Net als de vorige dichtbundels van Albert Hagenaars kent Pelgrimsgrond een strakke thematische indeling. In zeven reeksen van elk zeven gedichten roept hij ditmaal herinneringen op aan momenten dat hij kort maar heftig of juist blijvend getroffen werd door poëzie, schilderijen, muziek en films, herbeleeft hij de glorie en teloorgang van de liefde en bezoekt hij plaatsen die niet alleen cultureel maar ook sacraal van betekenis zijn.
De lezer komt in Pelgrimsgrond Charles Baudelaire en de Middeleeuwse mystica Hadewych tegen, beschouwt schilderijen van Edward Hopper, Edvard Munch en Egon Schiele, hoort muziek van Jacob Obrecht en Gustav Mahler, ziet films als Der Tod in Venedig en The crying game en doet bedevaartplaatsen aan in Cambodja, China, Litouwen, Noorwegen en Polen. Pelgrimsgrond verbindt hierbij telkens individuele gebeurtenissen met algemene, het verleden met het heden, onvermogen met prestatie, realiteit met verbeelding.
Door alle gedichten heen klinken de bastonen van Hagenaars’ vertrouwde thema’s: levensdrang; erotiek en vruchtbaarheid; het belang van reizen en identiteit; de fascinatie voor de eindeloos uit te vouwen werkelijkheid.
Albert Hagenaars debuteerde in 1979 bij Poëzie-uitgeverij WEL met de bundel Stadskoorts. In deze uitgave treft de lezer al volop kenmerken van het latere werk aan. Inhoudelijk zijn dat onderwerpen als het reizen, vervreemding en identiteit. Formeel is er al een duidelijke tendens naar één, in cycli verdeeld geheel.
Zijn tweede bundel, Spertijd kent drie even grote delen met aandacht voor respectievelijk 1) portretten van Europese steden, 2) Parijs, waar de dichter inzoomt op fysieke aspecten zoals de metro en de RER, stations en pleinen, een rosse buurt, park, paleis, voorstad enzovoort en 3) het nachtleven op anoniem geworden plaatsen.
Ook de volgende bundels zijn ter wille van de helderheid strak thematisch geordend, het meest symbolisch in Tropendrift. Dit boek, dat in het NL en Engels tegelijk verscheen, volgt qua compositie zowel in traject als verblijfsduur een reis. Het is gewijd aan bezochte plaatsen in Zuidoost-Azië: Thailand, Maleisië & Singapore, Sumatra, Java , Bali , Singapore & Maleisië en opnieuw Thailand.
Later verscheen ook een volledig Indonesische versie, gemaakt door de bekende vertaler Landung Simatupang.
In Tropendrift speelt de geschiedenis een belangrijke rol, zowel op het algemene niveau van politiek, religie en oorlog, als op het persoonlijke van familiebetrekkingen en relaties tussen man en vrouw, tussen ouders en kinderen, tussen west en oost.
In Bloedkrans, bestaande uit 4 delen van elk 20 gedichten, brengt Albert Hagenaars vooral liefde, lust en dood samen. In dit boek, geschreven in het verhoopte midden van z’n eigen leven, koppelt de dichter herinneringen en eigen ervaringen aan wereldgebeurtenissen en omgekeerd. Nog nadrukkelijker dan voorheen richt hij zich hier op de thematiek van vruchtbaarheid. De drang tot overleven vormt voor elke cultuur in sterke mate de basis van het geloof.
De nieuwe, dit jaar te verschijnen bundel Pelgrimsgrond, bevat zeven reeksen van elk zeven gedichten, alle in het teken van de belangrijkste invloeden die Albert Hagenaars in zijn kunstenaarsleven heeft ondergaan.
I TE WOORD (over leven en werk van dichters)
II ONDER OGEN (over leven en werk van schilders)
III TUSSEN DE OREN (over leven en werk van componisten)
IV SNIJWERK (over specifiek genoemde films)
V BEKORING (over glorie en teloorgang van liefdes)
VI BEDEVAART (over bezochte pelgrimsoorden)
VII IDOLEN (over goden en godheden)
Het motto van dit boek is onderstaande haiku van Matsuo Kimera:
reizen naar schrijnen
die wachten op wie ze zelf
zal moeten vullen
• Albert Hagenaars (Bergen op Zoom, 1955) was aanvankelijk werkzaam als beeldend kunstenaar en galeriehouder. Hij studeerde Nederlands en bracht veel tijd in Frankrijk door. In 1980 koos hij voor de literatuur. Werk van zijn hand verscheen in talrijke bladen en bloemlezingen, waaronder Maatstaf, De Tweede Ronde, Literair Akkoord, Raster, Poëziekrant en ‘De Nederlandse poëzie van de negentiende en twintigste eeuw in 1000 en enige gedichten’. Behalve gedichten, romans en vertalingen schrijft hij ook kritieken over literatuur en moderne beeldende kunst voor tal van bladen. Hagenaars werkt vaak samen met kunstenaars en musici en ook met collega’s uit andere taalgebieden. Enkele van zijn boeken werden vertaald; in het Duits, Frans, Indonesisch en Roemeens. Enkele componisten maakten muziek bij werk van Albert Hagenaars. Hagenaars maakte veel reizen, door o.a. de Verenigde Staten, Latijns-Amerika en het Verre Oosten. De laatste jaren woont hij deels in Indonesië, het geboorteland van zijn vrouw, Siti Wahyuningsih, met wie hij al ruim 200 Nederlandstalige gedichten van bekende en onbekende auteurs in Bahasa Indonesia vertaalde en publiceerde. (www.alberthagenaars.nl)
# new poetry
Albert Hagenaars
Pelgrimsgrond
Gedichten
Uitgeverij In de Knipscheer
ISBN 978-94-93214-32-3
84 pagina’s
Prijs ca. € 17,50
Verschijnt September 2021
• fleursdumal.nl magazine
CRÉNOM
Charles Baudelaire
De plavuizen waren hard in de Saint-Loup
maar minder dan de hospitaalbedden die wachtten.
Al voor de val begon de glijvlucht in de afasie
op uiteindelijk dat ene woord na. Inniger
klampte hij zich daaraan vast dan aan de trouwe
hoer die het venijn om zijn jeugd heen schoof.
Alles nog weten, wensen te kunnen. Hij scherpte
z’n zinnen aan de krimpende ring van de spraak
waar hij ooit met pijnlijk geduld het ingesnoerde vel
van vermocht te tuchtigen tot schandaal en verbod.
Hij rook de wierook weer, mama, en werd jonger
dan in zijn oudste gedicht, waarde elke nacht
dagenlang tussen bezielde stammen rond, versloeg
als Lupus de draak die alle woorden verslond,
en kletste en zwetste, tierde als nooit tevoren,
kwam niet meer tot bedaren.
Albert Hagenaars
Uit: Pelgrimsgrond
• fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, - Bookstores, Archive G-H, Archive G-H, Baudelaire, Charles, Hagenaars, Albert
Les Vaines Danseuses
Celles qui sont des fleurs légères sont venues,
Figurines d’or et beautés toutes menues
Où s’irise une faible lune… Les voici
Mélodieuses fuir dans le bois éclairci.
De mauves et d’iris et de nocturnes roses
Sont les grâces de nuit sous leurs danses écloses.
Que de parfums voilés dispensent leurs doigts d’or !
Mais l’azur doux s’effeuille en ce bocage mort
Et de l’eau mince luit à peine, reposée
Comme un pâle trésor d’une antique rosée
D’où le silence en fleur monte… Encor les voici
Mélodieuses fuir dans le bois éclairci.
Aux calices aimés leurs mains sont gracieuses ;
Un peu de lune dort sur leurs lèvres pieuses
Et leurs bras merveilleux aux gestes endormis
Aiment à dénouer sous les myrtes amis
Leurs liens fauves et leurs caresses… Mais certaines,
Moins captives du rythme et des harpes lointaines,
S’en vont d’un pas subtil au lac enseveli
Boire des lys l’eau frêle où dort le pur oubli.
Paul Valéry
(1871-1945)
Les Vaines Danseuses
Poème
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive U-V, Archive U-V, Valéry, Paul
Le chant du cygne
Cygnes au blanc plumage, au port majestueux,
Est-il vrai, dites-moi, qu’un chant harmonieux,
De vos jours écoulés rompant le long silence,
Lorsque va se briser votre frêle existence,
Comme un cri de bonheur s’élève vers les cieux ?
Quand sous votre aile, un soir, votre long col se ploie
Pour le dernier sommeil… d’où vous vient cette joie ?
De vos jours rien ne rompt l’indolente douceur:
Lorsque tout va finir, cet hymne de bonheur,
Comme à des cœurs brisés, quel penser vous l’envoie ?
Ô cygnes de nos lacs ! votre destin est doux;
De votre sort heureux chacun serait jaloux.
Vous voguez lentement de l’une à l’autre rive,
Vous suivez les détours de l’onde fugitive:
Que ne puis-je en ces flots m’élancer avec vous!
Moi, sous l’ardent soleil, je demeure au rivage…
Pour vous, l’onde s’entr’ouvre et vous livre passage;
Votre col gracieux, dans les eaux se plongeant,
Fait jaillir sur le lac mille perles d’argent
Qui laissent leur rosée à votre blanc plumage;
Et les saules pleureurs, ondoyants, agités,
— Alors que vous passez, par le flot emportés —
D’un rameau caressant, doucement vous effleurent
Sur votre aile qui fuit quelques feuilles demeurent,
Ainsi qu’un souvenir d’amis qu’on a quittés.
Puis le soir, abordant à la rive odorante
Où fleurit à l’écart le muguet ou la menthe,
Sur un lit de gazon vous reposez, bercés
Par la brise des nuits, par les bruits cadencés
Des saules, des roseaux , de l’onde murmurante.
Oh ! pourquoi donc chanter un chant mélodieux
Quand s’arrête le cours de vos jours trop heureux ?
Pleurez plutôt, pleurez vos nuits au doux silence,
Les étoiles, les fleurs, votre fraîche existence;
Pourquoi fêter la mort ?… vous êtes toujours deux !
C’est à nous de chanter quand vient l’heure suprême,
Nous, tristes pèlerins, dont la jeunesse même
Ne sait pas découvrir un verdoyant sentier,
Dont le bonheur s’effeuille ainsi que l’églantier ;
Nous, si tôt oubliés de l’ami qui nous aime !
C’est à nous de garder pour un jour à venir,
Tristes comme un adieu, doux comme un souvenir,
Des trésors d’harmonie inconnus à la terre,
Qui ne s’exhaleront qu’à notre heure dernière.
Pour qui souffre ici-bas, il est doux de mourir!
Ô cygnes ! laissez donc ce cri de délivrance
À nos cœurs oppressés de muette souffrance ;
La vie est un chemin où l’on cache ses pleurs…
Celui qui les comprend est plus loin, est ailleurs.
À nous les chants !… la mort, n’est-ce pas l’espérance?
Sophie d’Arbouville
(1810-1850)
Le chant du cygne
Poésies et nouvelles (1840)
• fleursdumal.nl magazine
More in: Arbouville, Sophie d', Archive A-B, Archive A-B
The Eagle Hunter
On the mighty summit, heaten
By the wintry sleet, I wander,
For I seek the monarch eagle
In his eyrie of the rock;
And I shout in fierce exulting,
When his gray wing on the darkness
Of the cloud above me flashes,
Wheeling downward to the shock!
Nearer, with his keen eye burning,
And his hungry beak extended —
With a shriek of anger swooping
Comes the storm-defying bird :
Yet as steady and unswerving,
Upward flies the fatal arrow,
And his death-cry on the sweeping
Of the sounding winds is heard!
From his wing I rob the plumage,
And it crowns me like a chieftain.
And his talons stud my girdle
Like the scales of olden mail;
Never wears the wild ranchero
Such a trophy on the vega,
Or the fiery-eyed Navajo,
In the Colorado’s vale!
Bayard Taylor
(1825 – 1878)
The Eagle Hunter
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive S-T, Archive S-T, Department of Birds of Prey, Western Fiction
The Girl Question
A little girl was working in a big department store,
Her little wage for food was spent; her dress was old and tore.
She asked the foreman for a raise, so humbly and so shy,
And this is what the foreman did reply:
CHORUS:
Why don’t you get a beau?
Some nice old man, you know!
He’ll give you money if you treat him right.
If he has lots of gold,
Don’t mind if he is old.
Go! Get some nice old gentleman tonight.
The little girl then went to see the owner of the store,
She told the story that he’d heard so many times before.
The owner cried: “You are discharged! Oh, my, that big disgrace,
A ragged thing like you around my placel”
The little girl she said: “I know a man that can’t be wrong,
I’ll go and see the preacher in the church where I belong.”
She told him she was down and out and had no place to stay.
And this is what the holy man did say:
Next day while walking round she saw a sign inside a hall,
It read: THE ONE BIG UNION WILL GIVE LIBERTY TO ALL.
She said: I’ll join that union, and I’ll surely do my best,
And now she’s gaily singing with the rest:
FINAL CHORUS:
Oh, Workers do unite!
To crush the tyrant’s might,
The ONE BIG UNION BANNER IS UNFURLED —
Come slaves from every land,
Come join this fighting band,
It’s named INDUSTRIAL WORKERS OF THE WORLD .
Joe Hill
(1879-1915)
The Girl Question
(song)
• fleursdumal.nl magazine
More in: # Music Archive, Archive G-H, Joe Hill, Workers of the World
Die Stadt
Ich sah den Mond und des Ägäischen
Grausamen Meeres tausendfachen Pomp.
All meine Pfade rangen mit der Nacht.
Doch sieben Fackeln waren mein Geleit
Durch Wolken glühend, jedem Sieg bereit.
“Darf ich dem Nichts erliegen, darf mich quälen
Der Städte weiten Städte böser Wind?
Da ich zerbrach den öden Tag des Lebens!”
Verschollene Fahrten! Eure Siege sind
Zu lange schon verflackt. Ah! helle Flöten
Und Geigen tönen meinen Gram vergebens.
Jakob van Hoddis
(1887 – 1942)
Die Stadt (Gedicht)
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive G-H, Archive G-H, Hoddis, Jakob van
Orewoet
Hadewych
Te lang bezworen? Te kort? Het trillen
tussen hoofd en schoot ving alweer aan,
Brabants gestamel doordrong Latijnse beden
ende mijn herte ende mijn aderen ende alle mine lede
scudden ende beveden van begherten
om zichzelf tot voorbij de minne te verdoen,
niet in overgave maar in de gloed waar zij naar
was vernoemd, van strijd en geweld.
Jc begherde mijns liefs te vollen te ghebrukene ende
te bekinnenne ende te ghesmakene in allen vollen ghereke
en zij besteeg zijn aardse staat, bezatte zich
aan spijs en wijn, klauwde en beet, ontrukte
hen aan gebod en verbod van klooster en hemel.
Daer na quam hi selve te mi, ende nam mi alte male
insine arme ende dwanc mi ane heme
en met stijf gesloten ogen ervoer zij hoezeer zijn lijf
eiste dat zij hem nogmaals wilde in een lust die groter
dan woede, overvloediger dan offergaven was.
Nu hevestu mijns ghesmaect ende ontfaen van buten
ende van binnen; Ende du heves verstaen
die eneghe weghe die gheheel in mi beghinnen.
Albert Hagenaars
Orewoet.
Hadewych
gedicht
• fleursdumal.nl magazine
# Albert Hagenaars (1955) werd geboren in de grensstad Bergen op Zoom en was aanvankelijk werkzaam als beeldend kunstenaar en galeriehouder. Hij studeerde Nederlands en bracht veel tijd in Frankrijk door. In 1980 koos hij voor de literatuur. Werk van zijn hand verscheen in talrijke bladen en bloemlezingen, waaronder Maatstaf, De Tweede Ronde, Literair Akkoord, Raster, Poëziekrant en ‘De Nederlandse poëzie van de negentiende en twintigste eeuw in 1000 en enige gedichten’. Behalve gedichten, romans en vertalingen schrijft hij ook kritieken over literatuur en moderne beeldende kunst voor tal van bladen (o.a. de Haagsche Courant) alsmede, sinds 1980 al, de Nederlandse Bibliotheek Dienst. In totaal verschenen tot nu toe 1500 besprekingen. Hagenaars werkt graag samen met kunstenaars en musici en ook met collega’s uit andere taalgebieden. Enkele van zijn boeken werden vertaald; in het Duits, Frans, Indonesisch en Roemeens. Bovendien maakten componisten muziek bij werk van Albert Hagenaars. Jan Walraven produceerde een cd met muziek voor piano en orgel gebaseerd op de bundel ‘Linguisticum’. De Amerikaanse musicus Dirk Stromberg koos 18 gedichten uit ‘Tropendrift’ voor een gelijknamige dubbel-cd met overwegend elektronische muziek. Hierop zijn de gedichten in de Engelse vertaling van John Irons te horen.
Albert Hagenaars maakte veel reizen, door o.a. de Verenigde Staten, Latijns-Amerika en bovenal het Verre Oosten. De laatste jaren woont hij deels in Indonesië, het geboorteland van zijn vrouw, Siti Wahyuningsih, met wie hij al ruim 200 Nederlandstalige gedichten van bekende en onbekende auteurs in Bahasa Indonesia vertaalde en publiceerde. Zijn belangrijkste thema’s zijn mede daarom: reizen, identiteit en interculturele relaties. In 2007 ontving Hagenaars de Sakko-Prijs, een oeuvre-onderscheiding die jaarlijks beschikbaar wordt gesteld door Tamoil Nederland BV.
www.alberthagenaars.nl
More in: Archive G-H, Archive G-H, Hadewijch, Hagenaars, Albert
Le Petit Chat
C’est un petit chat noir effronté comme un page,
Je le laisse jouer sur ma table souvent.
Quelquefois il s’assied sans faire de tapage,
On dirait un joli pressepapier vivant.
Rien en lui, pas un poil de son velours ne bouge ;
Longtemps, il reste là, noir sur un feuillet blanc,
A ces minets tirant leur langue de drap rouge,
Qu’on fait pour essuyer les plumes, ressemblant.
Quand il s’amuse, il est extrêmement comique,
Pataud et gracieux, tel un ourson drôlet.
Souvent je m’accroupis pour suivre sa mimique
Quand on met devant lui la soucoupe de lait.
Tout d’abord de son nez délicat il le flaire,
La frôle, puis, à coups de langue très petits,
Il le happe ; et dès lors il est à son affaire
Et l’on entend, pendant qu’il boit, un clapotis.
Il boit, bougeant la queue et sans faire une pause,
Et ne relève enfin son joli museau plat
Que lorsqu’il a passé sa langue rêche et rose
Partout, bien proprement débarbouillé le plat.
Alors il se pourlèche un moment les moustaches,
Avec l’air étonné d’avoir déjà fini.
Et comme il s’aperçoit qu’il s’est fait quelques taches,
Il se lisse à nouveau, lustre son poil terni.
Ses yeux jaunes et bleus sont comme deux agates ;
Il les ferme à demi, parfois, en reniflant,
Se renverse, ayant pris son museau dans ses pattes,
Avec des airs de tigre étendu sur le flanc.
Edmond Rostand
(1868-1918)
Le Petit Chat
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive Q-R, Archive Q-R, Natural history
To Tirzah
Whate’er is born of mortal birth
Must be consumed with the earth,
To rise from generation free:
Then what have I to do with thee?
The sexes sprang from shame and pride,
Blown in the morn, in evening died;
But mercy changed death into sleep;
The sexes rose to work and weep.
Thou, mother of my mortal part,
With cruelty didst mould my heart,
And with false self-deceiving tears
Didst bind my nostrils, eyes, and ears,
Didst close my tongue in senseless clay,
And me to mortal life betray.
The death of Jesus set me free:
Then what have I to do with thee?
William Blake
(1757 – 1827)
To Tirzah
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, Archive A-B, Blake, William, Tales of Mystery & Imagination
Birds of Grace
O little birds of grace,
To-day ye sweetly sing,
Yea, make my heart your nesting-place,
And all your gladness bring.
When ye are in my heart,
How swiftly pass the days!
The fears and doubts of life depart,
And leave their room to praise.
My work I find as play,
And all day long rejoice;
But, if I linger on my way,
I hear this warning voice:
_With fervor work and pray,
And let not coldness come,
Or birds of grace will fly away
To seek a warmer home_.
Mrs. Sigourne
(Lydia Huntley Sigourney,
1791 – 1865)
Birds of Grace
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive S-T, Archive S-T, CLASSIC POETRY
More in: - Book Lovers, - Book News, - Bookstores, AUDIO, CINEMA, RADIO & TV, Boekenweek
Serbia
Serbia, valiant daughter of the Ages,
Happiness and light should be thy portion!
Yet thy day is dimmed, thine heart is heavy;
Long hast thou endured–a little longer
Bear thy burden, for a fair to-morrow
Soon will gleam upon thy flower-spread valleys,
Soon will brighten all thy shadowy mountains;
Soon will sparkle on thy foaming torrents
Rushing toward the world beyond thy rivers.
Bulgar, Turk and Magyar long assailed thee.
Now the Teuton’s cruel hand is on thee
Though he break thy heart and rack thy body,
‘Tis not his to crush thy lofty spirit.
Serbia cannot die. She lives immortal,
Serbia–all thy loyal men bring comfort
Fighting, fighting, and thy far-flung banner
Blazons to the world thy high endeavor,
–This thy strife for brotherhood and freedom–
Like an air-free bird unknowing bondage,
Soaring far from carnage, smoke and tumult,
Serbia–thy soul shall live forever!
Serbia, undaunted is, immortal!
Helen Leah Reed
(1864–1926)
Serbia
(Poem)
• fleursdumal.nl magazine
More in: #More Poetry Archives, Archive Q-R, Archive Q-R
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature