Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature