Or see the index
Geluksvogels bevat een keuze uit Luigi Pirandello’s Novellen voor een jaar, in een blinkend nieuwe vertaling van Yond Boeke en Patty Krone.
Pirandello schreef deze opmerkelijk hoogwaardige verzameling verhalen tussen 1894 en 1936. Zijn dood belette hem het project – één novelle voor elke dag van het jaar – te voltooien.
De diversiteit van zijn verhalen, die getuigen van groot psychologisch inzicht, een buitengewoon scherp gevoel voor humor en immens mededogen, is exemplarisch voor Pirandello’s enorme veelzijdigheid als schrijver.
Hij voert een breed scala aan markante personages ten tonele: van arme Siciliaanse boeren die tevergeefs strijden tegen de clerus tot wufte stedelingen die verstrikt raken in hun eigen overspel, van een wanhopige patiënt die in een New Yorks ziekenhuis uit het raam springt tot een geëxalteerde actrice die het moet opnemen tegen een vleermuis.
Pirandello laveert virtuoos tussen vlotte dialogen, van weemoed doortrokken landschapsbeschrijvingen en filosofische bespiegelingen over het aardse bestaan. Sommige verhalen blijken ook nu nog verrassend actueel.
Luigi Pirandello (1867-1936), geboren in een gegoede familie op Sicilië, kreeg in 1934 de Nobelprijs voor de Literatuur. De verfilming van zijn verhalen door Paolo en Vittorio Taviani, Kaos, werd wereldberoemd.
Geluksvogels
Novellen
Door Luigi Pirandello
Uitgeverij Van Oorschot
2022
Gebonden
832 pagina’s
ISBN 9789028213142
Prijs: € 45,00
• fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, Archive O-P, Luigi Pirandello, Pirandello, Luigi
A veritable crime lover’s delight from a true master of mystery and suspense. Experience the #1 New York Times best-selling author as never before in this dark and thrilling short story collection that takes us on a journey of twisted minds and vengeful hearts.
Jo Nesbø is known the world over as a consummate mystery/thriller writer. Famed for his deft characterization, hair-raising suspense and shocking twists, Nesbø’s dexterity with the dark corners of the human heart is on full display in these inventive and enthralling stories.
A detective with a nose for jealousy is on the trail of a man suspected of murdering his twin; a bereaved father must decide whether vengeance has a place in the new world order after a pandemic brings about the collapse of society; a garbage man fresh off a bender tries to piece together what happened the night before; a hired assassin matches wits against his greatest adversary in a dangerous game for survival; and an instantly electric connection between passengers on a flight to London may spell romance, or something more sinister.
With Nesbø’s characteristic gift for outstanding atmosphere and gut-wrenching revelations, The Jealousy Man confirms that he is at the peak of his abilities.
Jo Nesbo is one of the world’s bestselling crime writers, with The Leopard, Phantom, Police, The Son and his latest Harry Hole novel, The Thirst, all topping the Sunday Times bestseller charts. He’s an international number one bestseller and his books are published in 50 languages, selling over 33 million copies around the world. Before becoming a crime writer, Nesbo played football for Norway’s premier league team Molde, but his dream of playing professionally for Spurs was dashed when he tore ligaments in his knee at the age of eighteen. After three years military service he attended business school and formed the band Di derre (‘Them There’). They topped the charts in Norway, but Nesbo continued working as a financial analyst, crunching numbers during the day and gigging at night. When commissioned by a publisher to write a memoir about life on the road with his band, he instead came up with the plot for his first Harry Hole crime novel, The Bat.
The Jealousy Man and Other Stories
by Jo Nesbo (Author)
Translator: Robert Ferguson
Publisher: Knopf; First Edition
(October 5, 2021)
Language: English
Hardcover
528 pages
ISBN-10: 0593321006
ISBN-13: 978-0593321003
$16.99
• fleursdumal.nl magazine
More in: #Short Stories Archive, - Book News, Archive M-N, Jo Nesbo, Thrillers
Ton van Reen schreef onder meer romans, kinder- en jeugdboeken en journalistiek werk.
Bekend zijn de romans Het winterjaar, Roomse meisjes en Concert voor de Führer. Gestolen jeugd is het ware verhaal van jongens en mannen die aan het eind van de Tweede Wereldoorlog als dwangarbeiders naar Duitsland werden gevoerd. De lichtverkoper werpt licht op een donker tijdperk in de geschiedenis van de kinderarbeid in de negentiende eeuw. De verdwenen stad is de werdegang van een advocaat. Dochters is het levensverhaal van een journalist in Afrika. Katapult is een verhaal over gewone mensen in roerig Amsterdam in de vorige eeuw. De bende van de bokkenrijders werd verfilmd tot een veelbekroonde tv-serie. In Frankrijk spelen zijn boeken Vlucht uit Montaillou, Bevroren dromen, Landverbeuren en In het spoor van de camisards.
Ton van Reen over het ontstaan van zijn nieuwe roman:
“Zestig jaar geleden werkte ik als leerling-verpleger in Psychiatrisch Ziekenhuis Ursula in Wassenaar. Drie avonden in de week bezocht ik de avond-HBS in Den Haag. Bij thuiskomst kwam ik vaak, op eigen verzoek, in de nachtdienst terecht.
Vaak had ik lange gesprekken met patiënten die slecht sliepen. Er was een man die mij het verhaal vertelde over een misdaad die hij niet had begaan maar waarvoor hij de schuld op zich had genomen. Uit liefde. Daarna belandde hij lange jaren in de gevangenis.
Zijn verhaal bleef mijn leven lang in mijn hoofd hangen. Ik wilde het ooit opschrijven. Het kwam er nooit van.
Het drama had zich afgespeeld in een kloosterdorp, in Brabant of Limburg, zoals Velp bij Grave, of Steijl bij Tegelen. Tot ik opeens besefte dat er ook zo’n dorp met een psychiatrische inrichting bij mij in de buurt lag. Koningslust, een kerkdorp van de gemeente Helden waar zich een deel van mijn jeugd had afgespeeld. Een dorp dat mede ontstaan was door het klooster dat er in 1849 was gesticht door de Broeders van Sint Joseph.
Alles viel op zijn plek. Ik had een handvat om het verhaal waarvan ik alleen de kern kende, op te schrijven. Het verhaal had ik zestig jaar geleden gehoord en het speelde zestig jaar eerder, rond 1900. Ik besloot het in deze tijd te plaatsen. Het is immers een verhaal van alle tijden. De kern, over de man die zich opoffert uit liefde, blijft.”
Ton van Reen
Het nooit geschreven verhaal
Roman
Vormgeving omslag Carmen Arends
Gebrocheerd in omslag
240 blz.
Uitgeverij In de Knipscheer
ISBN 978-94-93214-68-2
Eerste uitgave maart 2022
€ 19,50
• fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, - Bookstores, Archive Q-R, Archive Q-R, Psychiatric hospitals, Reen, Ton van, Reen, Ton van, Ton van Reen
Geluksvogels bevat een keuze uit Luigi Pirandello’s Novellen voor een jaar, in een blinkend nieuwe vertaling van Yond Boeke en Patty Krone.
Pirandello schreef deze opmerkelijk hoogwaardige verzameling verhalen tussen 1894 en 1936. Zijn dood belette hem het project – één novelle voor elke dag van het jaar – te voltooien.
De diversiteit van zijn verhalen, die getuigen van groot psychologisch inzicht, een buitengewoon scherp gevoel voor humor en immens mededogen, is exemplarisch voor Pirandello’s enorme veelzijdigheid als schrijver.
Hij voert een breed scala aan markante personages ten tonele: van arme Siciliaanse boeren die tevergeefs strijden tegen de clerus tot wufte stedelingen die verstrikt raken in hun eigen overspel, van een wanhopige patiënt die in een New Yorks ziekenhuis uit het raam springt tot een geëxalteerde actrice die het moet opnemen tegen een vleermuis.
Pirandello laveert virtuoos tussen vlotte dialogen, van weemoed doortrokken landschapsbeschrijvingen en filosofische bespiegelingen over het aardse bestaan. Sommige verhalen blijken ook nu nog verrassend actueel.
Luigi Pirandello (1867-1936), geboren in een gegoede familie op Sicilië, kreeg in 1934 de Nobelprijs voor de Literatuur. De verfilming van zijn verhalen door Paolo en Vittorio Taviani, Kaos, werd wereldberoemd.
# new translations
Geluksvogels Verzamelde verhalen
Auteur: Luigi Pirandello
Taal: Nederlands
Vertaald door Yond Boeke & Patty Krone
Hardcover
Druk: 1 februari 2022
832 pagina’s
ISBN 9789028213142
€ 45,00
• fleursdumal.nl magazine
More in: #Editors Choice Archiv, Archive O-P, Archive O-P, Pirandello, Luigi, Pirandello, Luigi
Joris-Karl Huysmans (1848-1907) wordt door velen tot de fine fleur van de Franse letteren gerekend. Zelf omschreef hij zich vaak als een ‘Parijse Hollander’.
Met het hoofd in Frankrijk, met het hart in Nederland en met de pen in een spagaat werkte deze auteur aan een uitzonderlijk oeuvre, doorspekt met verwijzingen naar – en reflecties op – de Nederlandse cultuur, volksaard, schilderkunst en religie.
Dit boek brengt deze Hollandse kant van Huysmans in kaart. Aan de hand van zijn biografie (Huysmans en Nederland), zijn kritische onthaal in de literaire journalistiek (Huysmans in Nederland) en zijn thematiek (Nederland in Huysmans), wordt een rijk en verrassend beeld gevormd van deze sleutelfiguur uit het Franse fin-de-siècle.
Huysmans omschreef zichzelf graag als een ‘Parijse Hollander’. Met zijn ene been in het artistieke leven van de Franse hoofdstad en met zijn andere in de Brabantse klei, werkte deze auteur aan een uitzonderlijk oeuvre doorspekt met verwijzingen naar – en reflecties op – de Nederlandse cultuur, volksaard, schilderkunst en religie. Dit boek brengt deze Hollandse kant van Huysmans in kaart. Aan de hand van zijn biografie, zijn kritische onthaal in de literaire journalistiek en zijn thematiek, wordt een rijk en verrassend beeld gevormd van deze sleutelfiguur uit het fin-de-siècle. Charles-Georges Huijsmans. Joris-Karl Huysmans. Met het hoofd in Frankrijk, met het hart in Nederland, met de pen in een spagaat.
# new books
Joris-Karl Huysmans (1848-1907)
Een Parijse Hollander
Auteur: Marc Smeets
Taal: Nederlands
ISBN: 9789087049256
NUR codes: 654 , 647
Jaar van uitgave: 2021
Druk 1
Uitgeverij Verloren
Bindwijze: paperback
Aantal bladzijdes: 226
Met illustraties
€20,00
• fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, - Bookstores, Archive G-H, Archive S-T, Histoire de France, Huysmans, J.-K., Huysmans, Joris-Karl, Joris-Karl Huysmans
From the creator of UlyssesGuide.com, this essential guide to James Joyce’s masterpiece weaves together plot summaries, interpretive analyses, scholarly perspectives, and historical and biographical context to create an easy-to-read, entertaining, and thorough review of Ulysses.
In The Guide to James Joyce’s Ulysses, Patrick Hastings provides comprehensive support to readers of Joyce’s magnum opus by illuminating crucial details and reveling in the mischievous genius of this unparalleled novel.
Written in a voice that offers encouragement and good humor, this guidebook maintains a closeness to the original text and supports the first-time reader of Ulysses with the information needed to successfully finish and appreciate the novel.
Patrick Hastings is the English Department Chair at Gilman School in Baltimore, Maryland, where he teaches sophomores and seniors and coaches the JV soccer team. He began creating UlyssesGuide.com in the summer of 2016, and that project evolved into The Guide to James Joyce’s Ulysses. His interest in Joyce began during the summer of 2003, when he lived and worked at Shakespeare & Company Bookstore in Paris. He has been published in James Joyce Quarterly and has presented at conferences on topics ranging from classroom use of digital humanities to hip hop and postmodernism. He grew up in Atlanta, Georgia.
# new books
The Guide to James Joyce’s Ulysses
by Patrick Hastings
Publisher: Johns Hopkins University Press
Publication date: 1 Feb 2022
Paperback
328 pages
Language : English
ISBN-10 : 142144349X
ISBN-13 : 978-1421443492
Reading age: 18 years and up
€ 26.00
• fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, - Bookstores, Archive G-H, Archive I-J, Archive I-J, Joyce, James, Joyce, James
Mary Shelley verblijft op haar veertiende bij een familie in Schotland, waar een innige vriendschap ontstaat met Isabella Baxter.
Samen dwalen ze in het gebied dat al eeuwen verhalen herbergt over monsters en geesten, en op een dag stuiten ze diep in het bos op een man die geen man is. De ledematen log en lelijk, een hoofd dat noch menselijk, noch dierlijk is.
Vier jaar later brengt Mary met haar geliefde Percy Shelley een bezoek aan haar vrienden John Polidori en Lord Byron, bij het Meer van Genève. ’s Avonds bij het haardvuur vertellen ze elkaar verhalen. Een flintertje herinnering brengt haar terug naar haar tijd met Isabella in Schotland, en ook naar David Booth, een zeer intelligente, charismatische, maar tegelijk ook griezelige man, die een grote interesse in Mary en Isabella ontwikkelde. Dan dient ook het monster uit het bos zich weer aan, en vanuit die gedachte ontstaat haar verhaal over het monster van Frankenstein.
Mary is een ode aan de verbeelding, een verhaal over creëren, over de onlosmakelijke band tussen fantasie en werkelijkheid. En evenals Mary Shelley toont Anne Eekhout de kracht van een vrouw wanneer die iets ter wereld brengt wat niemand voor mogelijk had gehouden.
Anne Eekhout debuteerde in 2014 met de roman Dogma, die werd genomineerd voor de Bronzen Uil voor het beste debuut, op de longlist stond van de AKO Literatuurprijs en die wordt vertaald in het Duits. In 2016 verscheen Op een nacht (genomineerd voor de BNG Literatuurprijs) en in 2019 Nicolas en de verdwijning van de wereld, dat de prijs voor het Beste Boek voor Jongeren won. In november 2021 verschijnt de roman Mary waarin met verbluffende verbeeldingskracht de achttienjarige schepper van het meesterwerk Frankenstein tot leven wordt gewekt.
# new novel
Mary
Auteur: Anne Eekhout
Type: Gebonden
ISBN: 9789403153315
NUR: 301
Aantal pagina’s: 384
Uitgever: De Bezige Bij
Verschijningsdatum: 18-11-2021
Prijs: 24,99
• fleursdumal.nl magazine
More in: #Biography Archives, - Book News, - Bookstores, Archive E-F, Archive S-T, Byron, Byron, Lord, Keats, Keats, John, Mary Shelley, Percy Byssche Shelley, Shelley, Shelley, Mary, Shelley, Percy Byssche
Franz Kafka (1883-1924) groeide op in Praag, waar hij deel uitmaakte van de Duitstalige Joodse gemeenschap en aan de rand van het getto woonde.
Hij bezocht het Duitse gymnasium en studeerde aan de universiteit van Praag. Daar ontmoette hij Max Brod, zijn vriend en latere biograaf.
Vanaf 1908 tot 1917 werkte hij als ambtenaar bij een bedrijf dat arbeidsongevallenverzekeringen verzorgde, een baan die hij als een noodzakelijk kwaad beschouwde om zich aan het schrijven te kunnen wijden. Zijn longtuberculose, die hem in 1924 fataal zou worden, deed zich in deze tijd gelden. Gedurende zijn leven had hij enkele korte maar intense relaties, waaronder drie verlovingen, zo blijkt uit enkele postuum uitgegeven brieven. De dames waar hij mee omging komen ook indirect terug in zijn werk. Hij leidde een teruggetrokken leven, maar discussieerde veel binnen de Praagse culturele elite, mede via zijn ‘ontdekker’ Brod.
Een reconstructie van Kafka’s leven en denken is mogelijk geworden door zijn nalatenschap in de vorm van dagboeken, die hij van 1910 tot 1923 bijhield. Kafka schreef voornamelijk proza, waarvan zijn romans Der Prozess (1925), Das Schloss (1926) en Amerika (1927) de bekendste zijn. Enkele prozavertellingen als Die Verwandlung (1915), Das Urteil (1913) en In der Strafkolonie (1919) hebben later ook hun weg naar het grote publiek gevonden.
Wat Kafka’s werk typeert zijn tegenstellingen als weten en onwetendheid, macht en machteloosheid, loyaliteit en verraad, menselijkheid en verontmenselijking. Hij schetst labyrinten waarin individuen wanhopig naar een uitweg zoeken. De werelden die hij creëert zijn absurd, kennen een heel eigen logica en worden in een droge, zakelijke stijl beschreven. Veel van zijn werk is tijdens zijn leven onvoltooid gebleven, waardoor veel discussie mogelijk is over de bedoelingen van de schrijver. Pas in de jaren dertig van de twintigste eeuw groeide de belangstelling voor zijn werk, dat mede dankzij Max Brod postuum verscheen.
In 2019 werd het Max Brod Archief in de Nationale Bibliotheek van Israël geopend. Tussen de opvallende archiefstukken bevonden zich tot dusver onbekende tekeningen die Franz Kafka maakte in de jaren 1901-1906. Hij tekende, al voor de ontwikkeling van zijn literaire talent, om zich artistiek uit te drukken.
Aan zijn verloofde Felice Bauer schreef hij in 1913: ‘Weet je, ik was ooit een groot tekenaar, maar toen ben ik bij een slechte schilderes schoolse tekenlessen gaan nemen en heb ik mijn hele talent verknoeid. Stel je dat eens voor! […] In die tekeningen heb ik indertijd, het is nu al jaren geleden, meer bevrediging gevonden dan in enige andere bezigheid.’
In Franz Kafka. De tekeningen worden voor het eerst meer dan 200 tekeningen, waarvan 140 nooit eerder zijn gepubliceerd, in een luxe kunstuitgave samengebracht. Deze is samengesteld en van begeleidende essays en een verantwoording voorzien door Andreas Kilcher, Pavel Schmidt en Judith Butler.
Franz Kafka. De tekeningen
Auteur: Franz Kafka
Taal: Nederlands
Vertaald door Willem van Toorn
Uitgever Athenaeum
Hardcover
EAN 9789025313609
1 oktober 2021
336 pagina’s
Illustraties
49,90
# new books
Franz Kafka.
De tekeningen
• fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, - Bookstores, Archive K-L, Archive K-L, Art & Literature News, Franz Kafka, Illustrators, Illustration, Kafka, Franz, Kafka, Franz
Grabgesang
Vor des Friedhofs dunkler Pforte
Bleiben Leid und Schmerzen stehn,
Dringen nicht zum heil’gen Orte,
Wo die sel’gen Geister gehn,
Wo nach heißer Tage Glut
Unser Freund in Frieden ruht.
Zu des Himmels Wolkentoren
Schwang die Seele sich hinan,
Fern von Schmerzen, neu geboren,
Geht sie auf — die Sternenbahn;
Auch vor jenen heil’gen Höhn
Bleiben Leid und Schmerzen stehn.
Sehnsucht gießet ihre Zähren
Auf den Hügel, wo er ruht;
Doch ein Hauch aus jenen Sphären
Füllt das Herz mit neuem Mut;
Nicht zur Gruft hinab — hinan,
Aufwärts ging des Freundes Bahn.
Drum auf des Gesanges Schwingen
Steigen wir zu ihm empor,
Unsre Trauertöne dringen
Aufwärts zu der Sel’gen Chor,
Tragen ihm in stille Ruh’
Unsre letzten Grüße zu.
Wilhelm Hauff
(1802 – 1827)
Grabgesang, Gedicht
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive G-H, Archive G-H, Galerie des Morts, Hauff, Hauff, Wilhelm, Tales of Mystery & Imagination
Gevatter Tod
Es lebte einmal ein sehr armer Mann, hieß Klaus, dem hatte Gott eine Fülle Reichtum beschert, der ihm große Sorge machte, nämlich zwölf Kinder, und über ein kleines so kam noch ein Kleines, das war das dreizehnte Kind. Da wußte der arme Mann seiner Sorge keinen Rat, wo er doch einen Paten hernehmen sollte, denn seine ganze Sipp- und Magschaft hatte ihm schon Kinder aus der Taufe gehoben, und er durfte nicht hoffen, noch unter seinen Freunden eine mitleidige Seele zu finden, die ihm sein jüngstgebornes Kindlein hebe. Gedachte also an den ersten besten wildfremden Menschen sich zu wenden, zumal manche seiner Bekannten ihn in ähnlichen Fällen schon mit vieler Hartherzigkeit abschläglich beschieden hatten.
Der arme Kindesvater ging also auf die Landstraße hinaus, willens, dem ersten ihm Begegnenden die Patenstelle seines Kindleins anzutragen. Und siehe, ihm begegnete bald ein gar freundlicher Mann, stattlichen Aussehens, wohlgestaltet, nicht alt nicht jung, mild und gütig von Angesicht, und da kam es dem Armen vor, als neigten sich vor jenem Manne die Bäume und Blümlein und alle Gras- und Getreidehalme. Da dünkte dem Klaus, das müsse der liebe Gott sein, nahm seine schlechte Mütze ab, faltete die Hände und betete ein Vater Unser. Und es war auch der liebe Gott, der wußte, was Klaus wollte, ehe er noch bat, und sprach: »Du suchst einen Paten für dein Kindlein! Wohlan, ich will es dir heben, ich, der liebe Gott!«
»Du bist allzugütig, lieber Gott!« antwortete Klaus verzagt. »Aber ich danke dir; du gibst denen, welche haben, einem Güter, dem andern Kinder, so fehlt es oft beiden am Besten, und der Reiche schwelgt, der Arme hungert!« Auf diese Rede wandte sich der Herr und ward nicht mehr gesehen. Klaus ging weiter, und wie er eine Strecke gegangen war, kam ein Kerl auf ihn zu, der sah nicht nur aus, wie der Teufel, sondern war’s auch, und fragte Klaus, wen er suche? – Er suche einen Paten für sein Kindlein. – »Ei da nimm mich, ich mach es reich!« – »Wer bist du!« fragte Klaus. »Ich bin der Teufel« – »Das wär der Teufel!« rief Klaus, und maß den Mann vom Horn bis zum Pferdefuß. Dann sagte er: »Mit Verlaub, geh heim zu dir und zu deiner Großmutter; dich mag ich nicht zum Gevatter, du bist der Allerböseste! Gott sei bei uns!«
Da drehte sich der Teufel herum, zeigte dem Klaus eine abscheuliche Fratze, füllte die Luft mit Schwefelgestank und fuhr von dannen. Hierauf begegnete dem Kindesvater abermals ein Mann, der war spindeldürr, wie eine Hopfenstange, so dürr, daß er klapperte; der fragte auch: »Wen suchst du?« und bot sich zum Paten des Kindes an. »Wer bist du?« fragte Klaus. »Ich bin der Tod!« sprach jener mit ganz heiserer Summe. – Da war der Klaus zum Tod erschrocken, doch faßte er sich Mut, dachte: bei dem wär mein dreizehntes Söhnlein am besten aufgehoben, und sprach: »du bist der Rechte! Arm oder reich, du machst es gleich. Topp! Du sollst mein Gevattersmann sein! Stell dich nur ein zu rechter Zeit, am Sonntag soll die Taufe sein.«
Und am Sonntag kam richtig der Tod, und ward ein ordentlicher Dot, das ist Taufpat des Kleinen, und der Junge wuchs und gedieh ganz fröhlich. Als er nun zu den Jahren gekommen war, wo der Mensch etwas erlernen muß, daß er künftighin sein Brot erwerbe, kam zu der Zeit der Pate und hieß ihn mit sich gehen in einen finsteren Wald. Da standen allerlei Kräuter, und der Tod sprach: »Jetzt, mein Pat, sollt du dein Patengeschenk von mir empfahen. Du sollt ein Doktor über alle Doktoren werden durch das rechte wahre Heilkraut, das ich dir jetzt in die Hand gebe. Doch merke, was ich dir sage. Wenn man dich zu einem Kranken beruft, so wirst du meine Gestalt jedesmal erblicken.
Stehe ich zu Häupten des Kranken, so darfst du versichern, daß du ihn gesund machen wollest, und ihn von dem Kraute eingeben; wenn er aber Erde kauen muß, so stehe ich zu des Kranken Füßen; dann sage nur: Hier kann kein Arzt der Welt helfen und auch ich nicht. Und brauche ja nicht das Heilkraut gegen meinen mächtigen Willen, so würde es dir übel ergehen!«
Damit ging der Tod von hinnen und der junge Mensch auf die Wanderung und es dauerte gar nicht lange, so ging der Ruf vor ihm her und der Ruhm, dieser sei der größte Arzt auf Erden, denn er sahe es gleich den Kranken an, ob sie leben oder sterben würden. Und so war es auch. Wenn dieser Arzt den Tod zu des Kranken Füßen erblickte, so seufzte er, und sprach ein Gebet für die Seele des Abscheidenden; erblickte er aber des Todes Gestalt zu Häupten, so gab er ihm einige Tropfen, die er aus dem Heilkraut preßte, und die Kranken genasen. Da mehrte sich sein Ruhm von Tage zu Tage.
Nun geschah es, daß der Wunderarzt in ein Land kam, dessen König schwer erkrankt darnieder lag, und die Hofärzte gaben keine Hoffnung mehr seines Aufkommens. Weil aber die Könige am wenigsten gern sterben, so hoffte der alte König noch ein Wunder zu erleben, nämlich daß der Wunderdoktor ihn gesund mache, ließ diesen berufen und versprach ihm den höchsten Lohn. Der König hatte aber eine Tochter, die war so schön und so gut, wie ein Engel.
Als der Arzt in das Gemach des Königs kam, sah er zwei Gestalten an dessen Lager stehen, zu Häupten die schöne weinende Königstochter, und zu Füßen den kalten Tod. Und die Königstochter flehte ihn so rührend an, den geliebten Vater zu retten, aber die Gestalt des finstern Paten wich und wankte nicht. Da sann der Doktor auf eine List. Er ließ von raschen Dienern das Bette des Königs schnell umdrehen, und gab ihm geschwind einen Tropfen vom Heilkraut, also daß der Tod betrogen war, und der König gerettet. Der Tod wich erzürnt von hinnen, erhob aber drohend den langen knöchernen Zeigefinger gegen seinen Paten.
Dieser war in Liebe entbrannt gegen die reizende Königstochter, und sie schenkte ihm ihr Herz aus inniger Dankbarkeit. Aber bald darauf erkrankte sie schwer und heftig, und der König, der sie über alles liebte, ließ bekannt machen, welcher Arzt sie gesund mache, der solle ihr Gemahl und hernach König werden. Da flammte eine hohe Hoffnung durch des Jünglings Herz, und er eilte zu der Kranken – aber zu ihren Füßen stand der Tod. Vergebens warf der Arzt seinem Paten flehende Blicke zu, daß er seine Stelle verändern und ein wenig weiter hinauf, wo möglich bis zu Häupten der Kranken treten möge. Der Tod wich nicht von der Stelle, und die Kranke schien im Verscheiden, doch sah sie den Jüngling um ihr Leben flehend an. Da übte des Todes Pate noch einmal seine List, ließ das Lager der Königstochter schnell umdrehen, und gab ihr geschwind einige Tropfen vom Heilkraut, so daß sie wieder auflebte, und den Geliebten dankbar anlächelte. Aber der Tod warf seinen tödlichen Haß auf den Jüngling, faßte ihn an mit eiserner eiskalter Hand und führte ihn von dannen, in eine weite unterirdische Höhle. In der Höhle da brannten viele tausend Kerzen, große und halbgroße und kleine und ganz kleine; viele verloschen und andere entzündeten sich, und der Tod sprach zu seinem Paten: »Siehe, hier brennt eines jeden Menschen Lebenslicht; die großen sind den Kindern, die halbgroßen sind den Leuten, die in den besten Jahren stehen, die kleinen den Alten und Greisen, aber auch Kinder und Junge haben oft nur ein kleines bald verlöschendes Lebenslicht.«
»Zeige mir doch das meine!« bat der Arzt den Tod, da zeigte dieser auf ein ganz kleines Stümpchen, das bald zu erlöschen drohte. »Ach liebster Pate!« bat der Jüngling: »wolle mir es doch erneuen, damit ich meine schöne Braut, die Königstochter, freien, ihr Gemahl und König werden kann!« – »Das geht nicht« – versetzte kalt der Tod. »Erst muß eins ganz ausbrennen, ehe ein neues auf- und angesteckt wird.« –
»So setze doch gleich das alte auf ein neues!« sprach der Arzt – und der Tod sprach: »Ich will so tun!« Nahm ein langes Licht, tat als wollte er es aufstecken, versah es aber absichtlich und stieß das kleine um, daß es erlosch. In demselben Augenblick sank der Arzt um und war tot.
Ludwig Bechstein
(1801 – 1860)
Gevatter Tod
Sämtliche Märchen
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, Bechstein, Bechstein, Ludwig, Tales of Mystery & Imagination
Three and One are One
In the year 1861 Barr Lassiter, a young man of twenty-two, lived with his parents and an elder sister near Carthage, Tennessee. The family were in somewhat humble circumstances, subsisting by cultivation of a small and not very fertile plantation. Owning no slaves, they were not rated among “the best people” of their neighborhood; but they were honest persons of good education, fairly well mannered and as respectable as any family could be if uncredentialed by personal dominion over the sons and daughters of Ham.
The elder Lassiter had that severity of manner that so frequently affirms an uncompromising devotion to duty, and conceals a warm and affectionate disposition. He was of the iron of which martyrs are made, but in the heart of the matrix had lurked a nobler metal, fusible at a milder heat, yet never coloring nor softening the hard exterior. By both heredity and environment something of the man’s inflexible character had touched the other members of the family; the Lassiter home, though not devoid of domestic affection, was a veritable citadel of duty, and duty—ah, duty is as cruel as death!
When the war came on it found in the family, as in so many others in that State, a divided sentiment; the young man was loyal to the Union, the others savagely hostile. This unhappy division begot an insupportable domestic bitterness, and when the offending son and brother left home with the avowed purpose of joining the Federal army not a hand was laid in his, not a word of farewell was spoken, not a good wish followed him out into the world whither he went to meet with such spirit as he might whatever fate awaited him.
Making his way to Nashville, already occupied by the Army of General Buell, he enlisted in the first organization that he found, a Kentucky regiment of cavalry, and in due time passed through all the stages of military evolution from raw recruit to experienced trooper. A right good trooper he was, too, although in his oral narrative from which this tale is made there was no mention of that; the fact was learned from his surviving comrades. For Barr Lassiter has answered “Here” to the sergeant whose name is Death.
Two years after he had joined it his regiment passed through the region whence he had come. The country thereabout had suffered severely from the ravages of war, having been occupied alternately (and simultaneously) by the belligerent forces, and a sanguinary struggle had occured in the immediate vicinity of the Lassiter homestead. But of this the young trooper was not aware.
Finding himself in camp near his home, he felt a natural longing to see his parents and sister, hoping that in them, as in him, the unnatural animosities of the period had been softened by time and separation. Obtaining a leave of absence, he set foot in the late summer afternoon, and soon after the rising of the full moon was walking up the gravel path leading to the dwelling in which he had been born.
Soldiers in war age rapidly, and in youth two years are a long time. Barr Lassiter felt himself an old man, and had almost expected to find the place a ruin and a desolation. Nothing, apparently, was changed. At the sight of each dear and familiar object he was profoundly affected. His heart beat audibly, his emotion nearly suffocated him; an ache was in his throat. Unconsciously he quickened his pace until he almost ran, his long shadow making grotesque efforts to keep its place beside him.
The house was unlighted, the door open. As he approached and paused to recover control of himself his father came out and stood bare-headed in the moonlight.
“Father!” cried the young man, springing forward with outstretched hand—“Father!”
The elder man looked him sternly in the face, stood a moment motionless and without a word withdrew into the house. Bitterly disappointed, humiliated, inexpressibly hurt and altogether unnerved, the soldier dropped upon a rustic seat in deep dejection, supporting his head upon his trembling hand. But he would not have it so: he was too good a soldier to accept repulse as defeat. He rose and entered the house, passing directly to the “sitting-room.”
It was dimly lighted by an uncurtained east window. On a low stool by the hearthside, the only article of furniture in the place, sat his mother, staring into a fireplace strewn with blackened embers and cold ashes. He spoke to her—tenderly, interrogatively, and with hesitation, but she neither answered, nor moved, nor seemed in any way surprised. True, there had been time for her husband to apprise her of their guilty son’s return. He moved nearer and was about to lay his hand upon her arm, when his sister entered from an adjoining room, looked him full in the face, passed him without a sign of recognition and left the room by a door that was partly behind him. He had turned his head to watch her, but when she was gone his eyes again sought his mother. She too had left the place.
Barr Lassiter strode to the door by which he had entered. The moonlight on the lawn was tremulous, as if the sward were a rippling sea. The trees and their black shadows shook as in a breeze. Blended with its borders, the gravel walk seemed unsteady and insecure to step on. This young soldier knew the optical illusions produced by tears. He felt them on his cheek, and saw them sparkle on the breast of his trooper’s jacket. He left the house and made his way back to camp.
The next day, with no very definite intention, with no dominant feeling that he could rightly have named, he again sought the spot. Within a half-mile of it he met Bushrod Albro, a former playfellow and schoolmate, who greeted him warmly.
“I am going to visit my home,” said the soldier.The other looked at him rather sharply, but said nothing.
“I know,” continued Lassister, “that my folks have not changed, but—”
There have been changes,” Albro interrupted—“everything changes. I’ll go with you if you don’t mind. We can talk as we go.”
But Albro did not talk.
Instead of a house they found only fire-blackened foundations of stone, enclosing an area of compact ashes pitted by rains.
Lassiter’s astonishment was extreme.
“I could not find the right way to tell you,” said Albro. “In the fight a year ago your house was burned by a Federal shell.”
“And my family—where are they?”
“In Heaven, I hope. All were killed by the shell.”
Ambrose Bierce
(1842 – 1913/1914 ?)
Three and One are One
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, Archive A-B, Bierce, Ambrose, Bierce, Ambrose
In 59 gedichten vertelt Yahya Hassan in Gedichten 2 zijn hoogstpersoonlijke verhaal.
Hij dicht over het leven vanaf zijn achttiende, zijn debuut als auteur, zijn leven als ‘trofee-paki’ die niet meer zonder politiebegeleiding over straat kan, over achtervolgingen en vechtpartijen.
Totdat hij opgesloten wordt en vervolgens opgenomen en gediagnosticeerd als ‘psycho-paki’.
Het zijn gedichten over twijfel, woede, eenzaamheid en geweld, over de gekte in de wereld en de gekte in jezelf, over de zoektocht naar liefde en vriendschap en de onmogelijkheid die vast te houden. Het is een bundel die alleen door Yahya Hassan geschreven had kunnen worden.
Yahya Hassan (Aarhus, 1995-2020) was de zoon van Palestijnse ouders die in de jaren tachtig vanuit een vluchtelingenkamp naar Denemarken emigreerden. Hassan groeide op in een achterstandswijk en kwam op dertienjarige leeftijd in een internaat voor probleemjongeren terecht. Daar ontwikkelde hij een grote belangstelling voor literatuur en hij begon gedichten te schrijven. Zijn debuutbundel werd lovend en als literair vernieuwend ontvangen door de Deense pers en maakte veel discussie los over de immigratieproblematiek. Er werden in Denemarken meer dan 100.000 exemplaren van verkocht en het werd met diverse literaire prijzen bekroond, waaronder de prestigieuze Deense debutantenprijs. Hassan overleed op 29 april 2020 op 24-jarige leeftijd.
Yahya Hassan
Gedichten 2
Vertaler Lammie Post-Oostenbrink
Paperback
160 pagina’s
ISBN 9789403199702
Uitgever: De Bezige Bij
Taal Nederlands
Poëzie
Druk 1
September 2020
Euro 21,99
# new poetry
Yahya Hassan
Gedichten 2
• fleursdumal.nl magazine
More in: #Short Stories Archive, Archive G-H, Archive I-J, Yahya Hassan
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature