New

  1. Sara Teasdale: I Shall Not Care
  2. Fame is a bee by Emily Dickinson
  3. Ask me no more by Alfred Lord Tennyson
  4. Keith Douglas: How to Kill
  5. Christine de Pisan: Comme surpris
  6. Conrad Ferdinand Meyer: In der Sistina
  7. Emma Lazarus: Age and Death
  8. William Blake’s Universe
  9. Natalie Amiri & Düzen Tekkal: Nous n’avons pas peur. Le courage des femmes iraniennes
  10. Much Madness is divinest Sense by Emily Dickinson
  11. Death. A spirit sped by Stephen Crane
  12. Song: ‘Sweetest love, I do not go’ by John Donne
  13. Michail Lermontov: Mijn dolk (Vertaling Paul Bezembinder)
  14. Anne Bradstreet: To My Dear and Loving Husband
  15. Emmy Hennings: Ein Traum
  16. Emma Doude Van Troostwijk premier roman: ¨Ceux qui appartiennent au jour”
  17. Marriage Morning by Alfred Lord Tennyson
  18. Christine de Pisan: Belle, ce que j’ay requis
  19. Marina Abramović in Stedelijk Museum Amsterdam
  20. Spring by Christina Georgina Rossetti
  21. Kira Wuck: Koeiendagen (Gedichten)
  22. Paul Bezembinder: Na de dag
  23. Wound Is the Origin of Wonder by Maya C. Popa
  24. Woman’s Constancy by John Donne
  25. Willa Cather: I Sought the Wood in Winter
  26. Emma Lazarus: Work
  27. Sara Teasdale: Evening, New York
  28. Freda kamphuis: ontrecht
  29. Ulrich von Hutten: Ein Klag über den Lutherischen Brand zu Mentz
  30. Julia Malye: La Louisiane (Roman)
  31. Late, Late, so Late by Alfred, Lord Tennyson
  32. DEAR AWKWARDNESS tentoonstelling AVA NAVAS in PARK
  33. A Wintry Sonnet by Christina Georgina Rossetti
  34. Les oies sauvages par Guy de Maupassant
  35. Thomas Hardy: Snow in the Suburbs

Categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. PRESS & PUBLISHING
  15. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  16. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  17. STREET POETRY
  18. THEATRE
  19. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  20. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  21. WAR & PEACE
  22. ·

 

  1. Subscribe to new material: RSS

Happy New Year

2 0 1 1

The editors of KEMPIS.NL POETRY MAGAZINE wish you a

H A P P Y   N E W   Y E A R

Photo’s © Hans Hermans – London fireworks 2010

fleursdumal.nl magazine

More in: Hans Hermans Photos

Hank Denmore: Moord in lichtdruk (27)

Hank Denmore

Moord in lichtdruk

zevenentwintig

De andere morgen scheen de zon door het openstaande venster en ver­warmde de naakte arm van Evelyne. Deze werd langzaam wakker en gooide het laken van haar af. Even bleef ze nog liggen genieten van de zon die nu haar hele lichaam verwarmde, pyjama’s waren niet voor haar uitgevonden. Haar slanke en gespierde lichaam had een licht­bruine tint die ze van haar Colombiaanse moeder had meegekregen. De slaapkamer was vrouwelijk ingericht, met veel kant en lichte zonnige kleuren. Na een snelle douche en een licht ontbijt ging ze weer naar haar kantoor. Ze keek in het laboratorium van Otto Winkler. Deze zat in een Kodak-handleiding te lezen.
‘Otto, ik heb iets eigenaardigs gehoord. Ik was in de Coconutbar en op een gegeven ogenblik maakte de eigenaar de opmerking "Weer een veld gevuld in de database". Hoeveel bareigenaars ken jij die verstand hebben van databases?’
‘Ja, dat is inderdaad eigenaardig. Een bareigenaar hoort verstand van drankjes en cocktails te hebben.’
Ze vertelde van het bezoek aan de bar, de door het meisje gefluis­terde woorden en de opmerking van Tino, de bareigenaar.
‘Staat hij dan niet in de politiecomputer?’
‘Ja, maar alleen als een vermoedelijke wapensmokkelaar. Verder is er niets van hem bekend. Misschien dat de CIA iets van hem weet.’
‘Laat Tom dit dan nagaan, wie weet wat we te weten komen. Maar waarom ben je zo nieuwsgierig naar een bareigenaar? Is er iets wat mij ontgaat?’
‘Het is misschien met een kanon op een mug schieten, maar die woorden van die ongelukkige Arabella deden me denken aan de moord op dat meisje in het blauw, je weet wel. Ik heb het gevoel dat er iets is met deze twee zaken. Vraag aan Tom of er al iets over dat meisje bekend is.’
‘Oké, ik ga direct naar hem toe, zodra ik iets weet hoor je het.’
Terwijl hij naar de deur liep riep Evelyne hem na: ‘Kijk ook eens naar die Arabella Girondi.’
Otto knikte en verdween terwijl Evelyne peinzend achter bleef.
Tom ging direct achter de terminal zitten en vroeg de politiecom­puter op. Na enige vragen bevestigend te hebben ingetikt kwam er een antwoord.
Het meisje bleek Maureen Mc.Ferrit te heten, ze was een paar maanden geleden in New York gearri­veerd en kwam uit Engeland. Behalve een hoteladres bleken nadere gegevens te ontbreken. Het paspoort was in Engeland aangevraagd en bleek splinternieuw te zijn. Omdat Mc.Ferrit als touriste naar New York kwam was ze door de douane doorgelaten. Het sterretje achter het paspoort­nummer duidde op een speciaal onderzoek van de politie.
Tom vroeg ook inlichtingen over Arabella, maar kreeg alleen de bevestiging dat ze de partner van Tino Vandezzi was en op hetzelfde adres woonde. Verder had ze geen strafre­gister, hiermee kwamen ze dus niet verder.
Tom en Otto gingen naar Evelyne en vertelden wat ze te weten waren gekomen. Evelyne fronste haar mooie wenkbrauwen bij het horen van het sterretje. Meestal was er dan iets loos met het paspoort. Ze belde naar Sidney Greener, de politie-inspecteur en vroeg naar de gegevens van het paspoort. Even werd het stil aan de andere kant van de lijn.
‘Tja, Evelyne, je weet wel wat een sterretje meestal betekent, dat is CIA-spul. Dat zou ik niet mogen vertellen. Maar, denk erom je hebt het niet van mij, de vingerafdrukken blijken bij de CIA bekend te zijn. Het meisje in het blauw is waarschijnlijk door de Sovjets via Engeland naar ons gestuurd. Jouw idee over die eeltplek­ken was toch juist. We noemen haar maar Maureen Mc.Ferrit, want haar echte naam zullen we wel nooit aan de weet komen. Eh, Evelyne, nog iets, we hebben op een van de pieren, Pier 22 om precies te zijn, het verminkte lijk van ene Millhouse gevonden en in de 135 straat is het zielloze lichaam van een vrouw, Lolita Romanowa, gevonden. Ook zij is vóór haar dood gemarteld. Millhouse was werk­zaam bij Sperry Rand hier in New York en die Lolita was zijn verloofde.’
Evelyne had tijdens deze mededeling niets gezegd maar had alles snel genoteerd. Ze bedankte de inspecteur en verbrak de verbinding weer. De twee hadden intussen gelezen wat ze noteerde en keken elkaar verbaasd aan.
‘He Evelyne, je hebt echt gelijk met dat kanon en die mug,’ zei Otto.
‘Hoezo kanon en mug?’ vroeg Heinz. Otto vertelde van de gefluisterde woorden van het verongelukte meisje.
‘Ja, maar het plotterpapier wat Maureen Mc.Ferrit bij zich moet hebben gehad kwam toch van Sperry Rand in Harrisburg? Ik zie dat verband niet zo een twee drie.’
‘Luister eens, hoeveel doden hebben we intussen gevonden die iets met Sperry te maken hadden? Maureen Mc.Ferrit, Antoine Millhouse was maga­zijnbediende bij Sperry en zijn verloofde Lolita Romanowa. Ze hebben alledrie iets met Sperry Rand te maken, direct of indirect.
Jongens, weet je wat ik denk? Er is iemand op de hoogte van dat verdwenen plotter­papier en die wil dat hoe dan ook in handen krij­gen. Als je nagaat wat Sidney over de verwon­dingen bij Millhouse en Romano­wa vertelde, kan dat alleen maar het gevolg zijn geweest van martelin­gen. Je martelt niemand enkel en alleen om hem te doden. Daarvoor zijn veel snellere methodes. Nee, die twee zijn gemarteld om inlichtingen los te krijgen. Een vermoedelijke spionne, een wapen­smokkelaar en een werknemer van Sperry en zijn verloofde, ik weet haast zeker dat ik gelijk heb. Otto, je moet proberen om een paar goede foto’s van die Tino Vandezzi te maken. Ga naar de begra­fenis van zijn verloofde en maak foto’s van iedereen die daar aanwezig is. Die Tino zit me niet lekker, die is meer dan alleen bareigenaar.’
Otto knikte en ging zijn Leica laden met een fijnkorrelige film, hij schroef­de er een lange telelens op en zette alles klaar voor de begrafenis die de volgende dag zou plaats vinden.
‘Heinz, kijk eens of je iets van die werknemer uit Harrisburg te weten kunt komen.’
‘Ebson Simmons?’ vroeg Heinz, waarop Evelyne ja knikte. Hij ging achter de terminal zitten en maakte opnieuw verbinding met de politie­computer. Gedurende enkele minuten was Tom geconcentreerd met het toetsenbord bezig. Toen noteerde hij wat op het scherm werd weergege­ven. Het bleek dat Simmons exact in hetzelfde uur waarin het plotterpa­pier werd vermist dat ongeval was overkomen. Toen hij met de notities naar de kamer van Evelyne ging stond deze bij het raam en keek naar buiten.
‘Weet je dat daar al meer dan twee uur een man in een wagen zit te wachten? Zie ik nu overal spoken en lijd ik aan achtervolgingswaan­zin? Wat denk jij ervan?’
Tom noteerde het autonummer en weer werd in de politiecomputer navraag gedaan. De wagen bleek op naam te staan van ene Vincente Garcioli. Die Garcioli was een gansterboss en had zijn domicilie in Harrisonstreet.
Tom keek Evelyne aan: ‘In onze straat woont niemand die ook maar in de verte iets met gang­sters te maken kan hebben. Ik denk dat hij er echt op jou staat te wachten. Als ik jou was zou ik hier een broodje blijven eten en niet naar huis gaan.’

Hank Denmore: Moord in lichtdruk

kempis.nl poetry magazine

(wordt vervolgd)

More in: -Moord in lichtdruk

Düsseldorf K21, Auswertung der Flugdaten

Thomas Ruff – courtesy K21

Düsseldorf, Auswertung der Flugdaten

„Auswertung der Flugdaten“ at K21 is an arresting exhibition reflecting on art in the 80-es from a Düsseldorfer perspective.
The Düsseldorfer art scene with the Art Academy in the centre has been a major influence in the development of art since the sixties. Beuys, Becher, Struth, Gursky, Ruff, Spoerri, Broodthaers, Richter, Immendorf; there seems to be no end to the list of illustrious names that are linked to Düsseldorf and to the Academy. This exhibition which is curated by Julian Heynen and Valeria Liebermann, demonstrates convincingly the quality of the art that emerged from the Düsseldorfer scene and from the (art) spirit of the 80-es. Artists include Thomas Ruff, Andreas Gursky, Thomas Schutte, Ludger Gerdes, Isa Genzken and Reinhard Mucha with a brilliant installation. Here are a few pictures and a
LINKto the website of the Academy.

Anton K., December 2010

fleursdumal.nl magazine

More in: Anton K. Photos & Observations, Galerie Deutschland

Hank Denmore: Moord in lichtdruk (26)

Hank Denmore

Moord in lichtdruk

zesenwintig

Evelyne ging zitten en sloeg haar ene been discreet over het andere. Mocht Tino tegenover haar willen gaan zitten dan had hij in elk geval geen kans om iets meer dan haar knieën te zien.
‘Mevrouwtje, waarmee kan ik u van dienst zijn?’ vroeg Tino met een ondanks zijn vriendelijk vragen toch harde stem. Dit moest inderdaad een keiharde zakenman zijn die desnoods over lijken ging, dacht Evelyne.
Behoedzaam vroeg ze: ‘Bent u in het bezit van een goudkleu­rige Ford?’
‘Ja, die heb ik een, maar er rijden in New York duizenden van die wagens rond.’
Evelyne noemde het kenteken en keek naar de reactie van de man.
‘Ja, dat is mijn wagen, wat is er aan de hand en wie bent u?’
‘Meneer Vandezzi, mag ik vragen of u een roodharige dame kent?’
‘Dat is mijn vriendin Arabella,’ zei Tino met een gespannen stem.
‘Dan heb ik een treurige mededeling voor u. Heeft de politie u nog niet gebeld?’
‘De politie, wat is er eigenlijk aan de hand. Heeft Arabella weer eens fout geparkeerd?’
‘Was het maar waar,’ zei Evelyne waarna ze even zweeg.
‘Heeft ze dan een aanrijding gehad? Ik zeg altijd dat ze niet zo hard moet rijden, maar net als alle vrouwen luistert ze daar niet naar.’
‘Ik reed toevallig achter haar en zag dat ze moeite met de wagen had. Na een paar honderd meter knalde ze op een geparkeerde vracht­wagen. Ze is zeer zwaar gewond en is naar een ziekenhuis gebracht.’
Dat ze al naar het mortuarium was gebracht vertelde ze maar niet. Ook wat het meisje haar toegefluisterd had verzweeg ze.
‘Jezus, wat een beroerde tijding komt u brengen. Weet u soms naar welk ziekenhuis ze is gebracht?’
‘Nee, dat weet ik niet, maar er is een politieagent bij geweest. Die zal dat wel weten. Uw wagen zal ook wel weggesleept zijn, die is midden op de straat blijven staan.’
Tino greep naar de telefoon en belde naar het wijkbureau van de politie. Na zich bekend te hebben gemaakt vroeg hij om inlichtingen en schreef enkele krabbels op een papier. Toen riep hij de manager en zei dat de wagen gehaald moest worden.
‘De politie zoekt uit naar welk hospitaal ze is gebracht, ze bellen terug als ze iets weten.’
Toen keek hij Evelyne weer aan alsof het nu pas tot hem doordrong dat ze voor hem een volkomen vreemde was.
‘Wie bent u eigenlijk om zoveel moeite te doen om me dit nare bericht te komen vertel­len?’
‘Mijn naam is Evelyne Steinbruch, ik ben privé-detective. Zoals ik al zei was het louter toeval dat ik getuige was van het ongeval. Natuur­lijk probeerde ik eerste hulp te verlenen tot ze haar kwamen halen.’
‘Weet u ook hoe erg ze gewond is? Ik wil zo snel mogelijk naar haar toe.’
Evelyne zweeg en keek naar de man terwijl ze bijna onmerkbaar met haar hoofd nee schudde. De keiharde zakenman zag dit gebaar en riep: ‘Wilt u zeggen dat er geen hoop meer is?’
‘Ik ben bang dat u zich op het ergste moet voorbereiden, ze was zeer zwaar gewond.’
‘Dan weet ik wel wat de afloop zal zijn.’ Bitter voegde hij er aan toe: ‘Weer een veld meer gevuld in de database van de gemeentecompu­ter.’
De telefoon rinkelde en haastig nam Tino de hoorn van de haak: ‘Ja, wat is er?’
Na even geluisterd te hebben zei hij: ‘Ja, daar spreekt u mee. Ja, dat is mijn verloofde Arabella Girondi.’ Aandachtig luisterde hij en het gezicht van de harde zakenman vertrok in een grotesk masker. Eve­lyne snapte wel wat er aan het andere eind van de lijn werd gezegd en stond stille­tjes op.
Tino slikte even en legde de hoorn zacht op het toe­stel. Met een vreemde stem zei hij: ‘Ja, u had gelijk, Arabella is onder­weg naar het hospitaal overleden zonder nog bij kennis te zijn gekomen. Vind u het erg om te gaan? Ik moet naar haar toe om ze te identificeren. Ze had alleen mij nog.’
Evelyne ging naar de deur en nee schuddend tegen de manager liep ze de trap af en ging naar huis, belde Tom op om te zeggen dat ze veilig thuis was. Toen zocht ze meteen haar bed op om over alles nog eens diep na te denken en om hopelijk te slapen.

Hank Denmore: Moord in lichtdruk

kempis.nl poetry magazine

(wordt vervolgd)

More in: -Moord in lichtdruk

Ton van Reen gedicht: Haren van hoogmoed

 

Ton van Reen

HAREN VAN HOOGMOED

Een gesel voor de aarde is de wind
zijn haren van hoogmoed
zuigen de lucht uit de bomen

Hij tilt de hutten op uit de grond
wind leeft

Maar de bomen weren zich
ze buigen naar elkaar
en zuigen zich barstensvol moed
hun takken slaan terug
en trekken de tent van de hemel
naar beneden

De wind wordt gekluisterd
aan de wortels van de bomen

 
Ton van Reen: De naam van het mes. Afrikaanse gedichten
kempis.nl poetry magazine

More in: -De naam van het mes, Ton van Reen

Hank Denmore: Moord in lichtdruk (25)

Hank Denmore

Moord in lichtdruk

vijfentwintig

‘Daarover straks meer, ik was zonet getuige van een ongeval. Een meisje knalde op een vrachtwagen en overleed na enkele minuten. Tijdens het verlenen van de eerste hulp heeft ze me iets eigenaar­digs gezegd. Ze sloeg haar agenda open en las voor: "Ze moeten ophouden met zoeken. Het kost teveel levens." Dat was alles, even later is ze gestorven. De wagen, een Ford, stond op naam van ene T. Vandezzi. Kun jij uitzoeken wie die T. Vandezzi is, hij is eigenaar van de Coconut­bar?’
Tom tikte enkele toetsen aan en kreeg toegang tot het adressenbe­stand van het hoofdbureau van de politie. Na het intikken van de achternaam kwam het complete adres op het scherm staan. Hij noteerde dit op een kladblaadje en gaf dit aan Evelyne.
‘Ja, oké, maar wat is het voor een kerel, zoek dat ook even op.’
Tom sloeg weer enkele toetsen aan en was in het crimineel bestand van het politiebu­reau. Bekwaam tikte hij naam en adres in, na enkele seconden kwam er tekst op het scherm te staan. Al lezend begon hij zachtjes te fluiten. Evelyne bukte zich om mee te kunnen lezen, haar wang raakte daarbij even die van Heinz, die iets ging verzit­ten.
‘Kun je daar niet tegen?’
‘Jawel, maar het is niet goed als de baas en de knecht zo dicht bij elkaar staan,’ lachte Heinz.
Serieus zei hij: ‘Dat is geen kattepis, die vent wordt verdacht van illegale invoer van wapens. Een lekker ventje zo te lezen.’
‘Ik wil er naar toe gaan om hem te vertellen over dat ongeluk,’ zei Evelyne. ‘Misschien kan ik dan iets meer te weten komen over dat zoeken en die levens.’
‘Ben je wel voorzichtig, die bar staat in een minder goede buurt.’
‘Ik weet wat ik doe, bovendien kan ik jou altijd opbellen als er iets mis gaat. Blijf je wachten tot ik terug ben?’
‘Oké, ik wacht, maar denk erom, neem geen risico.’
Toch een beetje zenuwachtig reed Evelyne naar het adres wat op het kladblaadje stond. Ze vond vrij snel een parkeerplaatsje, deed de auto op slot en ging naar de Coconutbar.
Toen ze de hardglazen deur openduwde en het voor dit soort gelegen­heden gebruikelij­ke rode pluche gordijn opzij deed kwam ze in een donkere ruimte. Het leek alsof de verlichting was uitgevallen, zo donker was het in de bar. Ze bleef even staan en knipperde snel enkele keren met haar oogleden, een truc die ze van de politie had geleerd. Een enorme bar werd nu zicht­baar, ze liep er naar toe en bestelde een tonic terwijl ze zich op een van de barkrukken hees. Links van haar hing een kleerkast van een kerel over de toog. Ze schatte hem op ruim honderdtwintig kilo en zeker een­negentig lang. Dat was zeker de uitsmijter van de Coconut. Hij grijnsde naar haar en dronk van zijn bier. Ze keek naar zijn voeten en begon bijna te lachen, een kleerkast op muizen­voetjes, wat had die vent kleine voeten!
De barkeeper had gezien dat ze naar de voeten van de kleerkast keek en boog zich naar haar over. ‘Ga in Godsnaam niet lachen als je leven je lief is,’ fluisterde hij.
Evelyne dronk haastig van haar tonic en wende zich naar de andere kant. Hier zat halfwat aan de bar, een klein vet kereltje met krullend zwart haar, maar zonder pommade en correct gekleed. Deze keek haar aan en knikte haar minzaam toe.
‘Mag ik de dame iets van het huis aanbieden?’
‘Is meneer de eigenaar van deze bar?’ vroeg Evelyne.
‘Nee, ik ben de manager, mijn naam is Bernardo, Bernardo Tomassini om u te dienen. Meneer Tino Vandezzi is de eigenaar, maar die is in zijn bureau.’
‘Zou u dan toch meneer Tino willen roepen, want ik heb hem iets dringend mee te delen.’
‘Komt u dan maar mee naar het kantoor mevrouw …eh, ik heb uw naam niet goed verstaan.’
‘Die heb ik u ook niet gezegd, maar noem me maar Evelyne.’
Ze liepen een trap op naar de eerste verdieping. Alles was nogal duur aangekleed, een dikke loper op de trap, mahoniehout voor de wanden en echt teakhouten parket in de gang naar het kantoor. Bernardo klopte met zijn knokkels op een met donkerblauw leer beklede deur. Door de dikke kussens klonken de vuistkloppen gedempt. Van binnen kwam een norse schreeuw dat de deur open was. De manager opende de deur en liet Evelyne voor gaan. Maar hij ging zo in de deurope­ning staan dat Evelyne hem met haar borsten even aanraakte. In een dure bureaustoel, ook met blauw leer bekleed, zat een man die ongeveer eenzeventig was, niet te dik en met gitzwart haar. Zijn blauwzwarte ogen keken haar doordrin­gend en schattend aan. Dit moet een keiharde kerel zijn, was de eerste gedachte van Evelyne. Hij stond op, wenkte de manager de deur uit en bood haar een stoel aan.


Hank Denmore: Moord in lichtdruk

kempis.nl poetry magazine

(wordt vervolgd)

More in: -Moord in lichtdruk

Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (76 – slot)

Adriaan en de anderen

Een toekomstroman

waarin de literatuur wordt gered

en het Huis van Oranje tot bloei komt

door Merel van der Gracht

 

zesenzeventig (slot)

Weer werd het ochtend in de stad. Maar het was stil. De Amsterdammers sliepen uit.

Een eenzame poes, helemaal van Egmond naar huis gelopen, achter haar baasje Adriaan aan, sprong lenig naar een goot en klom op een dak. Beneden zag ze Movo van Brabant langs de gracht zeulen, met zijn karretje vol halfvergane manuscripten. Als gewoonlijk was hij op zoek naar een uitgever.

Lekker liggend in de zon kroelde Deesje op haar rug. Ze kwam bij van de lange tocht die ze samen met Adriaan en Willem Frederik had ondernomen. Adriaan lag nog te pitten, net als Willem Frederik, die op het logeerbed was neergestreken. Beide heren spaarden krachten om straks stevig uit te pakken.

Deesje was helemaal tevreden. Ze was blij dat ze een kat was. Niemand hield haar in de gaten. Zo kon ze altijd de dans ontspringen.

De zon kietelde haar buik. Wat was het fijn om soms eenzaam te zijn.

EINDE

P.S. Voor alle grote schrijvers die niet in dit boek zijn genoemd: mogelijk spelen ze een rol in het volgende boek over Adriaan, Tjeepie en Deesje.

Hoofdstuk 76 (slot)

Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90 te bestellen via de plaatselijke boekhandel of via  ► Bol.com

E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )

fleursdumal.nl magazine

fleursdumal.nl magazine

More in: -Adriaan en de Anderen, Archive G-H

J.-K. Huysmans: 15 – A maïtre François Villon (Le Drageoir aux épices)

Joris-Karl Huysmans

(1849-1907)

Le Drageoir aux épices (1874)

 

XV. A maïtre François Villon

Je me figure, ô vieux maître, ton visage exsangue, coiffé d’un galeux bicoquet; je me figure ton ventre vague, tes longs bras osseux, tes jambes héronnières enroulées de bas d’un rose louche, étoilés de déchirures, papelonnés d’écailles de boue.

Je crois te voir, ô Villon, l’hiver, alors que le glas fourre d’hermine les toits des maisons, errer dans les rues de Paris, famélique, hagard, grelottant, en arrêt devant les marchands de beuverie, caressant, de convoiteux regards, la panse monacale des bouteilles.

Je crois te voir, exténué de fatigue, las de misère, te tapir dans un des repaires de la cour des Miracles, pour échapper aux archers du guet, et là, seul dans un coin, ouvrir, loin de tous, le merveilleux écrin de ton génie.

Quel magique ruissellement de pierres! Quel étrange fourmillement de feux! Quelles étonnantes cassures d’étoffes rudes et rousses! Quelles folles striures de couleurs vives et mornes! Et quand ton oeuvre était finie, quand ta ballade était tissée et se déroulait, irisée de tons éclatants, sertie de diamants et de trivials cailloux, qui en faisaient mieux ressortir encore la limpidité sereine, tu te sentais grand, incomparable, l’égal d’un dieu, et puis tu retombais à néant, la faim te tordait les entrailles, et tu devenais le vulgaire tire-laine, l’ignominieux amant de la grosse Margot!

Tu détroussais le passant, on te jetait dans un cul de basse-fosse, et, là-bas, enterré, plié en deux, crevant de faim, tu criais grâce, pitié! tu appelais à l’aide tes compaings de galles, les francs-gaultiers, les ribleurs, les coquillarts, les marmonneux, les cagnardiers!

Le laisserez là, le povre Villon! Allons, madones d’amour qu’il a chantées, hahay! Margot, Rose, Jehanne la Saulcissière, hahay! Guillemette, Marion la Peau-tarde, hahay! la petite Macée, hahay! toute la folle quenaille des ribaudes, des truandes, des grivoises, des raillardes, des villotières! Excitez les hommes, réveillez les biberons, entraînez-les au secours de leur chef, le poète Villon!

Las! Les fossés sont profonds, les tours sont hautes, les piques des haquebutiers sont aiguës, le vin coule, la cervoise pétille, le feu flambe, les filles sont gorgées de hideuses saouleries: ô pauvre Villon, personne ne bouge!

Claque des dents, meurtris tes mains, guermente-toi, pleure d’angoisseux gémissements, tes amis ne t’écoutent pas; ils sont à la taverne, sous les tresteaux, ivres d’hypocras, crevés de mangeailles, inertes, débraillés, fétides, couchés les uns sur les autres, Frémin l’Etourdi sur le bon Jehan Cotard qui se rigole encore et remue les badigoinces, Michault Cul d’Oue sur ce gros lippu de Beaulde. Tes maîtresses se moquent bien de toi! elles sont dans les bouges de la Cité qui s’ébattent avec les escoliers et les soudards. Le cerveau atteint du mal de pique, le nez grafiné de horions, elles frottent leur rouge museau sur les joues des buveurs et se rincent galantement la fale!

Oh! tu es seul et bien seul! Meurs donc, larron; crève donc dans ta fosse, souteneur de gouges; tu n’en seras pas moins immortel, poète grandiosement fangeux, ciseleur inimitable du vers, joaillier non pareil de la ballade!

kempis.nl poetry magazine

More in: -Le Drageoir aux épices, Huysmans, J.-K.

Eugene Field: New-Year’s Eve

Eugene Field

(1850-1895)

 

New-Year’s Eve

 

Good old days–dear old days

When my heart beat high and bold–

When the things of earth seemed full of life,

And the future a haze of gold!

Oh, merry was I that winter night,

And gleeful our little one’s din,

And tender the grace of my darling’s face

As we watched the new year in.

But a voice–a spectre’s, that mocked at love–

Came out of the yonder hall;

“Tick-tock, tick-tock!” ‘t was the solemn clock

That ruefully croaked to all.

Yet what knew we of the griefs to be

In the year we longed to greet?

Love–love was the theme of the sweet, sweet dream

I fancied might never fleet!

 

But the spectre stood in that yonder gloom,

And these were the words it spake,

“Tick-tock, tick-tock”–and they seemed to mock

A heart about to break.

 

‘T is new-year’s eve, and again I watch

In the old familiar place,

And I’m thinking again of that old time when

I looked on a dear one’s face.

Never a little one hugs my knee

And I hear no gleeful shout–

I am sitting alone by the old hearthstone,

Watching the old year out.

But I welcome the voice in yonder gloom

That solemnly calls to me:

“Tick-tock, tick-tock!”–for so the clock

Tells of a life to be;

“Tick-tock, tick-tock!”-’tis so the clock

Tells of eternity.

 

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive E-F, CLASSIC POETRY

Nur die Liebe zählt

Street poetry: Nur die Liebe zählt

Anton K. © photo, Berlin 2009

fleursdumal.nl magazine

More in: Anton K. Photos & Observations, Street Art

Storing

Street poetry: Storing

Photo  jef van kempen, Kaatsheuvel 2010

fleursdumal.nl magazine

More in: Jef van Kempen, Jef van Kempen Photos & Drawings, Street Art

Kunsthalle Düsseldorf: Inspired by Marcel Broodthaers

Kunsthalle, Grabbeplatz, opposite K20

Olivier Foulon (painting Walter Swennen)

Tacita Dean

Cerith Wyn Evans

Stephen Prina

Inspired by Marcel Broodthaers

Düsseldorf, Kunsthalle

The Kunsthalle and the Kunstverein für die Rheinlande und Westfalen show contemporary art inspired by Marcel Broodthaers. Participants include Tacita Dean, Cerith Wyn Evans, Olivier Foulon and Stephen Prina. For more info use this LINK.

Anton K. December 2010

fleursdumal.nl magazine

More in: Anton K. Photos & Observations, Exhibition Archive

« Read more

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature