New

  1. Bert Bevers: Bahnhofshalle
  2. Guillaume Apollinaire: Aubade chantée à Laetare l’an passé
  3. Oscar Wilde: Symphony In Yellow
  4. That Librarian: The Fight Against Book Banning in America by Amanda Jones
  5. When You Are Old and grey by William Butler Yeats
  6. Katy Hessel: The Story of Art without Men
  7. Alice Loxton: Eighteen. A History of Britain in 18 Young Lives
  8. Oscar Wilde: Ballade De Marguerite
  9. Anita Berber: Kokain
  10. Arthur Rimbaud: Bannières de mai
  11. Algernon Charles Swinburne: The Complaint of Lisa
  12. The Revelation by Coventry Patmore
  13. Guillaume Apollinaire: Annie
  14. Oscar Wilde: The Garden of Eros
  15. The Song of the Wreck by Charles Dickens
  16. Guillaume Apollinaire: Poème 1909
  17. There was an Old Man with a Beard by Edward Lear
  18. Modern Love: XXIX by George Meredith
  19. Insomnia by Dante Gabriel Rossetti
  20. Arthur Rimbaud: Départ
  21. ‘Yours Truly’ in Nahmad Contemporary New York
  22. The Toys by Coventry Patmore
  23. ‘Keen, fitful gusts . . . ’ by John Keats
  24. Lustwarande 2024
  25. Giosuè Carducci: Dante
  26. Low Barometer by Robert Bridges
  27. Bert Bevers: Het plezier van de liplezer
  28. La Chambrée de nuit par Arthur Rimbaud
  29. Maddalena Vaglio Tanet: Ballade van het bos
  30. Giosuè Carducci: Petrarca
  31. Gedicht: Märchen von Gertrud Kolmar
  32. Thaw by Lola Ridge
  33. Bert Bevers: Model
  34. Paul Bezembinder: Tristram en Isolde
  35. All Alone by Eliza Paul Kirkbride Gurney

Categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. PRESS & PUBLISHING
  15. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  16. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  17. STREET POETRY
  18. THEATRE
  19. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  20. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  21. WAR & PEACE
  22. ·

 

  1. Subscribe to new material: RSS

Carmen Sylva: Von Liebe (Gedicht)

 

Von Liebe

Am Abend sprach das Meer und flüsterte:
Ihr schönen Mägdelein, erzählt mir leise,
Ich will die Liebe wissen! Redet mir
So von der Liebe, gleich als sollte ich
Dran sterben, so als müsst’ in Ruhe ich
Versinken dran, als könnte sie vorm Sturme
Mich schützen, dass so wütend er nicht mehr
Auf mich sich stürzte! – O! so sprachen da
Die Mägdelein, – Wir wissen wahrlich nicht,
Du armes Meer, ob wir erzählen dürfen;
Denn nimmermehr würdst du in wilder Kraft
Die Schiffe schleudern wollen, und der Felsen
Sorgenumwölbte Stirn mit Schaume peitschen,
Noch wälzen unter jähe, grüne Klippen
Der Sterne Blicken. Glaub’ uns Meer, Du wolltest
So mächtig nimmer sein, so scheu und spröde,
In deinen Schoß und in dein Herz nicht mehr
Die schlafumfangnen Menschenherzen saugen.
Du würdest dann gleich uns den Himmel ansehn,
Und ihn nicht sehen, lächeln, wie der Wind
Vorüberweht, und weinen, weil die Sonne
Aufgeht! Nein! wir werden nichts erzählen!

Carmen Sylva
(1843-1916)
Von Liebe
Gedicht

• fleursdumal.nl magazine

More in: Archive S-T, Archive S-T, CLASSIC POETRY

Ton van Reen: Het diepste blauw (095). Een roman als feuilleton

`Wat een allemachtig mooie bliksem’, zegt Tijger vol bewondering. Het hele dorp wordt geraakt door vuurpijlen die sissend in de grond slaan.

`Onweer is sprookjesweer’, zegt Thija.
Door het raampje van de zolder is het uitzicht op de wereld altijd sprookjesachtig, maar vooral nu, nu de bliksem het dorp wil afbranden en de donkere bossen aan de bovenloop van de Wijer in een witte gloed zet.

In hun bijna geluiddichte schuilplaats op de zolder van de molen horen ze het onweer nauwelijks, maar zien ze wel de bliksem wanneer die als een drietand boven het dorp staat. Hij vonkt langs de bliksemafleider van de kerk. De vlammen spatten van het beeld van Christoffel dat boven op de toren staat en die het dorp bewaakt, met op zijn schouder het kindje Jezus dat al een paar honderd jaar wacht om over de Wijer te worden gedragen.

Thija leest voor uit een van de bijbelboeken die in een doos op de zolder staan. Ze hebben er pas twee gelezen. De rest moet nog.

`Zodra Izebel, de weduwe van koning Achab van Juda, hoorde dat Jehoe, de nieuwe koning van Juda en moordenaar van haar man, haar kwam bezoeken, liet zij haar huis beschilderen, plantte bloemen in haar tuin en nodigde vrouwen in haar huis.’

`Dat zijn veel komma’s in één zin’, zegt Mels.
`Ik kan niet anders lezen dan dat wat er staat’, zegt Thija. Ze leest verder.
`Deze vrouwen waren in de hogere kringen zeer geliefd. Zij verstonden de kunst van het verleiden en maakten daar gebruik van.’
`Hoeren dus’, zegt Tijger. `Net als in de bunker.’

`Op de dag van Jehoes aankomst, verfde Izebel haar ogen zwart, haar lippen rood en haar nagels paars.’ Thija doet een vinger op haar lippen om te voorkomen dat Tijger daar weer opmerkingen over maakt. `Ze maakte haar kapsel in orde, kleedde zich in een jurk van doorschijnende zijde, sierde zich met paarlen, robijnen en blauw glanzende brokken aquamarijn. Daarna ging ze op het met bloemen gestikte kussen voor het venster zitten en wachtte af. Toen ze Jehoe zag naderen, raakte ze zeer opgewonden. “Hoe gaat het de nieuwe koning van Juda?” vroeg ze. “Hoe gaat het de moordenaar van mijn man? Het zal wel goed met hem zijn. De Heer onze God is met hem, want hij heeft het land een dienst bewezen door mijn man Achab te vermoorden.”‘

`Ze had wel lef’, zegt Tijger.
`Toen Jehoe haar hoorde, riep hij woedend tegen zijn soldaten: “Gooi dat kreng het raam uit!” De soldaten grepen Izebel en gooiden haar op de binnenplaats. Daar liet Jehoe haar door de paarden vertrappen. Haar bloed spoot tegen de muur. Wilde honden vraten haar vlees. Haar hersenen werden verzameld door een bedelaar die ermee aan de haal ging.

In de volgende dagen liet Jehoe alle zonen van Achab vermoorden. Achab had zeventig zonen, verwekt bij Izebel, slavinnen en publieke vrouwen. Hij had geen dochters, omdat Izebel nooit een dochter gebaard had. De dochters die Achab verwekt had bij slavinnen en publieke vrouwen, had hij voor de leeuwen laten werpen. Volgens de wetten van het volk waren ze een doorn in het oog van God. De zonen van Achab woonden verspreid over heel Israël, bij oude leermeesters. Ze werden door Jehoes soldaten neergestoken en ontmand. Hun hoofden werden afgehouwen en verpakt in manden naar Jehoe gezonden. Jehoe voerde de hoofden van Achabs zonen aan de wilde dieren. Zo kwam er een einde aan het geslacht van Achab.’

Verbijsterd kijken ze elkaar aan.
`Waarom staat zoiets in de bijbel?’ vraagt Tijger.
`De bijbel is een geschiedenisboek’, zegt Thija.
`Denk je dat dit echt is gebeurd?’
`Natuurlijk. De mensen leefden als beesten.’
`Net als in China?’
`Net als in China.’

`Lees nog maar een verhaal. Met dit weer kunnen we toch niet weg. Maar wel een verhaal dat minder gruwelijk is.’
Thija slaat het boek weer open, maar stokt in haar beweging als de wind de pannen rijtje voor rijtje oplicht en ze roffelend weer op hun plek laat vallen. Een paar pannen vallen kapot. De regen slaat als een waterval op de ruit. Het is echt noodweer.
De bliksem treft de kerk opnieuw. Het kind op de schouder van Christoffel staat in brand.
`Ik hoor dat Jezus “help” roept’, zegt Tijger

`Hierboven horen we niks’, zegt Mels.
`We horen Hem wel’, zegt Thija. `Hij is nog maar een kind. We horen het als Hij angst heeft. Hij roept naar ons. Jezus kan dat. God kan alles.’
`Hij staat echt in brand’, zegt Mels, nauwelijks gelovend wat hij ziet. `De toren brandt.’
Ze zien dat Christoffel wankelt en naar voren helt. Even houdt hij zich vast aan de antenne op zijn rug en draait een halve slag om zijn as. Dan valt hij samen met het kind naar beneden. Hun val wordt gebroken door uitstekende draden en haken, dan tuimelen ze in de afgrond tussen de daken van het dorp.

`Jezus komt thuis bij Zijn Vader op het altaar’, zegt Thija bleek. Ze glijdt van de stapel meelzakken af, knielt neer, haar hoofd gebogen en bidt.
De jongens houden hun adem in. Mels weet dat dit een moment is waarop de wereld kan blijven stilstaan.
Op zolder is het nog stiller dan het al was. Verbijsterd kijken ze naar de vlammen die uit de toren slaan en over het dak van de kerk dansen. In een paar tellen zetten ze het hele gebouw in lichterlaaie.

Ton van Reen: Het diepste blauw (095)
wordt vervolgd

• fleursdumal.nl magazine

More in: - Book News, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van

Emily Dickinson: A Day

 

A Day

I’ll tell you how the sun rose, —
A ribbon at a time.
The steeples swam in amethyst,
The news like squirrels ran.

The hills untied their bonnets,
The bobolinks begun.
Then I said softly to myself,
“That must have been the sun!”

But how he set, I know not.
There seemed a purple stile
Which little yellow boys and girls
Were climbing all the while

Till when they reached the other side,
A dominie in gray
Put gently up the evening bars,
And led the flock away.

Emily Dickinson
(1830-1886)
A Day
• fleursdumal.nl magazine

More in: Archive C-D, Dickinson, Emily

Boekenweek 2019 vindt plaats van zaterdag 23 tot en met zondag 31 maart

De 84ste editie van de Boekenweek vindt plaats van zaterdag 23 maart tot en met zondag 31 maart en heeft De moeder de vrouw als thema naar het gelijknamige gedicht van Martinus Nijhoff.

Voor de Boekenweek 2019 schreef Jan Siebelink het Boekenweekgeschenk Jas van belofte, dat tijdens de Boekenweek bij besteding van ten minste €12,50 aan Nederlandstalige boeken door de boekhandel cadeau wordt gedaan.

Het Boekenweekessay is geschreven door Murat Isik en heeft de titel Mijn moeders strijd. Tijdens de Boekenweek is het voor € 3,75 verkrijgbaar in de boekwinkel.

Op 31 maart, de laatste zondag van de Boekenweek, kunnen reizigers traditiegetrouw op het vertoon van het Boekenweekgeschenk gratis met de trein reizen.

De moeder de vrouw
Het thema van de Boekenweek 2019 is ontleend aan het beroemde gedicht van Martinus Nijhoff ‘De moeder de vrouw’. Tevens is het Boekenweekthema een verwijzing naar de bundel De moeder de vrouw, met daarin twee romans (Ontaarde moeders en Mijn zoon heeft een seksleven en ik lees mijn moeder Roodkapje voor) over moederschap van de onlangs overleden Renate Dorrestein.

# meer informatie op website boekenweek

Boekweek 2019
van 23 – 31 maart

• fleursdumal.nl magazine

More in: - Book Lovers, - Book News, - Book Stories, - Bookstores, Art & Literature News, Boekenweek, Jan Siebelink, Nijhoff, Martinus

Genomineerd voor E. du Perronprijs 2018: Jan Leyers, Ilja Leonard Pfeijffer en Jolande Withuis

De schrijvers Jan Leyers, Ilja Leonard Pfeijffer en Jolande Withuis zijn genomineerd voor de E. du Perronprijs 2018. De prijs wordt toegekend aan schrijvers, kunstenaars of instellingen die met een cultuuruiting in brede zin een bijdrage leveren aan een inclusieve samenleving. De uitreiking vindt plaats op dinsdagavond 16 april in de Glazen Zaal in de LocHal in Tilburg. Dan houdt Gloria Wekker de achtste E. du Perronlezing.

Jan Leyers ‒ Allah in Europa. Het reisverslag van een ongelovige (Uitgeverij Das Mag)

Leyers doet in dit boek verslag van een reis door Europa waarin hij op zoek gaat naar ‘een Europese versie van de islam’. Vier maanden lang wordt er gesproken met traditionele gelovigen en nieuwe bekeerlingen. Allah in Europa leest als een spannend verslag van gesprekken waarin verschillende denkbeelden tegen elkaar afgewogen worden. Knap is dat het boek nergens belerend of dwingend wordt, hoewel het overduidelijk een pleidooi is voor een open multicultureel Europa, dat de lezer aanzet tot nadenken.

Ilja Leonard Pfeijffer ‒ Grand Hotel Europa (Uitgeverij De Arbeiderspers)

In deze roman neemt Pfeijffer ons mee naar een hotel ergens in Europa waarin zijn alter ego zich verschanst na een stukgelopen liefde. Het hotel is vergane glorie, oude geschiedenis en een metaforisch beeld voor het continent, waarvan de geschiedenis fenomenaal is, maar het heden op allerlei manier ontspoort: er is te veel consumentisme, geen engagement, er zijn geen nieuwe idealen. Pfeijffer verweeft verschillende verhaallijnen met elkaar, en is op zijn best in de essayistische passages waarin hij kritiek geeft op het hedendaagse Europa en vooral op het massatoerisme.

Jolande Withuis ‒ Raadselvader. Kind in de koude oorlog (Uitgeverij De Bezige Bij)

Withuis schreef een indringende biografie over haar vader Berry Withuis (1920-2009), die tegelijk een autobiografische reflectie biedt. De vader was communist en redacteur van de Waarheid. Haar communistische jeugd en de loyaliteit jegens haar ouders hebben Withuis geleerd dat er verschillende kanten zitten aan een historisch narratief. Noch het ontkennen van de slechte behandeling van communisten in Nederland tijdens de Koude Oorlog, noch het slachtofferisme van de zijde van communisten zelf, is de waarheid. Maar ook leert zij dat via het eigen verhaal de geschiedenis van anderen aanknopingspunten biedt en legt ze uit dat totalitaire overtuigingen mensen verleiden onmenselijke misdaden te begaan en het eigen ethische kompas uit te schakelen.

E. du Perronprijs
De E. du Perronprijs is een initiatief van de gemeente Tilburg, de Tilburg School of Humanities & Digital Sciences en Kunstloc Brabant. De prijs is bedoeld voor personen of instellingen die, net als schrijver Du Perron, grenzen signaleren en doorbreken die wederzijds begrip tussen verschillende bevolkingsgroepen in de weg staan. De prijs bestaat uit een geldbedrag van 2500 euro en een textielobject, ontworpen door studio ‘by aaaa’ (Moyra Besjes en Natasja Lauwers) en vervaardigd bij het TextielMuseum. In 2017 won Margot Vanderstraeten de prijs voor haar boek Mazzel tov. Andere laureaten waren onder meer Stefan Hertmans (2016), Ilja Leonard Pfeijffer (2015), Warna Oosterbaan & Theo Baart (2014), Mohammed Benzakour (2013), Koen Peeters (2012) en Ramsey Nasr (2011).

E. du Perronlezing
Professor dr. Gloria Wekker is emeritus hoogleraar Gender en Etniciteit aan de faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht. Ze houdt, op 16 april, na Antjie Krog, Paul Scheffer, Job Cohen, Sheila Sitalsing, Herman van Rompuy, Arnon Grunberg en Marja Pruis de achtste E. du Perronlezing.

Voor het bijwonen van de uitreiking kunnen belangstellenden en genodigden zich aanmelden via www.kunstlocbrabant.nl/eduperron
Meer informatie over de prijs vindt u op: www.tilburguniversity.edu/duperronprijs

# Literaire prijzen
E. du Perronprijs 2018
Jan Leyers
Ilja Leonard Pfeijffer
Jolande Withuis

• fleursdumal.nl magazine

More in: - Book Lovers, - Book News, - Bookstores, Archive K-L, Archive O-P, Archive W-X, Art & Literature News, Awards & Prizes, Literary Events

The Good Dark by Annie Guthrie

In the sequence of poems comprising Annie Guthrie’s first book, the quest for the meaning of human consciousness and its tangled subjectivity is drawn as a slow-building narrative of the mystic experience.

The journey enacted is that of the self as character, who encounters insurmountable mysteries in a breaking selfhood.

A dossier of contemplative exploration, THE GOOD DARK chronicles an immersive search in three acts: Unwitting, Chorus, and Body: stations through which the character must pass, and where she is accumulatively confessed, compounded and erased.

the gossip

I don’t always want what we have, she is saying.
Outside, dark clouds, fish hopping, tilling waves
back from shore. He is silent.
Sometimes more is happening, he says, finally.
The sun’s coming up, she says. Look how the light is kept.
I’d like to keep it up, he says.
Don’t make apart when otherwise the same, he says.
She is silent, tilling shore back from shore.
Don’t give darkness a face, he says, darkening.

Annie Guthrie is a writer and jeweler living in Tucson. She has a metalsmithing studio at Splinter Brothers Warehouse and can be found through her website, www.annieguthrie.net. She teaches at the University of Arizona Poetry Center and also mentors select students wishing to apprentice in poetry or to further their art projects through her courses in “Oracular Writing.”

The Good Dark
by Annie Guthrie
Paperback: 68 pages
Publisher: Tupelo Press, Inc.
2015
Language: English
ISBN-10: 1936797593
ISBN-13: 978-1936797592
Categories: Poetry
$16.95

# more poetry
The Good Dark
by Annie Guthrie

• fleursdumal.nl magazine

More in: - Bookstores, Archive G-H, Archive G-H, Art & Literature News

Gertrude Stein: Mrs. Whitehead

 

Mrs. Whitehead

But you like it.
They can’t any of them be quite as bad because they learned french but I never did.
He doesn’t look dead at all.
The wind might have blown him.
He comes from that direction. That’s the way.
They are not knotted. Have you smelt it. What would you suggest, your advice I have come across three or four.
So they are the others.
Separate them.
It does make one come, he is extraordinarily charming and endearing once of twice only twice I think.
He is not staying out that’s hard beside that what does he do.
That’s long for his mother.
She travelled from this rest. She crocheted from this nest.
She crocheted from this nest. I thought it wasn’t ever.
It’s one of my favorite ones this.
And yet not this.
Isn’t it funny.
It isn’t.
Break or breaking, very fair, break or very wanting.
I tried it this way before.
Very difficult to change extra places and yet I can agree. I can agree by that. I rest this piece of it and it’s nearly the same climate. I will tell you why they want a real door. They choose it.
They do so and very pure water. They are safe when they take a bath. Oh it is very. Oh it is.
In a way a vest.
I do think you get what you want.
Corrections.
It is eleven weeks from the middle of September. I glance in a way.
It is eleven weeks from the middle of September.
Total recollect others.
I glance at and I can recollect others. I make a division neatly, I close.
What is wrong with not blue. That is right with apples. Apples four. For. Fore.
Before that.
Next stretching.
Next for that leaf stretching.
I do not state leaf.
I like to beg very much stream.
Not exactly in state.
Understate.
All in so.
They expect all the blues to take of all the other families, the whites are extra they are beside all that, they make a little house and through and beside that they live in Paris.
Hardly enough for wood.
Not a color even.
By now a change of grass and wedding rings and all but the rest plan. I don’t care I won’t look.
I am not sure that yellow is good. I am tall.
Allow that. I don’t want any more out in conversation.
I can be careful.
Not within wearing it.
I cannot say to stay.
No please don’t get up.
And now that.
Yes I see.
Did you pay him for that whether for a spider and such splendor and indeed quitting. I meant to gather.
I see it I see it.
Please ocean spoke please Helen land please take it away.
I saw a spoken leave leaf and flowers made vegetables and foliage in soil. I saw representative mistakes and glass cups, I saw a whole appearance of respectable refugees, I did not ask actors I asked pearls, I did not choose to ask trains, I was satisfied with celebrated ransoms. I cannot deny Bertie Henschel is coming tomorrow. Saturdays are even. There is a regular principle, if you mention it you mention what happened.
What do you make of it.
You exceed all hope and all praise.

Stein, Gertrude
(1874-1946)
Mrs. Whitehead

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive S-T, Archive S-T, Gertrude Stein, Stein, Gertrude

Symbionese Liberation Army (SLA): Death to the Fascist Insect

DEATH TO THE FASCIST INSECT is a compilation of the writings and transcribed recordings of the Symbionese Liberation Army (1973–75), a radical left-wing group based in the Bay Area of California. This publication chronicles the militant, if half-baked, political theories that inspired the SLA, as well as the ways that the SLA used violence and manipulation of the media to further the group’s goal of provoking armed revolution from the underground.

Founded by escaped convict Donald DeFreeze, aka Field Marshal Cinque, the SLA was mostly composed of young, largely white and middle-class men and women, whose stated aim was to destroy all forms of racism, sexism, and capitalism. One of the SLA’s first acts was the murder of the Oakland superintendent of schools; SLA members went on to kidnap newspaper heiress Patricia Hearst, demand millions of dollars from her wealthy family for free food for “people in need,” and rob a bank in San Francisco with Hearst. Most of the SLA, including DeFreeze, died in a fire after a gun battle with police in Los Angeles, while Hearst was later pardoned.

This publication features an introduction by editor John Brian King, a chronology of the SLA, the writings and transcribed recordings of the group presented in the context of events at the time, and a fifty-page appendix of notable articles, letters, and other texts related to the SLA.

John Brian King is a writer, photographer, and filmmaker. His works include the nonfiction book Lustmord: The Writings and Artifacts of Murderers (1997), the photography books LAX: Photographs of Los Angeles 1980-84 (2015) and Nude Reagan (2016), and the feature film Redlands (2014).

Death to the Fascist Insect
John Brian King, Editor
Publisher: Spurl Editions
Product Number: 9781943679089
ISBN 978-1-943679-08-9
SKU #: C17B
Binding: Paperback
Pages: 232
Literary Nonfiction
California Interest
African & African American Studies
Political Theory. Crime
Price: $ 18.50
Pub Date: 3/13/2019

# New books
SLA – Symbionese Liberation Army
Death to the Fascist Insect

• fleursdumal.nl magazine

More in: - Book News, - Bookstores, Archive K-L, Art & Literature News, CRIME & PUNISHMENT, Racism

Nieuwe roman Michel Houellebecq: Serotonine

‘Mijn overtuigingen zijn beperkt, maar wel intens. Ik geloof in de mogelijkheden van het speciale koninkrijk. Ik geloof in de liefde,’ schreef Michel Houellebecq eens.

De depressieve verteller van Serotonine zou het daar zonder voorbehoud mee eens zijn.

Zijn verhaal vindt plaats in een Frankrijk dat zijn tradities aan het verkwanselen is, zijn steden ontdoet van hun charme en zijn platteland verwoest tot de volksopstand erop volgt.

Hij vertelt over zijn leven als landbouwingenieur, zijn vriendschap met een boer van adel (een onvergetelijk personage – zijn dubbelganger in spiegelbeeld), over het falen van hun jeugdige idealen, de misschien wel dwaze hoop een verloren vrouw terug te vinden.

Deze roman over de puinhopen van een wereld zonder goedheid, zonder solidariteit, met onbeheersbaar geworden veranderingen, is ook een roman over wroeging en spijt. ‘Niemand in het Westen zal nog gelukkig zijn.’

Michel Houellebecq (1958) is Frankrijks onbetwiste sterschrijver van dit moment. Hij publiceerde essays en poëzie voordat hij zich in 1994 met de roman De wereld als markt en strijd, die bekroond werd met diverse prijzen, opwierp als belofte van de Franse letteren. Die status bevestigde hij met Elementaire deeltjes (Prix Novembre en Impact Dublin Literary Award), dat hem terecht de faam van groot schrijver bezorgde, en Platform. In 2011 en 2015 verschenen zijn grote romans De kaart en het gebied en Onderworpen. Zijn veelvuldig bekroonde en wereldwijd vertaalde werk is in het Nederlands vertaald door Martin de Haan. Sinds 1998 leeft Michel Houellebecq in zelfverkozen ballingschap in Ierland.

Serotonine
Literaire fictie
Auteur: Michel Houellebecq
Vertaler: Martin de Haan
Uitgeverij: De Arbeiderspers
NUR: 302
ISBN: 9789029529020
Hardcover
Taal: Nederlands
Bladzijden: 352 pp.
Prijs: € 22,50
Publicatiedatum: 21-03-2019

# New fiction
Michel Houellebecq
Serotonine

• fleursdumal.nl magazine

More in: - Book News, - Bookstores, Archive G-H, Art & Literature News, Michel Houellebecq

Wilfred Owen: Anthem for Doomed Youth (Poem)

      

Anthem for Doomed Youth

What passing-bells for these who die as cattle?
— Only the monstrous anger of the guns.
Only the stuttering rifles’ rapid rattle
Can patter out their hasty orisons.
No mockeries now for them; no prayers nor bells;
Nor any voice of mourning save the choirs,—
The shrill, demented choirs of wailing shells;
And bugles calling for them from sad shires.

What candles may be held to speed them all?
Not in the hands of boys, but in their eyes
Shall shine the holy glimmers of goodbyes.
The pallor of girls’ brows shall be their pall;
Their flowers the tenderness of patient minds,
And each slow dusk a drawing-down of blinds.

Wilfred Owen
(1893 – 1918)
Anthem for Doomed Youth (Poem)

• fleursdumal.nl magazine

More in: Archive O-P, Archive O-P, Galerie des Morts, Owen, Wilfred, WAR & PEACE

Ton van Reen: Het diepste blauw (094). Een roman als feuilleton

Hij rijdt de winkel in, rechtdoor naar de bloemenhoek die nu op de plek zit waar vroeger de keuken van juffrouw Fijnhout was.

Al een paar dagen na de begrafenis van juffrouw Fijnhout betrok nicht Jozefien, met man en kinderen, het huis.
Haar man begon direct met het uitbreiden van de winkel. Hij verkocht ook verf en behang, kalk en wasbenzine. En hij had een drukpersje voor geboortekaartjes. En wie geboortekaartjes kocht, kocht ook bloemen. Daarom stond een hoek van de winkel altijd vol kleurige bloemen voor geboortefeesten en een andere hoek vol witte ruikers voor bruiloften en begrafenissen.

Nicht Jozefien vlocht ook grafkransen. Ze had wel wat van haar overleden tante. Voor alles kon men bij haar terecht.
In de loop der jaren is de winkel uitgebreid. Mels komt er nog graag. De geuren van de bloemen doen hem goed. En de kleuren. Hij hoort het druppelen van de fonteintjes. Overal staan ze. Het is mode. Fonteintjes van aardewerk, van hard, gekleurd plastic, van glas. En veel spiegels die het wereldje van de winkel uitvergroten tot een ware tuin. Door al die spiegels lijken er meer meisjes in de winkel te zijn, maar er is alleen Christine, de kleindochter van nicht Jozefien.

`Geef die witte aronskelken maar’, zegt Mels. Hij is een beetje gek op haar, door de manier waarop ze alles doet, bedachtzaam en vanzelfsprekend. Ze weet precies wat mooi is. Een prinses in een koninklijke tuin. Ze is altijd vriendelijk.
`Jammer dat het kerkhof weggaat, hè’, zegt Christine, terwijl ze bezig is met een bloemstuk voor een begrafenis. Ze lijkt als twee druppels water op haar grootmoeder Jozefien. Ze is al de vijfde generatie in de winkel.

`Ik kom er zelf niet meer te liggen’, zegt Mels. `Ik dacht bij mijn vriend Tijger begraven te worden, maar als het zover is, brengen ze me naar een plek waar ik nu al niet meer op eigen kracht kan komen.’
`Hoelang is uw vriend al dood?’
`Al bijna vijftig jaar. Hem laten ze gewoon liggen. De huizen worden gewoon op de resterende graven gebouwd.’
`Ik zou daar niet willen wonen.’
`Tijger kan er wel om lachen’, zegt Mels.

Christine pakt de aronskelken in en legt ze op zijn schoot. Ze zijn wit en ruiken naar vanille.
Hij ziet zichzelf in de spiegel naast de kassa. Vanaf zijn borst. De bloemen op zijn schoot verbergen zijn onderlijf. Hij ziet er goed uit, met die bloemen op schoot. Bloemen houden van hem. Ze maken hem mooier. Daarom geeft hij ze aan Tijger. Hij weet nog wat zijn moeder zei: je moet altijd de dingen geven waarvan je het meest houdt.
Mels betaalt. De kassa rinkelt. Het is een geluid dat in een winkel hoort.

`Ik voel me hier nog steeds net zo thuis als toen het de kleine winkel van juffrouw Fijnhout was.’
`Juffrouw Fijnhout?’
`De oudtante van je grootmoeder.’
`O, die. Ze had geen kinderen, hè?’
`Jouw grootmoeder leek ook op haar. Net als jouw moeder op haar lijkt. En jij op allemaal.’
`Was ze knap?’
`Wil je weten of jij knap bent?’
`Zeg maar niets’, lacht ze.
`Ja, ze was knap. Maar dat besefte ik later pas. Een kind ziet zoiets niet. Maar ik kwam graag bij haar. Dat is wat telt. Of jij knap bent, laat ik over aan de jongemannen.’
`Bonnetje?’
`Welnee’, zegt hij, overmoedig door de bloemen op zijn schoot. `Geef mij maar een kus.’
Ze kijkt hem lachend aan en geeft hem dan een kus op zijn wang.
`Ik hoop dat er ook nog iemand aan mij denkt als ík al vijftig jaar dood ben’, zegt ze.
`Vast wel’, lacht Mels. `Ik gun je veel kleinkinderen.’
Hij rijdt de winkel uit en kijkt nog een keer om. Hij ziet Christine in drie spiegels tegelijk. Van voor en van achter en van opzij. Alle Christines zijn even mooi.

Hij rijdt door naar het kerkhof en stopt bij het graf van grootvader Rudolf. Hij haalt een bloem uit het boeket en legt die bij het kruis waaronder grootvader Rudolf is begraven, boven op zijn veel eerder gestorven vrouw.
`Rudolphus Johannes Cremers’, leest hij hardop. `Voormalig hoofd der school.’ En daarboven staat: `Katelijne Melanie Jansen’, `huisvrouw’. De kruisjes geven aan dat grootmoeder Katelijne in 1944 is overleden en grootvader Rudolf in 1978. Hij is, geboren in 1882, bijna honderd geworden. Grootmoeder Katelijne is geboren in 1906. Ze was dus achttien jaar jonger en pas achtendertig toen ze stierf. Van horen zeggen weet hij dat ze pianospeelde op familiefeestjes.
Wat doen ze nu met hen? Wordt grootvader naar het nieuwe kerkhof verhuisd en blijft grootmoeder hier achter omdat ze hier al meer dan veertig jaar ligt?

Op elk graf van een familielid legt hij een bloem.
Hij rijdt een rondje. Een deel van de graven is al weg. Door al die lege plekken, ziet het er rommelig uit.
Het graf van Tijger ligt tussen de kindergraven. De meeste opschriften op de kinderkruisen zijn onleesbaar geworden. Ook dat van Tijger is afgebladderd. Van zijn voornaam is alleen een a over, maar het kan ook een o zijn. Hij is een vergeten kind. Wie geen nageslacht heeft, houdt op te bestaan.
Hij legt de bloemen op het graf.

`Dank je.’ Het is de stem van Tijger. Elke keer als hij bloemen op het graf legt, hoort hij hem. Het kan natuurlijk niet, maar toch.
Hij klopt het stuifmeel van zijn jas.

In de eerste maanden na zijn dood brachten Thija en hij vaak boeketten naar het graf. Bloemen die ze langs de Wijer hadden geplukt. Distels, lelies, judaspenningen, alles wat er in het wild groeide.
Vroeger, met de schoolklas, hebben ze vaak het kerkhof geharkt, het onkruid gewied, het mos van de stenen gekrast. Er was hun respect bijgebracht voor het kerkhof. De plek van de voorouders, die altijd zo hoorde te blijven.

Het graf van vliegenier John Wilkington, dat altijd door Mels’ moeder werd onderhouden, is allang weg. Het houten kruis, waarvan de verf verdwenen is, staat in een hoekje van het kerkhof te wachten op mensen die zich het lot van John Wilkington willen aantrekken en de geschiedenis aan hem levend willen houden, maar Mels is een van de weinigen die nog weten wie John Wilkington was. En hij is niet meer in staat het kruis op te knappen om John de eer te geven die hem toekomt.

Bij de poort van het kerkhof staat het beeld van Christoffel met Jezus op zijn schouder. Half tussen de struiken. Langgeleden is het bij de grote kerkbrand van de toren gevallen. Christoffel is een deel van zijn hoofd kwijtgeraakt en mist ook zijn voeten. Jezus heeft de arm verloren die hij om Christoffels schouder had geslagen. Na de restauratie van de kerk is het beeld niet teruggeplaatst op de toren maar vervangen door een haan. Het gehavende beeld is in de tuin gezet en vergeten. Het is een verkeerde plek. Christoffel met op zijn schouder het kind dat over het water wil worden gedragen, had langs de Wijer moeten staan.

De brand van de kerk was de grootste ramp die het dorp ooit getroffen had.

Ton van Reen: Het diepste blauw (094)
wordt vervolgd

• fleursdumal.nl magazine

More in: - Book News, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van

Victor Hugo: Guerre civile (Poème)

 

Guerre civile

La foule était tragique et terrible ; on criait :
À mort ! Autour d’un homme altier, point inquiet,
Grave, et qui paraissait lui-même inexorable,
Le peuple se pressait : À mort le misérable !
Et lui, semblait trouver toute simple la mort.
La partie est perdue, on n’est pas le plus fort,
On meurt, soit. Au milieu de la foule accourue,
Les vainqueurs le traînaient de chez lui dans la rue.
— À mort l’homme ! — On l’avait saisi dans son logis ;
Ses vêtements étaient de carnage rougis ;
Cet homme était de ceux qui font l’aveugle guerre
Des rois contre le peuple, et ne distinguent guère
Scévola de Brutus, ni Barbès de Blanqui ;
Il avait tout le jour tué n’importe qui ;
Incapable de craindre, incapable d’absoudre,
Il marchait, laissant voir ses mains noires de poudre ;
Une femme le prit au collet : « À genoux !
C’est un sergent de ville. Il a tiré sur nous !
— C’est vrai, dit l’homme. — À bas ! à mort ! qu’on le fusille !
Dit le peuple. — Ici ! Non ! Plus loin ! À la Bastille !
À l’arsenal ! Allons ! Viens ! Marche ! — Où vous voudrez »,
Dit le prisonnier. Tous, hagards, les rangs serrés,
Chargèrent leurs fusils. « Mort au sergent de ville !
Tuons-le comme un loup ! — Et l’homme dit, tranquille :
— C’est bien, je suis le loup, mais vous êtes les chiens.
— Il nous insulte ! À mort ! » Les pâles citoyens
Croisaient leurs poings crispés sur le captif farouche ;
L’ombre était sur son front et le fiel dans sa bouche ;
Cent voix criaient : « À mort ! À bas ! Plus d’empereur ! »
On voyait dans ses yeux un reste de fureur
Remuer vaguement comme une hydre échouée ;
Il marchait poursuivi par l’énorme huée,
Et, calme, il enjambait, plein d’un superbe ennui,
Des cadavres gisants, peut-être faits par lui.
Le peuple est effrayant lorsqu’il devient tempête ;
L’homme sous plus d’affronts levait plus haut la tête ;
Il était plus que pris, il était envahi.
Dieu ! comme il haïssait ! comme il était haï !
Comme il les eût, vainqueur, fusillés tous ! « Qu’il meure !
Il nous criblait encor de balles tout à l’heure !
À bas cet espion, ce traître, ce maudit !
À mort ! c’est un brigand ! » Soudain on entendit
Une petite voix qui disait : « C’est mon père ! »
Et quelque chose fit l’effet d’une lumière.
Un enfant apparut. Un enfant de six ans.
Ses deux bras se dressaient suppliants, menaçants.
Tous criaient : « Fusillez le mouchard ! Qu’on l’assomme ! »
Et l’enfant se jeta dans les jambes de l’homme,
Et dit, ayant au front le rayon baptismal :
« Père, je ne veux pas qu’on te fasse de mal ! »
Et cet enfant sortait de la même demeure.
Les clameurs grossissaient : « À bas l’homme ! Qu’il meure !
À bas ! finissons-en avec cet assassin !
Mort ! » Au loin le canon répondait au tocsin.
Toute la rue était pleine d’hommes sinistres.
À bas les rois ! À bas les prêtres, les ministres,
Les mouchards ! Tuons tout ! c’est un tas de bandits ! »
Et l’enfant leur cria : « Mais puisque je vous dis
Que c’est mon père ! — Il est joli, dit une femme,
Bel enfant ! » On voyait dans ses yeux bleus une âme ;
Il était tout en pleurs, pâle, point mal vêtu.
Une autre femme dit : « Petit, quel âge as-tu ?
Et l’enfant répondit : — Ne tuez pas mon père ! »
Quelques regards pensifs étaient fixés à terre,
Les poings ne tenaient plus l’homme si durement.
Un de plus furieux, entre tous inclément,
Dit à l’enfant : « Va-t’en ! — Où ? — Chez toi. — Pourquoi faire ?
— Chez ta mère. — Sa mère est morte, dit le père.
— Il n’a donc plus que vous ? — Qu’est-ce que cela fait ? »
Dit le vaincu. Stoïque et calme, il réchauffait
Les deux petites mains dans sa rude poitrine,
Et disait à l’enfant : « Tu sais bien, Catherine ?
— Notre voisine ? — Oui. Va chez elle. — Avec toi ?
— J’irai plus tard. — Sans toi je ne veux pas. — Pourquoi ?
— Parce qu’on te ferait du mal. » Alors le père
Parla tout bas au chef de cette sombre guerre :
« Lâchez-moi le collet. Prenez-moi par la main,
Doucement. Je vais dire à l’enfant : À demain !
Vous me fusillerez au détour de la rue,
Ailleurs, où vous voudrez. — Et, d’une voix bourrue :
— Soit, dit le chef, lâchant le captif à moitié.
Le père dit : — Tu vois. C’est de bonne amitié.
Je me promène avec ces messieurs. Sois bien sage,
Rentre. » Et l’enfant tendit au père son visage,
Et s’en alla content, rassuré, sans effroi.
« Nous sommes à notre aise à présent, tuez-moi,
Dit le père aux vainqueurs ; où voulez-vous que j’aille ? »
Alors, dans cette foule où grondait la bataille,
On entendit passer un immense frisson,
Et le peuple cria : « Rentre dans ta maison ! »

Victor Hugo
(1802-1885)
Guerre civile
(Poème)
La Légende des siècles, 1877

• fleursdumal.nl magazine

More in: Archive G-H, Archive G-H, Hugo, Victor, Victor Hugo

« Read more | Previous »

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature