Hank Denmore
Moord in lichtdruk
veertig
Argwanend werd in Harrisonstreet de deur door Antonio geopend en na vertoon van het huiszoekingsbevel ging hij Thomas en de rechercheur voor naar de met dure opzichtige meubels volgestopte kamer waar Garcioli resideerde. Op de vraag naar zijn wapen en wapenvergunning ontsloot deze een wandkast en overhandigde hem na enig zoeken het gevraagde. Het pistool was inderdaad een Russische Makarov en niet voorzien van een serienummer. Thomas noteerde het merk en omschreef zo goed mogelijk het wapen. Bij nadere inspectie zag hij dat het pistool gebruikssporen aan loop en kolf had, dus het pistool was niet nieuw. Hij vroeg aan Garcioli naar de herkomst van het wapen, maar die haalde zijn schouders op.
Toen Thomas zei dat de herkomst bekend moest zijn anders zou hij het wapen mee moeten nemen, haalde Garcioli nogmaals zijn schouders op. Zonder protest van Garcioli pakte Thomas het wapen in en gaf hem een reçu. Toen hij de deur al half geopend had draaide hij zich plotseling om en keek Garcioli recht in de ogen: ‘Kan het zijn dat u dit pistool van ene Tino Vandezzi heeft gekocht?’
De kleine gangsterboss gooide het vettig glanzende haar zonder enige reden achterover en zei na een voor leken niet waarneembare pauze: ‘Tino, die ken ik niet, dus kan ik daar ook niks gekocht hebben.’
Thomas knikte en vertrok met de rechercheur. Terwijl de rechercheur de radiowagen bekwaam door het verkeer loodste zat Thomas rustig na te denken. Dat Garcioli loog dat het gedrukt stond was voor hem duidelijk. In zijn diensttijd bij de politie had hij al zoveel verdachten ondervraagd dat deze gangster hem geen rad meer voor ogen kon draaien. Hij zou Greener vragen om een huiszoekingsbevel voor de Coconutbar.
De inspecteur luisterde aandachtig naar het relaas van Thomas en vroeg meteen aan de D.A. om een huiszoekingsbevel. Toen hij dit via een motorkoerier ontvangen had, ging hij met Thomas naar de Coconutbar. De twee waren in de Coconut geen onbekenden en de zwarte barman belde al naar Tino toen hij ze zag binnenkomen. Amper leunden ze tegen de bar of Tino kwam hen al tegemoet gelopen.
‘Waarmee kan ik de heren van dienst zijn, een borrel mag natuurlijk niet in diensttijd?’
‘Je kunt ons je inklaringsvergunning van die Russische pistolen laten zien.’
Tino slikte haast onmerkbaar en vroeg quasi verbaasd: ‘Russische pistolen, maar hoe komen jullie op dat idee?’
‘Tino, klets geen onzin, laat ons dat formulier maar zien, daarvoor zijn we hier gekomen.’
‘Hebben jullie daar het recht toe, inklaringspapieren vallen toch onder de douane?’
Greener wapperde met het huiszoekingsbevel, maar Tino wilde het lezen, dus gaf Greener het hem in handen. Tino had zo tijd gekregen om razendsnel na te denken. Waren ze iets op het spoor, was dit naar aanleiding van die fotograaf bij de begrafenis van Arabella?
Hij wist dat de douane geen kopieën van inklaringen bewaarde. Hoe kwamen ze dan aan die wetenschap?
‘Ik zal wel even moeten zoeken of ik die vergunning kan vinden.’
‘Aha, je hebt dus toch een vergunning gehad, zeg dat dan meteen.’
Toen Tino na zeker tien minuten terug kwam, bleek hij het warm te hebben. Hij wreef tenminste met een zijden zakdoek zijn nek droog.
De inspecteur zei niets maar Tino had hem naar de zakdoek zien kijken. Verdomme, maak nou geen fouten, dacht hij geërgerd.
‘Alstublieft inspecteur, de invoervergunning.’
Greener las de vergunning, die bleek voor vijf pistolen te zijn afgegeven. Thomas las over zijn schouder mee en wees zwijgend en zonder dat Tino het kon zien naar het verouderde stempel, de inspecteur knikte. Zoetsappig vroeg hij om te pistolen te kunnen zien.
Tino ging het tweetal voor naar zijn kantoor en nodigde hen uit te gaan zitten. Hij opende met een sleutel een lade van het bureau en haalde daar vier pistolen uit, drie Russen en een Belg. Op geen van de drie Russische wapens was een serienummer aanwezig. Het Browning FN-pistool had het nummer dat op de vergunning was ingevuld. De FN was nieuw en zat nog in het originele oliepapier gewikkeld. De drie Russen waren duidelijk gebruikt en waren in nieuwe droge poetslappen gewikkeld.
‘Waar is het vijfde pistool?’, vroeg Greener.
‘Vijfde pistool?’, zei Tino verbaasd. ‘Dat heb ik verkocht aan een toevallige barbezoeker.’
‘Dus jij verkoopt een pistool aan iemand die je niet kent en zonder de naam van die geheimzinnige bezoeker te noteren? Heb je een nota van die verkoop?’
Meewarig lachte Tino: ‘Maar inspecteur, je kunt wel merken dat jullie ambtenaren zijn. Een pistool verkoop je toch niet met een notarisakte, dat gaat handje, contantje. Bovendien, als ik de naam van die vent kende was het toch geen geheimzinnige meer.’
‘Spaar me je listigheden Vandezzi, je bent duidelijk in overtreding. Elke wapenverkoop moet officieel geregistreerd worden. Ik neem deze wapens voorlopig mee voor een nader onderzoek. Zorg maar dat je die registratie rond krijgt, anders ben je alles voorgoed kwijt.’
Terwijl de inspecteur en zijn assistent met de wapens zeulend naar de radiowagen liepen zat de koffiedrinkende manager hen na te staren. Hij ging naar het kantoor van Tino, klopte en liep door de nog openstaande deur binnen. Verstoord keek Tino op: ‘Heb je gezien wat ze me geflikt hebben? Hoe kom ik nou aan een verkoopnota zonder dat ik met Garcioli op de proppen kom? Ik wil niet dat men, hoe dan ook, enige verbinding tussen Garcioli en mij ontdekt.’
Bernardo keek hem oprecht verbaasd aan: ‘Maar meneer Vandezzi, ze hebben Garcioli toch op het kerkhof gezien. Daar was de inspecteur toch ook.’
‘Ja dat kan wel, maar dat wil toch niet zeggen dat ik connecties heb met Garcioli? Ze weten toch dat in onze wereld de mensen veel meer meeleven bij ziekte en dood.’
‘Maar als de complete groep van Garcioli aanwezig is geeft dat toch te denken?’
‘Er waren toch veel meer mensen aanwezig, ook van de politie en die rekenen ze toch niet tot onze connecties, of wel soms?’
‘Ja, als u het zo ziet heeft u gelijk, maar ik zie het anders.’
‘Vertel me dan maar eens hoe een manager het denkt beter te zien.’
Ongemakkelijk op zijn voeten wippend, Tino had hem geen stoel aangeboden, keek Bernardo naar zijn chef: ‘Zo bedoel ik het niet meneer, ik wil het niet beter weten, maar met de foto’s van iedereen op de begrafenis zal men ongetwijfeld de hele gang van Garcioli herkend hebben. Zeg nou zelf, als alleen Garcioli was gekomen, had men geen argwaan gekregen. Maar nu iedereen aanwezig was kan dat voor de politie alleen betekenen dat Garcioli nauw met u samenwerkt.’
Daar zit wat in, dacht Tino, zijn manager was niet op zijn achterhoofd gevallen, op die vent moest hij zuinig zijn.
Hank Denmore: Moord in lichtdruk
kempis.nl poetry magazine
(wordt vervolgd)
More in: -Moord in lichtdruk
Lola Ridge
(1873-1941)
TO ALEXANDER BERKMAN
Can you see me, Sasha?
I can see you….
A tentacle of the vast dawn is resting on your face
that floats as though detached
in a sultry and greenish vapor.
I cannot reach my hands to you…
would not if I could,
though I know how warmly yours would close about them.
Why?
I do not know…
I have a sense of shame.
Your eyes hurt me… mysterious openings in the gray stone of your face
through which your spirit streams out taut as a flag
bearing strange symbols to the new dawn.
If I stay… projected, trembling against these bars filtering
emaciated light…
will your eyes… that bore their lonely way through mine…
stop as at a friendly gate…
grow warm… and luminous?
… but I cannot stay… for the smell…
I know… how the days pass…
The prison squats
with granite haunches
on the young spring,
battened under with its twisting green…
and you… socket for every bolt
piercing like a driven nail.
Eyes stare you through the bars…
eyes blank as a graveled yard…
and the silence shuffles heavy dice of feet in iron corridors…
until the day… that has soiled herself in this black hole
to caress the pale mask of your face…
withdraws the last wizened ray
to wash in the infinite
her discolored hands.
Can you hear me, Sasha,
in your surrounded darkness?
LOLA RIDGE POETRY
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive Q-R, Ridge, Lola
Ton van Kempen photos:
Winter (December 21, 2010)
fleursdumal.nl poetry magazine
More in: 4SEASONS#Winter, Dutch Landscapes, Ton van Kempen Photos
Renée Vivien
(1877-1909)
Bacchante triste
Le jour ne perce plus de flèches arrogantes
Les bois émerveillés de la beauté des nuits,
Et c’est l’heure troublée où dansent les Bacchantes
Parmi l’accablement des rythmes alanguis.
Leurs cheveux emmêlés pleurent le sang des vignes,
Leurs pieds vifs sont légers comme l’aile des vents,
Et la rose des chairs, la souplesse des lignes
Ont peuplé la forêt de sourires mouvants.
La plus jeune a des chants qui rappellent le râle :
Sa gorge d’amoureuse est lourde de sanglots.
Elle n’est point pareille aux autres, – elle est pâle ;
Son front a l’amertume et l’orage des flots.
Le vin où le soleil des vendanges persiste
Ne lui ramène plus le génëreux oubli ;
Elle est ivre à demi, mais son ivresse est triste,
Et les feuillages noirs ceignent son front pâli.
Tout en elle est lassé des fausses allégresses.
Et le pressentiment des froids et durs matins
Vient corrompre la flamme et le miel des caresses.
Elle songe, parmi les roses des festins.
Celle-là se souvient des baisers qu’on oublie…
Elle n’apprendra pas le désir sans douleurs,
Celle qui voit toujours avec mélancolie
Au fond des soirs d’orgie agoniser les fleurs.
Sad Bacchante
Day no longer pierces, with proud arrow and lance,
The woods, amazing in their beauty nocturnal.
This is the turbid hour when Bacchantes dance,
Amidst oppressive rhythms, languid and vernal.
Their hair tangles, dripping with the blood of the vines;
Their lively feet, like the wings of the wind, are light,
And their rosy flesh, the suppleness of their lines,
Imbues the forest with ever-shifting delight.
The youngest sings a song which calls to mind a wail:
Her amorous breast, with deep sobbing, is heavy.
She is not at all like the others – she is pale.
Her face has the stormy bitterness of the sea.
The wine, where the sun of the season will persist,
No longer brings generous oblivion now;
She is half-drunk, but her sorrow will not desist
And a wreath of dark leaves surrounds her pale brow.
To all in her, false gaiety brings weariness,
And the presentiment of cold and hard daybreak
Comes to spoil the glowing sweetness of the caress.
Among the festive roses she dreams, though awake.
What she remembers are the kisses they forget…
She cannot learn to desire without feeling grief,
She who gazes still, with melancholy beset,
At flowers dying after night orgies, so brief.
Renée Vivien poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive U-V, Vivien, Renée
William Shakespeare
(1564-1616)
THE SONNETS
64
When I have seen by Time’s fell hand defaced
The rich-proud cost of outworn buried age,
When sometime lofty towers I see down-rased,
And brass eternal slave to mortal rage.
When I have seen the hungry ocean gain
Advantage on the kingdom of the shore,
And the firm soil win of the watery main,
Increasing store with loss, and loss with store.
When I have seen such interchange of State,
Or state it self confounded, to decay,
Ruin hath taught me thus to ruminate
That Time will come and take my love away.
This thought is as a death which cannot choose
But weep to have, that which it fears to lose.
kempis.nl poetry magazine
More in: -Shakespeare Sonnets, Archive S-T
Docugast Hans Keller op Holland Doc 24
Van zaterdag 29 januari tot en met vrijdag 4 februari 2011
In het kader van Nationale Gedichtendag is documentairemaker Hans Keller te gast bij Holland Doc 24 in de serie Docugasten. Keller, onder andere bekend van het VPRO programma ‘Dode Dichters Almanak’, begon zijn loopbaan in 1957 als journalist bij de Volkskrant. Vanaf 1962 maakte hij naast informatieve programma’s zoals ‘Het gat van Nederland’ talloze documentaires over onder andere kunst, Amerika en schrijvers. In de week van 29 januari tot en met 4 februari vertoont het digitale themakanaal documentaires van Keller. Daarnaast koos hij een aantal films uit over over dichten, dichters en gedichten, die hij toelicht in gesprekken met Holland Doc 24. Van Hans Keller zendt Holland Doc 24 Het alfabet van Remco Campert en Sporen aan de kust uit.
Het alfabet van Remco Campert (VPRO, 1996) maakte Keller samen met schrijver Remco Campert. In de documentaire bezoekt Campert mensen en steden met als leidraad de letters van het alfabet. Met bezoeken aan Berlijn, Coburg, Dublin, het Gardameer en de Rivierenbuurt in Amsterdam. De schrijver praat met Hugo Claus over bloedworst en met dichter Seamus Heany over Ulysses van James Joyce. Ook ontmoet hij schilder Ysbrant, die een tentoonstelling inricht en heeft hij een gesprek met Kees Fens. Een film als een gedicht.
In Sporen aan de kust (NOS, 1987) besteedt Keller in een poëtisch reisverslag aandacht aan de legenden, geschiedenis en cultuur aan de vloedlijn tussen Rottumeroog en Breskens.
Voor Holland Doc 24 selecteerde Keller ook een aantal documentaires van andere makers:
De Russische dichter Boris Ryzhy pleegde in 2001 op 27-jarige leeftijd zelfmoord. In de gelijknamige karakterschets Boris Ryzhy (VPRO, 2008) van Aliona van der Horst, maken zijn achtergebleven zus, vrouw en zoon de kijker deel uit van Ryzhy’s wereld. Zijn leefomgeving, de ijzige en door misdaad geteisterde industriestad Jekaterinenburg, had veel invloed op zijn gedichten. De documentaire won vele prijzen, waaronder de Zilveren Wolf op IDFA 2008.
In 1984 studeerden drie filmacademiestudenten af met Stil, Jan Arends moet schrijven! (2003), een documentaire over het leven en werk van dichter en schrijver Jan Arends (1925-1974). Aan de orde komen Arends’ jeugd in een katholiek jongensinternaat, zijn eigenaardigheden, gedichten, werkwijze en de geruchten dat hij een buitenechtelijk kind was. Ook vertelt zijn uitgever Geert Lubberhuizen over de gesprekken die hij met de dichter had, vlak voordat Arends zelfmoord pleegde in 1974.
Willem Wilmink: Dichter in de Javastraat (NTR, 2004) van Dirk Jan Roeleven is een portret van dichter Willem Wilmink die in 2003 in de Javastraat in Enschede overleed. Dezelfde straat waar hij 66 jaar eerder werd geboren. Wilminks vrienden en collega’s zoals Herman Finkers, Aart Staartjes en Joost Prinsen praten over de schrijver en zijn complexe persoonlijkheid. Wilmink – bekend om zijn geniaal eenvoudige gedichten – werd geplaagd door neuroses en angsten. Volstrekte stilte om hem heen tijdens het schrijven was voor hem een vereiste.
Hoe vertaalt dichter Gerrit Kouwenaar zijn uiterst persoonlijke ervaringen in gedichten die daar volgens eigen opgave bovenuit moeten stijgen? In Totaal witte kamer: Gerrit Kouwenaar (NTR, 2003) schetst Frodo Terpstra een intiem portret van de schrijver en zijn werkwijze. Terpstra volgt onder andere de totstandkoming van Kouwenaars bundel Totaal witte kamer, een bundel die deels aan de dood van zijn vrouw Paula is gewijd.
Holland Doc maakt vanaf zaterdag 29 januari ook een aantal afleveringen – waaronder Lucebert en Cees Budding – van Kellers programma Dode Dichters Almanak online beschikbaar. Deze zijn te bekijken via www.hollanddoc.nl<http://www.hollanddoc.nl>
fleursdumal.nl magazine
More in: Art & Literature News, Kouwenaar, Gerrit, Remco Campert, Ryzhy, Boris
Gabriele D’Annunzio
(1863-1938)
Filastrocca di Carnevale
Carnevale vecchio e pazzo
s’è venduto il materasso
per comprare pane e vino
tarallucci e cotechino.
E mangiando a crepapelle
la montagna di frittelle
gli è cresciuto un gran pancione
che somiglia ad un pallone.
Beve, beve all’improvviso
gli diventa rosso il viso
poi gli scoppia anche la pancia
mentre ancora mangia, mangia.
Così muore Carnevale
e gli fanno il funerale.
Gabriele D’Annunzio poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, Archive C-D, D'Annunzio, Gabriele
Hank Denmore
Moord in lichtdruk
negenendertig
De groene ogen van Thomas Brisbane, de assistent van inspecteur Greener, lichtten even op bij het nalezen van zijn verslag. Hij was gaan snuffelen in het verleden van Tino Vandezzi en Vincente Garcioli en had toch wel interessante dingen gevonden. Garcioli was voor het oog van het kerkvolk een heuse gangsterboss, de werkelijkheid was ietsjes anders. De man met de hangwangen had wegens roof en het daarbij gebruiken van een lang dun mes, twee jaren eenzame opsluiting gekregen. Van die twee jaren had hij door bedreigen van het gevangenispersoneel geen dag cadeau gekregen. Bij zijn ontslag uit de penitentiaire inrichting was hij door Tino Vandezzi afgehaald. Thomas was dit te weten gekomen tijdens een nogal langdurig onderhoud met enkele medegevangenen van Garcioli. De gevangeniscel kan dan wel gesloten zijn, een gangsterboss heeft, ondanks de eenzame opsluiting, toch zijn contacten. Dat enkele cipiers in die tijd een nieuwe auto hadden aangeschaft was uiteraard louter toevallig. De voorkeursbehandeling die Garcioli tijdens zijn twee jaren kreeg was voor enkele andere gevangenen een doorn in het oog. Het toeval wilde dat een van hen tegelijk met Garcioli werd ontslagen, helaas niet voor lang. Dat ze zo gul waren met het geven van inlichtingen aan de politie was te danken aan de doctorsgraad in de psychologie van Thomas. Ondanks hun weerzin om de politie te helpen waren tijdens het praatje met Thomas de gevangenen voor hem een open boek. Hij kreeg alle inlichtingen die hij wilde hebben. Garcioli was onderdanig aan Tino, daarover waren ze het roerend eens. Die Tino bleek een vreemde macht over Garcioli te hebben, ook al had die tijdens het luchten nooit over hem gesproken. Tijdens de twee jaren opsluiting had Garcioli nooit bezoek of post van Tino gehad, zelfs geen kerstkaartje. Toen Garcioli door Tino werd afgehaald zag de recidivist dat Garcioli haast in de houding stond en eerbiedig wachtte totdat Tino toestemming gaf om in de wagen te stappen.
Maar het verslag van Thomas werd nog interessanter toen hij bij het hoofdstuk Tino Vandezzi kwam. Thomas had veel meer moeite moeten doen om iets over Tino te weten te komen.
In de politiedossiers stond bij diens naam het beruchte sterretje en Thomas ving bot, zelfs al was hij de directe assistent van inspecteur Greener. Alle toegang tot de dossiers werd in opdracht van hogerhand geweigerd. Hierdoor werd Thomas echt nieuwsgierig en beet zich in Tino Vandezzi vast. Het enige wat van de gegevens van Tino voor hem ter beschikking stond was de verdenking op wapensmokkel.
Een bezoek aan de afdeling inklaring van de New Yorkse douane bracht aan het licht dat Vandezzi eens een koffer met vijf kleine pistolen had meegebracht. Maar er was een invoervergunning bij en die was, ondanks uitgebreid onderzoek door de wapenafdeling van de douane, in orde gebleken. De enige opmerking bij het procesverbaal was dat op de formulieren een vrij oud en door de staat New York niet meer toegepast stempel was gebruikt. Maar er was nooit een missive gekomen die aangaf dat dit type stempel niet meer gebruikt mocht worden. Daarom zag de douane geen reden om de invoer van de koffer te verbieden.
Toen Thomas met een kopie van het proces-verbaal naar het hoofd van de douane ging, kreeg hij na enig psychologisch aandringen te horen dat de pistolen, op één na, van Russische makelij waren, van de tweedehandse Makarov’s ontbraken de serienummers. Op zijn vraag waarom dit niet in het tot zijn beschikking staande procesverbaal stond haalde het hoofd zijn schouders op en wees omhoog. Dat dit feit door hogerhand werd afgeschermd was voor Thomas een reden te meer om daar achteraan te gaan.
Hij vroeg in de politiecomputer de gegevens van Garcioli op. Toen hij keek of die ook een wapenvergunning had bleek dit zo te zijn. Met een brede lach las hij dat de vergunning was afgegeven voor een Russisch pistool, een serienummer was door de fabrikant niet op het wapen aangebracht. Toen Thomas naar de datum keek waarop de wapenvergunning was afgegeven zag hij dat die een week na de vrijlating van het heerschap lag. Hij keek in de kopie van het proces-verbaal en zag dat Tino de pistolen enkele weken voor de vrijlating van Garcioli had ingevoerd. Dat dit toeval was wilde Thomas niet geloven. Hij durfde te wedden dat het Russische pistool van Garcioli geen nieuw exemplaar was en van Tino afkomstig. Dit kon geen ordinaire wapensmokkel zijn. De invoervergunning was helaas niet te achterhalen, de douane bewaarde daarvan geen kopieën. Er worden elk jaar in de wereldhaven New York honderdduizenden vergunningen afgegeven. Om die te bewaren zou de douane kilometers kastplank nodig hebben en daarvoor had men het geld en de ruimte niet.
Omdat een en een twee is moest Thomas eerst te weten komen of het pistool van Garcioli inderdaad een tweedehandsje was. Bleek dit zo te zijn dan liep het spoor naar de FBI of de CIA. Hij ging naar zijn chef en vroeg om een huiszoekingsbevel voor Garcioli. Toen hij dit na enkele uren kreeg ging hij met een rechercheur op weg naar het riante appartement van Garcioli.
Hank Denmore: Moord in lichtdruk
kempis.nl poetry magazine
(wordt vervolgd)
More in: -Moord in lichtdruk
foto harrie janssens
Kom dichter
Kom dichter! Jij grote lieverd
Ik wil jouw woorden horen
En de klank van klinkers
En gevoel
Jouw woorden die tranen
Later overvloeien
Jouw warme barse stem
Kom en vertel
Alsjeblieft je diepste geheimen
Gehuld in nevelige zinnen
En sla je bladzijdes om
Enkel jouw gezicht
Lezen is niet genoeg
Ik hoor je liever
zuchten
want woorden en zinnen
vielen op hun plaatsen
jij zo volmaakt
gedicht
Sara Bidaoui
Kinderstadsdichter Tilburg 2010-2011
Meer gedichten van Sara Bidaoui op de website:
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, Bidaoui, Sara, Kinderstadsdichters / Children City Poets
Ton van Reen
DALI LEEFT IN TURKANA
Het is al jaren droog in Turkana
alles wat leeft smeekt om water
ook de koeien, de geiten en de ezels
Maar de ezels hebben pech
ze zijn overbodig geworden
en de mensen tot last
al weken krijgen ze geen water
als ze omvallen worden ze weggesleept
Ver van de mensen
liggen ze in de brandende zon
nog te min voor een dood door genade
hun buiken staan bol van dorst
stervend draaien ze op hun rug
de poten afwerend omhoog
naar de gieren die boven hen zweven
Dali leeft in Afrika
hij schept een schilderij van gruwel
een stilleven van stervende ezels
grijszwarte vlekken, in wit dood zand
Ton van Reen: De naam van het mes. Afrikaanse gedichten
kempis.nl poetry magazine
More in: -De naam van het mes, Archive Q-R, Ton van Reen
Umberto Eco
De Begraafplaats van Praag
Op grootse wijze neemt Umberto Eco in zijn nieuwe, grote roman De begraafplaats van Praag de misschien wel meest megalomane eeuw aller tijden onder handen: de negentiende eeuw. Plaatsen van handeling: Turijn, Palermo en Parijs.
De geschriftvervalser Simone Simonini is een nauwkeurig observator van zijn eigen tijd. En hij ziet veel: een hysterische sataniste, een abt die twee keer sterft, lijken in een Parijs riool, jezuïeten die samenspannen tegen vrijmetselaars, vrijmetselaars en Mazzinianen die priesters wurgen met hun eigen darmen, de krombenige, aan artrose lijdende Italiaanse held Garibaldi, de bloedbaden tijdens de Parijse Commune van 1871 waar zelfs pasgeboren ratjes worden gegeten, onwelriekende kotten waar tussen de absintdampen bomexplosies en volksopstanden worden voorbereid, nepbaarden, zogenaamde notarissen, valse testamenten, diabolische broederschappen en zwarte missen.
Simonini ziet veel, maar hij maakt nog veel meer mee, en bijna als vanzelf wordt hij steeds dieper betrokken in het complot dat zal leiden tot de lasterlijke Protocollen van de Wijzen van Zion, die de gehele twintigste eeuw het antisemitisme zullen aanwakkeren.
Maar de vraag is of Simonini er alleen maar zijdelings bij betrokken is. Is zijn invloed niet veel groter? De Protocollen zijn een vervalsing, maar van wie precies?
De begraafplaats van Praag is een aangrijpende en belangrijke roman, die een verontrustend licht werpt op het historische en politieke Europa van de negentiende eeuw, met zijn complotten, aanslagen en samenzweringen.
Umberto Eco (Alessandria, 5 januari 1932) is een van de bekendste en succesvolste schrijvers van Europa. Dertig jaar geleden werd hij wereldberoemd met zijn historische roman De naam van de roos, die miljoenen lezers zou betoveren, en die werd verfilmd met Sean Connery in de hoofdrol. Van De begraafplaats van Praag werden in Italië binnen enkele weken al meer dan een half miljoen exemplaren verkocht, en het boek zal verschijnen in 35 landen.
Umberto Eco (1932) is de bekendste nog levende Italiaanse schrijver van onze tijd. Hij is hoogleraar in de semiotiek aan de universiteit van Bologna en brak internationaal door met zijn boek De naam van de roos. Deze spannende detectiveroman speelt zich af in 1327 tegen de religieus-filosofische achtergrond van de macht van de Rooms-Katholieke Kerk en verschillende stromingen daarin die vanuit het centrale gezag met kracht en met geweld werden onderdrukt. Zijn tweede boek, De slinger van Foucault, is in het heden gesitueerd, maar gaat vooral over de erfenis van de tempeliers en de rozenkruisers, een laat-middeleeuwse mystieke beweging. Eco schreef daarnaast nog essaybundels – Hoe schrijf ik een scriptie? – en drie romans: Het eiland van de vorige dag, Baudolino en De mysterieuze vlam van koningin Loana. In 2001 schreef hij daarnaast samen met de gepensioneerde aartsbisschop van Milaan, Carlo Maria Martini het boek Geloven of niet geloven: een confrontatie. Hij werd in 1998 opgenomen in de exclusieve Orde “Pour le Mérite”.
Prometheus ISBN: 9789044617313
fleursdumal.nl magazine
More in: Umberto Eco
Marc und Anja: Motorradleistung unterschätzt.
Runter vom Gas!
Berlin 2009, photo Anton K.
fleursdumal.nl magazine magazine
More in: Galerie Deutschland, Street Art, Urban Art
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature