Hoofdstuk 6
Jacob Ramesz, de oude vlooientemmer,
stond meestal in gedachten verzonken in het deurgat
van zijn huis. Normaal was er nooit veel te doen op het plein. Dat
handjevol mensen, dat hij door en door kende, haalde zelden of nooit
iets uit waarvan zijn hart sneller ging kloppen. Alles was er altijd
precies hetzelfde. En als er eens wat te beleven viel, merkte je er
nog niet veel van. Op enkele uitzonderingen na, zoals die dronken
timmerman en Kaffa de dorpsgek, onderdrukte iedereen zijn gevoelens.
Het hoorde nu eenmaal niet om je bloot te geven.
Maar vandaag was het anders. De
lucht kraakte van de spanning, al vanaf het eerste gillen van de
jongen, zo vroeg in de ochtend. Dat lag niet aan de kraaien die zich
op het plein ophielden, want als de jongen niet op sterven had
gelegen, zouden ze er ook wel zijn geweest. Niet in het zwart maar in
hun daagse kleren, al maakte dat weinig verschil. Elke dag had het
troepje wijven ontstellend veel te vertellen. Dorpspraat. Oeverloos
gelul over de onnozelste zaken, waar je hoorndol van werd als je het
te lang aanhoorde. Wat Jacob Ramesz wel eens dwong zijn huis in te
vluchten. Met weemoed dacht Jacob terug aan vroeger. De jaren dat hij
nog wat voorstelde in Solde. Dit verdomde dorp was eigenlijk veel te
benauwd voor hem. Met dat ene café, zijn aardappelboeren en zijn
leger kraaien. Vroeger, dát waren nog eens tijden. Toen hij nog jong
was en elk jaar de hort op ging. Met zijn vlooientheater trok hij
door het hele land. Van het ene naar het andere feest. Kermissen en
oogstfeesten. Bruiloften en schuttersdagen. Alles deed hij aan met
zijn hele circus, dat hij op één arm kon zetten, alle dertig
tegelijk, om hen met zijn eigen bloed te voeden. Zelf gefokte dieren
waar andere vlooientemmers uit die tijd jaloers op waren. Tot
verdriet van Jacob stierf het vak uit. Maar wie herinnerde zich niet
zijn sterke trekhengst Fiffie? Ter grootte van een luciferkop, een
hele omvang voor een vlo, trok die in een tuigje van zijde een gouden
koetsje. Nou ja, goud. In elk geval trok hij een koetsje zo groot als
een pink rond een soepbord. Zo vaak je het maar hebben wilde. En dan
de ster van het gezelschap, Chocho, eigenlijk niet eens een
mensenvlo, die drie salto's sprong, waarvan één achterwaarts, over
een koffiekopje. Zijn hele leven had Ramesz voor niets anders gedeugd
dan voor het spel met de vlooien. Hij deed het nog steeds. In het
geniep. Hij wist dat de mensen hem licht van een plaag of ander
ongemak konden beschuldigen. In een doosje had hij enkele exemplaren
die hij 's avonds op opoes huid zette, om ze van haar bloed te laten
drinken. Het kindse mensje had het toch niet in de gaten.
De Jacob Ramesz die lang geleden
bekendstond als een sterk messenspeler, stond zich van woede op te
vreten over de vreemde afloop van het spelletje landverbeuren tussen
de slager en die gek. Het kwijl liep hem van ergernis uit de
mondhoeken. Die verrekte Kaffa maakte het kampioen zijn te schande
door zich zonder slag of stoot gewonnen te geven. Als een konijn was
hij door de slager afgemaakt en toch vertikte hij het om revanche te
nemen. Wat bezielde die vent? Zon niet eens op wraak! Liet alles maar
op zijn beloop. Leek nog te beroerd om de lijnen van de landen uit te
vegen. De schande van zijn verlies zou nog lang te zien zijn op het
plein. Azurri wachtte op wat Kaffa ging doen. In de verwachting dat
de ander toch nog een spelletje zou wagen om te proberen het verlies
goed te maken. Maar er kwam geen beweging in Kaffa. In tegenstelling
tot anders, wanneer hij zich hevig kon opwinden over de afloop van
een spel, werd hij nu koud noch warm van zijn verlies. Daar was de
slager blij mee. Durfde de ander niet te spelen, dan was hij
kampioen.
Ton van Reen: Landverbeuren (35)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van
Alfred Jarry
(1873-1907)
Roses de feu
Roses de feu, blanches d’effroi,
Les trois
Filles sur le mur froid
Regardent luire les grimoires ;
Et les spectres de leurs mémoires
Sont évoqués sur les parquets,
Avec l’ombre de doigts marqués
Aux murs de leurs chemises blanches,
Et de griffes comme des branches.
Le poêle noir frémit et mord
Des dents de sa tête de mort
Le silence qui rampe autour.
Le poêle noir, comme une tour
Prêtant secours à trois guerrières.
Ouvre ses yeux de meurtrières !
Roses de feu, blanches d’effroi,
En longues chemises de cygnes,
Les trois
Filles, sur le mur froid
Regardant grimacer les signes,
Ouvrent, les bras d’effroi liés,
Leurs yeux comme des boucliers.
Alfred Jarry poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive I-J, Jarry, Alfred, OULIPO (PATAFYSICA)
Lizette Woodworth Reese
(1856–1935)
A Little Song Of Life
Glad that I live am I;
That the sky is blue;
Glad for the country lanes,
And the fall of dew.
After the sun the rain;
After the rain the sun;
This is the way of life,
Till the work be done.
All that we need to do,
Be we low or high,
Is to see that we grow
Nearer the sky.
Lizette Woodworth Reese poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive W-X, CLASSIC POETRY
Renée Vivien
(1877-1909)
Je pleure sur toi…
À Madame L.D. M…
Le soir s’est refermé, telle une sombre porte,
Sur mes ravissements, sur mes élans d’hier…
Je t’évoque, ô splendide ! ô fille de la mer !
Et je viens te pleurer comme on pleure une morte.
L’air des bleus horizons ne gonfle plus tes seins,
Et tes doigts sans vigueur ont fléchi sous les bagues.
N’as-tu point chevauché sur la crête des vagues,
Toi qui dors aujourd’hui dans l’ombre des coussins ?
L’orage et l’infini qui te charmaient naguère
N’étaient-ils point parfaits et ne valaient-ils pas
Le calme conjugal de l’âtre et du repas
Et la sécurité près de l’époux vulgaire ?
Tes yeux ont appris l’art du regard chaud et mol
Et la soumission des paupières baissées.
Je te vois, alanguie au fond des gynécées,
Les cils fardés, le cerné agrandi par le k’hol.
Tes paresses et tes attitudes meurtries
Ont enchanté le rêve épais et le loisir
De celui qui t’apprit le stupide plaisir,
Ô toi qui fus hier la soeur des Valkyries !
L’époux montre aujourd’hui tes yeux, si méprisants
Jadis, tes mains, ton col indifférent de cygne,
Comme on montre ses blés, son jardin et sa vigne
Aux admirations des amis complaisants.
Abdique ton royaume et sois la faible épouse
Sans volonté devant le vouloir de l’époux…
Livre ton corps fluide aux multiples remous,
Sois plus docile encore à son ardeur jalouse.
Garde ce piètre amour, qui ne sait décevoir
Ton esprit autrefois possédé par les rêves…
Mais ne reprends jamais l’âpre chemin des grèves,
Où les algues ont des rythmes lents d’encensoir.
N’écoute plus la voix de la mer, entendue
Comme un songe à travers le soir aux voiles d’or…
Car le soir et la mer te parleraient encor
De ta virginité glorieuse et perdue.
Renée Vivien poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive U-V, Renée Vivien, Vivien, Renée
Gesteund door Nederlandse mediabedrijven, zijn jonge filmreporters uit de sloppenwijken van Kenia succesvol met eigen mediabedrijf: ‘AFRICAN SLUM JOURNAL’
Met het uitkomen van de 100ste editie van ‘African Slum Journals’ hebben tien jonge Afrikaanse reporters uit de sloppenwijken van Nairobi, Kenia hun eigen mediabedrijf stevig vorm gegeven. Ze maken journalistieke filmproducties voor de Keniaanse en internationale markt. Op 4 mei a.s. in de week van de ‘Internationale Dag van de Persvrijheid’ verschijnt de 100ste aflevering van African Slum Journal!
In 2011 richtten de jonge filmreporters met steun van Voices of Africa Media Foundation (VoAMF) het eigen mediabedrijf Nairobi Community Media House (NCMH) op. Van hieruit geven ze hun sloppenwijken een stem. Elke twee weken maken ze een korte reportage, waarmee ze op verrassende wijze het leven in de ‘slums’ in beeld brengen voor een breed internationaal publiek.
In de African Slum Journals vertellen de jonge reporters de verhalen van slumbewoners. De video’s tonen moeilijke én mooie beelden over het leven in de sloppen. Elke twee weken verschijnt een nieuw Journal over leven, werken, wonen, liefhebben, opvoeden, leren en overleven in de slums. Met uiteenlopende thema’s zoals kunst, ondernemen, recycling, alcoholgebruik, koken of mode.
Pim de Wit, directeur VoAMF: “De Journals geven ons een authentiek beeld over wat het echt betekent om in een sloppenwijk te leven en te overleven. Door juist ‘slum’bewoners een stem te geven wordt bovendien de locale mediasector in Afrika versterkt. Niet door mensen van buitenaf, maar juist door mensen die in de sloppenwijk wonen. Dat is hard nodig, omdat een zwakke media corruptie in de hand werkt.”
Op dit moment werken er tien reporters voor het NCMH. Sinds de oprichting ontvangen zij een salaris en hebben zij een bestaan voor zichzelf en hun familie kunnen opbouwen. Zo is het project duurzaam.”
In de jaren 2013 en 2014 heeft het NCMH een kleine winst kunnen boeken, die dit jaar een hoger peil moet bereiken om echt onafhankelijk te worden. Momenteel heeft VoAMF nog 37% van de aandelen van het NCMH. De overige 63% is al in handen van de werknemers van NCMH. In de loop van dit jaar zal VoAMF haar aandeel geheel overdragen en laten we graag een financieel gezond mediabedrijf achter.
Nairobi Community Media House gebruikt het African Slum Journal platform om nog veel meer reportages over de slums in de openbaarheid te brengen. Het is mogelijk voor NGO’s om hun projecten in Kenia via een Slum Journal onder de aandacht te brengen. Hiervoor is een partnership programma ontwikkeld.
Alle African Slum Journal video’s zijn via www.africanslumjournal.com te bekijken.
fleursdumal.nl magazine
More in: Art & Literature News, AUDIO, CINEMA, RADIO & TV, FDM in Africa, PRESS & PUBLISHING
Wilfred Owen
(1893-1918)
Anthem for Doomed Youth
What passing bells for these who die as cattle?
– Only the monstrous anger of the guns.
Only the stuttering rifles’ rapid rattle
Can patter out their hasty orisons.
No mockeries now for them; no prayers nor bells;
Nor any voice of mourning save the choirs, –
The shrill demented choirs of wailing shells;
And bugles calling for them from sad shires.
What candles may be held to speed them all?
Not in the hands of boys, but in their eyes
Shall shine the holy glimmers of goodbyes.
The pallor of girls’ brows shall be their pall;
Their flowers the tenderness of patient minds,
And each slow dusk a drawing-down of blinds.
Wilfred Owen poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive O-P, Owen, Wilfred
Heinrich Heine
(1797-1856)
Salomo
Verstummt sind Pauken, Posaunen und Zinken.
An Salomos Lager Wache halten
Die schwertgegürteten Engelgestalten,
Sechstausend zur Rechten, sechstausend zur Linken.
Sie schützen den König vor träumendem Leide,
Und zieht er finster die Brauen zusammen,
Da fahren sogleich die stählernen Flammen,
Zwölftausend Schwerter, hervor aus der Scheide.
Doch wieder zurück in die Scheide fallen
Die Schwerter der Engel. Das nächtliche Grauen
Verschwindet, es glätten sich wieder die Brauen
Des Schläfers, und seine Lippen lallen:
»O Sulamith! Das Reich ist mein Erbe,
Die Lande sind mir untertänig,
Bin über Juda und Israel König –
Doch liebst du mich nicht, so welk ich und sterbe.«
Heinrich Heine poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive G-H, Heine, Heinrich
Velimir Chlebnikov
(1885-1922)
В этот день голубых медведей…
В этот день голубых медведей,
Пробежавших по тихим ресницам,
Я провижу за синей водой
В чаше глаз приказанье проснуться.
На серебряной ложке протянутых глаз
Мне протянуто море и на нем буревестник;
И к шумящему морю, вижу, птичая Русь
Меж ресниц пролетит неизвестных.
Но моряной любес опрокинут
Чей-то парус в воде кругло-синей,
Но зато в безнадежное канут
Первый гром и путь дальше весенний.
1919
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive C-D, Chlebnikov, Velimir
Paul Klee
(1879-1940)
Ich bin gewappnet
Ich bin gewappnet,
ich bin nicht hier,
ich bin in der Tiefe,
bin fern –
ich bin so fern –
Ich glühe bei den Toten.
Paul Klee Gedicht, 1914
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive K-L, Expressionism, Klee, Paul
Kaffa begreep heel goed waar het de slager om te doen was. Hij zou kunnen weigeren tegen Azurri te spelen, maar achteraf zou de man het kunnen uitleggen als lafheid. Kaffa voelde zich niet in beste conditie. Zijn handen trilden.
Het gebeuren met de waarzegger werkte op zijn zenuwen. Toch besloot hij de uitdaging aan te nemen. Met kracht gooide Kaffa het mes zo diep in het land van Azurri dat zelfs een deel van het heft in de grond drong. Hij sneed een stuk van het gebied van zijn tegenstander af. Worp na worp wist hij grote stukken land van de slager te veroveren. Het leek erop dat hij zou gaan winnen, zonder dat de slager ook maar één keer aan de beurt was geweest. Maar het land van de slager werd zo klein dat Kaffa’s laatste worp ernaast ging. Het mes viel buiten de grenzen. Kaffa was af. Hij trok het mes uit de grond en wierp het naar de slager, die het handig opving, gewend als hij was met messen om te gaan. Om te zien of het scherp genoeg voor hem was, zette de slager het op zijn arm en schoor een baan haren af. Spuwde op het lemmet en wreef het droog op de rug van zijn hand. Hij gooide het mes in Kaffa’s land en won in één keer het grootste deel van diens gebied. Voor zijn volgende worp bekeek Azurri het mes opnieuw, spuwde op het lemmet en mikte. Het vochtige mes schoot iets te vroeg uit zijn hand en sloeg met een knal tegen de stam van de meidoorn. Het lemmet knapte af, het mes schoot als een boemerang naar de slager terug en schoof in zijn voet. Kaffa vloekte. Hij raapte het heft op en woog het in zijn hand. Zijn beste mes was nu waardeloos. Hij wilde Azurri’s schoen losmaken, maar voelde dat het trillen van zijn linkerhand door zijn hele lichaam kroop. Azurri’s vrouw kwam toelopen. Ze hielp haar man met het uittrekken van zijn schoen. Het bloed stroomde uit de voet en bleef als een korst op het droge zand achter. De vrouw bekeek de wonde, maar dat maakte haar niet veel wijzer. Ze goot er jenever over, om infectie te voorkomen. Om het bloed sneller te doen stollen, legde ze er een zakje gedroogde kruiden op en verbond de wond. Het gezicht van de slager was van pijn vertrokken. Om zijn voet niet te zien keek hij naar de bakfiets vol varkens, die naast de spoelbak stond. Nu hij kennis had gemaakt met de scherpte van een mes, zou hij moeten begrijpen hoe vreselijk het lot van de varkens was. Maar waarschijnlijk had zijn beroep hem te zeer afgestompt om dat gevoel op te brengen. Door alle drukte was Kaffa nogal van streek. Hij borg de resten van het mes in de dekenzak, die in de meidoorn hing, haalde een nieuw mes tevoorschijn en veegde de lijnen van de landen uit om het spel opnieuw te beginnen.
Met de punt van het nieuwe mes tekende hij eerst de as die de grens van de twee landen was, daarna de cirkel zelf. Ondanks de pijn nam Azurri het mes van Kaffa aan en gooide. Hij kon slechts een klein deel van het land van Kaffa winnen voordat zijn mes plat viel. Daarna was de beurt aan Kaffa. Hij voelde dat het mes in zijn handen talmde. Zijn hand trilde heftig. Hij móést gooien. Hij probeerde zuiver te mikken. Het mes viel languit neer. Azurri lachte. Met de volgende worpen wist hij zoveel van Kaffa te winnen dat die geen land meer had om er zijn koning in kwijt te kunnen. Kaffa begreep dat hij met dit verlies een stuk van het aanzien verloor dat hij, kampioen, had opgebouwd. Hij kon het zich niet permitteren verslagen te worden. Bij elk verder verlies zou hij een deel van zijn greep op het plein kwijtraken. Hij zou er de enige reden voor zijn aanwezigheid in het dorp door verliezen. De koning van het plein wankelde.
Ton van Reen: Landverbeuren (34)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van
Le bookfighting est un sport de combat : deux adversaires (protégés), s’affrontent avec des livres (de poche!), sous le contrôle d’un arbitre. Chaque touche vaut un point dans une partie en sept jeux. Point fort du règlement : la possibilité à tout moment d’ouvrir un livre, sa lecture, pour soi ou à voix haute, ayant pour effet immédiat d’interrompre le combat. La véhémence initiale cède ainsi à l’autorité du livre, le combat-lecture instaurant un indécidable aller-retour entre deux états connus et opposés, nature et culture. Au terme du combat, l’arbitre annonce le résultat et désigne le vainqueur sous les applaudissements du public, convié à participer s’il le désire.
Bookfighting Performance Yves Duranthon
Date: 07/05/2015 – 18:00
MUSEE PALAIS DE TOKYO
13, avenue du Président Wilson,
75 116 Paris
Bookfighting: Men, women, and children fighting with books. The show is captivating and you can not manage to turn a blind eye to these objects being handled in such a manner. Is this the way to treat culture and the great minds of our civilization? It’s outrageous and you want to react, but you keep it inside, because you don’t know how to release your anger.
The show goes on, regardless of your uneasiness and good judgment, and eventually you succumb to the spectacle. You are fascinated by the disturbing yet beautiful event of fighters energetically chucking books at each other.
You come back later, armed with books taken from your own library, and get involved in the fighting yourself so that you can discover the flip side of culture.
# Website Palais de Tokyo
Bookfighting Performance Yves Duranthon
# Website Yves Duranthon bookfighting performance
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Lovers, Art & Literature News, Exhibition Archive, Libraries in Literature, Performing arts, The Art of Reading, THEATRE
Ernest Dowson
(1867-1900)
April Love
We have walked in Love’s land a little way,
We have learnt his lesson a little while,
And shall we not part at the end of day,
With a sigh, a smile?
A little while in the shine of the sun,
We were twined together, joined lips forgot
How the shadows fall when day is done,
And when Love is not.
We have made no vows—there will none be broke,
Our love was free as the wind on the hill,
There was no word said we need wish unspoke,
We have wrought no ill.
So shall we not part at the end of day,
Who have loved and lingered a little while,
Join lips for the last time, go our way,
With a sigh, a smile.
Ernest Dowson poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive C-D, Dowson, Ernest
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature