Ton van Reen: Het diepste blauw (105). Een roman als feuilleton
`Knikkeren?’ vraagt Tijger.
`Heb je penningen?’
`Twee. Ik zet. Jij gooit.’
Tijger gaat op zijn kont zitten, de benen uit elkaar, de penning, met de beeltenis van de Duitse keizer, staat op zijn rand. Mels probeert hem te raken, maar alle knikkers gaan er langs. Ze rollen Tijgers broekspijpen in.
De schoolbel maakt een einde aan het spel. Fluisterend lopen ze door de gang naar het natuurkundelokaal. Binnen ruikt het naar krijt en naar de meisjes die in het uur daarvoor les hebben gehad. Meisjes krijgen altijd apart natuurkundeles, omdat ze iets moeten leren wat jongens niet mogen weten.
Juf Elsbeth zet de fles kikkervisjes op haar lessenaar en begint te praten over het wonder van de schepping. Haar stem zakt weg in het geluid van motoren buiten. De ruiten van de klas trillen van het zware gebrom van de vrachtwagens die door de slurf van de silo worden leeggezogen. Een man staat op het dak van de silo en draait met een handel de slurf hoger op. Hij schreeuwt tegen de stem van de juffrouw in. `Joehoe, joehoe!’ Niemand lijkt hem te horen. Een van de ruiten van het klaslokaal protesteert tegen het lawaai op deze zonnige middag, waarop het rustig hoort te zijn, en springt met een knal in tweeën. Splinters spatten over de leerlingen, als kleine stukjes ijs.
Ton van Reen: Het diepste blauw (105)
wordt vervolgd
• fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van