Mels springt uit de boot en rent naar het plein voor de kerk, waar de baas van de carrousel zijn truck heeft geparkeerd. Het is de vaste plek voor de molen.
De baas herkent hem.
`Blij dat jij er bent’, zegt de man. `Nu kunnen we de handen uit de mouwen steken.’ Zijn vrouw is al begonnen met het schoonvegen van de plek.
Een paar andere jongens komen erbij. Met z’n allen schuiven ze de vloerplanken uit de auto en leggen ze uit. Na een half uur is de omtrek van de carrousel al zichtbaar.
Mels helpt met het poetsen van de figuren. Het chroom moet blinken.
Waar blijft Tijger? Hij is er ook altijd als de kippen bij als de kermis wordt opgebouwd.
Tijger? Hoe kan hij bijna vergeten waar hij al weken aan gedacht heeft! Tijger is jarig. Hij moet naar hem toe, nu direct. Hij laat de poetsdoek uit zijn handen vallen en holt naar Tijgers huis.
Thija is er al.
`We wachten al een tijdje op je’, zegt Thija.
`De kermis is er’, hijgt hij. `We mogen helpen.’
`Dat is iets voor kinderen’, zegt Tijger. Nu hij twaalf is doet hij of hij er opeens te groot voor is.
`Hier, mijn cadeau. Alsjeblieft.’ Mels haalt het pakje uit zijn broekzak. Het cadeaupapier is wat verfrommeld omdat hij het zo lang in zijn broekzak heeft gehad, maar dat geeft niet. Duidelijker voelt hij de pijn dat hij iets geeft wat hij zelf had willen houden. Het is net of iemand hem met een naald in zijn vel prikt.
Tijger is verrast. Hij speelt een deuntje op de harmonica. Het klinkt prachtig. De mensen komen altijd woorden te kort als ze Tijgers muzikale talent prijzen. Ze zeggen dat hij met muziek geboren is. De harmonie kwam voorbij op het moment dat hij uit de buik van zijn moeder kwam.
Thija heeft ook een cadeau voor Tijger. Nu pas geeft ze het. Een boek. Het is niet nieuw, maar dat geeft niet, vooral omdat het over China gaat. Het is zeker al een eeuw oud.
`Mijn vader heeft het voor mij gekocht. Hij weet dat ik gek ben op alles wat met China te maken heeft. Nu is het van jou.’
Tijger is er blij mee. Zo blij dat hij de harmonica vergeet. Het maakt Mels onrustig. Hij is een beetje jaloers, ook al geeft hij dat niet graag toe. Zo’n mooi boek heeft hij nog nooit van haar gekregen. Zoiets kostbaars kan ze alleen maar geven aan degene van wie ze het meest houdt.
Samen kijken ze naar de plaatjes. Mensen in vreemde kleren. Mannen met staarten en forse sabels. Een pottenbakker bij een oven vol kruiken. Kinderen met hoedjes die als lampenkappen op hun hoofd staan. Ze dragen een juk met emmers op de schouders. Een vismarkt. Oude mensen in hangmatten. Gestrafte mannen in een schandblok. Een beul die een geknielde man het hoofd afslaat, in een serie van acht plaatjes. De ogen van het wegrollende hoofd kijken vragend, net of het niet weet wat het heeft misdaan. Zelfs bij het laatste plaatje, waar het hoofd meters van de romp ligt en een soldaat er een trap tegen geeft, staan ze nog open. Had de man zo’n zware straf verdiend, of werd hij alleen maar gedood voor de lol? Het boek staat vol gruwelijke foto’s. Martelingen en executies. Als er iemand wordt doodgeslagen, staan de mensen eromheen te lachen. In China lijkt een mensenleven niet zwaar te tellen.
`Ik weet niet of ik nog wel naar China wil’, zegt Tijger na de zoveelste gruwelijke plaat waarop mannen zijn opgehangen aan hun kin.
`Natuurlijk wel’, zegt Thija. `Dit zijn oorlogsfoto’s. Als je weet wat híér allemaal is gebeurd in de oorlog, dat was net zo gruwelijk.’
Gelukkig staan er in het boek, dwars door al dat gruwelijks heen, ook betoverende platen. Fraaie opnames van vrolijke mensen op de Chinese Muur. Schitterende foto’s van bergen die in pasteltinten lijken te zijn geschilderd, maar ze zijn echt. Er liggen dorpen en tempels tegen de flanken en blauwe rivieren vloeien naar beneden. Als een grote stralende lamp staan de stromen van een waterval tegen een heuvel. Het water lijkt omhoog te vloeien. Beneden aan de rivier staat een tijger met een paarse tong, die loert naar een blauw schaap. Vrouwen met gele strohoeden snijden groene rijst.
Dan pas zien ze het kind dat met een ketting vastzit aan een paal.
Ze kijken elkaar verwonderd aan.
`Is dit China?’ vraagt Mels.
`Het is het verkeerde boek’, zegt Tijger. `Er zijn betere boeken over China.’ Hij geeft Thija het boek terug.
`Misschien kan ik het ruilen.’ Thija is geschokt.
Mels voelt met haar mee. Hij wil niet winnen van Thija.
`Ik wil het boek graag hebben’, zegt hij, om het goed te maken. `Ik ruil het voor mijn zakmes. Dan geef je het zakmes aan hem.’
Ze ruilen. Thija geeft Tijger het mes. Alles is weer goed.
Mels is echt blij met het boek. Het laat zien hoe China werkelijk is. Het is niet zo sprookjesachtig als uit de verhalen van Thija en ook anders dan het leek na de verhalen van grootvader Bernhard.
Tijgers moeder roept hen naar de keuken.
De appeltaart is net uit de oven. De stukken dampen nog op hun bord, en nog meer als Tijgers moeder er warme vanillesaus over giet.
`Eten ze in China ook appeltaart?’ vraagt Mels.
`Elke dag’, zegt Thija.
`Appeltaart met bloed’, zegt Tijger. `Ik lust het niet.’
Tijgers moeder is verbaasd. `Bloed?’ zegt ze. `Er zit alleen melk in. En meel.’
`En toch lust ik het niet’, zegt Tijger hard.
Zijn moeder, het zweet nog op haar voorhoofd, zwijgt.
`We gaan naar de Wijer’, zegt Thija, die met haar te doen heeft. `Straks komen we de appeltaart opeten.’
`Ik ga weer helpen op de kermis’, zegt Mels.
`Ik niet meer’, zegt Tijger. `Dat is iets voor kinderen.’
Ze lopen naar de Wijer en komen langs de attracties in opbouw.
`Hé’, roept de baas van de carrousel als hij Mels voorbij ziet lopen. `Help je me niet meer?’
`We hebben het te druk’, roept Mels. Hij kijkt recht voor zich uit. Hij schaamt zich, maar nu Tijger niet meer wil en ook Thija zich te groot lijkt te voelen om te helpen, kan hij niet doen alsof hij nog een kind is.
Ze lopen over het pad en gaan in het gras langs de Wijer zitten.
`Ik weet niet of ik nog wel naar China wil’, zegt Tijger. `Ik weet het echt niet meer.’
`Ik wel’, zegt Thija. `Ik ga wel.’
`Dan gaan we met z’n tweeën’, zegt Mels.
Ton van Reen: Het diepste blauw (059)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van
La Chanson Du Malaime
Un soir de demi-brume à Londres
Un voyou qui ressemblait à
Mon amour vint à ma rencontre
Et le regard qu’il me jeta
Me fit baisser les yeux de honte
Je suivis ce mauvais garçon
Qui sifflotait mains dans les poches
Nous semblions entre les maisons
Onde ouverte de la mer Rouge
Lui les Hébreux moi Pharaon
Qui tombent ces vagues de briques
Si tu ne fus pas bien aimée
Je suis le souverain d’Egypte
Sa sœur-épouse son armée
Si tu n’es pas l’amour unique.
Guillaume Apollinaire
(1880 – 1918)
La Chanson Du Malaime
fleursdumal.nl magazine
More in: Apollinaire, Guillaume, Archive A-B, Guillaume Apollinaire
An den Tod
Wie den Seraph himmlische Lust erfüllet,
Kommt der Brüder einer, auch selger Engel,
Den des Himmels Freundschaft mit ihm verwebte
Zu dem unsterblichen Bunde,
Wieder von der fernesten Welten einer
Wo er Glück und Segen die Fülle ausstreut
Heitre Ruhe mit friedlicher Palme über
Tausend Geschöpfe ergossen,
Und nun fällt in Engels Entzücken seinem
Freunde an die himmlische Brust und dann im
Kusse, unaussprechbare Freundschaftswonne
Einet die Seelen der Seraphs.
So werd ich mich freuen wenn du einst holder
Todesengel meine geengte Seele
Zu dem selgen Anschaun Jehovas durch die
Trennung vom Körper beflügelst.
Und sich dann die neidische Hülle abstreift
Gleich der Puppe welche den Schmetterling hält
Und zerplatzet kommet die Zeit der Reife,
Jener befreit dann entfliehet.
So wird sie auch fliehen die edle Seele
Aus dem Erdenstaube entlastet dort zu
Jenen höhern, bessern Gefilden reich an
Seliger Ruhe und Freiheit.
Wo ein ewger Frühling die Wangen kleidet
Und ich voll unsterblicher Kraft die Schöpfung
Sehe, staune, himmlische Freundschaft mich un-
sterblichen Geistern vereinet
Novalis (1772 – 1801)
Gedicht: An den Tod
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive M-N, Novalis, Novalis
Author Tori Telfer’s “Lady Killers,” a thrilling and entertaining compendium, investigates female serial killers and their crimes through the ages.
When you think of serial killers throughout history, the names that come to mind are ones like Jack the Ripper, John Wayne Gacy, and Ted Bundy. But what about Tillie Klimek, Moulay Hassan, Kate Bender?
The narrative we’re comfortable with is the one where women are the victims of violent crime, not the perpetrators. In fact, serial killers are thought to be so universally, overwhelmingly male that in 1998, FBI profiler Roy Hazelwood infamously declared in a homicide conference, “There are no female serial killers.”
Lady Killers, based on the popular online series that appeared on Jezebel and The Hairpin, disputes that claim and offers fourteen gruesome examples as evidence.
Though largely forgotten by history, female serial killers such as Erzsébet Báthory, Nannie Doss, Mary Ann Cotton, and Darya Nikolayevna Saltykova rival their male counterparts in cunning, cruelty, and appetite for destruction.
Lady Killers
Deadly Women Throughout History
by Tori Telfer
2017
ISBN: 9780062433732
ISBN 10: 0062433733
Imprint: Harper Perennial
Pages: 352
List Price: 15.99 USD
TRUE CRIME – Murder- Serial Killers -History – Women
Illustrations by Dame Darcy
new books
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, - Book Stories, Archive S-T, Art & Literature News, CRIME & PUNISHMENT, Tales of Mystery & Imagination, The Ideal Woman
The Poet
O tell me, tell me,
How did you drain
Your song to drops
Clear as rain?
What labor, what sorrow,
What sacrifice,
Crystal d your song
To beryl ice?
What burning gladness
Warmed it again
To a vapor sweet,
Clear as rain?
O tell me, tell me,
Melody s price
Is it work, is it pain,
Is it sacrifice?
Gladys Cromwell
(1885-1919)
The Poet
fleursdumal.nl magazine
More in: *War Poetry Archive, Archive C-D, Cromwell, Gladys, Gladys Cromwell
The New Jerusalem, the latest book by Patti Smith – poet, punk legend and author of the bestsellers Just Kids and M Train – is now available for order. A stunning long prose poem in the tradition of St. John and William Blake, The New Jerusalem presents a prophetic vision of art and humanity, faith and freedom; a vision of escape from the rituals of power and the mechanisms of social control.
Illustrated with colour photographs and art work by Patti Smith, this beautiful hardbound volume is a true collector’s item and will be irresistible to bibliophiles. With an introduction by Rob Riemen exploring the connection between art and spirituality in Patti Smith’s poem and in art more broadly, The New Jerusalem can serve as a reminder of the prophetic power of poetry and a guide to all who need it in these times of resistance.
The New Jerusalem was presented at the Nexus Symposium with Patti Smith ‘An Education in Counterculture’, 26 May 2018 in Amsterdam.
The New Jerusalem, the new book by poet and punk legend Patti Smith. This long prose poem in the tradition of John’s Revelation and the poetry of William Blake shows a prophetic vision of art and humanity, faith and freedom; an image of the escape from the rituals of power and the mechanisms of social control.
This beautiful bilingual (English & Dutch), bound edition features color illustrations and photos by Patti Smith and is irresistible to the real bibliophile. The introduction by Rob Riemen discusses the relationship between art and spirituality in the poem by Patti Smith and in art in a general sense.
Patti Smith
United States, 1946
Patti Smith is a singer and poet. As the ‘Godmother of Punk’, she protested against social conventions, mindless factory labour and the commercialised world with her powerful and controversial music. She grew up with the music of Bob Dylan, lived together with photographer Robert Mapplethorpe and became a familiar face in the turbulent art scene of New York City. In 1974 Smith started performing with guitarist Lenny Kaye, forming the core of The Patti Smith Group. Her debut album Horses (1975) is considered to be one of the most influential albums in the history of rock music. With Bruce Springsteen she wrote Because the Night, her biggest hit. In addition to many albums, Smith also published poetry and books, including Just Kids (2010), her award-winning autobiography on life in New York in the seventies and her relation with Mapplethorpe.
Rob Riemen
The Netherlands, 1962
Rob Riemen is the founder and president of the Nexus Institute, established in 1994. He has also been editor-in-chief of the journal Nexus since its creation in 1991. In Nexus, prominent and original thinkers and writers reflect on important contemporary issues in essays on art, culture, politics and society. Riemen is the author of Nobility of Spirit. A Forgotten Ideal (2008), on the ideals of European humanism, translated into eighteen languages, and To Fight Against this Age (2018), with essays on the eternal return of fascism and on the European spirit.
The New Jerusalem – Bilingual edition – Nexus Library
ISBN: 9789090309798
Publisher: Nexus Institute
Publication Date: May 26th, 2018
Pages: 76
By Patti Smith, Rob Riemen (Introduction By), Onno Kosters (Translator)
Bilingual English-Dutch, hardbound, illustrated colour edition
Translation Onno Kosters (The New Jerusalem), Liz Waters (introduction)
The New Jerusalem is available for sale in the United States at:
McNally Jackson, New York City
Book Culture, New York City
Strand Bookstore, New York City
Rizzoli Bookstore, New York City
Mast Books, New York City
Greenlight Bookstore, Brooklyn
# more information on website Nexus Institute
fleursdumal.nl magazine
More in: #Biography Archives, #Editors Choice Archiv, - Book News, - Bookstores, Archive S-T, Archive S-T, Art & Literature News, Nexus Instituut, Patti Smith, Smith, Patti
De chauffeur van de vliegende schotels stopt bij Mels.
`Ik zit hier toch wel goed?’ roept hij. `Is hier komende zondag kermis?’
Mels knikt.
`Ik kom hier voor het eerst. Is het hier wat? Komt hier volk?’
`Veel kabaal en zatlappen’, zegt Mels.
`En meiden?’
`Die komen uit de stad. Ze doen hier missiewerk.’
`Nonnen?’ zegt de chauffeur verbaasd.
`Nee, net zulke meiden als in jouw vliegende schotels.’
`Dan zit ik hier goed’, lacht de chauffeur.
Mels wijst hem de weg naar het weiland achter de molen, dat sinds een paar jaar dienstdoet als evenemententerrein. Een flink stuk wei is onlangs bestraat als parkeerterrein voor de bezoekers van de feesten en van de watermolen.
De kleine carrousel, waarin hij als kind zo veel plezier beleefde, is al in geen jaren meer geweest.
Ton van Reen: Het diepste blauw (058)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van
Elke zomer opnieuw slaat het Kunstenfestival van Watou haar tenten op in het gelijknamige kunstdorpje aan de Franse grens.
Dichters en beeldend kunstenaars, aanstormend talent en gevestigde waarden, kunstwerken uit binnen- en uit buitenland strijken er neer en vormen een bijzonder kunstenparcours. Het dorp is de setting en biedt een tiental karakteristieke locaties als tentoonstellingsruimte: een voormalig klooster, een oude boerderij of de kelder van een brouwerij.
De wisselwerking tussen die verrassende, nostalgische ruimtes met hedendaagse beeldende kunst en poëzie zorgt telkens weer voor een unieke kunstbeleving. Zomeren in Watou is dan ook prikkelen en onthaasten tegelijk. Kleine momenten van gelukzaligheid.
Iedere editie van het Kunstenfestival kadert in een ander thema, waarrond intendant Jan Moeyaert en poëziecurator Willy Tibergien beeld en taal samenbrengen. Schrijvers, dichters en kunstenaars palmen gedurende een zomer het dorp in en bieden de bezoekers een caleidoscoop aan inzichten en perspectieven rond een bepaald onderwerp.
In het verleden waren er onder meer tentoonstellingen over de liefde in al haar facetten, over toevallige ontmoetingen, blijvende herinneringen en het geluk in overvloedige tijden. Verhalen verzamelen, heet dat. Van harte welkom om ze te komen lezen!
Kunstenfestival Watou 2018 vindt plaats van
30 juni tot en met 2 september
Open
woensdag tot zondag van 11u tot 19u
maandag en dinsdag gesloten, behalve op feestdagen
# meer informatie op website kunstenfestivalwatou
Adres
Watouplein 12
8978 Watou
Poperinge (België)
fleursdumal.nl magazine
More in: - Bookstores, Art & Literature News, Historia Belgica, Watou Kunstenfestival
When we two parted
When we two parted
In silence and tears,
Half broken-hearted,
To sever for years,
Pale grew thy cheek and cold,
Colder thy kiss;
Truly that hour foretold
Sorrow to this.
The dew of the morning
Sank chill on my brow
It felt like the warning
Of what I feel now.
Thy vows are all broken,
And light is thy fame:
I hear thy name spoken,
And share in its shame.
They name thee before me,
A knell to mine ear;
A shudder comes o’er me
Why wert thou so dear?
They know not I knew thee,
Who knew thee too well:
Long, long shall I rue thee
Too deeply to tell.
In secret we met
In silence I grieve
That thy heart could forget,
Thy spirit deceive.
If I should meet thee
After long years,
How should I greet thee?
With silence and tears.
Lord George Gordon Noel Byron
(1788 – 1824)
When we two are parted
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, Byron, Lord
Mels voelt zich te groot voor de draaimolen, maar hij kan er uren bij rondhangen. Hij is gek op orgelmuziek. Het is een mondharmonica in het groot.
Soms mag hij helpen met het verwisselen van de banden, maar het zijn steeds dezelfde deuntjes. `Schneewälzer’, `Holzackerbuben’, `Klatsch’ en `Muss i denn’ zijn de favorieten van de baas, maar Mels weet er soms `Roseanne, hoog te paard’ en `Er waren eens twee koningskinderen’ tussen te krijgen.
‘s Ochtends, voordat het zeil wordt weggehaald, helpt hij met het schoonmaken.
Binnen in de gesloten draaimolen is het een andere wereld, met figuren die hier hun eigen leven leiden. Paarden uit duizend-en-een-nacht. Scheepjes teruggekeerd van verre zeeën. Olifanten en leeuwen uit het oerwoud.
Binnen heerst rust. Midden tussen de kinderen die hij om zich heen op het plein hoort spelen, is hij er alleen. Buiten lijkt ver weg. Dit geheimzinnige wereldje lijkt een beetje op die andere wereld waarover hij zo vaak droomt. Hier is hij al een beetje in China.
Soms wordt de droom verstoord door spiedende ogen die door gaten in het zeil naar binnen gluren.
Ton van Reen: Het diepste blauw (057)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van
La Dame
Toc toc Il a fermé sa porte
Les lys du jardin sont flétris
Quel est donc ce mort qu’on emporte
Tu viens de toquer à sa porte
Et trotte trotte
Trotte la petite souris
Guillaume Apollinaire
(1880 – 1918)
La Dame
Alcools – poèmes 1898-1913
Paris : Éditions de la Nouvelle Revue française,
troisième édition, 1920
fleursdumal.nl magazine
More in: Apollinaire, Guillaume, Archive A-B, Guillaume Apollinaire
Der Engel im Walde
Gib mir deine Hand, die liebe Hand, und komm mit mir;
Denn wir wollen hinweggehen von den Menschen.
Sie sind klein und böse, und ihre kleine Bosheit haßt und peinigt uns.
Ihre hämischen Augen schleichen um unser Gesicht, und
ihr gieriges Ohr betastet das Wort unseres Mundes.
Sie sammeln Bilsenkraut . . .
So laß uns fliehn
Zu den sinnenden Feldern, die freundlich mit Blumen und
Gras unsere wandernden Füße trösten,
An den Strom, der auf seinern Rücken geduldig wuchtende
Bürden, schwere, güterstrotzende Schiffe trägt,
Zu den Tieren des Waldes, die nicht übelreden.
Komm.
Herbstnebel schleiert und feuchtet das Moos mit dumpf
smaragdenem Leuchten.
Buchenlaub rollt, Reichtum goldbronzener Münzen.
Vor unseren Schritten springt, rote zitternde Flamme,
das Eichhorn nur.
Schwarze gewundene Erlen züngeln am Pfuhl empor in
kupfriges Abendglasten.
Komm.
Denn die Sonne ist nieder in ihre Höhle gekrochen, und ihr
warmer rötlicher Atem verschwebt.
Nun tut ein Gewölb sich auf.
Unter seinem graublauen Bogen zwischen bekrönten Säulen
der Bäume wird der Engel stehn,
Hoch und schmal, ohne Schwingen.
Sein Antlitz ist Leid.
Und sein Gewand hat die Bleiche eisig blinkender Sterne
in Winternächten.
Der Seiende,
Der nicht sagt, nicht soll, der nur ist,
Der keinen Fluch weiß noch Segen bringt und nicht in
Städte hinwallt zu dem, was stirbt :
Er schaut uns nicht
In seinem silbernen Schweigen.
Wir aber schauen ihn,
Weil wir zu zweit und verlassen sind.
Vielleicht
Weht ein braunes, verwelktes Blatt an seine Schulter,
entgleitet;
Das wollen wir aufheben und verwahren, ehe wir weiterziehn.
Komm, mein Freund, mit mir, komm.
Die Treppe in meines Vaters Haus ist dunkel und krumm
und eng, und die Stufen sind abgetreten;
Aber jetzt ist es das Haus der Waise, und fremde Leute wohnen darin.
Nimm mich fort.
Schwer fügt der alte rostige Schlüssel im Tor sich meinen
schwachen Händen.
Nun knarrt es zu.
Nun sieh mich an in der Finsternis, du, von heut meine Heimat.
Denn deine Arme sollen mir bergende Mauern baun,
Und dein Herz wird mir Kammer sein und dein Auge mein
Fenster, durch das der Morgen scheint.
Und es türmt sich die Stirn, da du schreitest.
Du bist mein Haus an allen Straßen der Welt, in jeder
Senke, auf jedem Hügel.
Du Dach, du wirst ermattet mit mir unter glühendem
Mittag lechzen, mit mir erschauern, wenn Schneesturm
peitscht.
Wir werden dürsten und hungern, zusammen erdulden,
Zusammen einst an staubigem Wegesrande sinken und weinen …
Gertrud Kolmar
(1894-1943)
gedicht: Der Engel im Walde
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive K-L, Archive K-L, Kolmar, Gertrud
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature