Landloperskerkhof Wortel & Merksplas (B)
Van de landbouwkolonies die in 1822 in Merksplas en Wortel (B) werden opgericht, was Wortel een "vrije kolonie", bestaande uit een 125-tal hoevetjes. Het project mislukte, en na de Belgische Onafhankelijkheid werden alle boerderijen gesloopt. Vanaf 1870 koopt de Belgische Staat alle gronden en gebouwen op beide plaatsen op. Tot 1893 stonden alle "rijksweldadigheidskoloniën" in deze regio onder Hoogstraats bestuur. Daarna kreeg Merksplas een eigen directie en fungeerde Wortel als een soort bijhuis. Het was een "maison de refuge" voor bedelaars en landlopers die in de landbouw werden ingezet. Vanaf 1945 komt Wortel onder toezicht van het Bestuur der Strafinrichtingen. Sinds 1955 functioneert de instelling onafhankelijk.
Na de afschaffing van de Wet op de Landloperij in 1993 wordt Wortel een strafinrichting met een halfopen regime (arbeid in werkplaatsen die buiten het cellulair gedeelte gelegen zijn). Men begint aan de bouw van een nieuwe cellulaire afdeling die in 1996 in gebruik genomen wordt. Zo biedt de gevangenis tegenwoordig plaats aan 150 gedetineerden. Het betreft een groep veroordeelden met straffen onder de 3 jaar die beschikken over een geldig verblijfsstatuut in België. Ook veroordeelden tot meer dan 3 jaar die reeds genieten van penitentiair verlof kunnen naar Wortel worden doorverwezen. Het merendeel van de misdrijven betreft diefstallen en drugsdelicten. Er verblijven in Wortel nog 10 landlopers (hun gemiddelde leeftijd is 64!) die vrijwillig het regime van de strafinrichting hebben aanvaard.
Het kerkhof, met zo’n 170 witte betonnen kruisjes, is het merkwaardigste overblijfsel van de landloperskolonie. Op de kruisjes hangt een loden plaatje met een nummer, een naam, een datum van geboorte en overlijden. In zeldzame gevallen staat er zelfs geen naam, alleen een nummer en de letters RWK (afkorting van rijksweldadigheidskolonie). Het zijn de graven van de eenzaamsten onder landlopers, degenen die ’zonder familie’ zijn gestorven. Enkele graven dateren van 2003. Dat komt doordat de oudste landlopers na de afschaffing van de landloperij in 1993 het ’voorrecht’ kregen in de gebouwen van de kolonie hun laatste levensdagen te slijten.
Landloperskerkhof Wortel & Merksplas 1 – België
Begraafplaats Merksplas photos KEMP=
KEMP=MAG -kempis poetry magazine
More in: Galerie des Morts, Historia Belgica
De terminator van het Vondelpark
door Ton van Reen
Op een late verslapen zondagnamiddag, rond het uur van herkauwen,
gebeurt er een wonder, in een dommelend stadspark in Amsterdam
zachte grassen, bewasemd door gefilterd fijnstof van eeuwen
onder de koelte van bomen, soorten uit alle windstreken geroofd
Dames en heren van stand en van stadsadel wandelen over de paden
van faam dromend, zichzelf en elkaar uitroepend tot beroemdheden
zoals schrijvers met haast Vergeten Namen als Huygens, Vondel en Cats,
kooplieden als Polak en van Gennep, Van Oorschot en Lubberhuizen
koningen met bloed aan de handen en moordenaars als Van Heutz en Piet Hein
minzaam kijken ze vanaf de wollige wolken die op deze namiddag overdrijven neer
op het Amsterdams herenvolk, dat bij daglicht bedeesd lijkt, en proper
en verschoond blijft van de hoeren, de horken en de heiligen van de nacht
ver van de morgensterren die zich vroeg in de middag, moe van het ochtendwerk
in hun bakfietsen, op het zomergras of in de perken te slapen hebben gelegd
beschenen door een wulpse zon, gesneden uit een schilderij van Van Gogh
waar het licht honingzoet, geiler dan geel en in wellust vanaf druipt
Geen mens is er op bedacht dat dit het moment is van een wonder
maar toch, net als rampen gebeuren ook wonderen steeds onverwacht,
de aarde knalt als een fles champagne die wordt ontkurkt
men schrikt en ziet: Ho! Kan dit? Opeens is er het kind
zo maar ligt het daar op het pad, een kind klein als een konijn
alsof het uit de grond komt, uit een rattenhol of een molshoop
het bevrijdt zich van de scherven van baarmoeder aarde en kijkt rond
Blind is het niet. Het heeft ogen die de ogen van mensen doorboren
en hen recht in hun hart treffen. Ze voelen zich schuldig
woorden heeft het te over, zijn mond is een open boek
waaruit een kreet klinkt die als een woord door het park galmt
de mensen huiveren, bang als ze zijn voor woorden die iets betekenen
Bang zijn ze, want niemand wil zich verantwoorden voor deze geboorte
zo onvoorzien, niemand wil het ouderschap dragen van zo maar een kind
geen vrouw heeft het willig gedragen, geen man wil de verwekker zijn
van een kind dat geboren wordt op een onvermoed moment in een stadspark
waar mensen rusteloos rondwandelen om zich aan elkaar te vertonen
– ‘Goedemiddag meneer Em. Dag mevrouw Pee. Hoe gaat het met Ha?’ –
maar er niet zijn om betrokken te raken bij een kind, zo klein, zo teer
dat hen zo maar voor de voeten wordt geworpen om te worden gevoed
en om liefde vraagt
Het kind schuiert de moederkoek van aarde van zich af
tweehandig, bekwaam, naakt vraagt het om te worden gekleed
maar de mensen zijn besluiteloos, niemand voelt zich aangesproken
het is makkelijker om over liefde te schrijven dan om liefde te geven
aan een kind, een beetje vies, dat zo maar, onverwacht op deze lome namidddag
wordt geboren en waar men de handen niet aan vuil wil maken
Het kind kijkt rond, het verwacht te worden omarmd om dat wat het is: kind
maar het vindt geen warmte in de ogen van de aarzelende omstanders
die niet begrijpen dat het wonder hen nodig heeft om een wonder te zijn
en, bang voor eigen verantwoording, bang voor plichten
bekvechten over een kind dat te vondeling zou zijn gelegd in het gras
over een moeder die ontaard is en haar kind in de steek heeft gelaten
Niemand praat over de noden van het kind, over voeding en kleding
niemand die begrijpt dat het kind de examinator van hun leven is
de ijkmeester van hun gedrag, de terminator van hun gevoelens
Het kind keert zich van hen af en kruipt door perken en gras weg
als een slak laat het een spoor van nat zilver achter zich
glimmend, zacht, als de tranen van de vroedmeesterpad
alsof het bewust een spoor nalaat en hoopt dat toch nog iemand het wil vinden
Het kruipt weg van de mensen die geen weet hebben van de liefde
waarover ze hun mond vol hebben, liefde is voor hen de borrelpraat
waarmee ze hun liefdeloze boeken over eigenliefde vol plempen
de kassakrakers die het teken zijn van een harteloze tijd en lege letteren
het volk dat stikt van eigendunk, mannen en vrouwen zonder hart
die er van dromen dat ze hier later in brons zullen staan, kil en harteloos
net als al de vereeuwigde moordenaars en de pratende apen van de tv
zoals ze in leven al blijken te zijn, leeglopers, als mens afgedankt
Ze horen het kind huilen en roepen dat iemand voor het wicht moet zorgen
maar niemand die de zorg op zich neemt, hun schrijverstijd is te kostbaar
zij zijn altijd bezig met zichzelf, hun woordenbrij, hun driftige geschriften
Het kind verdwijnt, maar als iedereen opgelucht is en weer beleefd wordt
– ‘Er is niets gebeurd meneer Em, een klein incident.,
Het moet een hoer zijn geweest die haar kind te vondeling heeft gelegd.’
‘Gelukkig hebben we daarvoor het Leger des Heils, mevrouw Pee.
Die in God gelovende idioten zijn toch nog ergens goed voor.’
‘Zeg dat wel, meneer Em, ze ruimen het menselijk vuil.’
‘Maar jij, je schrijft toch ook over hoeren? En jouw man…?’
‘Ach meneer Em, jij snapt dat toch wel, wat ik schrijf is literatuur.’ –
zien de mensen hoe uit het park een ster ten hemel stijgt, glanzend
en recht op de gloeiende zon van Van Gogh afgaat, het licht oogst
en het met bakken tegelijk op de welwillende wandelaars uitgiet
zoveel licht dat het de mensen blind maakt,
– ‘Meneer Em, waar ben je?’
‘Mevrouw Pee, ik ben hier’ –
zo verblindt dat ze in het volle licht in het donker staan en elkaar moeten aanraken
in de nanacht van hun leven, in de verduistering van hun geweten
Nog minuten lang hangt het licht als een bolbliksem boven het park
een ster door de aarde verwekt en aan de mensen ontstegen
boven de hoofden van hulpeloze lieden die te laat begrijpen
dat ze de sloper van hun hart hebben gezien die kwam om hen te oordelen
God, zo iemand of zoiets, die hen te licht heeft bevonden en hen voor goed
in het donker, in de leegte van hun bestaan achterlaat
Zo zal God keer op keer weer verschijnen
onverwacht, vermomd als een kind dat zich aan de aarde ontworstelt
en de modderkorst van menselijk vuil van zich afwast
en oordeelt
Ton van Reen: De terminator van het Vondelpark
KEMP=MAG – kempis poetry magazine
More in: Archive Q-R, Reen, Ton van
Friedrichswerdersche Kirche
Karl Friedrich Schinkel und Johann Wolfgang von Goethe
Johann Wolfgang von Goethe
Immanuel Kant
‘Bacchantin auf dem Panther’ von Theodor Kalide
Carl August Struensee von Carlsbach
Luise von Preußen
Alexander von Humboldt
Christian Daniel Rauch
Nachrichten aus Berlin
Unser Korrespondent Anton K. berichtet:
Friedrichswerdersche Kirche
In der Friedrichswerderschen Kirche sind Skulpturen des frühen 19. Jahrhunderts ausgestellt. Erbaut von 1824 bis 1830 nach Plänen Karl Friedrich Schinkels stellt die Friedrichswerdersche Kirche mit ihren Werken das wohl authentischste Gebäude seines Schöpfers dar.
Die Friedrichswerdersche Kirche gehört seit 1987 zur Berliner Nationalgalerie. Im Kirchenschiff sind Werke klassizistischer Bildhauer der Berliner Schule ausgestellt mit Skulpturen von Christian Daniel Rauch, Johann Gottfried Schadow, Emil Wolff und anderen.
Neben Werken aus dem Berliner Schloss sind insbesondere auch Bildnisse von Geistesgrößen wie Immanuel Kant, Johann Wolfgang von Goethe und den Brüdern Humboldt ausgestellt. Auf der Empore ist eine Ausstellung über Leben und Werk Karl Friedrich Schinkels zu sehen.
fleursdumal.nl magazine – magazine for art & literature
More in: Galerie Deutschland, Nachrichten aus Berlin
Karel van de Woestijne
(1878-1929)
De moeder en de zoon
De moeder
Ik draag u aan mijn hart, al ben ik járen-zwaar.
Voelt ge mijn adem als een vlamken op uw haar?…
De zoon
Ach, zwijg: ge zijt een vróuw langs leêge levens-straten….
De moeder
Hoe, heb ik niet mijn zoen op uw gelaat gelaten?
De zoon
Uw zoen is op mijn mond gelijk mijn tranen: zóut….
De moeder
Mijn zoon, mijn zóon; ik ben voor u als duister goud.
Zíet ge mij niet, om u zoo troostloos-droef te wanen?
De zoon
Mijn moeder, ‘k zie u vréemd in ‘t licht van mijne tranen….
De moeder
Bemínt ge mij dan niet, mijn kind?… Zie hoe ge leeft
in iedren tragen traan die in mijne oogen beeft.
Ziet ge niet heel uw leve’ in mijn grijze oogen leven?
De zoon
Neen, arme moeder….
De moeder
Noch uw wonder-dolste daên
die vrédig als een herfst over mijn lippen gaan,
mijn zóon?
De zoon
Ik heb mijn wil een hárder beeld gegeven;
een ándre vrouwe leeft voor mijne onsterflijkheid….
Des ben ik droef, o vrouw die mijne moeder zijt.
Kán ik nog de’ uwe zijn?
De moeder
Helaas, de schoone dagen
om uwe liefde en vreugde in deemoed stil gedragen;…
– en thans, in úwe aanwezigheid, zoo gansch alléen…
Ziet ge niet dat ik ween?
De zoon
… Ziet ge niet dat ik ween?
karel van de woestijne gedichten
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive W-X, Woestijne, Karel van de
Galerie Anita Berber – 5
(Anita Berber 1899-1928)
fleursdumal.nl magazine
More in: Anita Berber, Anita Berber, Berber, Anita, DANCE & PERFORMANCE
Friedrich Hölderlin
(1784-1843)
An die Natur
Da ich noch um deinen Schleier spielte,
Noch an dir, wie eine Blüte hing,
Noch dein Herz in jedem Laute fühlte,
Der mein zährtlichbebend Herz umfing,
Da ich noch mit Glauben und mit Sehnen
Reich, wie du, vor deinem Bilde stand,
Eine Stelle noch für meine Tränen,
Eine Welt für meine Liebe fand,
Da zur Sonne noch mein Herz sich wandte,
Als vernähme seine Töne sie,
Und die Sterne seine Brüder nannte
Und den Frühling Gottes Melodie,
Da im Hauche, der den Hain bewegte,
Noch dein Geist, dein Geist der Freude sich
In des Herzens stiller Welle regte,
Da umfingen goldne Tage mich.
Wenn im Tale, wo die Quell mich kühlte,
Wo der jugendlichen Sträuche Grün
Um die stillen Felsenwände spielte
Und der Aether durch die Zweige schien,
Wenn ich da, von Blüten übergossen,
Still und trunken ihren Othem trank
Und zu mir, von Licht und Glanz umflossen,
Aus den Höhn die goldne Wolke sank –
Wenn ich fern auf nackter Heide wallte,
Wo aus dämmernder Geklüfte Schoß
Der Titanensang der Ströme schallte
Und die Nacht der Wolken mich umschloß,
Wenn der Sturm mit seinen Wetterwogen
Mir vorüber durch die Berge fuhr
Und des Himmels Flammen mich umflogen,
Da erschienst du, Seele der Natur !
Oft verlor ich da mit trunknen Tränen
Liebend, wie nach langer Irre sich
In den Ozean die Ströme sehnen,
Schöne Welt ! in deiner Fülle mich;
Ach ! da stürzt ich mit den Wesen allen
Freudig aus der Einsamkeit der Zeit,
Wie ein Pilger in des Vaters Hallen,
In die Arme der Unendlichkeit.-
Seid gesegnet, goldne Kinderträume,
Ihr verbargt des Lebens Armut mir,
Ihr erzogt des Herzens gute Keime,
Was ich nie erringe, schenktet ihr !
O Natur ! an deiner Schönheit Lichte,
Ohne Müh und Zwang entfalteten
Sich der Liebe königliche Früchte,
Wie die Ernten in Arkadien.
Tot ist nun, die mich erzog und stillte,
Tot ist nun die jugendliche Welt,
Diese Brust, die einst ein Himmel füllte,
Tot und dürftig, wie ein Stoppelfeld;
Ach ! es singt der Frühling meinen Sorgen
Noch, wie einst, ein freundlich tröstend Lied,
Aber hin ist meines Lebens Morgen,
Meines Herzens Frühling ist verblüht.
Ewig muß die liebste Liebe darben,
Was wir liebten, ist ein Schatten nur,
Da der Jugend goldne Träume starben,
Starb für mich die freundliche Natur;
Das erfuhrst du nicht in frohen Tagen,
Daß so ferne dir die Heimat liegt,
Armes Herz, du wirst sie nie erfragen,
Wenn dir nicht ein Traum von ihr genügt.
Hans Hermans Natuurdagboek Augustus 2009
Photos: Hans Hermans
Gedicht Friedrich Hölderlin: An die Natur
kempis poetry magazine
More in: Hans Hermans Photos, Hölderlin, Friedrich, MUSEUM OF NATURAL HISTORY - department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
BOEKENMARKT TILBURG
Zondag 30 augustus 2009
12e editie Boeken rond het paleis
Boekenmarkt Tilburg
Op zondag 30 augustus staat de Tilburgse binnenstad weer volledig in het teken van het boek. Dan organiseert Stichting dr. P.J. Cools in het centrum van Tilburg voor de 12e keer ‘Boeken rond het Paleis’: de grootste boekenmarkt van Zuid-Nederland. Meer dan 300 kramen, met vooral oude maar soms ook nieuwe boeken, staan opgesteld op het Willemsplein, Stadhuisplein en Koningsplein. De ware boekliefhebber kan zijn of haar hart ophalen. Er worden, bij mooi weer, zeker 30.000 bezoekers verwacht uit heel Nederland en Vlaanderen.
De boekenmarkt is geopend van 10 tot 17 uur en de toegang is gratis.
Om 11.00 uur zal wethouder Joost Möller de boekenmarkt openen in het Paleis-Raadhuis.
3 halen – 2 betalen in de bibliotheek
De bibliotheek sluit natuurlijk ook aan bij de boekenmarkt. Van 10 tot 17 uur zijn tweedehands boeken uit de collectie te koop in het Bibliotheektheater. Bibliotheekleden zijn extra voordelig uit want voor hen geldt de speciale Uit met je Biebpaskorting: 3 halen = 2 betalen
Literair programma met Joke van Leeuwen in het Paleis-Raadhuis
Stichting Cools organiseert een literair programma van Joke van Leeuwen – auteur, illustrator, performer én stadsdichter van Antwerpen- samen met pianiste Caroline Deutman. Zij zullen poëzie ten gehore brengen, met alle soorten muziek. Het wordt een programma, voor jong en oud, waarbij Joke van Leeuwen graag het publiek betrekt.
Van 11.30 – 12.30 in het Paleis-Raadhuis. De toegang is gratis.
Installatie Cees van Raak tot stadsdichter van Tilburg in het Paleis-Raadhuis
Volgens traditie wordt tijdens Boeken rond het Paleis de nieuwe stadsdichter in het Paleis-Raadhuis geïnstalleerd. Cees van Raak valt de eer te beurt om de vierde stadsdichter van Tilburg te worden voor de periode van 2009 – 2011. Wethouder Ton Horn zal de installatie verrichten. Aan het programma werken o.a. ook mee het Theater van de Verloren Tijd en de huidige stadsdichter Frank van Pamelen.
Van 13.30 – 14.30 in het Paleis-Raadhuis. De toegang is gratis.
Voordracht stadsdichter Cees van Raak in Bibliotheek Tilburg Centrum
Om 15.30 uur draagt de nieuwe stadsdichter Cees van Raak een aantal van zijn gedichten voor. Ook het ‘Theater van de Verloren Tijd’ zal een aantal gedichten ten gehore brengen. Een literaire verrassing voor jong en oud!
Van 15.30 – 16.00 uur in Bibliotheek Tilburg Centrum. De toegang is gratis.
fleursdumal.nl magazine – magazine for art & literature
More in: - Book Lovers
Kinderstadsdichtwedstrijd Tilburg
Inschrijven kan nog tot 15 december 2009!
De inzendtermijn van de wedstrijd voor de verkiezing van de eerste Kinderstadsdichter van Tilburg wordt verlengd. Dit maakte de jury gisteren bekend. Veel kinderen die graag een gedicht in hadden willen zenden zijn door de schoolvakanties niet in de gelegenheid geweest om mee te doen en krijgen nu alsnog een kans. ‘De verkiezing van de eerste Kinderstadsdichter is een pilotproject en dat vraagt om wat flexibiliteit. Daarom benoemen we de eerste Kinderstadsdichter eenmalig niet tijdens ‘Boeken rond het paleis’ en krijgen kinderen wat langer de tijd om hun bijdrage in te sturen’, aldus de jury.
De sluitingsdatum van de Kinderstadsdichtwedstrijd wordt nu 15 december. Alle kinderen tot 14 jaar uit Tilburg en omstreken die graag gedichten schrijven en het ook leuk vinden om ze voor te dragen, worden uitgenodigd om met een gedicht mee te dingen naar de titel van Kinderstadsdichter. Zij kunnen voor die datum een grappig, ontroerend of pakkend gedicht over Tilburg insturen dat past binnen het thema: ik schrijf – mijn stad.
De winnaar wordt benoemd tot eerste Kinderstadsdichter van Tilburg voor een periode van anderhalf jaar, tot ‘Boeken rond het Paleis’ in augustus 2011. De Kinderstadsdichter mag zijn of haar winnende gedicht voordragen tijdens de officiële benoeming op Gedichtendag donderdag 28 januari 2010. Daarnaast zal de Kinderstadsdichter zichzelf gedurende zijn of haar aanstellingstermijn op een aantal andere momenten presenteren. Verder worden de beste drie dichters beloond met mooie boeken, en de mooiste bijdragen aan de wedstrijd zullen in een boekje worden uitgegeven.
De verkiezing van Kinderstadsdichter wordt georganiseerd door Stichting Dr. P.J. Cools, Cultuurconcepten.nl en Bibliotheek Midden-Brabant
Inzenden voor 15 december 2009
fleursdumal.nl magazine
More in: Children's Poetry, City Poets / Stadsdichters, Kinderstadsdichters / Children City Poets
Stéphane Mallarmé
(1842-1898)
Une négresse . . .
Une négresse par le démon secouée
Veut goûter une enfant triste de fruits nouveaux
Et criminels aussi sous leur robe trouée
Cette goinfre s’apprête à de rusés travaux:
À son ventre compare heureuse deux tétines
Et, si haut que la main ne le saura saisir,
Elle darde le choc obscur de ses bottines
Ainsi que quelque langue inhabile au plaisir
Contre la nudité peureuse de gazelle
Qui tremble, sur le dos tel un fol éléphant
Renversée elle attend et s’admire avec zèle,
En riant de ses dents naïves à l’enfant;
Et, dans ses jambes où la victime se couche,
Levant une peau noire ouverte sous le crin,
Avance le palais de cette étrange bouche
Pâle et rose comme un coquillage marin.
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive M-N, Mallarmé, Stéphane, Mallarmé, Stéphane
Bridge Markland as Anita Berber in her performance A.B. – Photo: Nina Rücker
Galerie Anita Berber – 4
fleursdumal.nl magazine
More in: Anita Berber, Anita Berber, Berber, Anita, DANCE & PERFORMANCE
C e e s v a n R a a k
(1954)
De hotelkamer
Het register neemt zijn naam en adres op
– hoe zijn ogen razendsnel de handschrifen…
Een sleutel met een verweerd nummer
leidt hem naar de deur. Daarachter heropent
de kamer de geschiedenis
voor zijn komst (denkt hij).
Hij wilde zien, hij wilde beleven.
En het interieur eist alle aandacht.
Een massief bed, ongenaakbaar, waarop
een lichtgroene, serene sprei.
Twee stoelen, tenger, toeschikkelijk.
Een zware kast die slechts zijn binnenkant
prijsgeeft. Bij het raam,
naast de buitenwereld, een tafeltje
met een telefoon en een beduimelde gids.
Hij opent de deur van de badkamer…
Zoveel is zeker, dit alles is reeds gebruikt.
Attributen nu, die zwijgen, afwachten.
Hij heeft ervoor betaald, maar de indringer
blijft (die spanning!). Ondanks
het bloedloze aroma van proper en orde,
de anonieme geur van gewassen lakens, boenwas,
is dit de plek. Hij is binnen…
(zij was een bloot meisje,
zij was een vrouw
die haar benen spreidde)
Zien is benoemen, zien is ook
beschrijven, aanvullen, toekennen.
De frêle nachtkastjes tonen zich, geklemd
in de hoeken van het behang en dat bed.
De oren van de liefde en de leugen (denkt hij),
dadelijk openen de bolle kussens zich als ogen.
Vergeet de kastdeurspiegel niet! (hoe zij
handen omvat die haar borsten kneden,
hoe haar hoofd naar achteren draait, haar ogen
verwilderen, tanden zich ontbloten, hoe
kreunend, heftig ademend, zich bevrijdend…)
Plots grijpt hij zijn koffer, smijt hem op het bed,
opent hem gehaast, graait erin en
diept verfommeld papier op.
`Sinds haar vertrek, voor mijn aankomst
is de kamer gelucht en bezoedeld en nu ben ik er,
tastend en dromend, omdat ik zoeken moest,
omdat ik weten wilde hoe zij…’
– hoe hij, laatste bewoner van haar rijk
(zo denkt hij), zijn fantasie vette brokken voert.
Diezelfde avond zal hij vertrekken (de gekreukelde
sprei, een bevuilde asbak, een prop papier),
hij kan niet meer wachten.
Op 30 augustus 2009 wordt Cees van Raak tijdens de 12e editie van Boeken rond het Paleis in Tilburg, geïnstalleerd als stadsdichter van Tilburg. Cees van Raak (1954) is de vierde stadsdichter van Tilburg en is benoemd voor de periode 2009 – 2011.
KEMP=MAG – kempis poetry magazine
More in: City Poets / Stadsdichters, Raak, Cees van
Willem de Mérode
(1887-1939)
De jongen te paard
Hij laat den wind maar waaien door zijn haren.
Blootshoofds zit hij op ‘t steigerende paard.
Hij lacht gelukkig; zijn onrustige aard
Houdt van vermetelheden en gevaren
Hij is één met zijn ros; en ‘t zal bedaren
Als hij den drift van ‘t eigen bloed bedaart.
Maar hij is jong, en levens snelle vaart
Beteugelt hij eerst in kalmer jaren.
Hij voelt de warmte van het schokkend dier
Weldadig door zijn jonge leden stijgen,
En weet zich rap en lenig zooals hij.
Hij zit zoo rustig en hij lacht zoo fier
Dat alle menschen iets gelukkigs krijgen,
Zoo lustig galoppeert hij hen voorbij..
In school
Rustig zit de heele klas te schrijven.
Jongens buigen over ‘t blanke schrift.
IJverig hun lenig-jonge lijven;
Bij de meisjes krast de harde grift.
Annie kan ‘t niet laten om te kijken,
Fluistert even met de blonde Brecht:
– Zeg, wil jij eens naar mijn lintje kijken
En ‘t wat vaster strikken om mijn vlecht? –
Heel voorzichtig tasten Brechtjes handen
In het voor haar hangend fijne haar,
En ze strikt de blauwe zijden banden
Met een blik naar mij: ik knipoog maar.
En dan gaan weer ijvrig, griffels tikken,
Kleine handjes rusteloos hun gang.
Dan een grapje, met verstolen blikken,
Doet weer lachjes leve’ in ‘t oog, op wang.
Willem wil aan Henk een appel geven
En nu, denkend dat ik hem niet zie,
Legt hij, na wat schichtig kijken, even
‘t Kleine handje op groote Henk zijn knie.
Zoo wordt ‘t wichtig evenwicht gebroken
Van de tijden die eentonig gaan,
Door een lach, een woordje zacht gesproken. –
Ach! ‘k heb vroeger zelf ook school gegaan.
In memoriam
Er is een schaduwspel van twijgen
en knoppen over ‘t zonnig grind,
en bloemengeur en licht en wind
verzaligen het grote zwijgen.
Het is zo stil, dat het bewegen
van ‘t licht wordt of een ver geruis
van vleugelen ging door het huis
en of zich engelen om u negen.
Het is zo stil en wit dit rusten.
Zo slapen enkel Gods gekusten,
zo vredig licht en grondloos diep.
De tijd valt lang voor hen die waken.
Maar God zal samen wakker maken,
die Hij gescheiden tot zich riep.
Willem de Mérode: Drie gedichten
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive M-N, Mérode, Willem de
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature