New

  1. ‘Il y a’ poème par Guillaume Apollinaire
  2. Eugene Field: At the Door
  3. J.H. Leopold: Ik ben een zwerver overal
  4. My window pane is broken by Lesbia Harford
  5. Van Gogh: Poets and Lovers in The National Gallery London
  6. Eugene Field: The Advertiser
  7. CROSSING BORDER – International Literature & Music Festival The Hague
  8. Expositie Adya en Otto van Rees in het Stedelijk Museum Schiedam
  9. Machinist’s Song by Lesbia Harford
  10. “Art says things that history cannot”: Beatriz González in De Pont Museum
  11. Georg Trakl: Nähe des Todes
  12. W.B. Yeats: Song of the Old Mother
  13. Bert Bevers: Großstadtstraße
  14. Lesbia Harford: I was sad
  15. I Shall not Care by Sara Teasdale
  16. Bert Bevers: Bahnhofshalle
  17. Guillaume Apollinaire: Aubade chantée à Laetare l’an passé
  18. Oscar Wilde: Symphony In Yellow
  19. That Librarian: The Fight Against Book Banning in America by Amanda Jones
  20. When You Are Old and grey by William Butler Yeats
  21. Katy Hessel: The Story of Art without Men
  22. Alice Loxton: Eighteen. A History of Britain in 18 Young Lives
  23. Oscar Wilde: Ballade De Marguerite
  24. Anita Berber: Kokain
  25. Arthur Rimbaud: Bannières de mai
  26. Algernon Charles Swinburne: The Complaint of Lisa
  27. The Revelation by Coventry Patmore
  28. Guillaume Apollinaire: Annie
  29. Oscar Wilde: The Garden of Eros
  30. The Song of the Wreck by Charles Dickens
  31. Guillaume Apollinaire: Poème 1909
  32. There was an Old Man with a Beard by Edward Lear
  33. Modern Love: XXIX by George Meredith
  34. Insomnia by Dante Gabriel Rossetti
  35. Arthur Rimbaud: Départ

Categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. NATIVE AMERICAN LIBRARY
  15. PRESS & PUBLISHING
  16. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  17. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  18. STREET POETRY
  19. THEATRE
  20. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  21. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  22. WAR & PEACE
  23. WESTERN FICTION & NON-FICTION
  24. ·

 

  1. Subscribe to new material: RSS

Reading London 2

R e a d i n g  L o n d o n  2

KEMP=MAG IN LONDON

Reading London part 2

© kemp=mag poetry magazine

 

More in: FDM in London

Ton van Reen: Vallende Ziekte deel 3

Een nieuw verhaal van

T O N   V A N   R E E N

V a l l e n d e   Z i e k t e

deel 3

Ik wacht nu al een paar minuten, we gaan altijd samen naar huis, misschien heeft moeder vandaag heel veel intenties om voor te bidden, ik zoek me rot in mijn hoofd naar wat er bij ons thuis nu weer allemaal mis is, maar behalve dat mijn broer het vunzige blad De Piccolo, met allemaal meiden in badpak, in zijn schooltas had, is alles net als anders. Hij heeft De Piccolo naar de pastoor moeten brengen, en die was er volgens mijn broer heel blij mee. De pastoor verzamelt alle vuile blaadjes die in het dorp worden gevonden. En als hij ze gelezen heeft geeft hij ze aan de kapelaan en die geeft ze dan weer aan de leiders van Jong Nederland. Dat zegt iedereen.

Later word ik ook schilder en dan maak ik ook schilderijen in glas in lood, want de Heilige Anna, die nu zo staat te stralen in het zonlicht is bijzonder mooi, al zal ik haar zeker nog mooier maken, haar buik is te dik, alsof ze een tweeling krijgt, die schilder heeft nooit goed gelezen, ten slotte kon hier in dit achterlijk dorp niemand lezen in de achttiende eeuw, want iedereen weet dat Anna maar één kind heeft en dat is Maria en die staat al naast haar, heel klein nog. En Joachim was haar vader, die is ook heilig, maar geen hond weet wat van hem af. Er staan drie Maria’s in de kerk en ze zijn allemaal heel anders. Wie de echte is weet niemand.

Als ik toch een heilige zou worden, wat mijn moeder graag wil, ik ook soms, zou ik de heilige Thomas willen zijn: die was net als ik en geloofde niks zonder bewijzen en is toch heilig geworden. Bij ons thuis staat Sint Thomas op de kamer van mijn zusje, daar staan alle heiligen die niet deugen en die we beter weg kunnen gooien, maar gezegende beelden mag je niet bij het vuil doen. Die moeten in de beerput. Dat gaat te ver, zegt mijn moeder, want ze hebben geld gekost. Misschien willen ze ons later toch nog wel een keer helpen, als ze naar de voorkamer mogen om te bewijzen dat ze wel hun best voor ons willen doen. Soms geeft moeder ze een kans, dan mogen ze een paar weken in de kamer op de vensterbank staan, als de clivia’s bloeien, zodat iedereen die op straat voorbij komt kan zien dat wij fijn rooms zijn. Maar als de clivia’s zijn uitgebloeid en er geen wonder is gebeurd, mag mijn zusje er weer schooltje mee spelen, omdat ze later juf wil worden en we hebben beelden genoeg om een hele klas heiligen voor haar neer te zetten. Ze krijgen vaak straf.

Moeder blijft maar bidden. Het duurt zo lang dat ik in de laatste bank ga zitten. Hier moet je voorzichtig zijn, in de achterste banken kun je allerlei enge ziektes oplopen. Hier zitten meestal die rotkinderen die in hun neus peuteren en hun snot onder de missaalkastjes afvegen. Het zijn wel de beste plekken in de kerk, omdat niemand je ziet en je kunt doen wat je wilt, al kan het gebeuren dat iemand van de zangers die altijd rochelen voordat ze beginnen te zingen, vanaf het koor op je kop spuwt, maar toevallig valt hier het licht van de mooist gekleurde glas-in-loodramen naar binnen. Het raam van de heilige Fransiscus met de vogels en de vissen die naar hem luisteren als hij preekt en dat van Theresia met haar schort vol rozen die ze uitdeelt en die dan broden worden. Omdat deze twee heiligen altijd zo vrolijk zijn, ze staan op het zuiden staan en trekken altijd al bij het minste beetje zon het licht naar zich toe, is het in de achterste banken altijd een beetje feestelijk. Als je je verveelt in de kerk ben je hier goed af. Je kunt hier lekker fantaseren.

Soms weet ik zeker dat ik missionaris wil worden. In Afrika is altijd zo’n mooi licht en de meisjes lopen er halfbloot. In de missieblaadjes van de paters Lazaristen staan meisjes uit Java met blote borsten, die geven we op school aan elkaar door om een stijve te krijgen, en dat mag wel, terwijl je volgens de pastoor al naar de hel gaat als je de onderrok van een meisje ziet. En waarom heilige maagden en engelen naakt zijn afgebeeld in het glas-in-lood in onze kerk is ook raadselachtig, want de maagden van het maagdenkoor van de kerk dragen jurken tot op hun tenen.

(wordt vervolgd)

© t v reen

Ton van Reen: Vallende Ziekte – deel 3

kemp=mag poetry magazine

 

More in: Reen, Ton van, Ton van Reen

Lord Byron: My Soul is Dark

George Gordon Lord Byron

(1788-1824)

My Soul is Dark


My soul is dark – Oh! quickly string

The harp I yet can brook to hear;

And let thy gentle fingers fling

Its melting murmurs o’er mine ear.

If in this heart a hope be dear,

That sound shall charm it forth again:

If in these eyes there lurk a tear,

‘Twill flow, and cease to burn my brain.


But bid the strain be wild and deep,

Nor let thy notes of joy be first:

I tell thee, minstrel, I must weep,

Or else this heavy heart will burst;

For it hath been by sorrow nursed,

And ached in sleepless silence, long;

And now ’tis doomed to know the worst,

And break at once – or yield to song.


Poem of the week

September 28, 2008

kemp=mag poetry magazine = www.kempis.nl

More in: Archive A-B, Byron, Lord

Charley Toorop in Museum Boymans Rotterdam

CHARLEY TOOROP

                                                          

in Museum Boymans van Beuningen

27 september 2008 – 18 januari 2009

De tentoonstelling ‘Vooral geen principes! Charley Toorop’ laat het werk zien van de krachtigste vrouw uit de Nederlandse schilderkunst van de twintigste eeuw. Het gaat om 120 werken uit haar eigenzinnige, zelfbewuste en sociaal bewogen oeuvre.

Alles voor de schilderkunst
De titel ‘Vooral geen principes!’, is een uitspraak van Charley Toorop (1891–1955) zelf. Als het moest, zette ze alles voor de schilder kunst opzij. De volledige uitspraak luidt dan ook: ‘Vooral geen principes – werken en onze opvattingen zuiveren.’ De schilderkunst was haar manier om zichzelf te verwerkelijken. Als enig kind van de symbolist Jan Toorop (1858 –1928) was Charley voorbestemd
voor een zelfstandige kunstcarrière. Voor een vrouw in die tijd was dat uitzonderlijk. Eerst richtte ze zich op de muziek, maar toch trad ze in de voetsporen van haar vader. Ze ging niet naar de kunstacademie, maar leerde het vak van hem. Hij steunde en stimuleerde haar waar hij maar kon. Kinderen, vrienden en de kunst Na een mislukt huwelijk met Henk Fernhout vestigde Charley Toorop zich in Bergen. Ze schilderde zichzelf en haar kinderen Edgar, John en Annie op confronterende wijze in 1929. Jan Toorop liet voor haar het huis ‘De Vlerken’ bouwen. Ze werd het middelpunt van een hechte groep kunstenaars. Charley vereeuwigde die in ‘Maaltijd der vrienden’ (1932). Ze had verschillende affaires en relaties met bijzondere mannen, maar bleef eigenzinnig en vrijgevochten haar gang gaan.

Zestien zelfportretten
In het begin werkte ze expressionistisch met gloeiende kleuren en vertekende vormen. Na een verblijf in Parijs, begin jaren twintig, ontwikkelde ze een heldere en realistische stijl. De meeste van haar doeken presenteren haar onderwerpen frontaal. Een mooi voorbeeld daarvan is het zelfportret uit 1928, dat Museum Boijmans Van Beuningen onlangs heeft verworven. Naast zelfportretten – in de
tentoonstelling zijn er zestien te zien – schilderde ze vanuit haar politieke en sociale belangstelling boeren, vissers en arbeiders. Verbanden en invloeden Wat Jan Toorop voor haar had gedaan, deed zij later voor haar zoon Edgar Fernhout (1912 –1974). In haar schilderij ‘Drie Generaties’ (1950) zijn Jan, Charley en Edgar in onderlinge samenhang in hun kunstenaarschap geportretteerd. Inmiddels is er de vierde generatie. In de tentoonstelling en het boek vallen alle wetenswaardigheden over Charley Toorop op hun plaats en worden verbanden duidelijk en invloeden zichtbaar. Daardoor wordt inzichtelijk hoe de sleutelwerken van haar oeuvre passen binnen een omvangrijk geheel.

Museum Boymans van Beuningen Rotterdam

27 september 2008 – 18 januari 2009

Charley Toorop: Vooral geen principes

Museum Boijmans Van Beuningen
Museumpark 18-20
3015 CX Rotterdam
010 4419400

Website Museum Boymans

fleursdumal.nl magazine

More in: Art & Literature News

Historia Belgica: Alles voor Vlaanderen

Historia Belgica:  D i k s m u i d e

Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus

Photos by Anton K.

                                                                                                   

fleursdumal.nl magazine

More in: Anton K. Photos & Observations, Historia Belgica

Walter Breedveld over Antoon Coolen

Z I N G E N D   P R O Z A 

Door Jef van Kempen

Walter Breedveld (1901-1977) was lange tijd ongekend populair als schrijver van Brabantse volksboeken. Maar Breedveld deed meer. Zo maakte hij in 1959 en 1960 ruim vijftig portretten van Brabantse kunstenaars voor De Gelderlander. Een korte serie belicht deze andere kant van Breedveld. Vandaag: Antoon Coolen.

“De roman is van alle vormen der woordkunst de meestomvattende manifestatie.” Walter Breedveld moet zichzelf een spiegel hebben voorgehouden in zijn artikel over de door hem zeer bewonderde romanschrijver Antoon Coolen. Breedveld is ronduit lyrisch over Coolen, in zijn ogen een van onze grootste woordkunstenaars.

“Zijn proza stijgt uit boven de koelheid van het woord dat alleen aanduidt en verklaart. Het heeft de muzikaliteit van de klank, doch meer om de wijze waarop het meezingt in het landschap dat hij beschrijft. De bomen zingen in het proza van Coolen, de murmelende beek zingt, de zon zingt als ze ‘s morgens uit het Oosten begint haar glanzen uit te schijnen over het magere peelland, zij zingt als ze ‘s avonds bloedrood in het Westen ondergaat.”

In de romans van Antoon Coolen zijn de mensen van de Peel één geworden met het landschap. “Hun armoede had hetzelfde kenmerk als de turf, die snel verbrandt. Het moeizame zware zwoegen om de kost te winnen was gebonden aan de weerspannige grond en het zwarte stinkende water dat overbleef als zij het schrale brood van de aarde hadden losgerukt. In hun behoedzame duldende geest was geen plaats voor opstand tegen het lot. Hier was hun plaats, hun werk en brood.”

Antoon Coolen (1897-1961) begon zijn loopbaan als journalist en was in de jaren dertig medewerker van het vernieuwende katholieke letterkundige tijdschrift De Gemeenschap. Zijn romans, zoals Kinderen van ons volk (1928) en De goede moordenaar (1931) worden door kenners gerekend tot de mooiste werken uit de Nederlandse literatuurgeschiedenis. Dorp aan de rivier (1934), zijn bekendste boek, was geïnspireerd door verhalen over de Deurnse huisarts Hendrik Wiegersma. Het werd later verfilmd. Grote indruk maakte zijn verzet tegen de Kultuurkamer tijdens de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog bestreed hij oorlogscollaborateurs en keerde hij zich tegen de in zijn ogen te snelle industrialisatie van Noord-Brabant. Dat werd hem niet door iedereen in dank afgenomen.

Met betrekking tot zijn dood zijn veel vragen altijd onbeantwoord gebleven. Op 11 oktober 1961 viel Antoon Coolen uit de trein van Amsterdam naar Eindhoven. Enkele weken later overleed hij. Hij werd begraven in zijn woonplaats Waalre.

(Brabants Dagblad, 20 september 2001)

Walter Breedveld over Antoon Coolen

• fleursdumal.nl magazine

More in: Antoon Coolen, Brabantia Nostra, Jef van Kempen, Walter Breedveld

Hans Hermans: The Loch Ness Mystery 2

H A N S   H E R M A N S  P H O T O S

The LOCH NESS Mystery

part 2

Hans Hermans Photos: The Loch Ness Mystery – part 2

fleursdumal.nl  magazine

More in: Hans Hermans Photos, Tales of Mystery & Imagination

Ton van Reen: Vallende Ziekte deel 2

Een nieuw verhaal van

T O N   V A N   R E E N

V a l l e n d e   Z i e k t e

deel 2

Maria is een paar eeuwen geleden op een ossenkar naar ons dorp gekomen, in haar eentje zeggen ze, en precies op deze plek liet ze de kar stoppen, dat staat ook in een boekje. Zou ze zelf tegen de ossen hebben geroepen dat ze hier wilde zijn? Ik snap het niet. Wat had Onze Lieve Vrouwe in een gehucht vol boerenkinkels die niet konden lezen en schrijven en die in het jaar dat ze hier arriveerde een meisje van twaalf jaar levend hadden verbrand omdat ze een heks was omdat ze rood haar had en omdat ze niet wilde deugen en het vreselijk had laten hagelen, dat doen heksen nou eenmaal, in een verrot gat aan de Peelrand, waar toen nog helemaal niks was behalve stinkende mest, net als nu nog steeds bij de boeren in het Looi, waar alle kinderen vlooien hadden, hoewel niemand daar last van had want geen kind ging naar school, wat had Onze Lieve Vrouw in dit gehucht waar iedereen van toen al eeuwen dood is in Jezus naam te zoeken? En waarom gelooft mijn moeder dat die mensen van een paar honderd jaar geleden die niks wisten gelijk hadden? En dat Maria naar hier is gekomen om bij ons wonderen te doen? Geen poot heeft ze ooit uitgestoken. Ze zal het nóóit doen. Niemand heeft ze gered. Iedereen die ziek is en bij haar beeld gaat bidden gaat dood. En als ze nou nog dat rooie kind van de brandstapel had gered, of die het echt heeft laten hagelen of niet, dan had ze iets gedaan om een kind te redden. Tegenwoordig steken ze geen meisjes meer in de fik omdat ze rood haar hebben. Truusje van de Stap die eigenlijk wel een heks is als je het mij vraagt, want ze kan alle jongens bezweren met haar felle groene ogen en door het wapperen van haar rokken, heeft zwart haar. Misschien had Onze Lieve Vrouwe wel gelijk, dat ze dat rooie kind niet heeft gered. Aan rooie meisjes heb je toch niks. Ze zien bleek alsof ze altijd ziek zijn. Mijn broer zegt dat rooie meisjes altijd ongesteld zijn, hoe hij dat weet zegt hij niet. Wat hij met meisjes doet weet ik niet, maar zeker niet zulke dingen als Peet van de dokter, ik weet niet of hij echt Peet heet of dat hij een nog stommere naam heeft zoals Pieter of Wienie en dat hij zich daarom Peet noemt, die later net als zijn vader ook dokter of dierenarts wil worden en die daarom bij de meisjes onder hun jurk mag kijken. Waarom mochten meisjes vroeger geen rood haar hebben en waarom mag de heilige Anna in haar glas-in-loodraam dat wel? Haar haren zijn zelfs vuurrood als van bloed. Anna moet gemaakt zijn in dezelfde tijd dat het roodharige meisje op de brandstapel is gezet, ze meten met twee maten, heiligen mogen alles, mensen niks.

Wonderen doet onze Maria niet, tenminste niet bij ons, dat doet ze alleen in Lourdes voor mensen die zwemmen in het geld en naar Frankrijk kunnen reizen, maar voor ons soort mensen doet ze echt helemaal niks. Hoe moeder ook tot haar heeft gebeden om vader beter te laten worden, ze heeft altijd weggekeken. Trouwens, ze kijkt niemand aan, ze kijkt altijd naar de vloer, naar die rare bruine tegels die nooit schoon worden hoe vaak Mazaweta ze ook schrobt. Ik denk dat wij een andere Maria hebben, misschien niet de echte moeder van Jezus, maar een nicht of een achternicht of een buurmeisje uit Nazareth dat ook Maria heette en hier de taken waarneemt omdat de echte het te druk heeft met wonderen doen in Fatima, Lourdes en Banneux. Eén keer is moeder naar Banneux geweest, maar ze gaat er niet meer naar toe, want daar komen alleen boerinnen en in de bus heeft het zo ontzettend naar varkens gestonken dat moeder wit en misselijk thuiskwam. Mensen horen beter te worden van een bedevaart, maar bij Erkelens in Het Looi was een zeug gestorven omdat de biggen niet geboren konden worden. Niemand het had gemerkt. Dat beest en al die biggen zijn gecrepeerd toen vrouw Erkelens in Banneux zat te bidden. En bij Erkelens zijn ze al zo arm als kerkratten. Daar had Maria iets aan kunnen doen, maar niemand houdt van vrouw Erkelens.

Ik snap niet dat moeder na de vroegmis toch nog altijd even gaat bidden in de Mariakapel. Als ik de kaarsen op het altaar heb gedoofd, in de sacristie de toog heb verwisseld voor mijn jas en een slok miswijn heb gedronken om het warm te krijgen, het is altijd verrot koud in de kerk, zelfs als er een hittegolf zo dik als een deken op het dorp ligt en de mensen bijna stikken in de stank van mest en hooibroei en van rotte eieren van de eiermijn, dan nog bevries je in de kerk. De vrouwen die de kerk schoonmaken zeggen dat je hier ook nooit water kunt koken om te schrobben, omdat het niet aan de kook komt, net als op de top van de Mount Everest, die bergbeklimmers krijgen nooit warm eten. Misschien is het hier wel zo koud omdat de paus wil bewijzen dat wie in de kerk komt niet naar de hel gaat.

(wordt vervolgd)

© t v reen

Ton van Reen: Vallende Ziekte – deel 2

kemp=mag poetry magazine

 

More in: Reen, Ton van, Ton van Reen

Nachrichten aus Berlin: Friedrichshain

Nachrichten aus Berlin

Unser Korrespondent Anton K. berichtet

BERLIN FRIEDRICHSHAIN

fleursdumal.nl magazine

More in: Nachrichten aus Berlin

William Wordsworth: Beggars

 

William Wordsworth

 (1770-1850)

B e g g a r s

She had a tall Man’s height, or more;

No bonnet screen’d her from the heat;

A long drab-colour’d Cloak she wore,

A Mantle reaching to her feet:

What other dress she had I could not know;

Only she wore a Cap that was as white as snow.

In all my walks, through field or town,

Such Figure had I never seen:

Her face was of Egyptian brown:

Fit person was she for a Queen,

o head those ancient Amazonian files:

Or ruling Bandit’s Wife, among the Grecian Isles.

Before me begging did she stand,

Pouring out sorrows like a sea;

Grief after grief:–on English Land

Such woes I knew could never be;

And yet a boon I gave her; for the Creature

Was beautiful to see; a Weed of glorious feature!

I left her, and pursued my way;

And soon before me did espy

A pair of little Boys at play,

Chasing a crimson butterfly;

The Taller follow’d with his hat in hand,

Wreath’d round with yellow flow’rs, the gayest of the land.

The Other wore a rimless crown,

With leaves of laurel stuck about:

And they both follow’d up and down,

Each whooping with a merry shout;

Two Brothers seem’d they, eight and ten years old;

And like that Woman’s face as gold is like to gold.

They bolted on me thus, and lo!

Each ready with a plaintive whine;

Said I, “Not half an hour ago

Your Mother has had alms of mine.”

“That cannot be,” one answer’d, “She is dead.”

Nay but I gave her pence, and she will buy you bread.”

“She has been dead, Sir, many a day.”

“Sweet Boys, you’re telling me a lie”;

“It was your Mother, as I say–“

And in the twinkling of an eye,

“Come, come!” cried one; and, without more ado,

Off to some other play they both together flew.

 

POEM OF THE WEEK

 

September 21, 2008

kemp=mag poetry magazine

More in: Archive W-X, Wordsworth, William

Hans Hermans: The Loch Ness Mystery 1

H A N S   H E R M A N S   P H O T O S

The LOCH NESS Mystery

part 1

.

Hans Hermans Photos: The Loch Ness Mystery – part 1

(to be continued)

fleursdumal.nl magazine

More in: Hans Hermans Photos, Tales of Mystery & Imagination

Museum of Lost Concepts: Disclosure 6-10

Museum of Lost Concepts

Disclosure 6-10

(1968-2008)

jef van kempen © kemp=mag poetry magazine 2008

 

More in: *Concrete + Visual Poetry K-O, Conceptual writing, Kempen, Jef van, Visual & Concrete Poetry, ZERO art

« Read more

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature