Harrie Janssens photos
St. Petersburg – Russia – part 2
kempis poetry magazine – magazine for art & literature
© H. Janssens 2000
More in: Harrie Janssens Photos
Ed Schilders over Hans Warren
EEN LITERAIRE WANDELING DOOR ZEELAND
Het was al weer lang geleden dat ik door Zuid-Beveland en op Walcheren gewandeld had. Dat was met Victor Hugo, die op 18 augustus 1868 in Antwerpen de boot naar Wemeldingen nam voor een uitstapje van vier dagen. Zijn voetspoor is vrij gedetailleerd vastgelegd in het boekje Victor Hugo en Zélande. ‘Hij voelde zich gelukkig’, schrijft Charles Hugo over zijn vader, ‘in dit eenvoudigweg met appetijtelijk groen uitgedoste land.’
En nu dus wandelen met Hans Warren. Een grotere tegenstelling met de jubelstemming van Hugo is niet denkbaar. Waar de routes van Hugo en Warren elkaar kruisen neemt het contrast welhaast een symbolische vorm aan. Bijvoorbeeld in Goes, waar beiden lunchen in de nabijheid van het stadhuis. Volgens tafelgenote Mensje van Keulen bestelde Warren preisoep, maar kreeg hij vissoep geserveerd. Victor Hugo bestelt niets, maar krijgt een ‘excellente Rijnwijn’ aangeboden en een sigaar die hij mag opsteken waar de dames bij zijn. Toch was Warren er gelukkig. Zozeer zelfs dat hij zijn geboortegrond, de streek rond Borssele, slechts zelden verliet, ook al zag hij de schoonheid van het landschap — die de schoonheid van zijn jeugdjaren was — steeds verder aangetast worden. Hij had, blijkbaar, zo zijn eigen strategie om er gelukkig te blijven. Als hij preisoep bestelde en vissoep kreeg, bestelde hij gewoon nog een vissoep.
Ronny Boogaart en Eric de Rooij hebben in Hart van mijn land ik ben terug (de eerste regel van het gedicht ‘Thuiskeer in Zeeland’) drie routes uitgezet door Warrens leven, met Borssele, Goes, en Middelburg als vertrekpunt. Ze voeren de wandelaar, of de thuislezer, met enige regelmaat langs plekken die je in geen geval nog appetijtelijk kunt noemen, ook al doen oude veldnamen als De Noordnol, De berg van Troje, en De Kaloot anders vermoeden. De Noordnol bijvoorbeeld, waar Warren als jongen vogels ging kijken, en die hij later moest typeren als ‘een onnozel pad aan de voet van de beruchte kerncentrale’. Over De Kaloot schreef hij in 1941 in zijn dagboek dat hij die wel eens ‘over een jaar of vijftig’ zou willen zien. Het was hem al veel eerder gegund. Twintig jaar later luidt een dagboeknotitie: ‘Het was een van de rijkste gebieden van ons hele land.
Er is niets, maar dan ook niets van over. Vanaf de kerncentrale bij Borssele tot aan Vlissingen-Oost is het een cultuursteppe vol fabrieken en stank’. Boogaart en De Rooij doen er nog een schepje bovenop: ‘Op dit moment wordt ook het laatst overgebleven stukje van de Kaloot bedreigd doordat de provincie Zeeland precies op deze plek de Westerschelde Containerterminal wil bouwen.’
Waarom zou je in zoveel lelijkheid willen wandelen, of zelfs lezen? Omdat Boogaart en De Rooij gidsen zijn met een buitengewoon grote kennis van leven en werk van de schrijver. Nergens is het decor zo ‘verlelijkt’ of aan de einder gloort toch nog een appetijtelijk gedicht. Geen cultuursteppe zo bar of er bloeien passages uit de dagboeken. Tot en met de soep die genuttigd werd. En de mosselen die Warren en Van Keulen aten. Wie er kookte is niet duidelijk, maar het zal niemand meer verwonderen: ‘Veel zand, een vieze, weeë smaak, droog ondanks de korte kooktijd.’
Hart van mijn land ik ben terug
Een literaire wandeling door het Zeeland van Hans Warren
Ronny Boogaart en Eric de Rooij
Bas Lubberhuizen; 136 pagina’s; EURO 14,90
ISBN 978 90 5937 151 4
(Ed Schilders over Hans Warren, eerder gepubliceerd in De Volkskrant)
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive W-X, Ed Schilders, Warren, Hans
H a d e w i j c h
(ca. 1200-1250)
Door hogher trouwen minne
Door hogher trouwen minne
So sijn alle mine sinne
In menichfoude pine;
Mijn swaere draghen
sonder claghen
Werdet mi wel in scine.
Die ghene daer ic omme douwe
Ende doghe so meneghen rouwe,
Hi hevet mi doen verstaen
Dat ic met hogher minnen sal ontgaen.
Sal mi hoghe minne
Behouden minne sinne,
So bennic seker des,
Met verstane van binnen:
Dat die minnare onser minnen
Wel volmaket es.
Want al sijn doen es sonder mate;
Hem en ghenoecht vore minne ghene orsate.
Dat bekinnen wel
Die hoghe minne draghen, en niemant el.
Die hoghe minne draghen
So selen luttel claghen,
Wat leede hen over gheet.
Si selen sijn alse die vroede
Altoes met diepen oetmoede
In hoghe minne ghereet,
Daer minne ghebiedet, si verre, si bi,
In sterven, in leven, so wat dat si,
In vriheit sonder vaer:
Dat maectse ons hoghe minne ierst openbaer.
Wat so ons god ye onste,
En wardt nieman, die conste
Gherechte minne verstaen,
Eer dat maria, die goede,
Met diepen oetmoede,
Die minne hadde ghevaen.
Tierst was si wilt, doen wardt si tam:
Si gaf ons vore den leeu een lam;
Si maecte die deemsterheit claer,
Die hadde gheweest doncker wel menich jaer.
Die vader, van anebeghinne,
Hadde sinen sone, die minne.
Verborghen in sinen scoet.
Eerne ons maria,
Met diepen oetmoede, ja,
Verholentlike ontsloet.
Doen vloeide die berch ten diepen dale,
Dat dal vloyde even hoghe der sale.
Doen wardt die casteel verwonnen,
Daer langhe strijt was an begonnen.
Ons dede elc prophete
Te voren scone behete:
Dat hi rike ware ende scone
Die ons soude brenghen vrede
Van minnen, ende mechtich mede.
Moyses met Salamoene
Prijsden alle sine cracht besondere,
Sine wijsheit ende sine wondere.
Tobyas, ysayas, daniel,
Job, Jheremias, ezechiel.
Si saghen visioene;
Si spraken parabilen scone:
Wat ons god noch soude doen.
Mar, na minen sinne,
Die clare, vrie minne
Bleef van hen al ongheploen.
Want si hadden hare seden alse andere man
Nu hier, nu daer, nu af, nu an;
Maer maria en sprac el niet
Dan: ‘mi werde dat god versiet.’
David seide: hem ghedachte
Van gode, het dede hem sachte
Ende hem ghebrac sijn gheest.
Nochtan hetet hi van werke sterc;
Maer maria wrachte sterkere werc.
Ja hi hads wale meest,
Sonder Maria, diene gheheel ontfinc:
God ende man ende jonghelijnc.
Daer mochtemen der minnen
Ierst clare werc bekinnen.
Dat was bi diepen niede
Dat hare dat grote ghesciede,
Dat die edel minne uut wert ghelaten
Dien edele wive
van hoghen prise
Met overvloedegher maten;
Want si el ne woude, noch haerre el ne was,
So hadse al daer elc af las.
Dus heeftse dat conduut gheleit,
Dat elker oetmoedegher herten es ghereit.
Die propheten ende al hare kinder
Offerden scape ende rinder:
Dat was hare sacrament.
Si daden hen metten bloede striken.
Hare sacramente waren gheliken;
Eer marien dat hoghe prosent,
Die sone, ghesindet wart vanden vader.
Nu comt ten groten etenne allegader,
-Die brulocht es ghereet –
Die de minne vindet gheciert in brulochtcleet.
Onser vriende der propheten
Harer doghet en doech vergheten:
Si was scone ende claer;
Si dogheden alendicheit
Ende grote bitterheit
Der wet wel menich jaer.
Hare sacramenten waren bi gheliken.
Dat si daer vore wouden wiken
Men maechs hen dancken wel,
Al segghic dat marien was el.
Oetmoedeghe vrie sinne,
Wildi gheheel al minne
Also minne hare selven levet,
Ic rade u: dore trouwe,
al lidi rouwe,
Vertijt alles ende beghevet.
So wert u herte wijt ende diep;
So sal u comen dat conduut dat liep
Marien sonder mate.
Bidt der hogher trouwen dat sijt u vloyen late.
Want hogher trouwen es bevolen,
Al die oetmoedicheit dore dolen
Dat sise volleiden sal
Daer maria es met minnen een in al.
Hadewijch: Door hogher trouwen minne
KEMPIS POETRY MAGAZINE
More in: Hadewijch
Joep Eijkens Photos: Lost Umbrellas
fleursdumal.nl magazine – magazine for art & literature
© J. Eijkens 2005 (eerder gepubliceerd www.cubra.nl)
More in: Joep Eijkens Photos
Alfred Jarry
(1873-1907)
L i n t e a u
Il est très vraisemblable que beaucoup ne s’apercevront point que ce qui va suivre soit très beau (sans superlatif : départ); et à supposer qu’une ou deux choses les intéressent, il se peut aussi qu’ils ne croient point qu’elles leur aient été suggérées exprès. Car ils entreverront des idées entrebâillées, non brodées de leurs usuelles accompagnatrices, et s’étonneront du manque de maintes citations congrues, alors qu’il se compile des manuels où tout jeune homme lit ce qui est nécessaire pour suivre lesdits usages. Il est bien d’avoir fréquenté chez les siècles divers des philosophes, pour apprendre 1° l’absurdité de répéter leurs doctrines, qui, récentes, traînent aux cafés et brasseries, plus vieilles, aux cahiers des potaches; 2° et surtout, la double absurdité de citer l’étai du nom d’un philosophe, quand chacune de ses idées, prise hors de l’ensemble du système, bave des lèvres d’un gâteux (Et ce bout de dissertation est tout aussi banal que la banalité d’il ne faut pas tout dire qu’il explique) …
Suggérer au lieu de dire, faire dans la route des phrases un carrefour de tous les mots. Comme des productions de la nature (auxquelles faussement on a comparé l’œuvre seule de génie, toute œuvre écrite y étant semblable), la dissection indéfinie exhume toujours des œuvres quelque chose de nouveau. Confusion et danger : l’œuvre d’ignorance aux mots bulletins de votre pris hors de leur sens ou plus justement sans préférence de sens. Et celle-ci aux superficiels d’abord est plus belle, car la diversités des sens attribuables est surpassante, la verbalité libre de tout chapelet se choisit plus tintante; et pour peu que la forme soit abrupte et irrégulière, par manque d’avoir su la régularité, toute régularité inattendue luit, pierre, orbite, œil de paon, lampadaire, accord final. – Mais voici le critère pour distinguer cette obscurité, chaos facile, de l’Autre, simplicité* condensée, diamant du charbon, œuvre unique faite de toutes les oeuvres possibles offertes à tous les yeux encerclant le phare argus de la périphérie de notre crâne sphérique : en celle-ci, le rapport de la phrase verbale à tout sens que l’on puisse y trouver est constant; en celle-là, indéfiniment varié.
(DILEMME) De par ceci qu’on écrit l’œuvre, active supériorité sur l’audition passive. Tous les sens qu’y trouvera le lecteur sont prévus, et jamais il ne les trouvera tous; et l’auteur lui en peut indiquer, colin-maillard cérébral, d’inattendus, postérieurs et contradictoires.
Mais 2° Cas. Lecteur infiniment supérieur par l’intelligence à celui qui écrivit. – N’ayant point écrit l’œuvre, il ne la néanmoins pénètre point, reste parallèle, sinon égal, au lecteur du Ier Cas.
3° Si impossible il s’identifie à l’auteur, l’auteur au moins dans le passé le surpassa écrivant l’œuvre, moment unique où il vit TOUT (et n’eut, comme ci-dessus, garde de le dire. C’eût été (Cf. Pataph.) association d’idées animalement passive, dédain (ou manque) du libre-arbitre ou de l’intelligence choisissante, et sincérité, anti-esthétique et méprisable).
4° Si passé ce moment unique l’auteur oublie (et l’oubli est indispensable – timeo hominem… – pour retourner le style en sa cervelle et y buriner l’œuvre nouvelle), la constante du rapport précité lui est jalon pour retrouver TOUT. Et ceci n’est qu’accessoire de cette réciproque : quand même il n’eût point su toutes choses y afférentes en écrivant l’œuvre, il lui suffit de deux jalons placés (encoche, point de mire) – par intuition, si l’on veut un mot – pour TOUT décrire (dirait le tire-ligne au compas) et découvrir. Et Descartes est bien petit d’ambition, qui n’a voulu qu’édifier sur un Album un système (Rien de Stuart Mill, méthode des résidus).
Il est bon d’écrire une théorie après l’œuvre, de la lire avant l’œuvre. –
Avant de lire ce qui est passable :
Il est stupide de commenter soi-même l’œuvre écrite, bonne ou mauvaise, car au moment de l’écriture on a tâché de son mieux non de dire TOUT, ce qui serait absurde, mais le plus du nécessaire (que jamais d’ailleurs le lecteur ne percevra totale), et l’on ne sera pas plus clair. Qu’on pèse donc les mots, polyèdres d’idées, avec des scrupules comme des diamants à la balance de ses oreilles, sans demander pourquoi telle et telle chose, car il n’y a qu’à regarder, et c’est écrit dessus.
Avant de lire ce qui ne vaut rien :
Et il y a divers vers et proses que nous trouvons très mauvais et que nous avons laissé pourtant, retranchant beaucoup, parce que pour un motif qui nous échappe aujourd’hui, il nous ont donc intéressé un instant parce que nous les avons écrits; l’œuvre est plus complète quand on n’en retranche point tout le faible et le mauvais, échantillons laissés qui expliquent par similitude ou différence leurs pareils ou leurs contraires – et d’ailleurs certains ne trouveront que cela de bien.
1894
(*) La simplicité n’a pas besoin d’être simple mais du complexe resserré et synthétisé
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive I-J, Archive I-J, Jarry, Alfred, OULIPO (PATAFYSICA)
40e POETRY INTERNATIONAL FESTIVAL
13 t/m 19 Juni 2009 Schouwburg Rotterdam
Met een groot jubileumfeest in aanwezigheid van Koningin Beatrix opent op 13 juni het 40e Poetry International Festival in de Rotterdamse Schouwburg. De jubileumeditie van het festival kijkt met bijzondere programma’s terug op veertig jaar internationale poëzie in Rotterdam, maar richt met evenveel plezier de blik op heden en toekomst. Tijdens de opening worden in een doorlopende voorstelling voordrachten van vele toonaangevende dichters onder wie Gert Vlok Nel (Zuid-Afrika), Kazuko Shiraishi (Japan) en Matthew Sweeney (Ierland) afgewisseld met aan poëzie verwante optredens van o.a. Scapinoballet Rotterdam, Slagwerkgroep Den Haag en De Kift. Na afloop van het openingsprogramma ontvangt Hare Majesteit de Koningin uit handen van Poetry International-directeur Bas Kwakman het eerste exemplaar van de jubileumuitgave Ze kwamen om een dichter te zien, een 15 delige cd box met 700 memorabele festivalvoordrachten uit 40 jaar Poetry International Festival. |
Het Poetry International Festival 2009 duurt tot en met 19 juni. Net als vorig jaar is de entree naar eigen waardering. Het publiek bepaalt – achteraf – wat het betaalt! Poetry International bevordert sinds 1970 de kennis van en het enthousiasme voor internationale poëzie en richt zich daarbij op een nationaal en internationaal publiek van poëzieliefhebbers. De kernactiviteiten zijn het jaarlijkse Poetry International Festival in Rotterdam en de internationale website www.poetryinternational.org. Het 40e Poetry International Festival presenteert dit jubileumjaar de favoriete dichters van voormalig festivaldirecteuren Martin Mooij en Tatjana Daan, hommages aan W.H. Auden en Jan Eijkelboom en een programma rond Rutger Kopland die er zijn 75e verjaardag viert. Maar er is ook aandacht voor Rotterdamse dichters tijdens het Rotterdamse voorprogramma, voor digitale poëzie, de C. Buddingh’-prijs wordt uitgereikt aan de beste debutant, de Brockway Prize aan de beste poëzievertaler naar het Frans, er is de première van ‘Wreed geluk. Claus Vlaanderen en de Liefde’, een prachtige documentaire van John Albert Jansen over het Vlaamse land aan de hand van de poëzie van Hugo Claus. Het volledige programma is terug te vinden op www.poetry.nl. Veertig jaar internationale poëzie in Rotterdam heeft veel moois voortgebracht dat door Poetry International is vastgelegd in een aantal bijzondere jubileumuitgaven. Het pronkstuk is de cd box Ze kwamen om een dichter te zien, een unieke selectie van 700 voordrachten van zo’n 200 festivaldichters – in de oorspronkelijk taal en in vertaling – verzameld op 15 cd’s met bijbehorend boek. Het boek Language in art en Taal in kunst geeft een overzicht van de versmelting van kunst en poëzie tijdens de laatste festivals en is een collectors item op zich. En de uitgave Kijk, het heeft gewaaid bundelt de poëzie die aan eerdere edities van het festival is ontsproten. Voor festivalbezoekers zijn deze en andere bijzondere uitgaven straks extra voordelig verkrijgbaar in de Rotterdamse Schouwburg. |
fleursdumal.nl magazine
More in: Art & Literature News, Poetry International
Algernon Charles Swinburne
(1837-1909)
S u n r i s e
If the wind and the sunlight of April and August had mingled the
past and hereafter
In a single adorable season whose life were a rapture of love and
of laughter,
And the blithest of singers were back with a song; if again from
his tomb as from prison,
If again from the night or the twilight of ages Aristophanes had
arisen,
With the gold-feathered wings of a bird that were also a god upon
earth at his shoulders,
And the gold-flowing laugh of the manhood of old at his lips, for a
joy to beholders,
He alone unrebuked of presumption were able to set to some adequate
measure
The delight of our eyes in the dawn that restores them the sun of
their sense and the pleasure.
For the days of the darkness of spirit are over for all of us here,
and the season
When desire was a longing, and absence a thorn, and rejoicing a
word without reason.
For the roof overhead of the pines is astir with delight as of
jubilant voices,
And the floor underfoot of the bracken and heather alive as a heart
that rejoices.
For the house that was childless awhile, and the light of it
darkened, the pulse of it dwindled,
Rings radiant again with a child’s bright feet, with the light of
his face is rekindled.
And the ways of the meadows that knew him, the sweep of the down
that the sky’s belt closes,
Grow gladder at heart than the soft wind made them whose feet were
but fragrant with roses,
Though the fall of the year be upon us, who trusted in June and by
June were defrauded,
And the summer that brought us not back the desire of our eyes be
gone hence unapplauded.
For July came joyless among us, and August went out from us arid
and sterile,
And the hope of our hearts, as it seemed, was no more than a flower
that the seasons imperil,
And the joy of our hearts, as it seemed, than a thought which
regret had not heart to remember,
Till four dark months overpast were atoned for, and summer began in
September.
Hark, April again as a bird in the house with a child’s voice
hither and thither:
See, May in the garden again with a child’s face cheering the woods
ere they wither.
June laughs in the light of his eyes, and July on the sunbright
cheeks of him slumbers,
And August glows in a smile more sweet than the cadence of
gold-mouthed numbers.
In the morning the sight of him brightens the sun, and the noon
with delight in him flushes,
And the silence of nightfall is music about him as soft as the
sleep that it hushes.
We awake with a sense of a sunrise that is not a gift of the
sundawn’s giving,
And a voice that salutes us is sweeter than all sounds else in the
world of the living,
And a presence that warms us is brighter than all in the world of
our visions beholden,
Though the dreams of our sleep were as those that the light of a
world without grief makes golden.
For the best that the best of us ever devised as a likeness of
heaven and its glory,
What was it of old, or what is it and will be for ever, in song or
in story,
Or in shape or in colour of carven or painted resemblance, adored
of all ages,
But a vision recorded of children alive in the pictures of old or
the pages?
Where children are not, heaven is not, and heaven if they come not
again shall be never:
But the face and the voice of a child are assurance of heaven and
its promise for ever.
kemp=mag poetry magazine
More in: Archive S-T, Swinburne, Algernon Charles
Monica Richter poetry: Nevermore
Le plus beau jour sonore 1974
KEMP=MAG POETRY MAGAZINE
magazine for art & literature
More in: Monica Richter, Richter, Monica
Galerie des Morts IX
Tilburg-West NL
Photos Kempis
KEMP=MAG poetry magazine – magazine for art & literature
More in: Galerie des Morts
B A U E R N I N B E R L I N
Nachrichten aus Berlin – Anton K. Berichtet:
Bauern in Berlin – Mai 2009
Am Brandenburger Tor fand die Abschlusskundgebung statt der Milchbäuerinnen des Bundesverbands Deutscher Milchviehhalter (BDM). Sie protestierten gegen die ungefähr 25 Eurocent die Sie jetzt pro Liter Milch empfangen und fordern ein Minimum von 40 Cent. Ihren Hungerstreik vor dem Berliner Kanzleramt um mit Angela Merkel über dieses Thema diskutieren zu können, hatte nicht das gewünschte resultat.
Museum of public protest
fleursdumal.nl magazine – magazine for art & literature
More in: MUSEUM OF PUBLIC PROTEST, Nachrichten aus Berlin
RICHARD LONG
HEAVEN AND EARTH
Tate Britain London
3 June – 6 September 2009
Heaven and Earth is a major exhibition of the work of Richard Long and his first survey in London for eighteen years. The exhibition will include important works selected across four decades and will provide an opportunity to understand afresh Long’s radical rethinking of the relationship between art and landscape. Comprising around 80 works, Heaven and Earth will include sculptures, new large-scale wall works, and photographic and text works documenting walks around the world, from Dartmoor to Japan.
Richard Long first came to prominence in the late 1960s and is part of a generation of British artists who extended the possibilities of sculpture beyond traditional materials and methods. Long’s work is rooted in his deep affinity with nature, developed during solitary walks. Long revolutionised the definition of sculpture by using walking as a medium. These walks take him through rural areas in Britain, or as far a field as the plains of Canada, Mongolia and Bolivia. Long never makes significant alterations to the landscapes he passes through. Instead he adjusts the natural order of wilderness places, up-ending stones for example, or making simple, geometric shapes. His work explores relationships between time, distance, geography, measurement and movement.
Heaven and Earth will reflect the distinctive themes and interests in his work; sculptures of stones, watery mud works, and photographic and text works which record walks in global locations, or from a local area of life-long interest like Dartmoor. Long presents his work in various forms, which include artists’ books and postcards, all of which are ascribed equal value. The exhibition will include key early works such as A Line Made by Walking, England 1967, made in a field where the artist walked back and forth until the flattened grass caught by the sunlight became visible as a line, a path going ‘nowhere’. Long then photographed this work, as he has continued to record similar works in the landscape.
Mostly working in the landscape, Richard Long sometimes brings materials into the gallery. Four of Long’s dramatic mud works, which represent the forces of speed, water, chance and gravity will be made directly on to the walls for the show. The large central gallery of the exhibition will be devoted to six major stone sculptures. Norfolk Flint Circle 1990 is an eight metre sculpture consisting of a single layer of flints lying close together on the floor. In the gallery, as on his walks, Long lays the stones in simple geometric configurations such as circles, lines, and ellipses. The exhibition will also include early examples of remote stone sculptures such as the first stone circle made while walking in the Andes in 1972.
Richard Long was born in Bristol in 1945 where he continues to live and work. Long has exhibited widely since his first solo show at the Konrad Fischer Gallery in Düsseldorf in 1968. He represented Britain in the British Pavilion at the Venice Biennale in 1976 and was awarded the Turner Prize in 1989. In 1990 he became a Chevalier dans l’Ordre des Arts et des Lettres. Heaven and Earth is curated by Clarrie Wallis, Curator of Contemporary Art, Tate Britain, assisted by Helen Little, Assistant Curator, Tate Britain. A fully illustrated publication produced by Tate Publishing will accompany the exhibition and will include previously unseen works.
Tate Britain London
3 June – 6 September 2009
• fleursdumal.nl magazine
More in: Art & Literature News, Exhibition Archive, FDM Art Gallery, Richard Long, Sculpture
Konstantínos Kaváfis
(1863-1933)
Kavafy poetry
fleursdumal.nl magazine
KEMP=MAG poetry magazine
More in: Archive K-L, Kaváfis, Konstantínos
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature