R a i n e r M a r i a R i l k e
(1875-1926)
G e d i c h t e
Herbsttag
Herr, es ist Zeit. Der Sommer war sehr groß.
Leg deinen Schatten auf die Sonnenuhren,
und auf den Fluren laß die Winde los.
Befiehl den letzten Früchten voll zu sein;
gib ihnen noch zwei südlichere Tage
dränge sie zur Vollendung hin und jage
die letzte Süße in den schweren Wein.
Wer jetzt kein Haus hat, baut sich keines mehr.
Wer jetzt allein ist, wird es lange bleiben,
wird wachen, lesen, lange Briefe schreiben
und wird in den Alleen hin und her
unruhig wandern, wenn die Blätter treiben.
Der Panther
Im Jardin des Plantes, Paris
Sein Blick ist vom Vorübergehn der Stäbe
so müd geworden, daß er nichts mehr hält.
Ihm ist, als ob es tausend Stäbe gäbe
und hinter tausend Stäben keine Welt.
Der weiche Gang geschmeidig starker Schritte,
der sich im allerkleinsten Kreise dreht,
ist wie ein Tanz von Kraft um eine Mitte,
in der betäubt ein großer Wille steht.
Nur manchmal schiebt der Vorhang der Pupille
sich lautlos auf -. Dann geht ein Bild hinein,
geht durch der Glieder angespannter Stille –
und hört im Herzen auf zu sein.
L’Attente
C’est la vie au ralenti,
c’est le cœur à rebours,
c’est une espérance et demie:
trop et trop peu à son tour.
C’est le train qui s’arrête en plein
chemin sans nulle station
et on entend le grillon
et on contemple en vain
penché à la portière,
d’un vent que l’on sent, agités
les prés fleuris, les prés
que l’arrêt rend imaginaires.
Rainer Maria Rilke: 3 Gedichte
fleursdumal.nl m a g a z i n e
More in: Archive Q-R, Rilke, Rainer Maria
J. H. L e o p o l d
(1865-1925)
H e r f s t
De blaren laten los en op de wind
drijven ze donker langs de grijze lucht,
alsof een vlucht verlate vogels wegtrok.
Onder de bomen hangt een scherpe geur
van vochte grond en van doorweekte blaren;
geen leven, geen geluid in ‘t grille licht,
dat gul door de ijle takken binnenvliet,
en eenzaam valt een schot, een verre knal,
die heel het woud vult, als waar’ ‘t de eigen stem
van ‘t bos, dat in sonore toon verkondigt,
dat ergens op een dichte plek een vogel
getroffen hortend door de takken zakt
en naar beneden ploft, terwijl het bloed
rood langs de bruine veren op de grond drupt.
Uit de bundel: Verzen uit de nalatenschap
Natuurdagboek Hans Hermans: November 2009
foto’s: Hans Hermans – gedicht: J.H. Leopold
k e m p i s p o e t r y m a g a z i n e
More in: Hans Hermans Photos, Leopold, J.H., MUSEUM OF NATURAL HISTORY - department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
Pietro Aretino (1492 – 1556)
painted by
Titian (ca 1480 – 1576)
fleursdumal.nl
More in: Aretino, Pietro, Erotic literature, Poets' Portraits
A l o y s i u s B e r t r a n d
(1807-1841)
La ronde sous la cloche
Douze magiciens dansaient une ronde sous la grosse cloche
de Saint-Jean. Ils évoquèrent l’orage l’un après l’autre,
et du fond de mon lit je comptai avec épouvante douze
voix qui traversèrent processionnellement les ténèbres.
Aussitôt la lune courut se cacher derrière les nuées,
et une pluie mêlée d’éclairs et de tourbillons fouetta
ma fenêtre, tandis que les girouettes criaient comme des
grues en sentinelle sur qui crève l’averse dans les bois.
La chanterelle de mon luth, appendu à la cloison, éclata ;
mon chardonneret battit de l’aile dans sa cage ; quelque
esprit curieux tourna un feuillet du Roman-de-la-Rose qui
dormait sur mon pupitre.
Mais soudain gronda la foudre au haut de Saint-Jean. Les
enchanteurs s’évanouirent frappés à mort, et je vis de
loin leurs livres de magie brûler comme une torche dans
le noir clocher.
Cette effrayante lueur peignait des rouges flammes du
purgatoire et de l’enfer les murailles de la gothique
église, et prolongeait sur les maisons voisines l’ombre
de la statue gigantesque de Saint-Jean.
Les girouettes se rouillèrent ; la lune fondit les nuées
gris de perle ; la pluie ne tomba plus que goutte à goutte
des bords du toit, et la brise, ouvrant ma fenêtre mal
close, jeta sur mon oreiller les fleurs de mon jasmin
secoué par l’orage.
Aloysius Bertrand poésie
k e m p i s p o e t r y m a g a z i n e
More in: Bertrand, Aloysius
G A L E R I E D E S M O R T S XV
Les morts de Sprang-Capelle NL – © photos kempis
kempis poetry magazine – magazine for art & literature
m u s e u m o f l o s t c o n c e p t s
More in: Galerie des Morts
R o b e r t B r o w n i n g
(1812-1889)
HOME-THOUGHTS, FROM ABROAD
Oh, to be in England
Now that April’s there,
And whoever wakes in England
Sees, some morning, unaware,
That the lowest boughs and the brushwood sheaf
Round the elm-tree hole are in tiny leaf,
While the chaffinch sings on the orchard bough
In England–now!
And after April, when May follows,
And the whitethroat builds, and all the swallows!
Hark, where my blossomed pear-tree in the hedge
Leans to the field and scatters on the clover
Blossoms and dewdrops–at the bent spray’s edge–
That’s the wise thrush; he sings each song twice over,
Lest you should think he never could recapture
The first fine careless rapture!
And though the fields look rough with hoary dew,
All will be gay when noontide wakes anew
The buttercups, the little children’s dower
–Far brighter than this gaudy melon-flower!
HOME-THOUGHTS, FROM THE SEA
Nobly, nobly Cape Saint Vincent to the Northwest died away;
Sunset ran, one glorious blood-red, reeking into Cadiz Bay;
Bluish ‘mid the burning water, full in face Trafalgar lay;
In the dimmest Northeast distance dawned Gibraltar grand and gray;
"Here and here did England help me: how can I help England?"–say,
Whoso turns as I, this evening, turn to God to praise and pray,
While Jove’s planet rises yonder, silent over Africa.
Robert Browning poetry
k e m p i s p o e t r y m a g a z i n e
More in: Browning, Robert
Willem Bilderdijk
(1756-1831)
Aan Amsterdam
Quicunque mundo terminis obstitit
Hunc tangat armis. (H O R A T I U S)
Wat wierdt ge, ô groote Wareldstad,
Die ’t hoofd van uit het borr’lend nat
Zoo fier, zoo groots, had opgegeven;
Die uit uw slib- en modderpoel,
Van meer dan Keizerlijken stoel,
’t Verstomd Heelal de Wet kost geven!
Die, van uw welvaart berstens vol,
Gedurig uit uw muren zwol,
En niet dan groot- na grootheid aâmde,
Terwijl gy uit uw mierennest
Het afgelegen Oost en West
Met hart en armen overvaâmde!
Zijt gy dat moedig Amsterdam,
Dat uit de Kenmerlandsche vlam,
(Als eertijds op Auroraas kermen,
De felgeklaauwde vooglenstoet,
Van uit eens Memnons lijkvuurgloed,)
Herteeld in altijd noeste zwermen,
Van d’aan uw voet te naauwen grond
De koets doorvloog der Morgenstond,
En de avond in heur wieg verraste;
Het dwingend Goä velde in ’t zand;
En ’t geurige Molukkenland
Met bloed van monsters overplaste?
Waar zijn uw helden welker boeg
Zijn kringen om de wareld sloeg,
En dwars door ijs en stormen boordde;
Langs de aan geen kiel bekende Zeê,
Den naam van Holland dondren deê,
En de eeuwige aardrijksnachten stoorde?
Wat toomde, ô ’s Warelds Koopvorstin,
Uw wasdom, wat uw stroomvloed in
Van zee- en strand- en wareldschatten?
Wat heeft in de eens zoo fiere vuist,
Den gouden waterstaf verguisd?
Uw throon in splinters weg doen spatten?
Was ’t woeden der getergde zee,
Die, voor geene overmacht gedwee,
Met heiren van Palémons kudde,
In schuimend bruischen opgestaan,
Uw juk te mortel wist te slaan,
En van de azuren schouders schudde?
Was ’t niet de uw’ band ontsprongen vloed,
Maar Mavors, die met ijzren voet
Uw nek in kluisters wist te klinken?
Was ’t logge traagheid, moê geslaafd?
Of List, wier spâ in ’t duister graaft,
En de aard den voeten dwingt te ontzinken?
Neen, ’t is de wraak van ’t Voorgeslacht,
Dat, van ’t verbasterd zaad veracht,
En opgedonderd uit zijn graven,
Een Nakroost dat zijn bloed miskent,
Hun naam, hun eer, door gruwlen schendt,
Verandert ziet in vreemde slaven.
De vloek is ’t die dat Oudrenbloed,
Voor de eer van God en ’t vrij gemoed
Op zee en oorlogsveld vergoten,
Op d’afval wreekt van ’t dartel kroost,
Wien ’t voorhoofd om geen gruwel bloost,
En ’t geen zijn Bondgod heeft verstooten.
De wraak is ’t die een hoogmoed treft
Die boven de Almacht zich verheft; —
De vloek van Britsche en Fransche dolheid,
En Duitschlands dweepziek onverstand,
Die op ’t rampzalig Nederland
Wordt uitgestort in al zijn volheid. —
Ja treurt, gy Amstelvest en Y!
Scheur, scheur uw Koningsmantel vrij.
Geen Goesche zwaan meer zal u zingen,
Geen spartlend Meerminnental
Zal reiende om uw breeden wal
Door dartlende golfjens springen.
Ja, treur, ô Y- en Amsternat!
Ruk los uw vlecht, verarmde Stad,
En werp de parels uit uw hairen!
Wat toont uw Ree’ by ’t golfgeklots,
Van ’t ondoorzienbre mastenbosch
Als ’t vlak bevloêrde van uw baren?
Waar bleef ’t gewoel op kade en merkt,
Voor ’t Koopvertier te naauw beperkt,
En ’t rustloos draven, zweeten, zwoegen?
’t Gebruinde voorhoofd, purpren wang,
Verhit in ’t woelen van ’t gedrang,
By ’t altijd vurig plichtgenoegen? —
Ja (vloeit vrij, tranen die ik pleng!)
Uw straten, voor den drang zoo eng,
Met huizen, tot de lucht gesteigerd,
Ver dringt de noestheid van weleer
In ’t saamgepreste volk niet meer,
Dat lediggang den toegang weigert!
Ik dwaal uw drokste buurten door,
Waar oog en weg zich-zelf verloor,
En — puin of ingestorte daken,
Vervallen muren, hier gesloopt,
Daar in verbruizlling saamgehoopt,
Voleindt, me uw aanblik vreemd te maken.
Met bleek en onbeschaamd gelaat
Kruipt de armoê uit haar achterstraat
Uw rijke grachten langs en bedelt.
Gestalte en spierkracht, wel gevoed,
Verdwenen by ’t verbasterd bloed,
En de oude Voksstam ligt ontëdeld.
De Werkman rept niet meer met lust,
In Gods Voorzienigheid gerust,
De nijvre hand voor gade en telgen;
Maar zoek ô Hemel, keer die drift!)
In hoofd- in zielbedwelmend gift
Vergetleheid zijns noods te zwelgen.
Het eertijds zalig huisgezin,
In Godsvrees, Trouw, en Huwlijksmin,
Aan Vreemde en Nageslacht ten voorbeeld,
Ontzet en siddert dag aan dag
Voor ’t kind dat de Echtkoets sieren mag,
Als van de wieg ter Hell’ veroordeeld. —
Onnoozlen, neen, ontrust u niet!
’t Is God, die op uw telgjen ziet.
Laat de Afgrond strik by strikken spreiden,
En blazen ’t ongeloof in ’t bloed;
De Heiland heeft voor hun geboet;
Zijne Englen zullen ’t tot Hem leiden.
Doch, Ouders, ô betracht uw plicht
Aan ’t u van God geschonken wicht:
Vertrouw het aan geen Heidnenleerling!
Plant, plant het uit uw eigen borst
De zucht voor Heiland, God en Vorst,
By d’afschrik in voor samenzweering!
ô Stad, mijn bakermat, helaas!
En (eenmaal meende ik ’t) ook de plaats
Waar, by mijn afgestorven Vaderen,
Mijn koud gebeente rusten moest;
Maar thands, in eer, in glans, verwoest!
Neen, nooit zult gy mijne asch vergaderen!
Ja, ’k zag uw welvaart in heur bloem,
(Europees luister, Neêrlands roem!)
Maar als door ’t onweer nederploffen.
Door ’t onweêr, neen, niet neêrgestormd,
Maar door verknagend rupsgewormt’
In ’t innigste nvan ’t hart getroffen.
Ruk, Hemel, ruk dat ongediert’
Dat weeldrig op de schorsen tiert,
En knop en vrucht der rijkste stammen
Vernielt, verkankert, en verslindt,
Te samen in een wervelwind,
En smoor en werp het in de vlammen!
ô Brengt uw Hooge wil het meê,
Verhoor der Godgetrouwen beê!
1824
k e m p i s p o e t r y m a g a z i n e
More in: Archive A-B, Bilderdijk, Willem
W i l l i a m S h a k e s p e a r e
(1564-1616)
T H E S O N N E T S
10
For shame deny that thou bear’st love to any
Who for thy self art so unprovident.
Grant if thou wilt, thou art beloved of many,
But that thou none lov’st is most evident:
For thou art so possessed with murd’rous hate,
That ‘gainst thy self thou stick’st not to conspire,
Seeking that beauteous roof to ruinate
Which to repair should be thy chief desire:
O change thy thought, that I may change my mind,
Shall hate be fairer lodged than gentle love?
Be as thy presence is gracious and kind,
Or to thy self at least kind-hearted prove,
Make thee another self for love of me,
That beauty still may live in thine or thee.
k e m p i s p o e t r y m a g a z i n e
More in: -Shakespeare Sonnets
VAN ABBEMUSEUM EINDHOVEN
Play Van Abbe
Deel 1: Het spel en de spelers
28 november 2009 – maart 2010
Op zaterdag 28 november 2009 om 16.00 uur vindt in het Van Abbemuseum de opening plaats van het 18 maanden durende programma Play Van Abbe. Dit programma omvat tentoonstellingen, projecten, performances, lezingen en discussies, met als uitgangspunt de collectie van het Van Abbemuseum. Play Van Abbe is onderverdeeld in vier delen met elk een eigen thema.
Deel 1, Het spel en de spelers, begint zaterdag 28 november 2009 en loopt tot en met maart 2010. In dit eerste deel stelt het museum de verhalen van kunstenaars en tentoonstellingsmakers centraal. Wie zijn de ‘spelers’ binnen een museum en welke verhalen vertellen zij? Hoe zag een collectiepresentatie eruit in 1983 en hoe kijken we daarnaar in 2009? Hoe presenteert de huidige directeur de collectie? Hoe positioneert een kunstmuseum zich, nu en in het verleden? Deze vragen komen in Het spel en de spelers aan de orde in drie tentoonstellingen: Herhaling: Zomeropstelling 1983, Vreemd en vertrouwd en Rien ne va plus. Deel 1 van Play Van Abbe wordt in maart 2010 afgesloten door het project If I Can’t Dance… Edition III – Masquerade.
Op zaterdag 28 november 2009 om 16:00 uur verricht staatssecretaris voor Europese Zaken Frans Timmermans de opening in het auditorium van het Van Abbemuseum. Na de openingstoespraken zijn er performances en worden er rondleidingen gegeven door speciale gastrondleiders
Deel 1: Het spel en de spelers
Herhaling: Zomeropstelling 1983 is een reconstructie van de collectietentoonstelling Zomeropstelling van de eigen collectie, die in 1983 werd ingericht door de toenmalig
directeur van het Van Abbemuseum Rudi Fuchs en zijn conservatoren. Fuchs maakte de tentoonstelling na zijn terugkeer uit Kassel, waar hij documenta 7 organiseerde.
Hij presenteerde in deze zomeropstelling onder andere een aantal nieuwe aankopen van Georg Baselitz, Alighiero e Boetti, Daniel Buren, Luciano Fabro, Gilbert & George, Rebecca Horn, Hermann Nitsch, Sigmar Polke, Lawrence Weiner en Ian Wilson. Een audiotour van Willem de Ridder maakte eveneens deel uit van de tentoonstelling. Deze audiotour is tijdens de reconstructie in originele vorm opnieuw beschikbaar voor de bezoeker.
Herhaling: Zomeropstelling 1983 roept vragen op als: Welk verhaal wilden de oorspronkelijke samenstellers vertellen en hoe ervaren wij in onze tijd dit stuk geschiedenis? Wordt de presentatie in deze context een nieuwe tentoonstelling of een kopie van een tentoonstelling? Archiefmateriaal over de opstelling in 1983 en over enkele individuele werken in de tentoonstelling geeft aanvullende informatie over het reconstructieproces en over de biografie van een aantal werken in de afgelopen 26 jaar.
Tegelijkertijd richt de huidige directeur Charles Esche de tentoonstelling Vreemd en vertrouwd in met recenteaankopen van het museum en andere werken uit de collectie. Esche geeft in deze tentoonstelling een beeld van de geschiedenis in de periode na 1989, het jaar van de val van de Berlijnse muur, de opstand op het Plein van de Hemelse Vrede en het begin van het einde van de apartheid in Zuid-Afrika. De tentoonstelling, waarin veel nieuwe aanwinsten voor het eerst te zien zijn, nodigt de bezoeker uit een nieuwe relatie te ontdekken tussen kunst en haar uiteenlopende contexten in het museum. Als tegenhanger van Herhaling: Zomeropstelling 1983 toont Vreemd en vertrouwd hoeveel breder het geografische gebied is geworden dat de hedendaagse kunst bestrijkt.
Bovendien signaleert Vreemd en vertrouwd een verschuiving in het verzamelen: van het autonome kunstwerk naar een verstrengeling van objecten, archieven, bronnen en verhalen. De tentoonstelling bevat werk van Hüseyin Alptekin, Yael Bartana, Harun Farocki, Dan Flavin, Gülsün Karamustafa, Dan Peterman en Nedko Solakov. Wilhelm Sasnal,
De presentatie Rien ne va plus, samengesteld door Christiane Berndes, Diana Franssen en Steven ten Thije in samenwerking met gastconservatoren, toont een aantal installaties en projecten uit de collectie van het museum uit de periode van 1966 tot heden van kunstenaars die sociaal-maatschappelijke thema’s aankaarten in een expliciete dialoog met de museale context. Hier ligt de nadruk op het verhaal van kunstenaars die de bezoeker betrekken in hun ‘spel’. De titel is ontleend aan het signaal voor spelers van een roulettespel dat de door hen ingenomen posities niet meer veranderd kunnen worden en dat het toeval gaat bepalen wie er wint en wie er verliest. De kunstenaars in Rien ne va plus spelen echter niet om de ‘winst’, maar om de regels ter discussie te stellen die gelden binnen het museum, de kunstwereld of de maatschappij. Ze vestigen de aandacht op regels die vaak zo vanzelfsprekend zijn, dat we ons er niet eens meer bewust van zijn. Is het mogelijk deze zichtbaar te maken? De tentoonstelling bevat werk van Marcel Broodthaers, Chto Delat, Tino Sehgal, Maria Eichhorn en Franz Erhard Walther. Het Museum of American Art Berlin is te gast in het Van Abbemuseum met het Kabinett der Abstrakten. De serie tentoonstellingen Lily van der Stokker en gast… wordt afgesloten met een presentatie van werken uit de collectie, geselecteerd door Van der Stokker zelf. Ze toont ze in de ruimte met het door haar ontworpen behang en geeft ze een passende ‘omlijsting’.
Als afsluiting van deel 1 van Play Van Abbe presenteert het curatorenplatform If I Can’t Dance, I Don’t Want To Be Part of Your Revolution van 8 tot en met 21 maart 2010 het project Edition III – Masquerade in het Van Abbemuseum.
DIt project is tevens de vierde en laatste episode van het lange termijn project Masquerade van If I Can’t Dance….
Als interruptie in de programmering van Play Van Abbe onderbreekt Edition III – Masquerade tijdelijk het tentoonstellingsregime met een presentatie van zes uitgenodigde kunstenaars. Edition III – Masquerade, samengesteld door Frederique Bergholtz en Annie Fletcher, bestaat uit een reeks nieuwe performances en projecten van Keren Cytter, Jon Mikel Euba, Olivier Foulon, Suchan Kinoshita, Joachim Koester en Sarah Pierce. Als hoogtepunt vindt in het weekend van 20 maart 2010 een performance-evenement plaats. Tijdens dit evenement neemt If I Can’t Dance… tijdelijk de regie in het museum over en krijgt zij 24 uur lang de sleutels van het museum.
Volgende delen van Play Van Abbe In maart 2010 begint het tweede deel: Tijdmachines, dat loopt tot eind augustus 2010. In dit deel worden historische museummodellen bekeken. Hoe vertelt een museum een verhaal door middel van presentatietechnieken en welke aannames liggen hierachter verscholen?
In deel 3, De principes van het verzamelen, het verzamelen van principes, staat van september 2010 tot januari 2011 het verzamelen centraal. Wat betekent het om kunstwerken samen te brengen en te bezitten? Welk wereldbeeld roep je op met een collectie? Wie brengt de werken samen en waarom? Bij het beantwoorden van deze vragen wordt gebruik gemaakt van zowel de eigen collectie van het Van Abbemuseum als andere verzamelingen ontstaan in andere contexten. Ook archiefmateriaal en documentatie spelen een belangrijke rol in het krijgen van inzicht in de motieven rond verzamelen van toen en nu.
Het vierde en laatste deel, De toerist, de pelgrim, de flaneur (en de werker), onderzoekt tot juni 2011 de rol van het publiek en de verwachtingen die het heeft, het plezier van een museumbezoek en hoe deze bezoekerservaring verder verrijkt kan worden. Zijn er nieuwe rollen die het museum met en voor het publiek kan ontwikkelen zodanig dat het museum een echt platform voor uitwisseling en inspiratie wordt?
Achtergrond Play Van Abbe Play Van Abbe is voortgekomen uit het Plug In programma dat tussen 2006 en 2009 in het Van Abbemuseum te zien was. Het is ook een reactie op de uitdagingen die spelen binnen verschillende disciplines als kunst, kunstgeschiedenis, culturele studies en sociologie, binnen de museale praktijk en bij de bezoekers van musea. De vragen die in Play Van Abbe aan de orde worden gesteld hebben betrekking op het kunstwerk als materieel object en op het museum als de context waarbinnen het kunstwerk gepositioneerd en geïdentificeerd wordt. Met de maatschappelijke veranderingen van de laatste 20 jaar in het achterhoofd stelt het museum met Play Van Abbe actuele vragen over de identiteit en het doel van musea en instellingen voor cultureel erfgoed. Het museum wil deze vragen delen met zijn bezoekers. De focus ligt niet alleen op de kunstwerken zelf, maar ook op de manier waarop wij ernaar kijken en erover praten in een museum. Play Van Abbe is een ‘(rollen)spel’ waarin de bezoekers, kunstenaars en medewerkers een actieve rol kunnen spelen. Met behulp van interdisciplinaire en internationale samenwerkingsverbanden onderzoekt Play Van Abbe hoe een museum gepositioneerd kan worden als een kennisinstituut dat een ‘collectief cultureel geheugen’ wil bewaren. Het wil mensen verrassen en inspireren en tegelijkertijd het kritisch en langdurig nadenken over de rol die kunst speelt in de hedendaagse wereld stimuleren.
Christiane Berndes, conservator collectie Van Abbemuseum: “We willen het museum in relatie tot het dagelijkse leven en de wereld om ons heen op een nieuwe manier laten zien. Zodat bezoekers gaan denken ‘Zo had ik het nog niet gevoeld of ervaren’. Ik hoop dat er een vonkje overspringt.”
Charles Esche, directeur Van Abbemuseum: “Kunst kan ons helpen de verbeeldingskracht verder te ontwikkelen. Die verbeeldingskracht hebben we nodig om op een goede manier met elkaar samen te leven en gezamenlijk stappen te zetten in de maatschappij.”
W e b s i t e V a n A b b e m u s e u m
fleursdumal.nl magazine
More in: Exhibition Archive, FDM Art Gallery
Samuel Taylor Coleridge
(1772-1834)
Introduction to the Tale of the Dark Ladie
The following poem is intended as the introduction to a somewhat longer one. The use of the old ballad word ‘Ladie’ for Lady, is the only piece of obsoleteness in it; and as it is professedly a tale of ancient times, I trust that the affectionate lovers of venerable antiquity, as Camden says, will grant me their pardon, and perhaps may be induced to admit a force and propriety in it. A heavier objection may be adduced against the author, that in these times of fear and expectation, when novelties explode around us in all directions, he should presume to offer to the public a silly tale of old-fashioned love: and five years ago, I own I should have allowed and felt the force of this objection. But alas! explosion has succeeded explosion so rapidly, that novelty itself ceases to appear new; and it is possible that now, even a simple story, wholly uninspired with politics or personality, may find some attention amid the hubbub of revolutions, as to those who have remained a long time by the falls of Niagara, the lowest whispering becomes distinctly audible (1799).
O leave the lily on its stem;
O leave the rose upon the spray;
O leave the elder-bloom, fair maids!
And listen to my lay.
A cypress and a myrtle-bough
This morn around my harp you twin’d,
Because it fashion’d mournfully
Its murmurs in the wind.
And now a tale of love and woe,
A woful tale of love I sing;
Hark, gentle maidens, hark! it sighs
And trembles on the string.
But most, my own dear Genevieve,
It sighs and trembles most for thee!
O come and hear the cruel wrongs
Befell the Dark Ladie!
And now once more a tale of woe,
A woful tale of love I sing;
For thee, my Genevieve! it sighs,
And trembles on the string.
When last I sang the cruel scorn
That craz’d this bold and lovely knight,
And how he roam’d the mountain-woods,
Nor rested day or night;
I promised thee a sister tale
Of man’s perfidious cruelty;
Come, then, and hear what cruel wrong
Befell the Dark Ladie.
Samuel Taylor Coleridge:
The Tale of The Dark Ladie
kempis poetry magazine
More in: Coleridge, Samuel Taylor
H a n s H e r m a n s p h o t o s
L a S e i n e d a n s P a r i s
© hans hermans 2009
k e m p i s p o e t r y m a g a z i n e
More in: FDM in Paris, Hans Hermans Photos
P.A. de Génestet
(1829 – 1861)
Speelgoed van mijn kinderjaren
Speelgoed van mijn kinderjaren,
’k Vraag u niet wanhopig weer:
’k Hield nog enkle wilde haren
Van mijn zorgeloos weleer,
En, bij ’t rijpen van mijn leven,
Heeft des Hemels trouwe gunst
Hooger rijkdom mij gegeven:
Droomen, zangen, liefde en kunst!
Ik heb meisjes om te stoeien,
Voor de vlinders van ’t terras!
Andre kijkers die mij boeien,
Dan ’t geslepen tooverglas!
’k Heb voor vliegers luchtkasteelen,
Drijvende in den zomerglans;
Voor mijn drukke kinderspelen,
Tonenspel en notendans!
Ik weet zoeter, dwazer zangen,
Dan der sprookjes poëzij;
Vroeger kon ik musschen vangen,
En nu – duifjes, blank en blij;
’k Heb een handvol mirteblaêren,
Voor amandel en rozijn,
En op mijn vervlogen jaren
Drink ik met den ouden wijn!
’k Wandel met een lied door ’t leven,
Blij als ’t kind aan moeders hand –
Kennis, door uw rijke dreven,
Kunst, door uw gelukkig land!
’k Heb een wereld voor mijn spelen,
En vermoeid van spel en lust,
Of van menschen die krakeelen,
Ook een Hemel voor mijn rust.
P.A. de Génestet gedichten
kempis poetry magazine
More in: Génestet, P.A. de
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature