Or see the index
Antony Kok
schrijver en experimenteel dichter
door Jef van Kempen
Antony Kok werd op 18 april 1882 in Rotterdam geboren, als zoon van Pieter Kok en Sophia Hagen. Zijn vader was adjunct-commies bij de Staatsspoorwegen. Antony Kok overleed op 29 oktober 1969 te Haarlem.
Het grootste deel van zijn jeugd woonde Antony Kok in het Limburgse Maasbree. Na zijn middelbare schooltijd trad hij in het voetspoor van zijn vader door in 1899 ook bij de Staatsspoorwegen te gaan werken. Na eerst in ‘s-Hertogenbosch en Oisterwijk als klerk-telegrafist te hebben gewerkt kwam hij in 1908 naar Tilburg, waar hij het na verloop van tijd tot chef-commies zou brengen.
De eerste tien jaar woonde Kok, die zijn hele leven ongehuwd bleef, op kamers boven slagerij De Brouwer in de Tuinstraat. Hij zou in Tilburg later nog vier maal verhuizen.
In 1914 raakte Antony Kok bevriend met de Amsterdamse schrijver en schilder Theo van Doesburg, die tijdens de mobilisatie in de omgeving van Tilburg was gelegerd. Samen organiseerden zij in 1915 tweemaal een Soiree Intime, waarbij Van Doesburg gedichten voordroeg en Kok piano speelde. Onder invloed van Van Doesburg experimenteerde Kok dat jaar, als een van de eersten in Nederland, met het schrijven van klankpoëzie.
In die tijd ontstonden ook plannen voor het oprichten van een eigen tijdschrift, waarin zij hun opvattingen over de moderne beeldende kunst en literatuur zouden kunnen ventileren. Dat tijdschrift werd De Stijl, dat van 1917 tot 1932 verscheen en ook internationaal gezien een van de belangrijkste organen zou blijken voor de vernieuwing van met name beeldende kunst en architectuur. Behalve Van Doesburg en Kok behoorden tot de oprichters ook de schilders Huszàr, Van der Leck en Mondriaan, en de architecten Oud en Wils. Zij wilden de beeldende kunst ontdoen van alle overbodige versieringen en zich beperken tot het gebruik van de rechte lijn en de primaire kleuren.
Antony Kok debuteerde in 1917 met zijn gedicht Excelsior in het tijdschrift Eenheid. In hetzelfde tijdschrift publiceerde hij later nog de gedichten De Rozelaar (1917) en Gods Licht (1918). Verder werd in 1917 Koks experimentele gedicht De Wisselwachter in het tijdschrift Holland Express afgedrukt.
In het eerste nummer van De Stijl van oktober 1917 nam Van Doesburg een beschouwing van zijn Tilburgse vriend op met de titel: De moderne schilderij in het interieur.
Antony Kok zou in de loop van de tijd meer beschouwend proza in De Stijl publiceren, zoals Scheppen (1918), Denkextracten. Over organische schoonheid en Kunst en ontroering. Synthetische analyse (1919).
Hij was ook een van de ondertekenaars van de door Stijl-medewerkers gepubliceerde manifesten over beeldende kunst (1918) en literatuur (1920). Van Kok werden in het tijdschrift De Stijl maar twee gedichten opgenomen: in 1921 Stilte + stem (Vers in W) en in 1923 het acht jaar eerder geschreven Nachtkroeg. De beide gedichten, die voor het grootste deel bestonden uit klanknabootsende woorden, werden niet alleen door Theo van Doesburg, maar ook door Piet Mondriaan en Kurt Schwitters beschouwd als een belangrijke bijdrage tot de vernieuwing van de dichtkunst.
Schwitters nam het gedicht Stilte + stem (Vers in W) ook op in zijn eigen tijdschrift Merz. Geïnspireerd door Schwitters schreef Kok in 1923 een aantal dadaïstische gedichten, die echter pas na zijn dood werden gepubliceerd. Het overlijden van Theo van Doesburg in 1931 betekende het einde van het tijdschrift De Stijl.
In 1932 zou er nog een laatste aflevering verschijnen met daarin een In memoriam van de hand van Kok; dat zou tevens zijn laatste publicatie zijn. De omvangrijke briefwisseling tussen Van Doesburg en Kok is een van de belangrijkste bronnen met betrekking tot de geschiedenis van de beweging rond het tijdschrift De Stijl.
Antony Kok stond bekend als een bedachtzaam en vrijgevig man. Hij was een groot kunstminnaar en een mecenas, niet alleen voor bijvoorbeeld Piet Mondriaan maar ook voor regionale kunstenaars. In de jaren na het overlijden van zijn vriend Theo van Doesburg schreef hij nog zelden gedichten, maar legde zich geheel toe op het schrijven van aforismen.Tot aan zijn dood zou hij er vele duizenden schrijven, die hijzelf echter nooit heeft gepubliceerd.
In 1942 ging Antony Kok met pensioen bij de spoorwegen. De jaren daarna zou hij zijn belangstelling voor het spiritisme en de filosofie verder cultiveren en zich in 1946 aansluiten bij de beweging van De Rozenkruisers. Ter wille van die beweging verhuisde hij in 1952 naar Haarlem. In deze stad maakte Kok kennis met de schilder Kees Verweij, die ruim veertig portretten van hem maakte. De tekeningen, die door Kok van een titel waren voorzien, werden tentoongesteld, onder andere in het Stedelijk Museum Amsterdam en het Van Abbemuseum in Eindhoven (1954-1955).
Op 29 oktober 1969 overleed Antony Kok op 87-jarige leeftijd. De meeste publicaties van en over zijn werk kwamen na zijn dood tot stand. Als gevolg van de toegenomen belangstelling voor zijn werk en zijn persoon, werd begin 1985 in de Stadsschouwburg/Kultureel Sentrum van Tilburg nog een grote tentoonstelling aan de ‘Dichter bij De Stijl‘ gewijd.
Meer informatie over Antony Kok op website: www.antonykok.nl
Dit artikel verscheen eerder in: J. van Oudheusden, e.a. (red.), Brabantse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noordbrabanders. Deel 1, Amsterdam/Meppel, 1992.
Verder gepubliceerd op 14 september 2017 op de website Brabants Erfgoed: https://www.brabantserfgoed.nl/
Op 29 oktober 2019 is het precies 50 jaar geleden dat Antony Kok, schrijver en experimenteel dichter, overleed in een Haarlems ziekenhuisbed.
Tot en met 5 januari 2020 is er een expositie te zien in het Dordrechts Museum over de Haarlemse kunstschilder Kees Verwey, onder de titel: Kees Verwey en zijn idolen. Hier zijn ook 30 portretten te zien van Antony Kok (gemaakt door Verwey) uit de collectie van het Rijksmuseum.
Bij deze expositie in Museum Dordrecht, verscheen de publicatie: Kees Verwey en zijn idolen.
Één van de hoofdstukken heeft als titel: ‘Antony Kok had me te pakken’ en is geschreven door de Antony Kok biografen Hanneke van Kempen en Jef van Kempen.
Kees Verwey en zijn idolen
Dordrechts Museum
2019
ISBN 978-90-71722-30-1
Redactie: Laura van den Hout, Judith Spijksma, Linda Janssen
‘Antony Kok had me te pakken’ door Hanneke van Kempen en Jef van Kempen geeft een beeld van de gang van zaken rond de vriendschap van Antony Kok en de Haarlemse schilder Kees Verwey en is geïllustreerd.
https://www.dordrechtsmuseum.nl/
antonykok.nl magazine
fleursdumal.nl magazine
29 oktober 2019
More in: Agnita Feis, Antony Kok, Archive K-L, DADA, De Stijl, Essays about Van Doesburg, Kok, Mondriaan, Schwitters, Milius & Van Moorsel, Evert en Thijs Rinsema, Hanneke van Kempen, Jef van Kempen, Kurt Schwitters, Kurt Schwitters, Literaire sporen, Piet Mondriaan, Theo van Doesburg, Theo van Doesburg
Antony Kok (1882 – 1969)
Antony Kok, was met Theo van Doesburg en Piet Mondriaan oprichter en medewerker van het avant-gardistische kunsttijdschrift De Stijl (1917 – 1932). Hij was vooral actief als dichter en schrijver van aforismen.
Kees Verwey (1900 -1995)
Tijdens zijn leven, dat bijna een eeuw beslaat, maakte de kunstenaar verschillende ontwikkelingen in de schilderkunst mee. Al op jonge leeftijd kwam hij in aanraking met het werk van George Breitner en Floris Verster. Ook werd hij beïnvloed door Franse (post-)impressionisten en later door de moderne kunst van o.a. Karel Appel en Pablo Picasso. Omringd door de kunst van zijn idolen wordt in deze nieuwe tentoonstelling de enorme vaardigheid en veelzijdigheid van de schilder Verwey duidelijk.
Na hun ontmoeting (in Haarlem in 1953) verklaarde Kees Verwey:
‘Antony Kok had me te pakken. Ruim een jaar ben ik met die ene man bezig geweest. Je zou zeggen dat zoiets ondenkbaar is, maar ik kon niet buiten de visie op die man. Het was een proces dat niet meer kon worden tegengehouden. Ik heb hem er wel eens over ondervraagd, toen zei hij: maar jij hebt die tekeningen niet gemaakt, ik heb ze gemaakt.’
In het eerste jaren van hun kennismaking maakte Verwey meer dan 30 portretten van Kok. De eerste serie zou begin jaren vijftig worden tentoongesteld in Amsterdam, Rotterdam en Haarlem. In 1955 was de serie uitgegroeid tot 40×1 en in Eindhoven te zien.
Lees meer over Kees Verwey, zijn vrienden en favoriete kunstenaars, zoals Karel Appel, Pablo Picasso, Edouard Vuillard, Floris Verster en Antony Kok in de bij de tentoonstelling verschenen publicatie:
Kees Verwey
en zijn idolen
Dordrechts Museum
2019
ISBN 978-90-71722-30-1
Redactie: Laura van den Hout, Judith Spijksma, Linda Janssen
Publicatie ter gelegenheid van de tentoonstelling ‘Kees Verwey en zijn idolen’, die van 14 juli 2019 tot en met 5 januari 2020 plaatsvindt in het Dordrechts Museum. De tentoonstelling kwam tot stand in samenwerking met Stichting Kees Verwey.
I N H O U D
6
Max van Rooy
Portretten als stillevens en het atelier als goudmijn
12
Karlijn de Jong
De moeder van de moderne kunst
Kees Verwey en De Onafhankelijken
22
Tijdlijn
26
Barbara Collé
Kijk ik naar de een, dan vlamt de ander
Over kleurenparen in Moeders theetafel en Het gele jakje van Kees Verwey, en Stilleven met boeken van Henri Frédéric Boot
34
Iduna Paalman
Sigaretje
36
Ester Naomi Perquin
Bes
38
Maartje Smits
Door je kind getekend
40
Maarten Buser
Pirouettes draaien op een idee
Kees Verwey en de literatuur
46
Jorne Vriens
Gekoesterde intimiteit
50
Max van Rooy
De onderzoekende kracht van het kijken
54
Sascha Broeders
De kunstenaar en de museumdirecteur
Kees Verwey volgens Jup de Groot, voormalig directeur van het Dordrechts Museum
56
Hanneke van Kempen en Jef van Kempen
‘Antony Kok had me te pakken’
66
Sandra Kisters
Het atelier van Kees Verwey – een kristal met vele facetten
75
Biografieën
76
Colofon
Tentoonstelling van 6 juli 2019 t/m 5 januari 2020
Kees Verwey en zijn idolen
Over Karel Appel, Pablo Picasso, Edouard Vuillard, Floris Verster, Antony Kok e.a.
Dordrechts Museum
Museumstraat 40, Dordrecht
3311 XP Dordrecht
www.dordrechtsmuseum.nl
‘Antony Kok had me te pakken’ sprak Kees Verwey
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, - Book Stories, Antony Kok, Archive K-L, Archive W-X, Art & Literature News, DADA, Dada, De Stijl, Exhibition Archive, FDM Art Gallery, Hanneke van Kempen, Jef van Kempen, Kees Verwey, Kok, Antony, Piet Mondriaan, Theo van Doesburg
Foto Antony Kok – Archief JVK Tilburg
GESCHIEDENIS VAN EEN BIOGRAFIE
Over Antony Kok
Door Jef en Hanneke van Kempen
‘De wereld van heden raast door in Dada’s voetspoor’ is een veel geciteerd aforisme van de dichter Antony Kok, dat hij schreef toen hij al oud was. Maar was Kok ook de Dada-dichter die auteur K. Schippers in hem zag, in zijn lezing ter gelegenheid van de opening van de grote Kok-tentoonstelling in de Stadsschouwburg / Kultureel Sentrum van Tilburg begin 1985? Bedoelde Kok, zoals K. Schippers zei, dat Dada niet behoorde tot een tijd of een plaats? Dat Dada niet gebonden was aan een beweging. Dat Antony Kok met zijn aforisme moet hebben bedoeld, dat Dada stond voor een mentaliteit, die van alle tijden was en van de hele wereld? 1)
Of was Antony Kok de man die alleen door toeval, door het feit dat hij beste vrienden zou worden met enkele van de grootste kunstenaars van de 20ste Eeuw, Theo van Doesburg( (1883 – 1931) en Kurt Schwitters, en in navolging van hen Dada-dichter werd, zoals J.A. Dautzenberg (1944 – 2009) in 1985 – in een paginagroot artikel- in De Volkskrant schreef: Een Dada-dichter die op latere leeftijd verstrikt zou raken in mystiek. 2)
Of is het allebei waar? Wat helpt het de biograaf die al 35 jaar probeert het leven van een ander te ontrafelen? Is het niet zo dat zowel Hugo Bal als Theo van Doesburg aan het eind van hun leven Rooms-katholiek zijn geworden? Daar hoor je nooit veel over.
Ottevanger haalt in haar zeer degelijke, maar weinig empathische brievenboek, zelfs meer dan eens dichter Til Brugman aan, die Antony Kok omschreef als een : ‘Een wezensvreemde man, die hij altijd al geweest was’. Is dat echt zo? 3)
Zoveel schrijvers, zoveel meningen. Kok is de afgelopen jaren gekenschetst als een wereldvreemde, een absurdist, een socialist, een pacifist, een religieus fanaat, een middeleeuwer, een dadaïst en nog zoveel meer.
# LEES HIER VERDER GeschiedenisVanEenBiografie PDF
Jaargang 35 – 2017 – nummer 1
Tijdschrift Tilburg
Jef van Kempen en Hanneke van Kempen:
Geschiedenis van een biografie. Over Antony Kok
En verder o.a.
Petra Robben: Mijmering over een Mondriaan in Tilburg. Internationale Tentoonstelling van Nijverheid, Handel en Kunst, 1913
Niko de Wit: ‘Den Does’, een uitkijktoren voor Tilburg. Een hommage aan Theo van Doesburg
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, Antony Kok, Art & Literature News, Bauhaus, BIOGRAPHY, Dada, De Stijl, Doesburg, Theo van, Hanneke van Kempen, Jef van Kempen, Kok, Antony, Kurt Schwitters, Piet Mondriaan, Piet Mondriaan, Schwitters, Kurt, Theo van Doesburg, Theo van Doesburg
Op woensdag 5 april verschijnt het eerste nummer van 2017 van ‘Tilburg. Tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur’ met daarin uitgebreid aandacht voor Antony Kok, Theo van Doesburg, Piet Mondriaan en De Stijl.
Jef van Kempen en Hanneke van Kempen schrijven een ‘Geschiedenis van een biografie’ over hun op handen zijnde biografie van Antony Kok. Zij doen verslag van 35 jaar onderzoek naar het leven van Antony Kok, de dichter en spoorwegbeambte uit Tilburg die aan het begin van de Eerste Wereldoorlog vriendschap sloot met de Amsterdamse schrijver en schilder Theo van Doesburg. De omvangrijke briefwisseling tussen Van Doesburg en Kok is een van de belangrijkste bronnen met betrekking tot de geschiedenis van de beweging rond het tijdschrift De Stijl, dat een grote invloed had op de Nederlandse en internationale kunst.
Petra Robben gaat in haar artikel ‘Mijmering over een Mondriaan in Tilburg’ in op de Internationale Tentoonstelling van Nijverheid, Handel en Kunst in 1913. Niko de Wit vertelt over ‘Den Does’, een uitkijktoren voor Tilburg en een hommage aan Theo van Doesburg.
Losse nummers van Tijdschrift Tilburg zijn verkrijgbaar in de Tilburgse boekhandels Gianotten-Mutsaers en Livius de Zevensprong in Tilburg en bij boekhandel Buitelaar in Goirle.
‘Tilburg. Tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur’ verschijnt drie keer per jaar en kost € 5,50
DE STIJL in Tilburg: voorpublicatie biografie Antony Kok
# Zie ook: website tijdschrift Tilburg
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, Antony Kok, Art & Literature News, BIOGRAPHY, Constuctivisme, Dada, Dadaïsme, De Stijl, Doesburg, Theo van, Essays about Van Doesburg, Kok, Mondriaan, Schwitters, Milius & Van Moorsel, Hanneke van Kempen, Jef van Kempen, Kok, Antony, Kurt Schwitters, Piet Mondriaan, Piet Mondriaan, Schwitters, Kurt, Theo van Doesburg, Theo van Doesburg
De wereld van heden
raast door in dada′s voetspoor
Antony Kok
Experimenteel dichter (1882 – 1969)
DE BIOGRAFIE
Via de site www.antonykok.nl krijgt u een beeld van het leven en werk van de schrijver en dichter Antony Kok (1882-1969). U vindt niet alleen teksten (poëzie en proza) en beeldmateriaal van Antony Kok en De Stijl, maar ook enkele beschikbare biografische teksten.
Het materiaal is mede verzameld voor de in het voorjaar van 2016 te verschijnen biografie van de hand van schrijver en dichter Jef van Kempen (1948) en literatuurwetenschapper Hanneke van Kempen (1976). Er zal dan tevens een uitgave van de verzamelde gedichten, aforismen en prozateksten verschijnen. De laatste bloemlezing van het werk van Antony Kok verscheen in 2000: Antony Kok, Gedichten en Aforismen (Een keuze uit de gedichten en aforismen van Antony Kok, bezorgd en van een nawoord voorzien door Jef van Kempen).
De komende tijd zal nieuws over de biografie verschijnen op deze website (fleursdumal.nl) en de speciale website antonykok.nl
# WEBSITE ANTONY KOK
www.antonykok.nl
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, Antony Kok, Art & Literature News, Dada, De Stijl, Hanneke van Kempen, Jef van Kempen, Kempen, Jef van, Theo van Doesburg
Nieuw gevelgedicht in Hulten (Gemeente Gilze-Rijen)
s t e e n
van Erik van Os (1963)
Plaats: Basisschool Gerardus Majella
Gerardus Majellastraat 17, Hulten
steen
Reizend door mijn rugzak
vond ik tussen restjes reis
die steen die
zo mooi voelde
toen ik hem vond
die ik meenam
omdat ik wist
eenmaal thuis
onder in mijn rugzak
die steen vinden
dat moet iets moois zijn.
Erik van Os
Gevelgedichten’ is een project van Hanneke van Kempen, Louis Chamuleau
en Jan de Jong namens de kunstcommissie Gilze en Rijen
flersdumal.nl magazine
More in: Archive O-P, Hanneke van Kempen, Street Art, Urban Art
Gedicht Tjitske Jansen op gevel in Gilze-Rijen
In de gemeente Gilze-Rijen is in een serie van zes gevelgedichten het vierde gedicht aangebracht.
Het gaat om het gedicht ‘Er was iemand’ van Tjitske Jansen (Barneveld 1971)
uit: Koerikoeloem. Amsterdam 2007
Plaats: Gilze
Ridderstraat 43
Gevelgedichten’ is een project van Hanneke van Kempen, Louis Chamuleau
en Jan de Jong namens de kunstcommissie Gilze en Rijen. De vormgeving
van de gedichten is van Frank Hermens (Hermens Concepts & Creations,
Rijen), het schilderwerk van Suk-Won Buter (Schildersbedrijf Buter,
Rijen). Met dank aan de eigenaren van de panden met de gevels achter de
gedichten.
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive I-J, Hanneke van Kempen, Jansen, Tjitske, Street Art
Gevelgedichten
in de gemeente Gilze en Rijen
Op markante gevels in Rijen, Molenschot en Gilze zijn drie gedichten op gevels geplaatst. Er volgen nog drie muurgedichten in Hulten, Rijen en Gilze. De kunstcommissie van de gemeente Gilze-Rijen hoopt er de komende jaren nog meer te kunnen realiseren.
*Willem Hussem
(Rotterdam 1900-Den Haag 1974)
‘Zet het blauw’
Plaats: Gilze
Hoek Nieuwstraat – Korte Wagenstraat
* Willem Kloos
(Amsterdam 1859-Den Haag 1938)
‘Ach, ‘t állerlaatste is dit’
Plaats: Molenschot
Praktijk voor podotherapie, Stappenakker
Ach, ‘t állerlaatste is dit
Van al die mooie liefde:
Hij, die iets liefs bezit,
Is blijer dan wie liefde.
* K. Schippers
(Amsterdam 1936)
‘Liefdesgedicht’
Plaats: Rijen
Hoek Hoofdstraat – Mariastraat
Liefdesgedicht
In voorbereiding:
Tjitske Jansen: Ridderstraat, Gilze
Erik van Os: Basisschool, Hulten
Herman Gorter: Raadhuisplein, Rijen
‘Gevelgedichten’ is een project van Hanneke van Kempen, Louis Chamuleau
en Jan de Jong namens de kunstcommissie Gilze en Rijen. De vormgeving
van de gedichten is van Frank Hermens (Hermens Concepts & Creations,
Rijen), het schilderwerk van Suk-Won Buter (Schildersbedrijf Buter,
Rijen). Met dank aan de eigenaren van de panden met de gevels achter de
gedichten.
Photos: Hanneke van kempen
fleursdumal.nl magazine
More in: Hanneke van Kempen, Street Art, Urban Art
De klankpoëzie van Antony Kok
door Hanneke van Kempen
De gedichten die mijn jeugd kleurden, kwamen niet uit een boek. Ze hingen in grote reproducties aan de muur, en werden voorgelezen. Ik raakte al vroeg vertrouwd met de gedichten van dichter Antony Kok, met hun mysterieuze klanken, charme – en humor. Maar in de boekenkast stonden ze niet. Pas in 2000 werd een deel ervan in boekvorm verzameld en uitgegeven door Jef van Kempen – inderdaad mijn vader -in de bundel Gedichten & Aforismen.
Antony Kok (1882-1969) werd in zijn dichterschap gestimuleerd door zijn vriend Christian Emil Marie Küpper – beter bekend als beeldend kunstenaar, schrijver en dichter Theo van Doesburg (1883-1931). Kok werkte vanaf 1908 bij de spoorwegen in Tilburg, de stad waar ik opgroeide. Eind 1914 leerde hij daar Van Doesburg kennen, die dat jaar vanwege de oorlogsdreiging als sergeant met zijn divisie in Brabant werd geplaatst. De mannen sloten een vriendschap voor het leven, onder meer op basis van hun beider liefde voor muziek. Via Van Doesburg raakte Kok, naast bijvoorbeeld Piet Mondriaan, betrokken bij de plannen voor een eigen tijdschrift voor hun ideeën over moderne kunst en literatuur. Het verschijnt in oktober 1917 voor het eerst met de door Kok bedachte titel: De Stijl.
Koks liefde voor muziek kreeg hij van huis uit mee via zijn vader – zoals ik mijn liefde voor poëzie voor een groot deel aan de mijne te danken heb. Koks vader trad naast zijn werk als onderwijzer in zijn vrije tijd op als zanger en als dirigent van een operettekoor. Kok was een begaafd pianospeler, een talent dat hij in de praktijk bracht tijdens de twee Soirées Intime die hij en Van Doesburg in 1915 organiseerden in Tilburg. Tijdens deze voorstellingen speelde Kok op de piano muziek van Wagner, Beethoven en Schumann. Maar hij had ook zijn best gedaan om moderner werk, de ‘Heeresmarsch’ van Herwarth Walden te bemachtigen, in 1914 in het tijdschrift Der Sturm uitgegeven. Vriend Maurits Manheim zong liederen van Méhul, Schubert en Mendelssohn. Van Doesburg las voor uit werk van Nietzsche, Oscar Wilde en Lodewijk van Deyssel en droeg verzen voor van zichzelf en van zijn eerste echtgenote, Agnita Feis. In 1917 en 1918 is Kok Van Doesburg per trein achterna blijven reizen om Van Doesburgs lezingen over moderne kunst en architectuur, die hij door het hele land gaf, muzikaal te omlijsten met pianomuziek van moderne componisten als Satie en Debussy.
Kok bouwde gedurende zijn leven een uitgebreide collectie bladmuziek op. Hij genoot misschien nog wel het meest van de muziek van anderen, en betaalde tot op hoge leeftijd muzieklessen voor getalenteerde kinderen uit de buurt. Die mecenas-rol (ondanks de beperkte middelen waarover hij beschikte, Kok had een goedbetaalde vaste baan bij de spoorwegen, maar kon niet zoals veel mecenassen teren op familiegeld) was ook mede bepalend voor zijn verhouding met onder meer Piet Mondriaan, die zijn artistieke succes financieel gezien voor een deel dankte aan de vrijgevigheid van Kok.
In de brieven van Kok en Van Doesburg keerde de muziek als thema regelmatig terug. Zoals in de brief van 7 juni 1915 waarin Van Doesburg aan Kok schrijft: ‘Wat echter een veel grootere plaats in mijn muzikaal begrip heeft ingenomen is vorm. Denk eens aan die bomen zwart, tegen witte achtergrond, welke wij op een nacht in de Willem II straat bewonderden. Niets kwam het abstracte begrip van muziek zoo dicht nabij als die kleurlooze bomen.’
Muziek en literatuur waren geen gescheiden entiteiten, klank en woord waren voor Kok en Van Doesburg eerder nauw met elkaar verbonden. Op 11 februari 1916 schrijft Van Doesburg aan Kok: ‘Verzen lezen is verzen luisteren. Men leest de woorden en luistert naar den zin er van in zijn binnenste. Zoo heb ik je verzen gelezen: beluisterd’.
In 1915 had Kok mede onder invloed van zijn vriend zijn eerste experimentele klankgedichten geschreven, zoals het gedicht ‘Nachtkroeg’, dat pas in 1923 voor het eerst zou worden gepubliceerd in De Stijl. :
NACHTKROEG
Stil_
Stap
Steen
Stil_
Stap
Steen
Stil_ _
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Drusch
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Drisch
Dà
Domb_
Rusch
Domb_
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Stil_
(zeer
snel)
Hé
rom
mm mm
oemmenoem oemmenoem
oemm
tjaa
doemezoem
bomb doem
homb oem
hei ha
hehehe
hei zoem m m
haaa houw
doemenoemenoemenoem
zoemhoem
rusj oemenoem rek
rusj oemenoem
rink kink
hakala
noemenoemenoemezoem
kreuh_zoemm m
hakala aa
oemenoemenoem
oemenoemenoemzoem
hakaha
romb domb
domb
zoemenoem
bomm
zoemm m
hei roemenoem
zoem m
zoe m
oem m
oem
m m
m
m
m
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Rîss
Domb_
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Sjrih_ _
DEUR
Het gedicht verbeeldt het geluid van een man die afgaat op het geroezemoes (‘oemenoemenoemzoem’) van een café, en is geschreven als een fonetisch hoorspelscript, inclusief het vallen van het doek (in dit geval: ‘DEUR’). ‘Nachtkroeg’ werd in De Stijl door Van Doesburg geroemd als begin van een nieuwe dichtkunst: ‘Nimmer kwam in Holland een dichter tot zoo sober en zuiver gebruik van zijn uitdrukkingsmateriaal. Dit alles zijn symptomen van een nieuwe versconstructie in Holland.’ Die erkenning kreeg Kok ook later toen het gedicht werd opgenomen in Rodenko’s belangrijke avantgardische bloemlezing Nieuwe griffels, schone leien uit 1954.
De ‘nieuwe versconstructie’ was geen lang leven beschoren, ook niet in het werk van Kok. In het gedicht ‘Trein’ uit 1921 hanteerde Kok hetzelfde principe nog een tweede keer, met als belangrijkste verschil dat het hier de geluidenkakofonie van een trein betrof. Let wel: dit was in de hoogtijdagen van de stomme film, die begonnen met de beelden van een aankomende trein door de gebroeders Lumière in 1896. Voor spoorbeambte Kok was de trein een voor de hand liggend onderwerp.
Er werden van Kok slechts twee gedichten gepubliceerd in De Stijl. Naast ‘Nachtkroeg’ verscheen twee jaar eerder, in oktober 1921, het klankvers ‘Stilte + stem (vers in w)’. De titel van het gedicht doet denken aan een muziekcompositie. De eerdere titel ‘Stem in de stilte’ was op aandringen van Van Doesburg vervangen, deze deed ‘[. . .] nog wat sentimenteel aan’. Van Doesburg was verder erg enthousiast over het gedicht. Dat gold niet voor de recensent van de Limburgsche Koerier van 21 december 1921 die over de publicatie schreef: ‘Er zijn verschillende manieren om zich beroemd te maken. Alcibiades sneed den staart van zijn hond af; de heer Antony Kok schrijft verzen in De Stijl. Het laatste is erger dan het eerste. Want de hond kan hoogstens gejankt hebben.’ Het gedicht vond meer weerklank bij Kurt Schwitters, die het in 1923 publiceerde in het eerste nummer van zijn tijdschrift Merz.
Kok publiceerde na het overlijden van zijn vriend en inspirator Van Doesburg in 1931 tot zijn eigen dood in 1969 vrijwel geen poëzie meer. Bij leven werden zes gedichten gepubliceerd, een aantal andere werd na zijn dood gebundeld – enkele tientallen bleven ongepubliceerd. Ook de duizenden aforismen die Kok schreef bleven grotendeels ongebundeld en werden deels zelfs door hem vernietigd. Een deel van het overgebleven materiaal vind je als lezer op de website www.antonykok.nl. Maar het verzameld werk van en over Antony Kok in boekvorm moet nog verschijnen. In mijn boekenkast is alvast een plaatsje ingeruimd.
Hanneke van Kempen over
de klankpoëzie van Antony Kok
Gepubliceerd in Vooys,
Tijdschrift voor letteren
Themanummer: Muziek en literatuur
Jaargang 27, nr 2, 2009
KEMP=MAG – kempis poetry magazine
More in: Antony Kok, Archive C-D, Archive K-L, Hanneke van Kempen, Kok, Antony
B E R L I N
Holocaust-Mahnmal
Peter Eisenman and Buro Happold:
Denkmal für
die ermordeten Juden Europas
(Holocaust-Mahnmal Berlin)
Photos Hanneke van Kempen
Holocaust Memorial Day 2009
Universiteit van Tilburg
Centrum voor Wetenschap en Levensbeschouwing
Dinsdag 27 januari 2009
fleursdumal.nl magazine magazine for art & literature
More in: FDM Art Gallery, FDM in Berlin, Hanneke van Kempen
Over Herman Gorters
Een klein Heldendicht
Door Hanneke van Kempen & Jan Gielkens
De meeste lezers kennen Herman Gorter (1864-1927) van zijn lyrisch epos Mei (1889) en zijn vaak als sensitief bestempelde Verzen (1890). Tot in het begin van de twintigste eeuw publiceerde hij bundels lyrische poëzie, maar daar komt rond 1905 een eind aan. Gorter, in 1897 lid geworden van de Sociaal-Democratische Arbeiders-Partij (SDAP), publiceert vanaf 1905 alleen nog socialistische epiek om zijn doel, het ontwikkelen van een socialistische dichtkunst, te bereiken. In de biografische aantekeningen die ze na Gorters dood onder de titel Herman Gorter (1933) publiceert gaat Henriette Roland Holst in op deze keuze:
‘[…] Gorter was zich bewust, dat de lyriek, de individueelste vorm der poëzie, niet de aangewezen vorm kon zijn, om de socialistische wereld- en levenskonceptie uit te beelden. / Wel was het, volgens hem, nog te vroeg voor het socialistische drama: de tijd er voor zou pas komen in een volgende fase van de groote worsteling tusschen proletariaat en bourgeoisie. Pas wanneer de sociale spanningen nog sterker geworden waren, zou het drama hun ontlading in de groote sociale konflikten tusschen de opkomende en de ondergaande klassen verbeelden. Niet te vroeg echter was het voor het socialistisch epos. Bewust stelde Gorter zich tot taak, dat epos te maken: “een Klein heldendicht” noemde hij zijn poging. Uit den titel reeds blijkt, hoe voorzichtig hij te werk ging. Hij stelde zich daarin een beperkte en bescheiden opgave. Hij poogde niet den strijd der arbeidersklasse als eene, in essentie den aarbol omspannende, beweging te verbeelden, noch bepaalde episoden van dien strijd, zooals zij in den loop der tijden hadden plaats gevonden, opstanden of groote stakingen, uit te beelden. In het “Klein Heldendicht” wilde hij enkel het ontwaken verhalen der nieuwe gedachte- en gevoelswereld van het socialisme, zooals dit zich in het bewustzijn van een jongen arbeider en een jonge arbeidster voltrekt. Hij wilde de poëtische genesis uitbeelden van een innerlijk gebeuren, de wording van datgene, wat de duitsche sociologe Gertrud Hermes “die geistige Gestalt des marxisten Arbeiters” noemt.’ (123-124)
Het epos is een genre met een lange historie, met de Ilias en Odyssee als bekendste voorlopers, een genre over de conventies waarvan in de loop der tijd zeer expliciet is nagedacht. Gorter kende de geschiedenis van het genre en bewonderde de beroemde beoefenaars ervan. In zijn postume prozawerk De groote dichters refereert hij aan Homerus en Dante, en ook elders bezingt hij hen in een late fase van zijn leven (in de eveneens postuum verschenen bundel De arbeidersraad, 1931):
Als eens de helden van Homerus,
Als de burgers bij Aeschylus,
Zooals de burgers bij Dante,
Als de ridders bij Shakespeare rezen ,-
Zoo mogen nu de Arbeiders
In mijne poëzie voor ’t eerst verrijzen. (18)
Gorter wilde het epos inzetten als educatief propagandamiddel. Hij wilde bijdragen aan het proces van bewustwording van het proletariaat via de socialistische kunst. Hij zocht daarom naar een poëtische vorm die hem de ruimte geeft een ontwikkeling duidelijk te beschrijven. Roland Holst noemde Gorters argument, dat de spanningen in de buitenwereld die met de klassenstrijd verband hielden nog te zwak waren om een socialistische dramatiek in het leven te kunnen roepen, ‘zeker sterk subjektief gekleurd. […] Hierin echter had Gorter gelijk, dat de fase, waarin de arbeidersbeweging in het begin dezer eeuw verkeerde, zich in haar eigen bewustzijn hoofdzakelijk spiegelde als een fase van voorbereiding. De propaganda en de organisatie stonden in het middelpunt van de aandacht.’ (124-125)
De psychologische ontwikkeling staat centraal in Een klein heldendicht, dat in 1906 bij uitgeverij Versluys verscheen en dat, aldus Gorter-biograaf Herman de Liagre Böhl, zijn eersteling Mei in alle opzichten moest overtreffen (Met al mijn bloed heb ik voor u geleefd. Herman Gorter 1864-1927, p. 276). Het gedicht, bestaande uit 1500 rijmloze regels en negen zangen over de katholieke metaalarbeider Willem en weefster Maria, die doordrongen raken van de socialistische gedachte, handelt over de bewustwording en de organisatie van een aantal arbeiders. Het gedicht is te lezen als voorontwerp van Gorters tweede socialistisch epos, Pan, waarin hij een panorama biedt van de wereldomvattende socialistische strijd, van de volgens hem aanstaande overgang van alle mensen naar het socialisme (331). Naar aanleiding van dit werk, waar hij vijf jaar aan werkte en dat in 1912 verscheen, schreef hij aan zijn vriendin Ada Prins: ‘Het zoover te brengen, dat ik de wereld objectief zien kan en toch vol hartstocht voelen wat er gebeurt, dat is altijd mijn hoogste ideaal geweest.’ (Geciteerd in De Liagre Böhl, 330.) Na het begin van de eerste wereldoorlog begint Gorter meteen aan het herschrijven van Pan, waarin hij de recente ontwikkelingen weer wil geven. Ook van Een klein heldendicht verscheen overigens, in 1908, een in enkele passages gewijzigde tweede druk.
Na de tweede uitgave van Pan, die hij vrijwel meteen verwierp, ontstond het idee voor een derde socialistisch epos. In haar boek Wisselend getij (1964) schreef Gorters andere vriendin, Jenne Clinge Doorenbos: ‘Weer een epos van de arbeid, maar nu vrij van alle symboliek, van hokus pokus, zoals hij zeide. Een realistisch werk, indien mogelijk in dramatische vorm, want het was steeds zijn grootste wens een drama te schrijven, omdat hij dat de allerhoogste kunstvorm vond. Jarenlang heeft hij de idee voor dat werk in zich omgedragen, maar eerst in 1925 is hij begonnen het op papier te zetten.’ (24-25) In 1927 stierf Gorter. Van dit nieuwe epos zijn slechts een aantal fragmenten bewaard gebleven.
Volgens Henriette Roland Holst brak Gorter in Een klein Heldendicht met een van de belangrijkste kenmerken van het traditionele epos, de uiterlijke handeling: ‘Gorters poging, om die propaganda voornamelijk van binnen gezien, als een psychologisch gebeuren, uit te beelden, was dus wel in harmonie met de maatschappelijke werkelijkheid, al was het gewaagd, een heldendicht te willen maken, waar het element, dat in het epos essentieël is, de uiterlijke handeling namelijk, zoo goed als uit was geschakeld. Door de strenge zelfbeperking die hij zich oplegde heeft de dichter de koncentratie der handeling op de psychologische sfeer konsekwent weten door te voeren. Ook daardoor laat het “Klein Heldendicht” een harmonischen indruk achter van zuiveren eenvoud en innerlijke eenheid. Het poogt nergens uit te gaan boven de realiteit van het socialistisch gevoel. Daartegenover staat, dat tengevolge der vrijwillige zelfbeperking die de dichter zich oplegde, lang niet zijn geheele wezen door het “Klein Heldendicht” mee resoneert. Het is het minst lyrische van al Gorters lyrische werken, het eenige, waarin hij zijn persoon absoluut weggehouden heeft.’ (125-126) Volgens Roland Holst is dit dus het werk, waarin hij zijn individuele schrijversidentiteit het meest heeft laten varen.
Een klein heldendicht van Herman Gorter is niet meer in de boekhandel leverbaar. De laatste uitgave verscheen in 1977 bij uitgeverij Pegasus in Amsterdam.
Hanneke van Kempen & Jan Gielkens
Over Herman Gorters Een klein Heldendicht
More in: Gorter, Herman, Hanneke van Kempen, Jan Gielkens
‘Het komt vaak voor
dat commentaar
de tekst verduistert’
Antony Kok en het gedicht Nachtkroeg
door Hanneke van Kempen
Zoals voor sommigen een abstract schilderij het ultieme visuele genot vormt, zo houd ik – als we het over poëzie hebben – van klankgedichten. In een klankgedicht gaat het enerzijds om de nog niet aan taal vastgehechte klanken, anderzijds gaat het om de weergave ervan in letters en leestekens. In de ons omringende landen zijn klankdichten behoorlijk populair. Tijdens een verkiezingen die in 1998 door de BCC werd georganiseerd als opmaat naar het nieuwe millenium werd Spike Milligan’s ‘On The Ning Nang Nong’ gekozen als ‘the nation’s favourite poem’, zowel door de volwassenen als door de jeugd. In Duitsland behoren dichters als Ernst Jandl en Kurt Schwitters ook tot de canon. Elke Nederlander kent het werk van Jan Hanlo (‘Oote’ en ‘De Mus’), niet in het minst vanwege de kamervragen die werden gesteld over het feit dat een auteur van dergelijke poëzie een staatssubsidie kreeg.
Een minder bekend Nederlands klankdicht, waar ik een persoonlijke band mee heb, is ‘Nachtkroeg’ van Antony Kok (1882-1969). Kok was spoorwegbeamte in Tilburg en leerde in 1914 Theo van Doesburg (1883-1931) kennen, die daar gelegerd was. De vriendschap die tussen hen ontstond leidde in 1917 tot de oprichting van het internationaal bekende kunsttijdschrift De Stijl. In 1915 schreef Kok het gedicht ‘Nachtkroeg’, dat in 1923 in het tijdschrift werd opgenomen. Hoewel het gedicht tijdens de Eerste Wereldoorlog geschreven werd, zou het niet misstaan op een hedendaagse Poetry Slam (die ze vroeger een soiree noemden, toen de Franse invloed hier nog gold):
NACHTKROEG
Stil_
Stap
Steen
Stil_
Stap
Steen
Stil_ _
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Drusch
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Drisch
Dà
Domb_
Rusch
Domb_
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Stil_
(zeer
snel)
Hé
rom
mm mm
oemmenoem oemmenoem
oemm
tjaa
doemezoem
bomb doem
homb oem
hei ha
hehehe
hei zoem m m
haaa houw
doemenoemenoemenoem
zoemhoem
rusj oemenoem rek
rusj oemenoem
rink kink
hakala
noemenoemenoemezoem
kreuh_zoemm m
hakala aa
oemenoemenoem
oemenoemenoemzoem
hakaha
romb domb
domb
zoemenoem
bomm
zoemm m
hei roemenoem
zoem m
zoe m
oem m
oem
m m
m
m
m
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Rîss
Domb_
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Dà
Domb_
Sjrih_ _
DEUR
Het gedicht leest als een klankspel zoals die vroeger wel op de radio werden uitgezonden. Kok begint het gedicht waarin geluid en ritme zo’n belangrijke rol spelen opmerkelijk genoeg met ‘Stil’. Halverwege volgt nog een regieaanwijzing, alsof het om een muziekpartituur gaat: zijn ‘zeer snel’ wordt dan een ‘presto’. De climax vormt het woord DEUR, alsof het een toneelstuk betreft dat eindigt met ‘Doek’.
Een klankdicht interpreteren is een hachelijke zaak. Met iedere voordracht en lezing kan een nieuwe vorm aan het gedicht worden gegeven. De dichter probeert meestal los te komen van een buitentekstuele werkelijkheid en het vers als vers te laten bestaan. Of om met een van de duizenden aforismen die Kok dichtte te spreken. ‘Het komt vaak voor, dat commentaar de tekst verduistert.’
Er is wel iets bekend over wat Kok heeft proberen te ‘beschrijven’: ‘Nachtkroeg’ moet het geluid verbeelden van een man die afgaat op het geroezemoes (oemenoemenoemzoem) van een café en ten slotte de deur binnengaat. Of het ‘Da Domb’ bijvoorbeeld de tred of hartslag van de wandelende mens verbeeldt blijft aan de lezer om te ‘beluisteren’ (tegenwoordig zou je daar nog het tot ver in de omgeving doordreunen van de muziekinstallatie van een dergelijk etablissement aan toevoegen, maar in het Tilburg van 1915 is dat nog niet aan de orde).
De chaos van een drukke kroeg leidt tot een hilarische concatenatie van klanken, die door de onconventionele syntaxis en de door Kok voorgeschreven versnelling steeds meer vragen oproept over ‘waar’ of ‘wat’ hij beschrijft. Juist vanwege de aanwezigheid van ‘echte’ woorden als ‘steen’, ‘stap’, ‘stil’ en ‘deur’ wordt de rest des te mysterieuzer.
Er zijn twee versies van dit gedicht bekend. Voordat Van Doesburg het gedicht van Kok in De Stijl publiceerde, schrapte hij de openingszin (‘In de stille straten der provinciestad luisterde ik naar het praten van mijn kalmen stad’) en veranderde de titel van ‘Volle Nachtkroeg’ in ‘Nachtkroeg’. Volgens Van Doesburg was het gedicht als klankdicht ook zonder de uitleg in de eerste zin te begrijpen. In De Stijl schreef hij: ‘Nachtkroeg van Anthony Kok is hier een voorbeeld van suggestieve klankverwerking, goed doorwerkt, bewust en met overleg geordend is hier het materiaal tot een gesloten woordkegel opgebouwd. De opeenvolging der klankvormen wekt een associatie met de waarneming in de hand. Het blijft daardoor eenigzins imitatief, doch met vergete niet, dat dit vers reeds in 1915 gemaakt werd. Nimmer kwam in Holland een dichter tot zoo sober en zuiver gebruik van zijn uitdrukkingsmateriaal. Dit alles zijn symptomen van een nieuwe versconstructie in Holland’. Rodenko nam ‘Nachtkroeg’ in 1954 op in Nieuwe griffels, schone leien en bezorgde Kok daarmee een plaats in de literatuurgeschiedenis naast Van Doesburgs alter ego I.K. Bonset.
Zie voor een keuze uit het werk van A. Kok: Antony Kok, Gedichten en Aforismen, bezorgd en van een nawoord voorzien door Jef van Kempen, Tilburg: Art Brut, 2000.
Dit artikel verscheen eerder in de rubriek ‘Een stuk of wat gedichten’ in het tijdschrift: VakTaal, jrg 18, nr. 1 2005, p. 9-10.
Hanneke van Kempen: Het komt vaak voor dat commentaar de tekst verduistert
More in: #Archive A-Z Sound Poetry, Antony Kok, Hanneke van Kempen
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature