New

  1. Bluebird by Lesbia Harford
  2. Prix Goncourt du premier roman (2023) pour “L’Âge de détruire” van Pauline Peyrade
  3. W.B. Yeats: ‘Easter 1916’
  4. Paul Bezembinder: Nostalgie
  5. Anne Provoost: Decem. Ongelegenheidsgedichten voor asielverstrekkers
  6. J.H. Leopold: O, als ik dood zal zijn
  7. Paul Bezembinder: Na de dag
  8. ‘Il y a’ poème par Guillaume Apollinaire
  9. Eugene Field: At the Door
  10. J.H. Leopold: Ik ben een zwerver overal
  11. My window pane is broken by Lesbia Harford
  12. Van Gogh: Poets and Lovers in The National Gallery London
  13. Eugene Field: The Advertiser
  14. CROSSING BORDER – International Literature & Music Festival The Hague
  15. Expositie Adya en Otto van Rees in het Stedelijk Museum Schiedam
  16. Machinist’s Song by Lesbia Harford
  17. “Art says things that history cannot”: Beatriz González in De Pont Museum
  18. Georg Trakl: Nähe des Todes
  19. W.B. Yeats: Song of the Old Mother
  20. Bert Bevers: Großstadtstraße
  21. Lesbia Harford: I was sad
  22. I Shall not Care by Sara Teasdale
  23. Bert Bevers: Bahnhofshalle
  24. Guillaume Apollinaire: Aubade chantée à Laetare l’an passé
  25. Oscar Wilde: Symphony In Yellow
  26. That Librarian: The Fight Against Book Banning in America by Amanda Jones
  27. When You Are Old and grey by William Butler Yeats
  28. Katy Hessel: The Story of Art without Men
  29. Alice Loxton: Eighteen. A History of Britain in 18 Young Lives
  30. Oscar Wilde: Ballade De Marguerite
  31. Anita Berber: Kokain
  32. Arthur Rimbaud: Bannières de mai
  33. Algernon Charles Swinburne: The Complaint of Lisa
  34. The Revelation by Coventry Patmore
  35. Guillaume Apollinaire: Annie

Categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. NATIVE AMERICAN LIBRARY
  15. PRESS & PUBLISHING
  16. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  17. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  18. STREET POETRY
  19. THEATRE
  20. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  21. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  22. WAR & PEACE
  23. WESTERN FICTION & NON-FICTION
  24. ·

 

  1. Subscribe to new material: RSS

In memoriam Leo Vroman

vromanleo

Leo Vroman overleden

Leo Vroman (Gouda, 10 april 1915 – Fort Worth, 22 februari 2014) was dichter, prozaïst, essayist, illustrator en hematoloog. Hij studeerde biologie in Utrecht en vluchtte in 1940 naar Nederlands-Indië. In 1945 werd hij uit Japanse gevangenschap bevrijd en vestigde zich in Verenigde Staten, waar hij tot op de dag van vandaag woonde, samen met zijn vrouw Tineke. Vroman debuteerde in 1946 met de bundel Gedichten. Talloze publicaties en zowat alle belangrijke literaire prijzen heeft hij op zijn naam staan.

 

Ik wil je zo makkelijk niet kwijt,

zie je liefst een hele tijd

naliggen en zitten

alsof je zo pas nog die witte

zakdoek hebt uitgespreid

op het bolle slapende beest.

 

Helaas, dit zoek ik het meest:

het schadeloos besmetten

van je alledaagse leven

om je bij voorbeeld even

het optellen te beletten

van geld, het verdelen van pap.

 

Dit klinkt misschien als een grap,

een fladder-, een eiwitlicht,

of zelfs kodderig gedicht.

Het is mij dodelijke ernst.

 

(Leo Vroman 1959)

 

# Website leo vroman

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive U-V, In Memoriam, Vroman, Leo

P.C. Boutens: Afvaart

P.C. Boutens
(1870-1943)

 

Afvaart

 

De maanlicht-overvloeide vloed

Heft ‘t ranke spook van vlotte bom

Boven den zwarten menschendrom

Die vlekt het zilvren zand als roet.

De ketting waar zich ‘t schip aan windt,

Kreunt eenzaam als nacht-wakker kind.

 

Geen andre klank begint of duurt.

Het koele klikken langs de kiel,

Nu ‘t schip in voller water stuurt,

Reikt niet tot hier. Het slank profiel

Verbreedt onhoorbaar-onverwacht

Zich met der zeilen effen pracht.


Van duistre plecht onzichtbre han

In driemaal-op-en-neder-zwaai

Wuift licht vaarwel aan vriend en land

En heel de manelichte baai.

En donker wuift de kust weêrom

Van rijke vangst en wellekom…

 

Ik blijf niet langer op mijn plek

In ‘t avondduin. Mijn voet

Voelt onder zich het weifel dek

Van schip te deinen op den vloed.

En met nabije schaduw weet

Ik lichtste licht bekleed.

 

De breede ronding van de kust

Deinst lamp-bezet, maar doodsch.

Met geen sinjaal durft donkre loods

De stranden roepen uit hun rust…

Waar schuilt de stille school van buit

Waar vol meê keer’ de leêge schuit?

 

Of wordt in ‘t verre land en voor altoos

Ons wild verlangen schoon en stil? –

De zee is diep en eindeloos

Zooals vertrouwen wil

En wilde toen ‘t aan ‘t veilig strand

Te droomen zat van de’ overkant.

 

De wind bolt uit het ruime wak.

Het schip helt op zijn breede streek.

Nog even maar is de einder strak

En van kustlichten bleek…

En nu – niets meer dan heem’l en zee…

De zeilen over! Reê!

 


P.C. Boutens poetry
fleursdumal.nl magazine

More in: Archive A-B, Boutens, P.C.

Clemens Brentano: Sie reist mit Schubert zum Achensee

ClemensBrentano

Clemens Brentano

(1778—1842)

 

Sie reist mit Schubert zum Achensee

Donnerstag 21. August 1834

 

Ich ziehe hin, du mußt es leiden

Schon flieht mein Schifflein auf dem See,

Und du stehst stumm, dort bei den Weiden,

Und wiegst dein Herz in bitterm Weh –

Das meine zuckt so hin und wieder,

An deinem hat’s nicht viel geruht

Mein Ruder hebt sich auf und nieder,

Wein’ in die Flut, ich bin dir gut!

Hör’ was zu tun, wenn ich verschwunden

Daß du nicht ganz vertrauern mußt,

Schau an mein Bild in deinen Wunden,

Wieg’ still mein Herz in deiner Brust,

Ich steig’ zum Berg, schleich’ durch die Tale,

Such’ Kühle in des Seees Flut –

Und dir genügt die blaue Schale,

In reiner Glut; ich bin dir gut.

O krankes Herz, dein glühend Lieben,

Glüht mir in jedem Abendrot,

Ist dir der Trost auch nicht geblieben,

Bleibt stets bei mir doch deine Not.

Und in der Abendglocke Tönen

Fühl’ ich bewegt, wie dir zu Mut

Fühl’ deine Tränen, fühl’ dein Sehnen,

In meinem Blut, ich bin dir gut.

O wär’ aus mir, was ich gesungen

Wär’s nicht in meinen Mund gelegt

Dann wär’ ein Quell aus mir entsprungen

Dem Durst, der deine Brust bewegt. –

Der Quell müßt’ bald die Kluft erfüllen,

Dein Ach und Weh und deine Glut

Könnt’ ich am Achensee dann stillen!

Ach werde gut, ich bin dir gut!

 

Clemens Brentano poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive A-B, CLASSIC POETRY

Maartje Korstanje genomineerd voor de Volkskrant Beeldende Kunst Prijs 2014

korstanje005(2)

Maartje Korstanje genomineerd voor de Volkskrant Beeldende Kunst Prijs 2014

Het Stedelijk Museum Schiedam organiseert in samenwerking met de Volkskrant, de NTR en het BNG Cultuurfonds de Volkskrant Beeldende Kunst Prijs 2014. Voor de achtste editie van deze prijs hebben specialisten uit de kunstwereld vijf getalenteerde kunstenaars rond de 35 jaar en werkzaam in Nederland genomineerd. Dit zijn: Giorgio Andreotta Caló, Floris Kaayk, Maartje Korstanje, Emmeline de Mooij, Emma van der Put.

Aan de Volkskrant Beeldende Kunst Prijs is een geldbedrag van 10.000 euro verbonden. Dit bedrag is gefinancierd door het BNG Cultuurfonds. In een speciale uitzending van KunststofTV op zondag 13 april wordt de winnaar bekendgemaakt. De jury bestaat uit voorzitter Sanne Wallis de Vries (cabaretière en kunstliefhebber), Ahmet Ögüt (kunstenaar en eerder winnaar van de VKBK Prijs), Sacha Bronwasser (kunstcriticus de Volkskrant) en Hans Kemna (casting director en verzamelaar).

De tentoonstelling met het werk van de genomineerden is van 15 februari tot en met 11 mei 2014 te zien in het Stedelijk Museum Schiedam. Het publiek wordt uitgenodigd te stemmen. Op de slotdag van de tentoonstelling wordt de publieksfavoriet bekend gemaakt.

Tentoonstelling Metamorfoses van Maartje Korstanje nog tot en met 4-05-2014 te zien in Museum Jan Cunen Oss

Deze tentoonstelling vormt de eerste museale solopresentatie van beeldhouwster Maartje Korstanje (1982). Haar sculpturen, die overwegend in karton zijn vervaardigd, bevinden zich in het gebied tussen abstractie en figuratie. Korstanje heeft een fascinatie voor de natuur die duidelijk herkenbaar is in haar werk: figuren doen associaties oproepen met bijvoorbeeld prehistorische dieren, insecten en skeletten. Tegelijkertijd zou je er fantasiewezens of monsters in kunnen herkennen.

“Mijn inspiratie haal ik uit een oude dierenencyclopedie ( . . . ). Het staat vol met zwart-wit afbeeldingen waardoor je vormen goed ziet. Mijn werk is eigenlijk een optelsom van vormen, die mij fascineren. De sculpturen zijn geen herkenbare dieren want de onderdelen zijn zo gefragmenteerd en op ongewone manieren met elkaar verbonden dat een ander beeld ontstaat dan dat we kennen. Ik vind het fijn als mensen naar mijn werk kijken en allerlei associaties hebben, daarom gebruik ik ook geen titels.”

Korstanje gaat intuïtief te werk, zonder vooropgezet plan of voorstudies creëert ze aldoende haar beelden. Toeval speelt daarbij een belangrijke rol. Ze gebruikt vooral ‘arme’ materialen als karton, behanglijm, Polyurethaan (PU) schuim of kunststof. Het resultaat is betoverend, de behandeling van de materialen geven de beelden grote uitdrukkingskracht. Kleine stukken karton die losjes over elkaar heen zijn aangebracht geven het oppervlak een levendig karakter. Kortstanje speelt ook met contrasten in haar materiaal. Hoogglanzende, gladde, gekleurde onderdelen van epoxy contrasteren sterk met het matte, bruine karton. Ook heeft ze bijvoorbeeld wel eens een kartonnen sculptuur aan de binnenkant met bladzilver bekleed.

De tentoonstelling biedt een overzicht van Korstanjes werk van de afgelopen jaren. Daarnaast heeft ze speciaal voor de tentoonstelling een ruimtevullende sculptuur vervaardigd.

 korstanje002a

Workshop carnavalsvakantie door Maartje Korstanje

Altijd al eens met een echte kunstenaar willen werken? Dat kan!

Op zondag 9 maart tussen 14.00 en 16.00 uur is Maartje Korstanje in het museum. Tijdens het bekijken van de tentoonstelling leer je hoe Maartje Korstanje haar beelden maakt en ga je tijdens een workshop samen met haar een nieuwe sculptuur maken. Ook opa, oma, vader of moeder kunnen meedoen, want deze workshop is zowel voor volwassenen als kinderen bedoeld.

Aanmelden kan bij de receptie van Museum Jan Cunen

E: museumjancunen@oss.nl

T: (0412)-629328

# website museum jan cunen oss

fleursdumal.nl magazine

foto’s fleursdumal.nl

More in: Art & Literature News, Art Criticism, Maartje Korstanje, Sculpture

Joep Eijkens: Je allereerste herinnering

joepeijkens fotoalbum

In 2006 begon ik met een project over Tilburgse familiefoto’s, foto’s uit familiealbums van Tilburgers uit alle lagen van de bevolking. Dat project leidde in 2009 tot de publicatie van het boek Tilburgs familiealbum. Sindsdien werk ik verder aan een vervolg op de website van het Stadsmuseum Tilburg.

Bij het bekijken van de duizenden kiekjes die al die jaren onder mijn ogen zijn gekomen, legde ik af en toe een foto apart. En dat doe ik nog steeds. Nu eens omdat het beeld me intrigeert, in de zin van: waarom is deze foto eigenlijk gemaakt, wat is hier aan de hand? Dan weer omdat ik het gewoon een bijzondere foto vind.
Met Tilburg hoeven die foto’s ook niks te maken te hebben. Nu eens tref ik ze aan in een familiealbum, dan weer op een rommelmarkt of in een tweedehandsboekenzaak, of dat nu in Nederland is of elders. En die foto’s bewaar ik in een apart album.

De komende tijd passeren enige foto’s uit dat album de revue in deze nieuwe rubriek, vergezeld van een meestal korte tekst. Maar het hoeft natuurlijk niet te blijven bij éénrichtingsverkeer. Hebt u zelf ook een ongewone, bijzondere, raadselachtige of anderszins opmerkelijke foto in uw bezit? Dan kunt u mij een scan sturen via deze website emailadres: redactie@fleursdumal.nl

Zet er dan wel bij wat u zelf van de foto in kwestie kunt vertellen – hoe weing ook – zodat ik de betreffende informatie eventueel in mijn stukje kan verwerken. En een telefoonnummer is ook handig – voor een nadere toelichting over en weer. Ook aparte albums of verzamelingen mogen uiteraard gemeld worden.
En voor alle duidelijkheid: de foto’s hoeven er absoluut niet perfect uit te zien om over technische onvolkomenheden nog te zwijgen. 

De ervaring leert dat ‘mislukte’ foto’s in dit genre doorgaans hoger scoren dan ‘gelukte’.

Joep Eijkens (febr. 2014)

EIJKENSJ-fotoalbum001

Fotoalbum Joep Eijkens

Je allereerste herinnering

Ik ken een antiquaar die alles wat hij in boeken tegenkomt in een apart laatje legt. Er zitten briefjes bij, postzegels, medailles, bidprentjes en foto’s. Zelf heb ik ook wel eens een fotootje aangetroffen in een oud boek en dat was dit kiekje. Wat voor boek het was is me ontschoten, maar dat is ook helemaal niet belangrijk. Het zou waarschijnlijk ook niks geholpen hebben om wat meer te weten te komen over de mensen op de foto.

Een kind op de schoot van zijn moeder waarschijnlijk. Een jongetje. Of toch een meisje? Het is vooral de blik waarmee dat kleine kind de wereld in kijkt die me treft. Mankeert het iets aan zijn ogen? Maar een zorgenkindje, nee, dat zou ik niet zeggen. Er liggen nog maar een paar stukjes van de witte snee brood op het bordje en het kind eet zo te zien rustig verder terwijl zijn moeder flink doorpraat. Nee, ze zijn niet thuis. Aan dat linker stoeltje te zien denk ik eerder aan een café – ook de donkerte rechts waarin een schoen opblinkt past daar wel bij. Misschien een familiefeestje, de kleine is wakker geworden en krijgt ook wat te eten en te drinken. Misschien is het zo’n zeldzaam moment dat je je vele jaren later weer herinnert, je allereerste herinnering. Dat een deur opeens open ging, dat je uit bed getild werd, naar beneden gedragen en opeens in een helverlichte ruimte was met overal mensen om je heen en de geur van sigaren en sigaretten en de hoge stem van je moeder.

Joep Eijkens

fleursdumal.nl magazine

eerder gepubliceerd op www.cubra.nl

More in: - Fotoalbum Joep Eijkens, - Objets Trouvés (Ready-Mades)

Ton van Reen: Katapult, de ondergang van Amsterdam (10)

KATAPULTLOGO114

Ton van Reen: Katapult, de ondergang van Amsterdam (10)

Thuis

Naakt, op een slipje na, dat strak tussen haar billen zat, stond Mireille Meyer voor de grote buffetspiegel. Daarin kon ze zichzelf bewonderen. Een mooi jong veulen, met de argeloosheid van haar jeugd en de onverschilligheid die haar belemmerde verder dan haar kleine wereldje rond te kijken. Daarom had ze het nooit echt moeilijk gehad in haar leventje. Nog half schuilend in de beschutting van het veilige nest thuis en het volle leven waar ze met haar vriend al aan deelnam, was zelfs de dood van haar moeder aan haar voorbijgegaan als een nare droom.

Ze maakte zich op. Ze wilde er piekfijn uitzien als ze naar de Disco ging, de swingende tempel aan het Rembrandtplein waar ze al meer dan een jaar vrijwel dagelijks kwam. Samen met een aantal van haar leeftijdgenoten, die om de beurt en allemaal even fanatiek van de diskjockeys hielden en die hun haren tweekleurig verfden, omdat dat volgens Hilversum 3 zo hoorde. En die nooit nadachten over de wereld die zo mooi en zo gevaarlijk was.

Mireille was net zeventien. Dat vond ze al een hele leeftijd. Ze was zelfstandig. Tenminste, haar vader had haar niet meer onder controle, hoewel ze eigenlijk niet wist of hij haar niet aankon of dat hij haar maar liet begaan.

Ze keek met welgevallen naar haar borstjes, die met hun rozige knopjes naar de spiegel vooruitstaken. Maakte de tepels nat met spuug. Harde tepels stonden zo lekker onder een zomerjurk. Ze vond het altijd wel geinig als kerels naar haar keken.

Mireille liep graag in haar blote vel door het huis. Lekker vond ze dat. Om zichzelf te strelen. Vooral om naar zichzelf te kijken. Ze wist dat ze mooi was. Dikte dat wat aan door haar bruine wimpers zwart te verven, haar lippen rood te maken en lak op haar zijige haar te spuiten. Bij elke beweging van haar hoofd bewoog haar kapsel als een laag stijf bordpapier. Dat was de nieuwe trend. Eerst had je de rokken van oma en nu was de spuitbus van de jaren vijftig weer terug.

Ze trok gekke bekken tegen de spiegel en veegde het teveel aan lipstick uit haar mondhoeken. Toen ze zichzelf met open mond zag, dacht ze aan eten. Ze zette dat idee onmiddellijk uit haar hoofd. In de Disco waren dunne meisjes in de mode. Als een kerel je niet met twee handen kon omsluiten, ging je af. Dan zou ze haar mooie nieuwe jurk wel kunnen vergeten. En de Disco bovendien. Meiden die te oud of te dik werden, lieten hun jurken in de kast, trokken spijkerbroeken aan en probeerden aansluiting te zoeken bij de jongens van de dancings aan de Nieuwendijk. Of, als ze nog ouder waren, de Haarlemmerdijk, waar knapen op leeftijd kwamen, die jong met de Beatles waren geweest, maar die wat te vroeg de klap van hun leeftijd hadden gekregen. Daar keken ze niet op een onsje meer of minder, en of je wel of niet een toet had volgens de laatste hondenkopmode was ook niet van belang. Als je daar maar geen al te grote bek had en als je kut dan ook nog op de goede plaats zat, dan was alles goed. Andere meiden die hun prille leeftijd hadden verspeeld, liepen tijdenlang verloren. Of je zag hen nooit meer terug. Een enkeling kwam terecht in de Kosmos, tussen de zwervers die op zoek waren naar een ander leven en de lieden die dat andere leven allang hadden gehad. Laatst nog had ze Irma gesproken. Irma was ooit haar beste vriendin geweest, maar toen ze haar tegen het lijf liep in de Kalverstraat, want waar wandelde je anders als je met jezelf te koop liep, betrapte ze zich erop dat ze Irma in maanden niet meer had gezien. Ja, zelfs nooit meer aan haar had gedacht. En toch had Irma haar voor het eerst mee naar de Disco genomen. Zelf was ze er al in tijden niet meer geweest. Ze was al negentien. In de Disco hoorde je dan bij de muurbloempjes. De oma’s. Irma was nou op de meditatietoer. Ze had Mireille uitgelegd wat dat betekende. Elke dag op je reet in de Kosmos zitten, bek houden en luisteren naar de een of andere fakirachtige hongerlijder. Nee, dat was niks voor Mireille, die nog zo springerig was als een hert en die haar waffel nooit meer dan een seconde kon dichthouden als er mensen in haar buurt waren.

Ze schrok even op toen er op straat sirenes voorbijjoegen, brandweerauto’s en politiewagens. Net of die lui om het hardst door de stad scheurden. Dat lawaai maakte haar nerveus. Ze zette de radio wat harder om het niet meer te horen.

`This house ain’t big enough for both of us’, schetterde het door de kamer. Vibrerende muziek van de Sparks. Ouwe troep alweer. Ze had ze voor het eerst gehoord op de huishoudschool, jaren geleden, maar ze kon er nog geen afstand van doen. Al die gekke belletjes, frutseltjes en toetertjes, heel mooi vond ze dat. Zanger Russell Meal, wiens tweetonige telefoonbelstem rondsnorde als de plaat te vlug werd gedraaid. Het metalen geluid van een poesjesrobot, warrige muziek die Mireille vrolijk stemde. Ze hipte op en neer, van het ene been op het andere. Haar borstjes schommelden alsof er fijn zand in zat.

Ze merkte dat de oude papegaai Michelin haar vanuit zijn kooi in de gaten hield. In de spiegel zag ze dat hij soms zijn ogen opende en naar haar keek, al kon ze aan zijn blik niet zien of hij haar graag zag of dat ze eigenlijk lucht voor hem was. Michelin hield zich bij voorkeur neutraal.

`Heb ik wat van je aan?’ vroeg ze nijdig.

`Als het zou kunnen, heel weinig’, zei Michelin verveeld. Hij draaide zich om op zijn stok, zodat hij haar niet meer zag. Hij wist dat ze vaak kuren had.

Ze had er lak aan dat de papegaai haar zo zag. Het zou te gek zijn als ze aan een vogel moest vragen hoe ze zich in huis zou mogen vertonen.

Maar kon je van Michelin nog zeggen dat hij een vogel was? Hij had meer van een oude man, die alles wat afstandelijk bekeek, omdat hij alleen nog commentaar kon hebben op de dingen waar hij geen vat meer op had. En hij was wijs. Hij had zoveel meegemaakt in zijn leven dat hij Mireille haar kuren wel gunde. Hij wist dat alles zijn tijd nodig had.

David kwam de kamer binnen. Hij moest al langer in huis zijn, want hij had een stapel boterhammen gesmeerd. Hij plofte neer in de luie stoel van zijn vader. Terwijl hij at, sloeg hij haar nadenkend gade. Het deerde Mireille niet. Hij had haar al vaak bloot gezien. Ze sloot de douche niet eens voor hem af. Hij wist veel van haar. In vertrouwelijke buien vertelde ze hem wel eens dingen waar ze zelf van verschoot tijdens het gesprek. Als ze ooit niet meer zou weten met welke jongens ze had gelopen, zou haar broertje het haar nog wel kunnen vertellen. Juist dat soort dingen vertelde ze hem. Dat moest ze aan iemand kwijt. Net die dingen waar anderen hun kop over dichthielden.

David haalde zijn teddybeer uit de kast. Hij speelde ermee. Lang geleden had hij de beer van zijn moeder gekregen. Hij hield veel van het speelgoeddier, hoewel hij zelf vond dat hij er te groot voor was. Maar de beer bezat een haast menselijke warmte waarop David was gesteld. Het dier deed hem aan zijn moeder denken. Hoewel ze al meer dan twee jaar dood was, wist hij nog dat ze net zo aanvoelde. Zo zacht. Zo warm. Hij miste haar, vooral als Mireille weg was. Dan bleef hij alleen achter in huis. Alleen met de papegaai. Zijn vader kwam meestal pas thuis als hij allang in bed lag. Die had vaak late dienst. En als hij geen late dienst had, vond hij altijd wel een reden om lang weg te blijven.

`Ik ga een pilsje pakken, eentje maar’, was zijn gevleugelde woord. Maar soms kwam hij stomdronken thuis. Hij was de laatste tijd bleek geworden van het zuipen en het huilen.

David had de boterhammen achter zijn kiezen en liep naar de kooi. Hij stak een vinger uit naar de papegaai. Michelin reageerde niet. David drukte zijn hoofd tegen de tralies. Hij probeerde de aandacht van de papegaai te trekken door scherp tussen zijn tanden te fluiten, maar de vogel liet zich niet lijmen.

`Je zou best wat vriendelijker kunnen zijn’, zei David nijdig. `Een papegaai die zo weinig zijn bek opendoet, kunnen we beter met het huisvuil meegeven.’

`Ouwehoerderij is niks voor mij’, zei Michelin haast treurig.

`Barst.’

Door het raam keek David uit op de Overtoom. Lawaai. Jachtende auto’s die elkaar geen duimbreed toegaven in hun race god weet waar naartoe. Ambulances, op topsnelheid op weg naar ziekenhuizen. Groepjes mensen kwamen druk pratend voorbij. Met al die branden was het een opwindende dag voor de Amsterdammers.

Mireille trok het ragdunne jurkje aan dat over een stoel klaar hing, bekeek zich aan alle kanten in de spiegel en was heel tevreden over zichzelf. Het was zeven uur. Nu moest ze vlug wegwezen. Ze hoorde altijd bij de eersten in de Disco.

`Voordat je weggaat, zou je die vervelende muziek kunnen uitzetten’, zei Michelin, met walging in zijn stem. `Ik kan jouw muzikale smaak niet volgen.’

`Waar hou jij dan van?’

`Ik vond de Beatles lang niet slecht’, zei de vogel voorzichtig. `En ook de Stones mocht ik graag horen.’

`Ouwemannenwerk’, zei Mireille smalend. `Ik hoor liever de Sparks. En de Sex Pistols.’ Ze zei maar wat, want eigenlijk hield ze het meest van de muziek die in de Disco ten gehore werd gebracht, bubble-upmuziek: klappers.

Ze drukte de radio toch uit. Ze wilde de oude vogel niet pesten. Het dier was haar te lief.

Het lawaai van de straat kwam weer hard opzetten. Wat een rotzooitje was het vandaag in de stad.

`In mijn tijd was muziek heel rustig’, zei Michelin. `Als je de Beatles had gehoord, of Slade, dan kon je kalm gaan slapen. Maar nu ga ik met toeters en bellen in mijn oren op stok als jij thuis bent geweest.’

`Je lijkt mijn vader wel’, zei Mireille. `Ook zo’n ouwe zak die altijd loopt te klagen omdat alles anders wordt.’

Michelin deed er het zwijgen toe. Zinnig redeneren kon je met die meid toch niet als ze uitging. Dan was ze veel te gespannen. Ze zat al met haar hersens in die poptent als ze thuis nog voor de spiegel stond.

`Ga op tijd naar bed’, zei Mireille tegen David. `En jij ook’, voegde ze de papegaai toe. `Negen uur is laat genoeg voor jullie.’

David bromde wat onverstaanbaars. Waar bemoeit ze zich mee? dacht hij, al wist hij wel dat hij van zijn vader naar haar moest luisteren. Van hem konden ze allebei naar de pomp lopen.

`Dans je poten maar niet krom’, zei hij, zo hatelijk mogelijk.

`Stik.’

David haalde een boek uit de kast. De ondergang van de wereld in zeven dagen. In dezelfde tijd als God hem volgens de boekjes had geschapen, dacht David. Wat ik in zoveel dagen opbouw, breek ik in één tel weer af. Hij schopte tegen een zorgvuldig in elkaar gezet huisje van legoblokjes, zodat de stukken door de kamer vlogen. Lego kon hem niet meer boeien. Eigenlijk niks meer van de spullen die hem als kind hadden beziggehouden en die voor en na in de kast werden gezet. `Te groot voor het servet, maar te klein voor het tafellaken’, zei zijn vader wel eens, waarmee hij wilde zeggen dat David geen kind meer was, maar nog te klein was voor het volle leven. Zelf vond David dat hij oud genoeg was. Gelukkig behandelde Mireille hem vaak wel normaal. En dat zelfs de papegaai wel eens verstandig met hem praatte, als man tegen man, was eigenlijk ook wel fijn.

`Ajuus’, zei Mireille. `En ruim de rotzooi op.’ Ze pakte haar tasje en liep de kamer uit.

David hoorde haar door het gangetje lopen en eventjes voor de kapstok drentelen. De buitendeur sloeg met een klap dicht. De potjes in de kast rinkelden protesterend.

`We hebben het rijk weer alleen’, zei de papegaai opgelucht. `Elke keer weer een kruis als Mireille in huis is. Wat een herrie steeds.’

`Ik vind haar toch aardig’, zei David voorzichtig. `Wat heb jij eigenlijk tegen haar?’

`Ach, feitelijk niks’, zei de vogel, terwijl hij zijn vleugels uitsloeg, wat hij altijd deed als je hem recht op de man af wat vroeg. `Ik word alleen wat oud, zie je. Het ligt helemaal aan mij. Je hebt gelijk. Ze is een aardige meid.

Ton van Reen: Katapult (10)

fleursdumal.nl magazine

More in: - Katapult, de ondergang van Amsterdam, Reen, Ton van

Rob Stuart: The Doppler Effect

robstuart01x

Rob Stuart: The Doppler Effect

Biography: Rob Stuart is a media studies lecturer, filmmaker and writer living in Southeast England. He has contributed poetry to a variety of magazines and e-zines including Ink, Sweat & Tears, Light, Lighten Up Online, Magma, New Statesman, The Oldie, The Spectator and Snakeskin.

fleursdumal.nl magazine

More in: *Concrete + Visual Poetry P-T, Rob Stuart, Rob Stuart, Stuart, Rob

The Sorrows of Young Werther (12) by J.W. von Goethe

WERTHER4

The Sorrows of Young Werther (12)

by J.W. von Goethe

 

JUNE 19.

I no longer remember where I stopped in my narrative: I only know it was two in the morning when I went to bed; and if you had been with me, that I might have talked instead of writing to you, I should, in all probability, have kept you up till daylight.

I think I have not yet related what happened as we rode home from the ball, nor have I time to tell you now. It was a most magnificent sunrise: the whole country was refreshed, and the rain fell drop by drop from the trees in the forest. Our companions were asleep. Charlotte asked me if I did not wish to sleep also, and begged of me not to make any ceremony on her account. Looking steadfastly at her, I answered, “As long as I see those eyes open, there is no fear of my falling asleep.”

We both continued awake till we reached her door. The maid opened it softly, and assured her, in answer to her inquiries, that her father and the children were well, and still sleeping. I left her asking permission to visit her in the course of the day. She consented, and I went, and, since that time, sun, moon, and stars may pursue their course: I know not whether it is day or night; the whole world is nothing to me.

The Sorrows of Young Werther (Die Leiden des jungen Werther) by J.W. von Goethe. Translated by R.D. Boylan.

To be continued

werther03

fleursdumal.nl magazine

More in: -Die Leiden des jungen Werther, Goethe, Johann Wolfgang von

Tristan Corbière: A une camarade

CorbiereTristan

 

Tristan Corbière

(1845-1875)

A une camarade

 

Que me veux-tu donc, femme trois fois fille ?…

oi qui te croyais un si bon enfant !

– De l’amour?… – Allons : cherche, apporte, pille !

‘aimer aussi, toi ! .., moi qui t’aimais tant.

 

Oh ! je t’aimais comme.. un lézard qui pèle

Aime le rayon qui cuit son sommeil…

L’Amour entre nous vient battre de l’aile :

– Eh ! qu’il s’ôte de devant mon soleil !

 

on amour, à moi, n’aime pas qu’on l’aime ;

endiant, il a peur d’être écouté…

C’est un lazzarone enfin, un bohème,

Déjeunant de jeûne et de liberté.

 

– Curiosité, bibelot, bricole ?…

C’est possible : il est rare – et c’est son bien –

ais un bibelot cassé se recolle ;

Et lui, décollé, ne vaudra plus rien ! …

 

Va, n’enfonçons pas la porte entr’ouverte

Sur un paradis déjà trop rendu !

Et gardons à la pomme, jadis verte,

Sa peau, sous son fard de fruit défendu.

 

Que nous sommes-nous donc fait l’un à l’autre ?…

– Rien… – Peut-être alors que c’est pour cela ;

– Quel a commencé? – Pas moi, bon apôtre !

Après, quel dira : c’est donc tout – voilà !

 

– Tous les deux, sans doute… – Et toi, sois bien sûre

Que c’est encor moi le plus attrapé :

Car si, par erreur, ou par aventure,

Tu ne me trompais.., je serais trompé !

 

Appelons cela : l’amitié calmée ;

Puisque l’amour veut mettre son holà.

N’y croyons pas trop, chère mal-aimée…

– C’est toujours trop vrai ces mensonges-là ! –

 

Nous pourrons, au moins, ne pas nous maudire

– Si ça t’est égal – le quart-d’heure après.

Si nous en mourons – ce sera de rire…

oi qui l’aimais tant ton rire si frais !

 

Tristan Corbière poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: *Archive Les Poètes Maudits, - Archive Tombeau de la jeunesse, Archive C-D, CLASSIC POETRY, Corbière, Tristan

A. E. Housman: Eight O’Clock

fdm poearch04

 

A. E. Housman

(1859-1936)

 

Eight O’Clock

 

He stood, and heard the steeple

Sprinkle the quarters on the morning town.

One, two, three, four, to market-place and people

It tossed them down.

 

Strapped, noosed, nighing his hour,

He stood and counted them and cursed his luck;

And then the clock collected in the tower

Its strength, and struck.


A. E. Housman poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive G-H, Housman, A.E.

Martin Beversluis: Dit Hart

fleursdumal 111a

Dit hart

 

Dit hart is een kerk

waar je heen kunt met vragen

een plaats waar eenzaamheid

van tijd tot tijd minder wordt of slijt

 

dit hart is een hutje op de hei voor jou alleen

dit hart houdt een sportieve uitdaging in

het daagt liefde uit tot zomerse capriolen

dit hart zwelt en slinkt in iedere beweging

het pinkt soms ontroerd een traan weg

 

dit hart heeft een kamer waar je rouwen kunt

de muren bestand tegen boosheid

de ramen ontkennen het plafond huilt

als herinneringen niet overgaan

 

dit hart is een bed om in lief te hebben

oogopslag gemoedstoestand geheimgehouden

als strelingen over verborgen verleden

vragende ogen verzachtende omstandigheden

is smelten als was

 

dit hart loopt stilaan over van liefde

het zingt de melodie van het universum

wacht tot de wereld gaat draaien.

 

Martin Beversluis

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive A-B, Beversluis, Martin

Ton van Reen: Katapult, de ondergang van Amsterdam (09)

KATAPULTLOGO114

Ton van Reen: Katapult, de ondergang van Amsterdam (09)

Een ster uit de jaren twintig

Hoewel het druk was op straat, was Jannie J. toch helemaal alleen. Zoals gewoonlijk. De mensen liepen haar voorbij alsof ze haar niet zagen. Lucht. Ze was dat gewend, de laatste tijd. Ze hoorde er niet meer bij. Als ze stilstond om even op krachten te komen, dan keek er wel eens iemand om, hopend dat ze niet zou doodvallen. Dat zou een onbetamelijk gezicht zijn in zo’n nette straat.

Op haar sloffen schuifelde ze richting Rembrandtplein, langs de volgestouwde etalages die met hun overdadige licht tekeergingen tegen buiten. Het was nog klaarlichte dag. Haar ogen gleden langs de ruiten. Ze begreep niet veel meer van het nut van de dingen die ze zag. De meest vreemdsoortige zaken lagen naast elkaar. Een etalage vol tv-toestellen naast een winkel met bakken vol rozig vlees. Speenvarkens die vanaf zilveren schalen naar het volk op straat loerden met hun vreemd verbrande stuiterogen. Tableaus vol gouden ringen en opsmuk naast kratten vol vissen die leken te leven onder het kille geschitter van ijsklonten. Een inloopwinkel vol bloemen die gretig de deuren uit groeiden. Tropische diertjes, stikkend onder kunstlicht. Luxe, oneetbare broden en gebak in giftige kleuren naast schoenen met hakken zo hoog dat zelfs geen ooievaar erop zou kunnen lopen. Hallen vol felle affiches voor vliegvakanties naar warmere streken, waar je ogen zich scheel keken op overdadig blauwe zeeën, kunstgroene bloemen en vrouwen die mooier waren dan God ze had bedoeld. Allemaal zaken waar Jannie J. op haar leeftijd geen behoefte meer aan had. Reeds wonend op Gods lip, vanwaar hij haar elk moment naar de eeuwigheid kon blazen, had ze afstand gedaan van het willen hebben van dingen. Wat ze wel nog graag wilde, was dat alles nog eens te kunnen aanraken. De gladheid van zilver te voelen. De koude schilfers van vis. Stekels van rozen. Het zachte leer van een meisjesschoen. De zachte huid van fruit.

Ze wilde een supermarkt binnengaan, net als iedereen aangelokt door kreten op de ruiten die de mensen tot kopen aanspoorden. Levenslange gezondheid dankzij dieetmargarine. Haren als een zilvermeer door dennenshampoo van Andrélon. Een zak geld te geef bij een tas vol boodschappen. En als toetje de brede glimlach van de bedrijfsleider, die op last van de directeur zijn kop had laten vereeuwigen. Meneer Derks, onze bedrijfsleider, wenst u van harte geluk met uw voordeel, stond op het plaatje bij de ingang te lezen. Geen hond herkende hem in het bitsige ventje dat met vertrokken smoel door de winkel sloop. Driftige ogen, op zoek naar de diefstal van het jaar, een ons worst in een jaszak, of een paar stukken zeep. Kalend was hij al, maar op het portret droeg hij een toupetje, net iets te ver onder de haargrens. Zijn rimpels waren weggewerkt en zijn smoel was opgekrikt. Zo leek hij warempel te lachen.

Nee, Jannie J. durfde niet naar binnen, ondanks de hartelijk uitnodigende kop van meneer Derks. Met zijn valse tandjes zou meneer Derks haar kunnen bijten. Tenslotte was ze niet meer als iedereen. Ze hoorde nergens bij. Ook niet meer bij de horde kopers die de winkel in en uit beende. En ze wist het. Als ze een zaak binnenging, werd ze er in de kortst mogelijke tijd uitgezet. Als overbodig vuil. Het stof van de straat. Een niks.

In de Bijenkorf had ze altijd het meest succes gehad, maar het bewakingspersoneel werd ook daar veel strenger. Ze dachten dat Jannie een dievegge was, ook al vonden ze nooit iets bij haar. Nee, ze hadden overal de pest aan haar, vooral in straten als de Kalverstraat, waar je van die bekakte winkels had. Haar afgedragen kleren deden afbreuk aan de opgeklopte deftigheid. Verkopers die tronies trokken alsof ze dagelijks de koningin in huis hadden. Toch waren de meesten van hun klanten angsthazen die geen dubbeltje durfden af te dingen, om maar vooral de schijn op te houden schatrijk te zijn.

Even stond ze stil, leunde tegen een winkelpui, haalde een zakdoek uit haar handtas en veegde haar tranende ogen droog. Dat was het hinderlijkste van haar oude dag, natte ogen, ook als ze niet huilde. Ze stopte de zakdoek terug in het tasje, waarin ze de weinige dingen bewaarde die ze nog haar eigendom mocht noemen. Het identiteitsbewijs waarmee ze eens per maand haar ‘aow’-pensioentje kon innen, geld waar ze zelden genoeg aan had. Ze gaf het grootste deel uit aan de drank die ze nodig had om het hoofd boven water te houden. Om te kunnen schommelen op golven van herinnering en melancholie. Om nachten door te komen waarin ze niet kon slapen, zo alleen. Met behulp van alcohol kon ze toch dromen opwekken waarin ze zichzelf kon zijn, zoals ze vroeger was. Ja, vroeger. Dat waren de foto’s in haar tasje, portretten uit een bizarre tijd. Ze keek even het stapeltje door. Wat was dat lang geleden. Mooie plaatjes van veertig, vijftig jaar geleden. Een wulpse Jannie J. In de nachtclubs aan het Rembrandtplein. Staande voor een levensgroot affiche voor een van haar cabarets, in hetzelfde minimum aan kleren als op het affiche. Ergens buiten op het plein onder het gaslicht. De ster Jannie J. als exportartikel. Revuezangeres op Pigalle. Tussen de schilders van de Butte. Op het podium van de Moulin Rouge. Foto’s uit de studio’s. Rondom haar kransen van microfoons, haar mond ver open, of er een vogel in woonde. Om haar heen de lachende en glad gekamde societyheren die het toen bij de omroepen voor het zeggen hadden. Jannie op de dansvloer, in een charlestonjurk, met een gewaagd decolleté dat doorliep tot aan haar navel. Twintig was ze toen? Dertig? Toch leek haar jeugd al aangevreten in Nice. De jaren in het zuiden. Een stoeipoes met de billen bloot op het strand van Cannes. Op blote voeten in een fontein in Rome, op de achtergrond het Vaticaan. Stel je voor, Hollands mooiste was ze geweest. Op sekstoer in de jaren twintig. In Monaco, gefotografeerd voor de deuren van de casino’s. Tussen de fiches op de speeltafels. De harkjes van de croupiers. De grijpgrage handen van dikke kerels met geile ogen en weinig haar. Jannie J., het sekssymbool van de jaren twintig. Kanten ruches tot net onder de knieën. Zelfs ‘s zomers nog rokken als gordijnen. En rijk was ze toen. Zó rijk dat geld haar als water tussen de vingers door was gestroomd. Waar was het heen gevloeid? Veelvoudig terug naar de heren die het aan haar hadden uitgegeven?

Buiten haar foto’s zat er in Jannies tas niets meer wat nog waarde had. Stukken waarvan ze niet meer wist waarvoor ze hadden gediend. Ambtelijke papieren die ze toch maar bewaarde, ook al waren ze van dertig, veertig jaar geleden. Je wist immers nooit. En brieven in vergeelde enveloppen, waarop de letters in pennenschrift door de jaren heen bijna waren weggevaagd. Schrijfsels van minnaars die een afspraakje met haar wilden maken. Rendez-vous waarop ze wel of niet was verschenen om te dineren met rijke heren die in taxi’s voor kwamen rijden en die altijd om vioolmuziek vroegen. Strijkjes! Wandelen in het maanlicht met een jongeling die naar haar liefde smachtte en die zich elke dag een kick bezorgde door al haar platen te beluisteren. Altijd dezelfde kortstondige liefdes. Dat paste bij haar wervelende bestaan. Haar vlucht van de ene dansvloer naar de andere.

Ze schoof de foto’s in haar tasje, rechtte haar rug en liep door. Een beetje vinniger. Wat zekerder van zichzelf. Op het Thorbeckeplein, waar ze vroeger zoveel triomfen had gevierd, kwam de geur van koffie scherp opzetten uit het volkscafé Oud-Mokum, dat als een eenzaam eiland tussen de dancings en de stripteasetenten lag. En recht daar tegenover de Disco, de Amerikaanse tent waaruit de muziek de straat op golfde.

Jannie zocht in haar zakken. Net genoeg geld om een kop koffie te betalen. Te weinig om eten te kopen. Maar echt honger had ze niet. Eetlust was haar vreemd geworden. Maar koffie! Daar werd ze warm van. Koffie met een cognacje. Ze durfde niet naar binnen. Ze probeerde haar aandacht van de koffie af te leiden door naar de blote meiden te kijken, die waren opgeprikt achter het glas van de showzaken. Meisjes met exotische namen. Tanja. Maruschka. Tinka. Maria. Maria, dacht ze, maar niet zo maagdelijk als die eerste uit de bijbel, want deze was een stuk ouder dan het kindvrouwtje dat Gods zoon het levenslicht had doen zien. Bovendien hield deze Maria, achterover liggend op haar knieën, met beide handen haar kut uitdagend open, met een blik in haar ogen of daarbinnen de kroonjuwelen lagen opgestapeld. Alle consumpties vijf gulden, stond op het glas, maar toch kon Jannie haar gedachten niet van de koffie vandaan rukken. Ze raapte al haar moed bij elkaar en ging café Oud-Mokum binnen. Bang dat ze haar er onmiddellijk uit zouden gooien, keek ze naar de grond en ging bedeesd aan een tafeltje zitten.

`Wat moet dat wijf hier?’ hoorde ze iemand zeggen.

`Die ouwe heeft hier vroeger getippeld’, zei de kastelein.

`Dat zal in de tijd van je opa zijn geweest’, grinnikte de klant.

`Vroeger stond ze hier in de variété’, zei de kastelein. `Wat zeg ik? Vroeger? Dat is al zo lang geleden, ze had het zelf al vergeten moeten zijn, maar ze komt elke dag terug op het plein.’

`Dat heb je vaak met ouwe mensen’, zei er een. `Ze komen steeds terug op hun ouwe stekkies.’

`Ze moet vroeger heel beroemd zijn geweest’, merkte een ander op. `Vraag het haar maar. Ze laat je zo de foto’s zien die ze in haar tasje heeft. Ze heeft nog met ministers gevreeën ook.’

Werktuiglijk knipte Jannie haar tasje al open om er de foto’s uit te halen.

`Al was ze de keizerin van China geweest,’ zei de kastelein bruut, `ik wil haar niet meer in mijn zaak.’ Hij stevende op Jannie af, greep haar bij de kraag en zette haar, zonder dat haar voeten de grond nog raakten, buiten de deur.

`Dat luizennest drentelt hier altijd maar voor de deur rond’, hoorde ze de kastelein nog zeggen. `Laat ze nou maar eens een ander plekkie gaan zoeken. Hier komt ze er niet meer in. Ik kan moeilijk elke dag de zaak laten ontsmetten.’

De gasten aan de bar moesten daar nogal om lachen.

`Als je zo’n wijf in huis krijgt, heb je kans dat je binnen de kortst mogelijke tijd al dat straatvolk over de vloer hebt. Die ruiken elkaar.’

Vernederd stond Jannie voor de deur. Langzaam schuifelde ze wat verder, maar de geur van koffie bleef in haar neus hangen. Het water liep haar in de mond. Nu was haar geld niet eens meer goed genoeg in een gewoon volkscafé. Nu een bak troost voor haar onbereikbaar bleef, nam de behoefte eraan steeds heviger toe. Zou ze het kunnen proberen aan de overkant? De Disco? Een paleis was dat. Een spiegelpaleis, met de glitter van de kermis. Op die plek had vroeger de dancing Monopole gestaan. In deze nieuwe tent was ze nooit geweest. Ze zag er veel jongelui binnengaan. Zouden die verdraagzamer zijn?

Vlug stak ze de straat over, zonder op het verkeer te letten, en bereikte, tussen remmende auto’s door, de overkant. Even bleef ze besluiteloos voor de overbelichte zaak staan. Het felle schijnen van spots die waren gericht op aluminium vlakken verblindde haar. Een draaiende glitterbal spoot schichten van steeds verkleurend licht rond. Al dat licht maakte haar warm De gloed raakte haar. Glamour. Klatergoud en nep. Het zweet brak haar uit. Haar benen trilden. In haar begon het te branden. Ze zou moeten zitten. Even maar. Ze kon niet blijven staan. Ze stapte over de drempel, aarzelend nog. Niemand zei wat. Hadden ze haar niet gezien? De ober stond met een paar klanten te praten, de rug naar haar toe. Haastig slofte ze door en bereikte het danszaaltje. Er was niemand binnen, zo vroeg. De lichten waren nog uit. Doeken lagen over de draaitafels.

Ze liep door naar het toilet. Sloot de deur achter zich en plofte neer op de closetbril. Hier zat ze goed. Nu kon ze wat uitrusten. Maar de brand in haar binnenste hield aan. Breidde zich uit. Naar haar benen. Haar armen. Haar hele lijf. Ze leunde achterover, haar hoofd tegen de doortrekbuis. Haar ogen waren naar het plafond gericht. Ze zag een spin die, dansend tussen muur en plafond, zijn web weefde. God ja, zo had ze ooit zelf kunnen dansen. Zo licht was ze toen.

Ton van Reen: Katapult (09)

fleursdumal.nl magazine

More in: - Katapult, de ondergang van Amsterdam, Reen, Ton van

« Read more | Previous »

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature