In this category:

Or see the index

All categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. NATIVE AMERICAN LIBRARY
  15. PRESS & PUBLISHING
  16. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  17. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  18. STREET POETRY
  19. THEATRE
  20. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  21. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  22. WAR & PEACE
  23. WESTERN FICTION & NON-FICTION
  24. ยท




  1. Subscribe to new material: RSS

Cees van Raak

· Cees van Raak: Over de grens

Cees van Raak: Over de grens

Over de grens

Cees van Raak (tekst)

Martje Ingenhoven (foto’s)

  

D o o d   k i n d j e
 

Men heeft het kindje, wit en recht,

Uit ‘t wiegje in een kleine kist gelegd,

En wit en zwart, o simpel onderscheid,

Zijn slaap en dood, zijn tijd en eeuwigheid.

 

Hij is hier maar even geweest.

Men gaf hem op ‘t geboortefeest

Van hand tot hand, tot, stil en lief,

Een gast hem kussend aan de lippen hief.

 

En allen keken. later is gezegd:

Hij gaf een zuiver klein geluid,

Verschrikt en schoon, zooals een nieuwe fluit,

Die men probeert en peinzend nederlegt.

Willem de Mérode

 

Sedert de zestiende eeuw zijn geschilderde en getekende portretten van opgebaarde doden bekend, in het begin als recht voorbehouden aan vorsten, adel en clerus. Het vroegste voorbeeld in de Noordelijke Nederlanden is het schilderij waarop de doodgeschoten Willem van Oranje staat afgebeeld. Na de moordaanslag door Balthasar Gerards op 10 juli 1584 in de Prinsenhof te Delft, lag Willem van Oranje lange tijd opgebaard, zodat de begrafenis geregeld kon worden en het volk afscheid van hem nemen kon. Sommigen wilden een beeltenis maken, maar dit was verboden uit angst dat zijn vijanden de kans zouden benutten om de dode te bespotten met ongepaste prenten. Eén man echter maakte wel schetsen van de overleden prins. Of hij hiermee het verbod van de Staten-Generaal trotseerde, of dat hij als enige toestemming ervoor had verkregen, is onbekend. Hoe dan ook, deze Christiaen Jansz. van Bieselingen schilderde op grond van zijn schetsen twee haast identieke schilderijtjes van de opgebaarde prins. Deze doodsportretten worden in Delft (in de Prinsenhof, tegenover de kogelgaten) en Zaltbommel bewaard.

De oudste zoon van Willem van Oranje, Filips Willem, werd op zijn praalbed, omgeven door treurenden, afgebeeld op een (anoniem) schilderij. Hij stierf te Brussel op 21 februari 1618. Een aantal jaren later overleed de tweede zoon van Willem van Oranje, prins Maurits. Hij werd in april 1625 op zijn doodsbed geschilderd door A.P. van de Venne. Dit betreffende de eerste, bekende doodsportretten van leden van het huis Oranje-Nassau.

Eveneens in de zestiende eeuw ontstond in (nota bene) Vlaanderen het genre van kinderen op hun doodsbedje. Het overgrote deel van nog bestaande afbeeldingen van opgebaarde kinderen stamt echter uit de Noorderlijke Nederlanden en wel uit de eeuw daarop. Vaak zijn de kinderen versierd met gevlochten kransen, soms heeft het kind een bloem of boeketje in de hand. Dit gebruik heeft tot in onze dagen stand gehouden, zoals op een aantal van de hierin opgenomen foto’s te zien is.

In de loop van deze zeventiende eeuw liet ook de hogere burgerij zich meer en meer voor de eeuwigheid afbeelden. Het doodsportret, ofwel het post mortem portret, verspreidde zich op de duur vanuit de kerk naar half openbare ruimten als de pastorie (geestelijken) en naar de particuliere woning (burgers).

Uit de achttiende eeuw zijn nauwelijks doodsportretten overgeleverd. Het was de tijd van de rationele en op vooruitgang gerichte Verlichting, waarbij de dood meer een randverschijnsel werd. Letterlijk in de zin dat uit het oogpunt van hygiëne (ook een ideaal van de Verlichting) begraafplaatsen buiten de bebouwde kom aangelegd dienden te worden; het kerkhof verdween uit het centrum van de gemeenschap.

Uit het begin van de negentiende eeuw dateert in onze contreien het dodenmasker. Niet alleen het gezicht, maar ook handen van bijzondere personen werden afgegoten in gips, brons of marmer. Momenteel zijn er bijna dertig exemplaren van Nederlandse dodenmaskers bekend.

Onder invloed van de romantiek won ook het doodsportret weer terrein, zeker toen omstreeks 1850 de fotografie zijn intrede deed. Direct al bij de komst van het daguerrotype nam deze post mortem fotografie een hoge vlucht. De foto’s kwamen in het familie-album terecht of werden verwerkt in een medaillon. Ook het carte de visite-portret en het bidprentje memoreerden niet zelden de trekken van de beminde dode kort na zijn stervensuur.
Bij dit alles blijkt het funeraire kinderportret het meest voor te komen. Met andere woorden: juist overleden kinderen werden op een post mortem foto afgebeeld, niet in de laatste plaats omdat vaak een afbeelding van het gestorven kind tijdens zijn of haar leven ontbrak.

De algemene acceptatie van post-mortem fotografie in de negentiende eeuw blijkt duidelijk uit allerlei bewaard gebleven opnames van vooraanstaande of minder bekende doden. Uit de rouwcultus rondom de leden van het koninklijk huis stammen diverse doodsportretten in gravure of lithografie. Ze waren verkrijgbaar voor het grote publiek. Dit gold bijvoorbeeld voor een portret van de op 3 juni 1877 gestorven koningin Sophie van Wurtemberg, eerste gemalin van koning Willem III. Zij werd op haar doodsbed gefotografeerd en de afdrukken van deze opname waren te koop. Zoiets zou nu ondenkbaar zijn.

Een ander voorbeeld. In 1866 verscheen in Utrecht het curieuze boekje ‘May‘ uitgegeven door de ouders van May Twist die in 1866 op zesjarige leeftijd overleed. Het is een kleine dichtbundel met als frontispice een post-mortem foto van het meisje. Toen zij op 30 mei 1866 stierf lieten haar ouders dit boekje uitgeven. Naast Nederlandse, Engelse en Franse gedichten over het sterven van kinderen – in die jaren van cholera-epidemieën een algemeen verschijnsel – werden ook May’s laatste woorden opgetekend.

Zoals gezegd, de confrontatie met een dode was in die tijd algemeen geaccepteerd. De rouwcultus van de late negentiende eeuw verwachtte zelfs van de nabestaanden dat die een souvenir van de dierbaar gestorvenen bij zich droegen of wegschonken. Natuurlijk was het dragen van portretten in medaillons, in armbanden en kettingen niet alleen de rouwenden voorbehouden. In de reeks verliefd, verloofd, getrouwd behoorde (en behoort) het fotoportret tot de amoureuze parafernalia.  Echter in combinatie met haarlokken en haarwerken krijgt het een ‘zwaarder’ accent. De haarfestisj vormde niet alleen in een specifiek element in het amoureuze verkeer, maar ook in de doodscultus. Medaillons waarin verwerkt afgeknipte lokken van de dierbare, sieraden uit haar gevlochten, schilderijtjes van haar gemaakt, het waren vooral producten van huisvlijt, maar deze zogeheten rouwhaarwerken konden ook op bestelling worden geleverd.

Aan het begin van de twintigste eeuw werden post mortem foto’s gebruikt om in een plaquette – een mechanische montage op bijvoorbeeld emaille of porselein – op een grafsteen verwerkt te worden. Dit gebruik blijkt net over de grens met België tot voor kort een welhaast bloeiend bestaan geleid te hebben.

Op het Oude Kerkhof aan de Kwakkelstraat te Turnhout wemelt het van deze plaquettes ofwel portret-medaillons. Vele graven zijn er mee getooid, sommige dragen kleine trossen: vier of zes medaillons aan een graf ("Begraafplaats van de familie…") zijn geen uitzondering. De meeste opnamen zijn bij leven genomen, maar op een significant aantal foto’s zijn de doden reeds dood. Tweemaal dood zou je kunnen zeggen: opgebaard (post mortem gefotografeerd en bevestigd aan het grafmonument) en daadwerkelijk in het graf gelegd..
Daarbij betreft het in de meeste gevallen medaillons met overleden kinderen, hier dus ook veruit de meest voorkomende categorie. Ik kende post mortem foto’s van kinderen wel, vooral via boeken, maar nog nooit had ik zulke opnamen in zo’n grote getale op een begraafplaats gezien – in de buitenlucht dus

In 1990 is over deze rustplaats een boek verschenen, onder de titel ‘Elks deel op ‘t laatste is het graf. Een Turnhouts verhaal over begraven en het oude kerkhof‘ van de hand van H. de Kok en E. Wauters. In dit boek wordt opmerkelijk genoeg geen enkele melding van dit fotografisch fenomeen gemaakt. Was het dan zó veel voorkomend in België? Of was het juist voor deze streek, of zelfs: voor deze stad, voor deze dodenakker, usance? Dit laatste wordt namelijk versterkt door enkele naamsvermeldingen op de rand van een aantal medaillons; hoogstwaarschijnlijk betreft het de namen van Turnhoutse fotozaken. Met als specialisatie het ensceneren van een ontroerend tafereel: een pas gestorven kind, gekleed in een wit doodskleedje, op een bedje gelegd, vaak getooid met bloemen, soms met een rozenkrans in de handjes. Vervolgens op de gevoelige plaat vastleggen en de opname mechanisch verwerken in een porseleinen medaillon.

De portretten werden vervaardigd vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw, met een opvallende piek in de oorlogsjaren 1941 en 1942, maar ik ontdekte ook een medaillon die gemaakt bleek in het begin van de jaren zeventig. Zo kort geleden!

Alle hierna opgenomen foto’s zijn gemaakt op één dag – zondag 4 januari 2004 – en op hetzelfde kerkhof: het Oude Kerkhof aan de Kwakkelstraat te Turnhout, België. Het is een selectie. De opnamen zijn zonder tekst (geen naam, geen jaartal, geen familieleden) en ze zijn niet chronologisch opgenomen. Anders gezegd: het gaat alleen om de opname, om het post mortem fotomedaillon, een curieus cultuurhistorisch fenomeen.

Het zijn bijzondere foto’s van over de grens.

 

Geraadpleegde literatuur:

Boudewijn Büch: ‘Kindergraven in Nederland’, in: Maatstaf 1983/2.

Diversen: ‘Postume Portretten’, special Kunstschrift 1997/4.

H. de Kok, E. Wauters: Elks deel op ‘t laatste is het graf. Een Turnhouts verhaal over begraven en het oude kerkhof (Dienst Stadspromotie en Geschiedkundige Kring Taxandria, Turnhout, 1990).

C. Leeflang (samenstelling, inleiding): De dichter en de dood. Een bundel doodenlyriek (Utrecht, 1946).

Cees van Raak: Vorstelijk begraven en gedenken. Funeraire geschiedenis van het huis Oranje-Nassau (Thoth, Bussum, 2003).

B.C. Sliggers (eindredactie): Naar het lijk. Het Nederlandse doodsportret 1500-heden (Teylers Museum, Haarlem, 1998).

D. Snoep: ”k Zal eeuwig U beminnen, eeuwig U waarderen En in gedagten dagelyks met U verkeeren’, in: Kunstschrift 1985/3.

kempis poetry magazine 

More in: Cees van Raak, Galerie des Morts, Raak, Cees van


Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature