William Shakespeare
(1564-1616)
THE SONNETS
41
Those pretty wrongs that liberty commits,
When I am sometime absent from thy heart,
Thy beauty, and thy years full well befits,
For still temptation follows where thou art.
Gentle thou art, and therefore to be won,
Beauteous thou art, therefore to be assailed.
And when a woman woos, what woman’s son,
Will sourly leave her till he have prevailed?
Ay me, but yet thou mightst my seat forbear,
And chide thy beauty, and thy straying youth,
Who lead thee in their riot even there
Where thou art forced to break a twofold truth:
Hers by thy beauty tempting her to thee,
Thine by thy beauty being false to me.
kempis poetry magazine
More in: -Shakespeare Sonnets
Gotthold Ephraim Lessing
(1729 – 1781)
Der Sommer
Brüder! lobt die Sommerszeit!
Ja, dich, Sommer, will ich loben!
Wer nur deine Munterkeit,
Deine bunte Pracht erhoben,
Dem ist wahrlich, dem ist nur,
Nur dein halbes Lob gelungen,
Hätt er auch, wie Brocks, gesungen,
Brocks, der Liebling der Natur.
Hör ein größer Lob von mir,
Sommer! ohne stolz zu werden.
Brennst du mich, so dank ichs dir,
Daß ich bei des Strahls Beschwerden,
Bei der durstgen Mattigkeit,
Lechzend nach dem Weine frage,
Und gekühlt den Brüdern sage:
Brüder! lobt die durstge Zeit!
L.
Gotthold Ephraim Lessing gedicht
Hans Hermans photos
Hans Hermans Natuurdagboek Juli 2010
►Website Hans Hermans fotografie
kempis poetry magazine
More in: Archive K-L, Hans Hermans Photos, MUSEUM OF NATURAL HISTORY - department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
Multatuli
(1820-1887)
Ideën (7 delen, 1862-1877)
Idee Nr. 1
Misschien is niets geheel waar,
en zelfs dát niet.
kempis poetry magazine
More in: DICTIONARY OF IDEAS, Multatuli, Multatuli
Anton K. photos: Nature Morte (9)
fleursdumal.nl magazine
More in: Anton K. Photos & Observations, Dutch Landscapes
jef van kempen 1980
Untitled
► Website Museum of Lost Concepts
kempis poetry magazine
More in: FDM Art Gallery, Jef van Kempen, Jef van Kempen Photos & Drawings, Kempen, Jef van
Henry Wadsworth Longfellow
(1807-1882)
The Old Clock on The Stairs
L’eternite est une pendule, dont le balancier dit et redit sans
cesse ces deux mots seulement dans le silence des tombeaux:
"Toujours! jamais! Jamais! toujours!"–JACQUES BRIDAINE.
Somewhat back from the village street
Stands the old-fashioned country-seat.
Across its antique portico
Tall poplar-trees their shadows throw;
And from its station in the hall
An ancient timepiece says to all,–
"Forever–never!
Never–forever!"
Half-way up the stairs it stands,
And points and beckons with its hands
From its case of massive oak,
Like a monk, who, under his cloak,
Crosses himself, and sighs, alas!
With sorrowful voice to all who pass,–
"Forever–never!
Never–forever!"
By day its voice is low and light;
But in the silent dead of night,
Distinct as a passing footstep’s fall,
It echoes along the vacant hall,
Along the ceiling, along the floor,
And seems to say, at each chamber-door,–
"Forever–never!
Never–forever!"
Through days of sorrow and of mirth,
Through days of death and days of birth,
Through every swift vicissitude
Of changeful time, unchanged it has stood,
And as if, like God, it all things saw,
It calmly repeats those words of awe,–
"Forever–never!
Never–forever!"
In that mansion used to be
Free-hearted Hospitality;
His great fires up the chimney roared;
The stranger feasted at his board;
But, like the skeleton at the feast,
That warning timepiece never ceased,–
"Forever–never!
Never–forever!"
There groups of merry children played,
There youths and maidens dreaming strayed;
O precious hours! O golden prime,
And affluence of love and time!
Even as a Miser counts his gold,
Those hours the ancient timepiece told,–
"Forever–never!
Never–forever!"
From that chamber, clothed in white,
The bride came forth on her wedding night;
There, in that silent room below,
The dead lay in his shroud of snow;
And in the hush that followed the prayer,
Was heard the old clock on the stair,–
"Forever–never!
Never–forever!"
All are scattered now and fled,
Some are married, some are dead;
And when I ask, with throbs of pain.
"Ah! when shall they all meet again?"
As in the days long since gone by,
The ancient timepiece makes reply,–
"Forever–never!
Never–forever!"
Never here, forever there,
Where all parting, pain, and care,
And death, and time shall disappear,–
Forever there, but never here!
The horologe of Eternity
Sayeth this incessantly,–
"Forever–never!
Never–forever!"
H. W. Longfellow poetry
kempis poetry magazine
More in: Longfellow, Henry Wadsworth
RIETVELDJAAR Utrecht
24 juni 2010 – 30 januari 2011
Over het Rietveldjaar
De stad Utrecht is er trots op dat de meeste Rietveldgebouwen binnen haar grenzen liggen en dat het gemeentelijke Centraal Museum de grootste Rietveldcollectie ter wereld heeft.
Daarom heeft de stad Utrecht 2010 tot Rietveldjaar uitgeroepen als startpunt in een meerjaren campagne om Rietveld als icoon van de stad Utrecht te profileren en zijn naam blijvend aan Utrecht te verbinden. Het Rietveldjaar wordt gelanceerd op 24 juni, de verjaardag van Rietveld. Vanaf dan vinden er wekelijks activiteiten plaats in de stad, de provincie maar ook daarbuiten. Er wordt samengewerkt met verschillende partners zoals onder andere het Nederlands Filmfestival, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, bewoners van Rietveldhuizen, Armando Museum, Kröller Müller Museum, Dick Bruna, Krisztina de Châtel, Stichting Rietveldprijs, Studium Generale Utrecht, C-mon & Kypski, poppodium Tivoli, Culturele Zondagen en Premsela. Het multidisciplinaire karakter van het programma wordt ingezet om een breed en divers publiek te interesseren voor Rietveld en de tentoonstelling Rietvelds Universum.
Het Centraal Museum laat zien dat Utrecht al eeuwenlang geldt als voedingsbodem voor artistiek en cultureel talent van nationaal en internationaal niveau. Zo beschikt het oudste stedelijk museum van Nederland over de grootste collectie Rietveld-objecten ter wereld en toont het werk van de wereldberoemde Dick Bruna. Ook de collectie oude meesters met onder andere werken van Jan van Scorel, Abraham Bloemaert en Hendrick ter Brugghen is zeer de moeite waard. Naast het werk van al deze Utrechtse iconen biedt het Centraal Museum een overzicht van 2000 jaar turbulente geschiedenis, maar staat ook het nu centraal met actuele mode, vormgeving en beeldende kunst.
Het museum is grotendeels gevestigd in een voormalig middeleeuws klooster. Andere delen van het gebouw hebben dienst gedaan als weeshuis, militaire paardenstal en psychiatrisch ziekenhuis. Het is in 1999 verbouwd door de architecten Stéphane Beel, Lieven Achtergael en Peter Versseput. Het museum bestaat uit een verzameling gebouwen rond een grote binnentuin.
Gerrit Rietveld (1888-1964)
Van krullenjongen tot architect
Gerrit ging als twaalfjarig jongetje werken in het meubelmakersbedrijf van zijn vader. Daar leerde hij stap voor stap de kneepjes van het vak. Zijn creativiteit kon hij echter niet kwijt in het kopiëren van klassieke stijlmeubelen. Rietveld wilde duidelijk meer.
Vier jaar lang volgde Rietveld avondcursussen bij het Utrechts Museum voor Kunstnijverheid en bij architect P.C. Klaarhamer. Hij kwam hierdoor in aanraking met de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van de architectuur, vormgeving en beeldende kunst. In 1917 opende hij zijn eigen werkplaats, waarna hij in korte tijd een reeks revolutionaire stoelen ontwierp, waarvan de rood-blauwe stoel later wereldberoemd zou worden. De filosofie achter het ontwerp van deze stoelen was nauw verwant aan de ideeën van De Stijl beweging, waaraan ook schilders Bart van der Leck en Piet Mondriaan, en de architecten Theo van Doesburg en J.J.P. Oud deelnamen. De beweging groeide uit tot een van de belangrijkste avant-garde stromingen in de 20ste eeuw.
Hoewel Rietveld in die tijd toetrad tot de internationale avant-garde van de beeldende kunst en architectuur, leverde het hem nauwelijks betaald werk op. Via via kwam hij in contact met Truus Schröder-Schräder. Een ontmoeting met verstrekkende gevolgen. Na het overlijden van haar echtgenoot vroeg Truus Schröder aan Rietveld een voorstel te maken voor een nieuw te bouwen woonhuis aan de Prins Hendriklaan 50. Het was zijn eerste volwaardige bouwproject en daardoor dé kans zijn droom om architect te worden te realiseren. Truus Schröder bleek de ideale opdrachtgever. Ze gaf hem niet alleen alle vrijheid, maar daagde hem ook uit zijn ideeën in een ongekende vorm te gieten. Het resulteerde in een revolutionair manifest voor een nieuwe architectuur. In 2000 is het Rietveld Schröderhuis door de UNESCO op de Werelderfgoedlijst geplaatst en werd daarmee definitief een van de iconen van de twintigste-eeuwse architectuurgeschiedenis.
Vestiging als architect
Na de oplevering van het Rietveld Schröderhuis, in januari 1925, vestigde hij zich als architect in de atelierruimte op de begane grond. In de jaren vlak daarna ontwierp hij verscheidene fraaie projecten, o.a. de Erasmuslaan en ontwikkelde hij ideeën over woningbouw en massaproductie die de kern van zijn hele, latere oeuvre vormen. Waarschijnlijk was Rietvelds carrière sneller verlopen als de economische crisis niet was uitgebroken, gevolgd door de Tweede Wereldoorlog. Pas in de jaren vijftig kwam de wederopbouw van het verwoeste Nederland weer goed op gang. Ook ontstond er in die tijd een oplevende belangstelling voor De Stijl. Het leverde Rietveld enkele prestigieuze opdrachten op in de culturele sfeer, waaronder de bouw van het Nederlands Paviljoen voor de Biënnale in Venetië. Opdrachten in de volkswoningbouw, wat Rietveld het meest ambieerde, vielen hem slechts mondjesmaat ten deel. Pas toen hij in 1961 met de architecten Van Dillen en Van Tricht een maatschap oprichtte, kon hij meer werken realiseren.
Rietveld in het Centraal Museum
In 1958 organiseerde het Centraal Museum de eerste overzichtstentoonstelling over Rietveld. Sindsdien is de band tussen Rietveld en het museum blijven bestaan. De tentoonstelling legde de basis voor de huidige collectie Rietveld-meubels en -ontwerpen, de grootste van de wereld. In 1964 overleed Rietveld, een dag na zijn 76ste verjaardag.
Een tweede belangrijk moment voor het museum was de overdracht van het Rietveld Schröderhuis en het Rietveld Schröder Archief aan de Gemeente Utrecht in 1987. Het Centraal Museum kreeg toen het beheer over het huis en het belangrijke archief van Truus Schröder. Dankzij deze unieke collectie heeft het Centraal Museum zich ontwikkeld tot het internationale kenniscentrum bij uitstek over Rietveld en zijn werk.
Tentoonstelling Rietveld’s Universum
Centraal Museum, Utrecht
20 oktober 2010 – 30 januari 2011
De tentoonstelling Rietvelds Universum laat zien dat de Utrechtse architect en ontwerper Gerrit Th. Rietveld (1888-1964) veel meer heeft ontworpen dan de klassieke rood-blauwe stoel en het beroemde Rietveld Schröderhuis.
Hij realiseerde meer dan honderd gebouwen en vele meubelen. Het Centraal Museum plaatst Rietvelds werk in een brede context. Door de persoon en zijn manier van werken centraal te stellen en te vergelijken met beroemde tijdgenoten als Wright, Le Corbusier, Mies van der Rohe komt het creatieve genie van Rietveld in een nieuw licht te staan en wordt er een beeld gegegeven van Rietvelds bijdrage aan 20ste-eeuwse architectuur en design. De tentoonstelling wordt gerealiseerd in samenwerking met het Nederlands Architectuurinstituut.
Centraal staat Gerrit Rietvelds experimentele manier van werken. Zo is zijn zoektocht naar een stoel uit-één-stuk te volgen, waaruit de zigzagstoel is ontstaan. Door het werk van Rietveld naast dat van tijdgenoten te plaatsen wordt duidelijk dat hij als architect en vormgever soms zelfs radicaler was dan collega’s als Mies van der Rohe en Le Corbusier. Ook blijkt dat op cruciale momenten kunstenaars als Van der Leck, en Van Doesburg een beslissende invloed hebben gehad op zijn werk. Op zijn beurt heeft Rietvelds werk een belangrijke wending gegeven aan de ontwikkeling van architecten en vormgevers zoals Breuer en Aalto.
Rietveldjaar 2010 Utrecht
fleursdumal.nl magazine
More in: De Stijl, Gerrit Rietveld, Gerrit Rietveld
W i l l e m B i l d e r d i j k
(1756-1831)
Aan mijne Egade,
by haar herstel uit haar kraam- en ziektbed,
op haren verjaardag, 1807
Zijt ge my weêrom gegeven,
Eenige adem van mijn leven,
Zijt ge ’t my, of is het waan,
En wil God mijn laatste snikken
Door dit droombeeld nog verkwikken,
Dat ik u weêr op zag staan?
Neen, gy kondt het niet verduren,
Wt het lot ons deed bezuren.
Gy vermocht het niet, ô neen!
Neen, uw’ boezem, noch den mijnen,
Bleef de kracht voor zoo veel pijnen :
’t Graf is toevlucht, dit alleen.
Ach! wat had dees schuddende aarde
Nog voor u of my van waarde,
Dan een eenzaam plekjen grond,
Waar wy leefden voor ons beiden,
Van een wareld afgescheiden,
Die voor ons niet meer bestond?
Waar wy storm en leed vergaten,
’t Schamel brood der onschuld aten
Met het dankbaar oog op God?
Lieve telgjens zagen groeien,
En den zegen nedervloeien
Zonder kommer voor ons lot?
Waar ons de arbeid onzer handen,
’t Lachjen onzer liefdepanden,
’s Harten rust by eenzaamheid,
’s Levens nooddruft mocht doen smaken,
En het traantjen dierbaar maken,
Dat gevoel van weldaad schreit?
Ach! dit had ons ’t ijdel harte,
Als het eind van zoo veel smarte,
In een’ zoeten droom verbeeld!
Leyden, ’t stil en vredig Leyden,
Zou ons zachte rozen spreiden;
Alle jammer was geheeld.
Wy herademden (ô hemel!)
Van het wareldlijk gewemel,
In der Zanggodinnen schoot.
Ach! de voorboô allen tijdens
Stoort den schemer diens verblijdens,
Lieve Alexis, door uw dood.
’k Zwijm van weedom. — In uw armen
Voelt mijn boezem Gods erbarmen :
’k Heb uw kroost, ik lij en leef,
Lieve! ja, mijn ziel wil hopen :
Maar één vonk moet Leyden slopen;
En neemt alles wat my bleef.
Waar nu, ach! waar heen gevloden ? —
Die geen schuilplaats by uw dooden,
Dierbaar Leyden, beuren mocht!
Die uw bloedig puin doorzweven,
En niet danken kon voor ’t leven,
ô Waar vindt die ademtocht!
Hoe het middelpunt der plagen,
Waar ik ’t bloeien van mijn dagen
Vijftien jaar verwelken zag :
(Afgrond van herinneringen,
Die my hart en keel verwringen!)
Dit mijn toevlucht, hemel ach!
Doch ook daar leert God betrouwen
’t Christlijk harte, moed te houên :
Geef slechts rust, genadig God! —
Rust? — ach, rust in ’t helsche woelen
Der afgrijsbre duivelpoelen!
Rust, in ’t gruwzaamst roovrenrot ! —
Zalig, die in holle rotsen,
By des afgronds dompig klotsen,
’t Hoofd mag duiken in haar kloof!
Die en wind en schorre meeuwen
Om zijn peuluw heen hoort schreeuwen,
Voor den Haagschen straatkreet doof!
Zalig, die met kraai en wolven,
Van de winden, van de golven,
Voedsel vraagt of honger lijdt:
Geenen vijand dan de gieren
Om zijn’ stranddisch heen ziet zwieren,
En het vloekbaar menschdom mijdt!
Die zich in zijn strooien wallen
’s Hemelsch gift niet ziet vergallen,
Noch de weldaad van zijn’ Vorst!
Die in vreê den Ongezienen
Met een stil gemoed mag dienen,
Zonder wrevel in de borst!
ô Mijn waarde! dat wy ’t mochten!
God ons leven wou verknochten
Aan dat eenig, eenig goed!
Maar ô neen, wy moeten treuren,
En ons eigen hart verscheuren!
Drinken tranen! schreien bloed!
’t Luttel van dat geestvermogen
Dat my ’s hemels mededogen,
Ons ter redding, overliet;
Daar ik ’t vreedzaam brood van wachtte — !
(Zieldoorvlijmende gedachte!)
Ach! dat alles is te niet!
’k Voel my, nutloos pak der aarde,
(Horzel in Gods honinggaarde!)
Ieder beet op ’t harte gloên.
’k Moet, voor nooddruft, steenen zwelgen;
’k Moet en u en onze telgen
Ach! met blote giften voên.
Zoo, zoo jaagt men — uit meêdogen?
Neen, verachting voor zijn pogen —
’t Nutloos ploegpaard in de wei:
Laat hem, voor een dienstrijk zweeten,
Zich de dood in ’t klaver eten,
’k Voel die weldaad, ja, en schrei.
Ach! daar wring ik dan de handen,
Knars en sla verwoede tanden
In de sponde van mijn bed :
Roep tot God met angstig kermen :
Maar geen uitkomst, geen ontfermen!
Maar geen Almacht meer die redt!
Dan, met mijne ramp beladen,
Zie ik u in tranen baden,
En dit tranen…! ô Mijn hart!
Ja, die koken my en branden
In het holst der ingewanden,
En verdubbelden mijn smart. —
Doch! ik zie uw kaak besterven;
’k Zie uw’ frisschen mond ontverven?
Ach! daar rijpt uw zwangre schoot!
Van de last des leeds bezweken,
Zie ik u de kracht ontbreken,
En uw oogblik spelt de dood.
Dierbre! — en te kunnen leven!
Voor uw kraambed niet te sneven!
Waar dit menschlijk? dit, voor my ? —
God, Gy zaagt, zoo Godlijke oogen
Menschlijk jammer aanzien mogen,
Ja, Gy zaagt mijn razerny. —
Maar gy leeft, mijns levens leven!
Ja, gy zijt my weêrgegeven!
Neen, het is geen bloote waan.
’k Sluit u, na ’t wanhopigst kermen,
Met uw lieve vrucht in de armen,
Uit het graf weêr opgestaan.
Dank! ô Hemel! — ach, het danken
Werd my, uitgeputten kranken,
’t Altijdlijdend hart reeds vreemd.
’k Weet geen beê meer uit te spreken,
Dan om ’t sterfuur af te smeeken
Dat my aan mijn leed ontneemt.
Dank nochtans! ô God des levens!
Stort en dank en zegen tevens
In mijn afgepijnd gemoed!
Dank! voor ’t leven van een Gade!
Met haar lijden, is genade;
Voor haar lijden, hemelzoet.
Ja, het uitzicht zij verloren,
Dat mijn grijsheid scheen beschoren
Op een troostvol avonduur;
In een nietig, werkloos kwijnen
Moet mijn levensdag verdwijnen,
Altijd somber, altijd guur.
Ja, hy mag geen rijpende airen
Van zijn’ zonneschijn zien gaâren
Door een dierbaar Vaderland;
Treurig zinkt hy in de kimmen,
En de hoop van zijn ontglimmen
Ligt verstrooid in ’t barre zand.
Doch, aan hare borst te sterven!
ô Dit mag mijn hart verwerven!
Van haar tranen overspat!
Stervend, aan haar lieve lippen
D’adem uit te laten glippen!
Geef, ja Hemel, geef my dat!
En, Gy dag van haar herrijzen,
Laat mijn zang u eer bewijzen,
Dubbel heilig is die plicht!
Liet Gy de eerste morgenstralen
Op haar kinderaanschijn dalen,
Thands hergeeft gy haar aan ’t licht.
Keer, ô keer aan ’s Hemels transen
Altijd met de schoonste glansen
Voor wat oog u nimmer ziet!
Schoonst voor haar en voor die spruiten,
Die haar schoot my mocht ontsluiten,
En Gods goedheid gaf en liet!
Moge uw aanbraak uit het Oosten
Haar nog eens van ’t wee vertroosten
Dat zy torscht met zoo veel moed!
Geve een kroost, niet minder teder,
Haar het zoet des levens weder,
Dat zy afstond voor mijn’ gloed!
Strooi zy op mijne asch de rozen,
Die mijn oog vergeefs zag blozen,
Door mijn handen nooit geplukt!
Mogen die, na mijn verscheîen,
Haar een zachter leger spreîen,
Dan zy met my heeft gedrukt!
Moog haar ’t Nakroost zalig roemen!
Naar heur’ naam die vrouw benoemen,
Die heur’ hoogsten kring vervull’!
Wie haar eert, gelukkig wezen!
En de dag haar roem doen lezen,
Waar hy zich met licht omhull’!
Dierbre, ja, gy mocht herleven!
Ja, gy zijt my weêrgegeven!
Vieren wy dit denkbeeld bot!
ô Vergeten wy ’t voorleden!
Juichen wy in ’t zalig HEDEN!
Morgen — ? Ach, ook dan leeft God.
En, gy lief onnoozel wichtjen,
Op wier donzig aangezichtjen
Ik Gods zegen kussen mag!
Ach, het traantjen, lieve kleene,
’t Weemoedtraantjen dat ik weene,
Dit vertroost uw eerse lach.
Mag uw Vader zich niet streelen,
Dat gy aan zijn kniën spelen,
Om zijn hals uw armtjens slaan;
Hy, uw jonkheid zal bewaken;
Gy, zijn vaderzorgen smaken; —
God, mijn spruitjen, neemt u aan.
Zoo, ten top van tegenspoeden,
Moeders borst u niet mag voeden,
In het ziekbed dor geschroeid;
Schrei niet, wichtjen, wees te vreden :
’t Is de bron van zaligheden,
Die uit God u tegen vloeit.
Ja, die Wel van zegeningen
Zal voor u, mijn wichtjen, springen,
Eeuwig springen van genâ.
Wat zijn Ouders? wat ’s hun pogen!
Moederborst en Vaderoogen
Zijn ons-allen even na.
1807
Willem Bilderdijk gedichten
k e m p i s p o e t r y m a g a z i n e
More in: Bilderdijk, Willem
Karl Kraus
(1874 -1936)
In diesem Land
In diesem Land wird niemand lächerlich,
als der die Wahrheit sagte. Völig wehrlos
zieht er den grinsend flachen Hohn auf sich.
Nichts macht in diesem Lande ehrlos.
In diesem Land münzt jede Schlechtigkeit,
die anderswo der Haft verfallen wäre,
das purste Gold und wirkt ein Würdenkleid
und scheffelt immer neue Ehre.
In diesem Land gehst du durch ein Spalier
von Beutelschneidern, die dich tief verachten
und mindestens nach deinem Beutel dir,
wenn nicht nach deinem Gruße trachten.
In diesem Land schließt du dich nicht aus,
fliehst du gleich ängstlich die verseuchten Räume.
Es kommt die Pest dir auch per Post ins Haus
und sie erwürgt dir deine Träume.
In diesem Land triffst du in leer Luft,
willst treffen du die ausgefeimte Bande,
und es begrinst gemütlich jeder Schuft
als Landsmann dich in diesem Lande.
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive K-L, Kraus, Karl
P. A. d e G é n e s t e t
(1829 – 1861)
ARS LONGA, VITA BREVIS
De kunst is lang, het leven kort –
En ’t werk van vluchtige uren,
Dat zonder strijd verkregen wordt,
Zal slecht den Tijd verduren.
De kunst is lang, maar kort de tijd
U, voor uw taak, gegeven,
Zoo spil uw kracht in lust noch nijd;
Niet velerlei uw hart gewijd!
Maar ’t éénig kunstwerk ál uw vlijt –
Of ’t u mocht overleven!
P.A. de Génestet gedichten
k e m p i s p o e t r y m a g a z i n e
More in: Génestet, P.A. de
Delmira Agustini
(1886-1914)
El Poeta Leva el Ancla
El ancla de oro canta…la vela azul asciende
Como el ala de un sueño abierta al nuevo día.
Partamos, musa mía!
Ante lo prora alegre un bello mar se extiende.
En el oriente claro como un cristal, esplende
El fanal sonrosado de Aurora. Fantasía
Estrena un raro traje lleno de pedrería
para vagar brillante por las olas.
Ya tiende
La vela azul a Eolo su oriflama de raso…
El momento supremo!…Yo me estremezco; acaso
Sueño lo que me aguarda en los mundos no vistos!…
Acaso un fresco ramo de laureles fragantes,
El toison reluciente, el cetro de diamantes,
El naufragio o la eterna corona de los Cristos?…
Delmira Augustini poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Agustini, Delmira, Archive A-B
Nederlands Uitvaart Museum Amsterdam
tot 26 september 2010
Foto’s Paul Fusco
FUNERAL TRAIN
Zwaaien naar het lichaam van Kennedy
Fotograaf Paul Fusco van het foto-agentschap Magnum maakte in 1968 een unieke serie foto’s die nu voor het eerst in Nederland wordt geëxposeerd. Voor ‘Funeral train’ reist Fusco op 8 juni 1968 mee op een bijzondere trein van New York naar Washington. Op die trein bevindt zich het lijk van Robert F. Kennedy. De presidentskandidaat en tweede zoon van de Kennedy’s is dan drie dagen eerder in Los Angeles vermoord. Paul Fusco portretteert duizenden rouwenden die langs het spoor de vermoorde presidentskandidaat uitzwaaien. Tot en met 26 september is een selectie van deze foto’s te zien in Tot Zover, het Nederlands Uitvaart Museum in Amsterdam.
Deze foto’s van Paul Fusco zijn in de Verenigde Staten lange tijd verborgen gebleven en pas in 1998, ruim dertig jaar na dato, voor het eerst gepubliceerd in George Magazine. En na Londen in 2007 worden de foto’s nu voor de tweede keer in Europa tentoongesteld. ‘Funeral train’ is na ‘Trace Elements’ van Seiichi Furuya de tweede expositie die gast-curator Erik Kessels voor het Uitvaart Museum samenstelt. Kessels (1966) is medeoprichter en creatief directeur van communicatiebureau KesselsKramer en publiceerde eerder fotoboeken en -magazines als ‘In almost every picture’, ‘Bangkok Beauties’ en ‘Useful Photo-graphy’. Hij was ook verantwoordelijk voor de tentoonstelling ‘Loving your pictures’ in Utrecht en Arles. Daarnaast is hij dit jaar ook een van de curatoren van het New York Photo Festival.
Normaal gesproken duurt een treinreis van New York naar Washington vier uur, maar deze trein doet er twee keer zo lang over vanwege de toegestroomde mensen langs het spoor. Fusco ziet honderdduizenden mensen die de door hen zo geliefde presidentskandidaat een laatste eer bewijzen. Het is een dwarsdoorsnede van het Amerikaanse volk. Er komen armen en rijken voorbij, zwart, blank, geüniformeerden, mensen met ontblote lichamen en nonnen.
De foto’s laten zien dat de mensen stuk voor stuk oprechte emoties tonen voor een man die ze niet van dichtbij kenden, maar wel in hun hart hebben gesloten. Je ziet dat sommigen elkaar omarmen en steun zoeken in hun verdriet. En er zijn ook vrolijke gezichten, omdat ze de kans krijgen te laten zien dat ze van een man houden die hen plotseling is ontnomen. De een neemt plechtig afscheid met een hand op zijn hart. Een ander zwaait en een enkeling salueert of het nu een boerenzoon of sheriff is. De foto’s van Fusco tonen de ontreddering en toewijding van het Amerikaanse volk aan een familie die stond voor hoop en een betere toekomst. Een van de opvallendste beelden is die van het gezin dat op volgorde van lengte staat. Alsof de ouders willen laten zien dat zij, net als de Kennedy’s, een aantal talentvolle kinderen paraat hebben staan. Wie goed kijkt ziet dat er in deze foto drie jongens in de camera kijken. Je zou er haast een jonge John, Robert en Edward Kennedy in zien.
Net als bij de uitvaart van Amerikaanse presidenten als Lincoln, Roosevelt en Eisenhower wordt de jonge presidentskandidaat Robert F. Kennedy per trein langs rouwende mensen geleid. Drie dagen eerder, op 5 juni 1968 is Kennedy kort na middernacht in een hotel in Los Angeles vermoord. Hij hield daar een dankrede voor zijn overwinning op de voorverkiezingen in Californië en wilde met zijn bewakers via de achteringang het hotel verlaten. Toen hij daar het hotelpersoneel nog de handen schudde dook –volgens de officiële lezing- Sirhan Sirhan onverwachts op en loste van dichtbij een aantal kogels. Ondanks dat Kennedy door een bewaker naar achteren werd getrokken werd hij in zijn hoofd en oksel geraakt. Een dag later overleed hij in een ziekenhuis.
Robert F. Kennedy was kort na de moord op Martin Luther King Jr. en John F. Kennedy, de derde invloedrijke man binnen vijf jaar die publiekelijk werd vermoord. Zijn overlijden maakte in ons land en de rest van Europa misschien minder indruk dan de moord op John F. Kennedy en Martin Luther King Jr., maar in de Verenigde Staten was dit de aanslag die alle hoop bij de bevolking wegnam.
Paul Fusco (1930) is een fotograaf van het beroemde foto-agentschap Magnum en hij begon zijn carrière als nieuwsfotograaf tijdens de oorlog in Korea. Zijn werk verscheen in LIFE, Time magazine, Newsweek en The Sunday Times. Hij bracht ook verschillende fotoboeken uit als ‘Chernobyl Legacy’ en exposeerde onder meer in het Metropolitan Museum of Art in New York, The Photographers’ Gallery in Londen en op het International Festival of Photojournalism in Perpignan. De complete serie foto’s van Funeral train is ook in boekvorm verschenen. Van dit boek heeft de broer van Robert, de vorig jaar overleden senator Edward Kennedy, het voorwoord heeft geschreven.
Nederlands Uitvaart Museum Tot Zover – Kruislaan 124, 1097 GA Amsterdam
► Website Nederlands Uitvaart Museum
fleursdumal.nl magazine
More in: Galerie des Morts
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature