Or see the index
C. BUDDINGH’ PRIJS 2016
Optredens van de genomineerden voor de C. Buddingh’-Prijs 2016. Presentatie van de festivalbundel. M.m.v. Daniël Dee, Bas Kwakman, Marcel Möring en Robert van Raffe.
zondag 29 mei – 14:00 uur – podium – toegang vrij
Lokatie BOEKHANDEL DONNER
Optredens van de genomineerden voor de C. Buddingh’-Prijs 2016: Matthijs Gomperts met Zes, Joanthan Griffioen met Wijk, Sebastiene Postma met Trappen, Marieke Rijneveld met Kalfsvlies.
”Een groot deel van de nieuwe lichting dichteressen en dichters houdt het wat hun poëzie betreft dicht bij huis. Persoonlijke herinneringen of emoties worden tot gedicht opgewerkt, waarbij zaken als experiment in vorm of de kracht van muzikaliteit in een tekst veelal ontbreken. Dit ietwat sombere beeld is zeker niet van toepassing op de vier genomineerde debutanten, die zich juist door onderwerpkeuzes, vorm of een combinatie van die twee, aan de poëtische bedeesdheid van de nieuwste dichtgeneratie onttrekt.” Aldus de jury.
De C. Buddingh’-Prijs wordt sinds 1988 jaarlijks uitgereikt tijdens het Poetry International Festival. Dichters alsTonnus Oosterhoff, Anna Enquist, Joke van Leeuwen, Ilja Pfeijffer, Henk van der Waal en Maria Barnas hebben al eens eerder de prijs in ontvangst mogen nemen.
Met optredens van Daniël Dee, Bas Kwakman en Robert van Raffe. Tevens wordt de festivalbundel gepresenteerd.
Presentatie Marcel Möring.
POEZIE EN STRIPS
Tijdens het Poetry International Festival verschijnt DUPLEX, een bundeling grafische gedichten van dichters en striptekenaars. Samensteller en initiatiefnemer Stefan Nieuwenhuis nodigde acht duo’s uit Nederland en Vlaanderen uit om samen een grafisch gedicht te maken. ‘Dit project,’ vertelt tekenaar Ruben Steenman, ‘waarbij je van begin tot eind samenwerkt, is iets heel nieuws en vergt echt een nieuwe aanpak’.
De duo’s Tsead Bruinja – Lies van Gasse, Daniel Dee – Robert van Raffe, Ellen Deckwitz – Ruben Steeman, Delphine Frantzen – Maud Vanhauwaert en Maarten van der Graaff zonder tekenaar Maarten de Saeger presenteren het veelkleurige resultaat van hun samenwerkingen op vrijdag 10 juni op het festival. Het duo Daniel Dee en Robert van Raffe vertelt er in Donner alvast meer over .
FESTIVALTIPS EN BLOEMLEZING ‘NEWSPEAK’
Een god die vrouwen door een rietje drinkt, de alles-komt-goed-man van ijzer, een privé-leger van deftige zombies en Sean Penn die straalverliefd door het bos rent, wat komt er niet voorbij tijdens het 47e Poetry International Festival Rotterdam. Poetrydirecteur Bas Kwakman geeft een persoonlijke en veelkleurige rondleiding langs festivaldichters en -programma’s en leest alvast enkele gedichten ter illustratie.
Tijdens de festivalopening NEWSPEAK presenteren alle dichters zich met een geladen gedicht, vertolkt het Mondriaan Kwartet gedichten van Allen Ginsberg en maakt u kennis met de Anti-Synthpop van Rooie Waas. De gedichten van deze avond staan gebundeld in de gelijknamige bloemlezing die vandaag wordt gepresenteerd en waarmee u zich alvast kunt inlezen op uw eerste festivalbezoek. En mis dit jaar zeker de Language & Art Gallery Tour niet!
Boekhandel Donner op zondag 29 mei a.s., 14:00 uur
Preview 47th Poetry International Festival Rotterdam
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Lovers, - Bookstores, Art & Literature News, Literary Events, POETRY ARCHIVE, Poetry International, Rijneveld, Marieke Lucas
Op woensdag 8 juni maakt juryvoorzitter Margot Dijkgraaf de shortlist van de Europese Literatuurprijs 2016 bekend in Spui25 in Amsterdam.
De prijs bekroont de beste hedendaagse Europese roman die vorig jaar in Nederlandse vertaling is verschenen. Tijdens de feestelijke avond worden er lofredes op de genomineerde romans, auteurs en vertalers uitgesproken door lezers, schrijvers, critici en vertalers. Pers en publiek zijn van harte welkom.
De longlist van twintig titels voor de Europese Literatuurprijs 2016 werd gekozen door veertien kwaliteitsboekhandels en bevat twintig romans, vertaald uit elf talen. Hieruit heeft een vakjury onder leiding van Margot Dijkgraaf vijf titels geselecteerd die in aanmerking komen voor de prijs. Bijzonder is dat de Europese Literatuurprijs zowel de schrijver als de vertaler van de winnende roman bekroont.
Naast voorzitter Margot Dijkgraaf (literair criticus, auteur en cultureel ambassadeur), bestaat de vakjury uit Jan Postma (De Groene Amsterdammer), Wieke Rommers (Boekhandel Dekker v.d. Vegt, Nijmegen), Elly Schippers (literair vertaler en ELP-laureaat 2015) en Erwin de Vries (Boekhandel Godert Walter, Groningen).
Eerder wonnen Marie Ndiaye en vertaler Jeanne Holierhoek met Drie sterke vrouwen, Julian Barnes en vertaler Ronald Vlek met Alsof het voorbij is, Emmanuel Carrère en vertalers Katelijne de Vuyst en Katrien Vandenberghe met Limonov, Jérôme Ferrari en vertalers Jan Pieter van der Sterre en Reintje Ghoos met De preek over de val van Rome en Jenny Erpenbeck en vertaler Elly Schippers met Een handvol sneeuw. De prijs bestaat uit een geldbedrag van € 10.000 voor de schrijver en € 5.000 voor de vertaler van het bekroonde boek. De uitreiking van de Europese Literatuurprijs 2016 volgt op zaterdag 3 september.
De Europese Literatuurprijs is een initiatief van Academisch-cultureel Centrum SPUI25, Athenaeum Boekhandel, het Nederlands Letterenfonds en weekblad De Groene Amsterdammer, en wordt mede mogelijk gemaakt door het Letterenfonds, het Lira Fonds en de De Lancey & De La Hanty Foundation.
De avond in Spui25 te Amsterdam begint om 20.00; de entree is gratis. U dient zich echter wel vooraf via deze link aan te melden bij Spui25.
De volgende twintig titels zijn genomineerd voor de Europese Literatuurprijs 2016 (Longlist, in alfabetische volgorde van de auteursnamen):
De Jonge Bruid van Alessandro Baricco, vertaald uit het Italiaans door Manon Smits (De Bezige Bij)
Radeloos als we waren van Bariş Biçakçi, vertaald uit het Turks door Hanneke van der Heijden (Leesmagazijn)
Het boek van wonderlijke nieuwe dingen van Michel Faber, vertaald uit het Engels door Harm Damsma en Niek Miedema (Podium)
Charlotte van David Foenkinos, vertaald uit het Frans door Marianne Kaas (Cossee)
Onderworpen van Michel Houellebecq, vertaald uit het Frans door Martin de Haan (De Arbeiderspers)
Wereld, wereld! van Régis Jauffret, vertaald uit het Frans door Rokus Hofstede en Martin de Haan (De Arbeiderspers)
De burcht van Cynan Jones, vertaald uit het Engels door Jona Hoek (Koppernik)
Waar vier wegen samenkomen van Tommi Kinnunen, vertaald uit het Fins door Sophie Kuiper (Prometheus)
De man die de taal van de slangen sprak van Andrus Kivirähk, vertaald uit het Ests door Jesse Niemeijer (Prometheus)
Vrouw van Karl Ove Knausgård, vertaald uit het Noors door Marianne Molenaar (De Geus)
Zo begint het slechte van Javier Marías, vertaald uit het Spaans door Aline Glastra van Loon (Meulenhoff)
Om niet te verdwalen van Patrick Modiano, vertaald uit het Frans door Maarten Elzinga (Querido)
De vlamberken van Lars Mytting, vertaald uit het Noors door Paula Stevens (Atlas Contact)
De aardappels en de staat van Oleg Pavlov, vertaald uit het Russisch door Els de Roon Hertoge en Paul van der Woerd (Cossee)
Misschien Esther van Katja Petrowskaja, vertaald uit het Duits door Wil Hansen (De Bezige Bij)
Een heel leven van Robert Seethaler, vertaald uit het Duits door Liesbeth van Nes (De Bezige Bij)
Nora van Colm Tóibín, vertaald uit het Engels door Anneke Bok (De Geus)
Zeldzame aarden van Sandro Veronesi, vertaald uit het Italiaans door Rob Gerritsen (Prometheus)
De Woensdagclub van Kjell Westö, vertaald uit het Zweeds door Clementine Luijten (De Geus)
Het duistere dal van Thomas Willmann, vertaald uit het Duits door Goverdien Hauth-Grubben (Meridiaan)
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, - Book Stories, Art & Literature News, Julian Barnes, Literary Events, Margot Dijkgraaf, Michel Houellebecq
Genese Dada
100 Jahre Dada Zürich
bis 10. Jul 2016
“Wie erlangt man die ewige Seligkeit? Indem man Dada sagt. Wie wird man berühmt? Indem man Dada sagt. Mit edlem Gestus und mit feinem Anstand. Bis zum Irrsinn, bis zur Bewusstlosigkeit.”
Hugo Ball
Über die Ausstellung
Am 5. Februar 1916 von Hugo Ball, Emmy Hennings, Marcel Janco, Tristan Tzara und Hans Arp im »Cabaret Voltaire« in Zürich gegründet, ist Dada eine der progressivsten Kunstbewegungen des 20. Jahrhunderts. Zum 100-jährigen Jubiläum lässt das Arp Museum Bahnhof Rolandseck die bedeutenden Geburtsorte Dadas wieder aufleben: die legendäre Künstlerkneipe »Cabaret Voltaire« und die bürgerliche »Galerie Dada«. Ausgehend von diesen beiden Polen revolutionierten die Dadaisten innerhalb kürzester Zeit die internationale Kunstwelt. Neben ihren eigenen Arbeiten zeigten sie dort Werke von internationalen Avantgarde-Künstlern wie Giorgio de Chirico, Pablo Picasso, Paul Klee und Elie Nadelman, die nun auch in der Ausstellung zu sehen sind. Die Kunstwerke werden in eine lebhafte Inszenierung eingebettet, die den vielsKünstlerinnen und Künstler der Ausstellung
Genese Dada. 100 Jahre Dada Zürich
Anonym (Meister der Magdalenen-Legende)
Hans Arp
Hugo Ball
Heinrich Campendonk
Giorgio De Chirico
Jacoba van Heemskerck
Richard Huelsenbeck
Marcel Janco
Paul Klee
Oscar Lüthy
August Macke
Francois-Joseph Martin
Elie Nadelmann
Max Oppenheimer
Pablo Picasso
Hilla Rebay
Otto Van Rees
Adya Van Rees-Dutilh
Arthur Segal
Sophie Taeuber
Tristan Tzarachichtigen gesellschaftlichen und intellektuellen Nährboden verdeutlicht, aus dem Dada entstanden ist. Themengebiete wie Psychologie, Literatur und politisch-soziokulturelle Revolte spiegeln dabei den Zeitgeist wider und machen die Entstehung von Dada anschaulich.
In Zusammenarbeit mit dem Cabaret Voltaire, Zürich
“Dada ist schön wie die Nacht, die einen jungen Tag in ihren Armen wiegt.”
Hans Arp
100 Jahre Dada: Das große Fest des kultivierten Un-Sinns
“Genese Dada. 100 Jahre Dada Zürich: Das Arp Museum feiert das große Dada-Jubiläum 2016 mit einer ebenso fulminanten wie substantiellen Ausstellung, die die Entstehung der für die Moderne so wichtigen Kunstrichtung anschaulich nachverfolgt. (Ausstellungsdauer bis 10. Juli 2016)
Einen zentralen Beitrag zum europaweit gefeierten Dada-Jahr stellt die große Ausstellung »Genese Dada. 100 Jahre Dada Zürich« (14. Februar bis 10. Juli 2016) im Arp Museum Bahnhof Rolandseck dar, die in Kooperation mit dem Direktor des Cabaret Voltaire in Zürich, Adrian Notz, erarbeitet wurde. »Wie aus einer künstlerischen Laune eine revolutionäre internationale Kunstrichtung wird und welche Rolle die beiden mit Rheinland-Pfalz verbundenen Künstlerpersönlichkeiten Hugo Ball und Hans Arp spielen, ist in dieser fantastischen Ausstellung mit größtem Vergnügen zu erleben«, kommentiert der rheinland-pfälzische Kulturstaatssekretär Walter Schumacher.
Am 5. Februar 1916 von Hugo Ball, Emmy Hennings, Marcel Janco, Tristan Tzara und Hans Arp im Cabaret Voltaire in Zürich gegründet, wurde Dada zu einer der zentralen Kunstbewegungen des 20. Jahrhunderts. Anlässlich des Jubiläums widmet sich das Arp Museum Bahnhof Rolandseck den Anfangsjahren der Kunstbewegung und erweckt die bedeutenden Entstehungsorte Dadas wieder zum Leben: die legendäre Künstlerkneipe »Cabaret Voltaire« und die eher bürgerlich orientierte »Galerie Dada«. »Als Gegengewicht zum dionysischen Cabaret wurde die apollinische Galerie eingesetzt. Nur durch die beiden Komponenten Cabaret Voltaire und Galerie Dada konnte die Unruh von Dada in Schwingung gebracht werden«, bewertet Adrian Notz.
Die Abkehr vom Krieg und die Entdeckung des Nichts
Im Wechselspiel zwischen den beiden gegensätzlichen Geburtsstätten entwickelte sich im damals äußerst kosmopolitischen Zürich – einer der Flüchtlingsmetropolen Europas – der Geist Dadas. Ein wichtiger Ausgangspunkt war der überzeugte Pazifismus der Protagonisten. Selbst die Künstler, die sich anfangs dem allgegenwärtigen Kriegstaumel nicht ganz entziehen konnten, sagten sich von ihm los und versuchten, die Geschehnisse jenseits der so sicher erscheinenden Gebirgsketten zu verdrängen. Gleichzeitig waren es die Grauen des Krieges, die alles Bestehende so nichtig erscheinen ließen – und das Nichts so zum neuen Gott erhoben.
Die große Revolte gegen die Traditionen und Konventionen – ohne politische Ideologie
Zugleich wurden die bürgerliche Gesellschaft und ihr gängiger Wertekanon, die den Ersten Weltkrieg hervorgebracht hatten, zur Zielscheibe des künstlerischen Protestes erklärt. Die etablierte Kunst als Teil dieser Gesellschaft wurde als reaktionär und überholt abgelehnt.
Stattdessen suchten die Dadaisten nach neuen Ausdrucksformen, in der darstellenden wie in der bildenden Kunst. In den legendären Soireen im Cabaret Voltaire wurde gedichtet, gesungen, hinter Masken getanzt und den anarchischen Kräften von Geist und Körper Tribut gezollt. Die bisweilen absurde dadaistische Performance war durchaus mehr als eine Narretei – und doch war sie kein Akt dezidierten politischen Protestes. Die Dadaisten verweigerten sich einer klaren Zuordnung zu einer politischen Haltung. Vielmehr war es die Macht der Ratio und ihrer vermeintlichen Strategien, die nun zum Urgrund aller kollektiven Verbrechen erklärt wurde. So erteilten die Künstler der Logik eine radikale Absage.
Befreiung der Sprache und Lob des Archaischen sowie der mystischen Naturverbundenheit
Der Abgesang auf die herrschenden Mächte und ihre Propaganda führte zu neuen Formen des sinnlichen, aber unsinnigen Sprachgebrauchs. In Simultan- und Lautgedichten suchten die Dadaisten die Grenzen des Vernunftdenkens zu überwinden. In mystischen Übungen diente das Unterbewusstsein als Quelle des unmittelbar Schöpferischen, wobei zeitgenössische Theorien und wissenschaftliche Schriften der Psychoanalyse, etwa von C. G. Jung, wichtige Impulse lieferten.
In ihrer Suche nach vorsprachlichen, urwüchsigen Ausdrucksformen und einer Sehnsucht nach der vorzivilisierten Natur spiegeln die Dadaisten einen Aspekt des Zeitgeistes. Die Lebensreformer und Nudisten, die etwa zeitgleich im schweizerischen Ascona auf dem Monte Verità im Einklang mit der Natur lebten und mit den Dada-Künstlern in regem Austausch standen, sind hier beispielhaft zu nennen.
Auch das starke Interesse an der afrikanischen Kunst, die mit dem so genannten Primitivismus weithin ihre Würdigung erfuhr, fügt sich hier ein. Von Klischees geprägt, wird die so genannte »Negerkunst« in europäischen Ausstellungen gefeiert und ihre Formensprache zu adaptieren versucht. Die exotischen Rhythmen wiederum lieferten Inspiration für theatralische Darbietungen und maskierte Tänze, in denen man das Unmittelbare, Spontane und Unkontrollierbare anstrebte, das mit den Kulturpraktiken primitiver Stämme assoziiert wurde.
Vom Zürcher Kabarett zur Internationalen Bewegung
Die »wilde« Initiationsphase im Cabaret Voltaire setzte sich in der benachbarten Galerie Dada fort. Mit dem Ortswechsel lässt sich jedoch auch eine gewisse Professionalisierung erkennen. Durch öffentliche Führungen und den Kontakt zu Journalisten sollte gezielt ein kunstaffines Publikum erreicht werden. Neben den Soireen wurden in der Galerie vermehrt Ausstellungen gezeigt, bei denen auch Werke namhafter internationaler Avantgarde-Künstler zu sehen waren. Die Ablehnung der etablierten Kunst durch die Dadaisten wandelt sich hier in das Bestreben, mittels Bezügen zum Surrealismus, Futurismus oder Kubismus den Anschluss an die internationale Kunstszene zu gewinnen. Die dadaistischen Manifeste und Schriften, die Hugo Ball und seine Mitstreiter publizierten, dienten dabei als Medium der Verbreitung. Es bildeten sich Dada-Zentren in Hannover, Berlin und Köln aber auch in Paris und New York, und Dada revolutionierte innerhalb kürzester Zeit die Kunstwelt.
Dada – kein Stil, sondern . . .
Die Ausstellung widmet sich intensiv dem intellektuellen und wissenschaftlichen Nährboden der Zeit, aus dem Dada hervorging. Themen wie Mystik, Psyche, Revolte, Philosophie und Literatur stehen dabei in engem Wechselspiel zu den verschiedenen künstlerischen Formen und Praktiken, die sich unter dem Einfluss der Dadaisten in eine gänzlich neue Richtung entwickelt haben – von Tanz, Theater, Poesie und Neuer Musik bis hin zu Masken und Kostümen, Collagen, Objekten, Gemälden und Grafiken. Entscheidend ist hierbei die im Ausstellungskatalog festgehaltene Schlussfolgerung des Dada-Kenners Tobia Bezzola, dass sich der Dadaismus nicht auf einen Stil reduzieren lasse. Anders als andere Ismen der modernen Avantgarden sei Dada nicht an einer spezifischen Form zu erkennen und an ihr zu charakterisieren. Als proklamierte »Stunde Null« in der Kunst stellt Dada somit einen Bruch mit einer chronologisch nachvollziehbaren Stilentwicklung dar, wie sie die Kunstgeschichte von der Neuzeit bis zur Postmoderne konstruiert. Damit wird die Dada-Bewegung zum Modellfall für nachfolgende Strömungen wie Fluxus oder auch die Performance- und Aktionskunst.
Von der Dada-Schleuse zur Rauminszenierung
In der Ausstellung werden Werke aus dem engeren Kreis der Zürcher Dadaisten (Hans Arp, Hans Richter, Marcel Janco u. a.) in ihrem künstlerischen Umfeld (Arthur Segal, Max Oppenheimer, Adya und Otto van Rees u. a.) präsentiert. Hinzu kommen Gemälde und grafische Arbeiten von Künstlerinnen und Künstlern der internationalen Avantgarde wie Heinrich Campendonk, Giorgio de Chirico, Paul Klee, August Macke, Elie Nadelman, Pablo Picasso und Hilla von Rebay, die auch in den historischen Dada-Ausstellungen zu sehen waren. Als Leihgeber konnten hierfür renommierte Sammlungen wie das Guggenheim Museum und das Museum of Modern Art, New York, das Kunsthaus Zürich, das Folkwang Museum, Essen, u. v. a. gewonnen werden.
Die Kunstwerke sind in eine anschauliche, multi-mediale Inszenierung eingebettet: Bevor die Besucher die Ausstellung betreten, durchlaufen sie eine Bild- und Klangcollage, die sogenannte »Dada-Schleuse«, die sich von den unterirdischen Tunneln über den Aufzug bis ins 1. Obergeschoss des Richard Meier-Baus erstreckt. In zwei Ausstellungskuben werden die räumliche Situation des Cabaret Voltaire und der Galerie Dada nachempfunden, so dass die unterschiedliche Atmosphäre der beiden Lokalitäten erkennbar wird. Um diese beiden Zentren gruppieren sich verschiedene Themenfelder, die die Entstehung von Dada anhand zahlreicher Kunstwerke und Zeitdokumente greifbar machen. Ergänzt wird die Präsentation durch den Film »Dada in Nuce« und durch von Adrian Notz entwickelte Diagramme, die wie das »Firmament Dada« die internationale Vernetzung der Bewegung deutlich machen.
Kuratiert wird die vielfältige Schau von Adrian Notz (Cabaret Voltaire, Zürich) und Astrid von Asten unterstützt von Sylvie Kyeck (beide Arp Museum Bahnhof Rolandseck).
Die Ausstellung wird begleitet von einem umfangreichen Katalog (deutsch/ englisch, Verlag Scheidegger & Spiess, Preis: 38 Euro), in dem unter anderem auch die Rolle Hans Arps bei der Entstehung von Dada erläutert wird. »Unser Hauspatron Hans Arp zählt zu den
Gründungsmitgliedern jener künstlerischen Bewegung, die 1916 von Zürich aus innerhalb kürzester Zeit das Kunstgeschehen weltweit nachhaltig veränderte,« so Dr. Oliver Kornhoff, Direktor des Arp Museums Bahnhof Rolandseck und künstlerischer Leiter des
Künstlerhauses Schloss Balmoral in Rheinland-Pfalz
# More info website Arp Museum Bahnhof Rolandseck
fleursdumal.nl magazine
Fotos
-Hugo Ball im kubistischen Kostüm, 1916, unbekannter Fotograf
-Dada-Tanz mit Maske (Sophie Taeuber oder Emmy Hennings?), ca. 1917 – Stiftung Arp e.V., Berlin/Rolandswerth, unbekannter Fotograf
-Hans Arp, Tristan Tzara, Hans Richter vor dem Hotel Elite, Zürich 1918 – Stiftung Arp e.V. Rolandswerth/Berlin, unbekannter Fotograf
-Marcel Janco, Plakat der Ersten Dada-Ausstellung in der Galerie Corray, 1917
More in: - Book News, Adya & Otto van Rees, Art & Literature News, Ball, Hugo, Dada, DADA, Dadaïsme, DANCE & PERFORMANCE, Exhibition Archive, THEATRE
ROOD! Heilstaatvisioenen uit de Sovjet Unie 1930-1941
VAN ABBEMUSEUM EINDHOVEN t/m 29.07.2016
Na de Russische revolutie van 1917 besloten de machthebbers in de nieuwe Sovjet-Unie hun ideeën op een unieke wijze te gaan uitdragen. De Sovjetideologie zou worden gepresenteerd via radicale avant-gardistische ontwerpen, gemaakt door de culturele elite van het land. Als vurige aanhangers van de nieuwe orde vormden schrijvers en beeldend kunstenaars als het ware een artistiek leger dat net als het Rode Leger ten dienste van de staat stond. Vooral in de jaren dertig was er geen natie ter wereld die zoveel eersteklas kunstenaars in dienst had voor propagandadoeleinden als de Sovjet-Unie. De tentoonstelling ROOD! in het Van Abbemuseum biedt van 3 mei tot en met29 juli 2016 een overzicht van meer dan 150 heilstaatvisioenen uit de Sovjet-Unie uit de periode 1930-1941.
De USSR in opbouw: De visualisering van het communistische gelijkheidsideaal was een van de hoofddoelstellingen van het tijdschrift De USSR in opbouw. Dit maandblad op groot formaat verscheen van januari 1930 tot mei 1941. Naast een Russische uitgave waren er edities in het Engels, Frans, Duits en vanaf 1938 ook in het Spaans. In de opmaak werden onder anderen foto’s en fotocollages gebruikt op een manier die radicaal vernieuwend was. Daarbij waren de grafische ontwerpen ingenieus en ook de typografie werd als het ware opnieuw gedefinieerd. Behalve fotografen als Sergej Senkin, Georgi Petroesov en Michail Seregin leverden nu wereldberoemde kunstenaars als El Lissitzky en Alexander Rodtsjenko belangrijke bijdragen aan het blad. Daarnaast was Lissitzky in 1935 ook de maker van het geweldige fotoalbum De industrie van het socialisme, een monument voor de industriële verworvenheden van de Sovjet-Unie. Samen met Vavara Stepanova maakte Rodtsjenko in 1938 het monumentale fotoalbum Moskou gereconstrueerd, waarin de modernisatie van de Russische hoofdstad naar voorbeeld van Parijs uitvoerig werd geïllustreerd en gedocumenteerd. Rodtsjenko nam zelf de foto’s, die net als de fotomontages, uitklap-platen, kaarten en diagrammen op elke nieuwe bladzijde voor een verrassing zorgden.
Paradeboeken: Tot de meest bijzondere en meest kostbare publicaties uit deze bloeitijd van de Russische propaganda behoren boeken met speciale opdrukken of zelfs metalen plaquettes en reliëfs op de omslag. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het boek Tankbestuurders, in 1936 ontworpen door Andrej Lavrov en een van de opvallendste stukken op de tentoonstelling in Zwolle. Met dergelijke luxe uitgaven was voor de ontwerpers of uitgevers geen geld te verdienen. De productie ervan was namelijk zo duur dat de boeken alleen gemaakt konden worden omdat de Russische regering ze in opdracht gaf en zich er financieel garant voor stelde. Niet voor niets worden ze daarom ook wel ‘paradeboeken’ genoemd. De primaire functie van de boeken was inderdaad dezelfde als die van een militaire parade, dat wil zeggen: pronken en indruk maken ter meerdere eer en glorie van de communistische heilstaat.
De opzienbarende Sovjet-vormgeving uit de jaren dertig groeide uit tot een inspiratiebron voor modernisten over de hele wereld. Zoals de expositie in Museum de Fundatie duidelijk maakt, reikte haar invloed ook tot in Nederland.
De kring rond Theo van Doesburg en De Stijl was zeer geïnteresseerd in de Russische avant-gardekunst, zowel qua vormgeving als in ideologische zin. Gerrit Rietveld was als grafisch ontwerper en typograaf verbonden aan het tijdschrift Nieuw Rusland, opgericht in 1928 als orgaan van het Genootschap Nederland-Nieuw Rusland. Cineast Joris Ivens volgde voor dit tijdschrift de ontwikkelingen op het gebied van de Russische film. In maart 1931 richtte de Communistische Partij Nederland de Vereniging Vrienden van de Sovjet-Unie op, die een jaar later het tijdschrift Feiten uit de Sovjetunie lanceerde. De omslagen van de publicaties zijn veel interessanter dan de door het Kremlin gedicteerde inhoud. Ze werden ontworpen door Nico de Haas en Cas Oorthuys van de Nederlandse vereniging van Arbeiders Fotografen, afgekort tot ArFot, die zich rechtstreeks door de Russische avant-gardisten lieten beïnvloeden.
Alle werken zijn afkomstig uit de LS collectie van het Van Abbemuseum.
Bij de tentoonstelling verschijnt een Engelstalige catalogus.
Curatoren: Albert Lemmens, Serge Stommels en Diana Franssen
Openingstijden Bibliotheek: De tentoonstelling vindt plaats in de bibliotheek, deze is geopend van dinsdag tot en met vrijdag van 11.00 tot 17.00 uur. Weekends gesloten.
Van Abbemuseum: Het Van Abbemuseum in Eindhoven is een van de meest toonaangevende musea voor hedendaagse kunst in Europa. Het museum heeft een uitgebreide internationale collectie van ruim 2700 kunstwerken, waaronder sleutelwerken van Lissitzky, Picasso, Kokoschka, Chagall, Beuys, McCarthy, Daniëls en Körmeling. Vragen op het gebied van kunst en samenleving stelt het museum op een experimentele manier aan de orde.
Openheid, gastvrijheid en kennisuitwisseling zijn voor het Van Abbemuseum van belang, en prikkelen bezoekers om over onderwerpen na te denken. Bijvoorbeeld over de rol van de collectie als cultureel ‘geheugen’, of over het museum als publieke ruimte. Door internationale samenwerking en uitwisseling is het Van Abbemuseum bovendien een plaats waar creatieve kruisbestuiving plaatsvindt. Een bron van verwondering, inspiratie en verbeelding.
Openingstijden Museum: Dinsdag t/m zondag 11.00–17.00 uur. Donderdag 11.00 – 21.00 uur.
Toegang: Volwassenen: € 12,00 / Groepen van 10 of meer personen: € 9,00 / Jongeren 13-18 jaar, studenten, CJP houders: € 6,00/ Kinderen t/m 12 jaar, Museumkaart: gratis / Familiepas (2 volwassenen en max. 3 kinderen tot 18 jaar): € 18,00. Iedere dinsdagmiddag tussen 15.00-17.00 uur: gratis toegang.
Van Abbemuseum,
Bilderdijklaan 10, Eindhoven.
www.vanabbemuseum.nl
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Stories, Art & Literature News, Constructivism, De Stijl, Exhibition Archive, Theo van Doesburg
Hij merkte wel dat al die mensen naar hem stonden te kijken, maar dat deed hem niets, helemaal niets. Toen werd zijn dansen plotseling verstoord. Een dier trad uit de duisternis. De ezel van de waarzegger kwam naar voren, de kop laag hangend. In het donker zag hij er veel gevaarlijker uit dan hij was. Met zijn kop vlak bij de grond leek hij te willen aanvallen. Kaffa stond stil. De muziek viel weg. Zo stil was het op het plein en in de kroeg dat men op de velden de roep kon horen van beesten die door de gloed van de loofvuren naderbij waren gelokt of die in de bosranden samenschoolden.
Kaffa was geschrokken. De ezel had hem uit zijn trance gehaald. De roes viel van hem af. De werkelijkheid keerde terug. Eén moment stond hij sprakeloos naar het dier te kijken. Zijn ogen werden groot. Hij liet een schreeuw horen. De ezel, die naar het leek zo graag in de nabijheid van mensen was, voelde zich bedreigd en zette het op een lopen, terug het donker in. Even stond Kaffa daar, alsof hij naar lucht hapte, rillend op zijn benen als een slapend paard. Toen begon hij woest tegen de stam van de meidoorn te slaan. Hij sloeg zijn knokkels kapot. Alle spanningen die hij vandaag had moeten opkroppen, braken los. Allen die in de caféhof stonden, weken achteruit. Alleen Angela Azurri bleef onder de meidoorn zitten. Ze voelde haar hart hoog kloppen en besefte dat ze bang was. Maar ze wilde niet bij de mensen horen die Kaffa gevaarlijk vonden. Ze voelde aan dat ze op dit moment meer de anderen dan Kaffa moest trotseren. Kaffa was in gevecht met het grote dier waarvan híj alleen het bestaan wist. Zijn gedachten trokken dicht. Het leek of de onverzettelijkheid van de boomstam zijn woede aanwakkerde.
Hij raapte een knuppel op, rende het plein af, holde de steegjes in en viel de huizen aan, zoals hij meestal deed wanneer hij in woede uitbrak. Met het hout beukte hij op de deuren en sloeg de klinken van de raamluiken. Kinderen werden huilend wakker. Vrouwen begonnen uit angst te schreeuwen. Als een bezetene ging Kaffa van deur tot deur. De mannen in het café overwogen de gek aan te pakken en hem het dorp uit te gooien. Dit was godverdomme al de zoveelste keer dat hij deuren en ruiten vernielde. Daar moest een eind aan worden gemaakt. Hoe vastbesloten ze ook waren, allen bleven staan. Ze kenden Kaffa’s kracht. Uit angst met zijn vuisten kennis te maken bleven ze liever waar ze waren tot hij was uitgeraasd. Was vanochtend de timmerman niet aan de dood ontsnapt toen Kaffa hem een mes in zijn lijf wilde gooien? Als Céleste er niet tussen was gekomen, zou de timmerman nu zaliger zijn geweest. Alleen de cafémeid was in staat Kaffa te temmen. Alleen naar haar zou hij willen luisteren. Geschrokken van Kaffa’s woede was Céleste hem achternagelopen.
Ze begreep het waarom van zijn drift niet. Zou ze hem laten uitrazen? Ze hoorde de mannen achter haar rug roepen dat ze hem moest kalmeren, omdat hun vrouwen en kinderen niet veilig waren. Terwijl Kaffa als een dolle stier op de deur van een van de huizen ramde, ging ze naar hem toe. Rustig legde ze haar hand op zijn schouder. Ze praatte zachtjes tegen hem. Haar stem kalmeerde hem. Hij kwam tot zichzelf. Liet de knuppel zakken. Begreep niet waar hij mee bezig was. In zijn hersens vervaagde het beeld van het monster waartegen hij tekeerging. Céleste streelde zijn haren, zijn gezicht. Ze nam hem bij de hand.
Ton van Reen: Landverbeuren (72)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van
Als Céleste naar buiten keek, zag ze Kaffa in het donker zitten. Bewegingloos. Een zwarte schim onder de meidoorn. Vrouw Azurri haalde haar kinderen binnen. Alleen Angela mocht nog wat buiten blijven. Met haar lengte viel ze nauwelijks op tussen de volwassenen. De heks Josanna weigerde mee naar huis te gaan. Om spektakel te voorkomen liet de vrouw het meisje met rust. Bij een van de boerderijen vond de heks een dikke biet. Ze gaf hem Kaffa om er een lampion van te maken. Met zijn mes holde Kaffa de vrucht uit, sneed neus, mond en oren en zette er een brandende kaars in. Zingend liep de kleine heks met haar lampion rond het plein, een hele optocht achter zich denkend. Met haar vrije hand sloeg ze naar de motten, die op het zwakke licht afkwamen. Angela ging naast Kaffa zitten. Legde haar hoofd tegen zijn schouder. Hij voelde de huid van haar gezicht door zijn hemd heen gloeien. Zo warm of ze koorts had. Haar haren hingen in zijn hals. Haar tengere lijf zo dicht tegen hem aan deed hem goed. Hij streelde haar zacht. Ze rilde, omdat ze het prettig vond. Hij vroeg zich af of ze wist wat ze deed.
Onverwacht sprong de kleine heks voor hun voeten rond. Ze zwaaide haar lampion voor hen op en neer, zodat het schijnsel over hun gezichten flakkerde. Hoe jong ze ook was, ze wist maar al te goed wat die twee bezielde, want ze draaide de lichtgevende bietenkop steeds rond de hoofden van Angela en Kaffa. Daarbij zong ze heel zacht, alsof ze niet wilde dat de anderen op het plein het hoorden: Angela vrijt met Kaffa, Angela vrijt met Kaffa. Gelukkig voor Angela was haar vader te zeer verdiept in een spelletje landverbeuren dat zich afspeelde binnen de lichtkring van de caféhof. Bovendien zat hij met zijn rug naar het tweetal toe. Het volk in het café werd wat rumoeriger. Het was normaal dat de drank vlug werkte na een dag zwoegen op het veld.
Een van de mannen haalde een trekharmonica tevoorschijn die wel wat vals was, maar die toch een prachtig geluid liet horen. Hij speelde het ene deuntje na het andere. Allemaal meer dan belegen liedjes, die het toch erg goed deden in het café en daarbuiten. Melodieën vol heimwee daverden het café uit, draaiden rond de meidoorn, kaatsten terug tegen de gevels van de huizen en echoden vanuit de stegen. Oogstliedjes werden gespeeld; de muzikant had maar een klein repertoire. Door de drank aangewakkerd begonnen sommigen te zingen. De stemming steeg snel. Op een goed moment was een groot deel van het volk aan het zingen. Liedjes over liefde en dood, over geluk en wijsheid dreunden door het dorp, hoewel in de daagse werkelijkheid veel van deze gevoelens aan de vereelte zielen van de zangers voorbijgingen. Veel van deze mensen waren te hard. Hun hart was te klein of te zeer gesleten. Ze konden het zachte in zichzelf niet herkennen. Ze zongen de woorden zonder er de betekenis van aan te voelen. Zoals de meeste dingen die ze in hun leven deden alleen maar voortkwamen uit plicht of gewoonte.
Kaffa raakte zo onder de indruk van de muziek dat hij opsprong en onder de meidoorn danste. Hij hoorde niet wat de anderen zongen. Hij zong voor zichzelf. Over de dingen die hem bezighielden. Het donker. De kinderen Azurri. Angela, die bij hem was. De muziek. De rennende honden, ver weg langs de bosrand. De damp van de rivier die tot hier alles bewasemde. De cafémeid. Het trillen van zijn lijf. Over alles wat in hem opkwam, zong hij. Wat ontzettend mooi en soms huiveringwekkend was. Want ook over de jongen zong hij. Over de dood en de verlatenheid van het kind dat daar koud en stijf in de kerk was achtergelaten. Als geen ander begreep Kaffa de eenzaamheid van de jongen, die nu bij niemand meer hoorde. Het zingen van de anderen verstomde. De mensen raakten geboeid door de trance van de gek, die door woorden bezeten leek. Uit het café liepen ze naar buiten om hem te zien. Allen luisterden naar hem. De muziek speelde alleen voor hem. Zelfs de grootste kinkels leken iets te begrijpen van de verborgen krachten die in Kaffa leefden. Die hem op een ander plan tilden, ver boven hen uit. Waar zij niet bij konden omdat ze geen weet hadden van het bestaan ervan in zichzelf. Kaffa voelde een merkwaardige roes in zich opkomen. Alles wat er op deze dag was gebeurd, leek hem nu niet meer zo gewichtig. Dát telde. Dát was geluk.
Ton van Reen: Landverbeuren (71)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van
In juni en juli 2016 speelt Toneelgroep De Appel de Decamerone (1353) van Giovanni Boccaccio. De Decamerone is een verzameling van honderd verhalen over liefde, list, lust en bedrog. In 2013 bracht Arie de Mol een aantal van deze prachtige verhalen tot leven in een Limburgse kasteelhoeve. Erik-Ward Geerlings schreef voor deze succesvoorstelling een eigen speelse bewerking van Boccaccio’s meesterwerk. Dit voorjaar zet Arie de Mol, nu samen met de spelers van De Appel, zijn tanden opnieuw in deze tekst.
In de Decamerone ontvluchten tien vrouwen en mannen de stad Florence vanwege een pestepidemie. Tien dagen lang verblijven ze met elkaar in een villa in de heuvels en doden de tijd met eten, drinken, dansen en het vertellen van verhalen. Alle tien vertellen ze iedere dag één verhaal, waarmee ze de dagelijkse ellende proberen te bezweren. Na tien dagen zijn al improviserend honderd verhalen ontstaan. Verhalen over de liefde, het verstand, geluk, leugen en bedrog, de dood, seks en religie. Afhankelijk van wie vertelt zijn de verhalen ondeugend van toon, soms grof en gewelddadig, dan weer hoffelijk en elegant. Ze variëren van alledaagse anekdotes tot merkwaardige en wonderbaarlijke gebeurtenissen. Centrale leidraad in dit liefdeslabyrint is de ongelooflijke vindingrijkheid van de mens om uiteindelijk zijn zin te krijgen. List en leugen spelen een cruciale rol, zowel in de strijd om te overleven als in het spel van de liefde.
Samen met schrijver Erik-Ward Geerlings en dramaturg Mart-Jan Zegers maakte Arie de Mol een eigen toneelbewerking van Boccaccio’s meesterwerk, waarin een selectie uit de honderd verhalen tot leven komt. Het publiek wordt uitgenodigd de drukte van de stad achter zich te laten en zich in het Appeltheater een avond lang te laven aan eten, drinken en prachtige verhalen. Er zijn verschillende routes die u door het theater kunt volgen, elk met verrassende plekken waar u kunt genieten van steeds weer een ander mooi verhaal.
Giovanni Boccaccio was een Italiaans dichter en geleerde die in 1313 werd geboren in Florence. Decamerone betekent letterlijk: ‘het boek der tien dagen’. Boccaccio schreef deze verhalen in een periode waarin Italië werd geteisterd door oorlogen, hongersnood en epidemieën. De Decamerone gaat zowel over het leven van de aristocratie die zich probeerde af te sluiten voor al deze narigheid, als over het gewone volk dat dat harde bestaan zo goed mogelijk moest zien door te komen.
Op weg naar Decamerone op vrijdag 13 mei wordt een verrassend programma waarbij we alvast een tipje van de sluier oplichten over de nieuwe voorstelling Decamerone. Presentator Michiel van Zuijlen gaat in gesprek met regisseur Arie de Mol, toneelschrijver/bewerker Erik-Ward Geerlings en gast René van Stipriaan.
René van Stipriaan is literair-historicus en met name deskundig op het gebied van de Italiaanse Renaissance en in het bijzonder van het boek Decamerone. Verder lezen of spelen de acteurs scènes uit de voorstelling Decamerone.
Tijdens de speelperiode van Decamerone organiseert De Appel een uitgebreid programma met o.a. elke zaterdagmiddag een workshop, elke vrijdagavond Italiaanse Nacht (drank, dans en muziek) na afloop van de voorstelling. Dinsdag 21 juni organiseert De Appel Decamerone Nu, een avond waar migranten mooie verhalen uit hun land van herkomst vertellen. Alle informatie over deze programma’s leest u binnenkort op deze website.
Eten in het Appeltheater: Voorafgaand aan Decamerone kunt u geheel in de stijl van de voorstelling om 18.00 uur aan lange tafels een Italiaanse maaltijd gebruiken (niet op zondag). Het Appeltheater serveert een voorgerecht, hoofdgerecht en een nagerecht voor € 20,- per persoon. Er is ook een vegetarische variant. Het is niet mogelijk om een aparte tafel voor uw gezelschap te reserveren. Het eten is te bestellen via deze website of via de Appelkassa (tel. 070 3502200, dinsdag t/m vrijdag van 13.00 tot 17.00 uur).
Decamerone van Giovanni Boccaccio
bewerking Erik-Ward Geerlings
regie Arie de Mol
spel Marguerite de Brauw, Isabella Chapel, Lore Dijkman, David Geysen, Geert de Jong, Judith Linssen, Hugo Maerten, Bob Schwarze, Martijn van der Veen, Sjoerd Vrins, Iwan Walhain en Jessie Wilms
speelperiode woensdag 1 juni t/m zondag 3 juli 2016
aanvang 19.30 uur en zondag 14.30 uur, Appeltheater
Toneelgroep De Appel staat o.a. voor bijzondere en groot gemonteerde theaterproducties. Het gezelschap is wat betreft artistieke uitstraling en publieksbereik niet weg te denken uit het Nederlandse theaterlandschap.
De meeste voorstellingen worden gespeeld in het eigen Appeltheater. Een uniek gebouw waar het publiek steeds wordt verrast en zich in een andere omgeving waant. Het hart van het gezelschap wordt gevormd door het spelersensemble, onder leiding van Arie de Mol, waarin alle generaties zijn vertegenwoordigd.
Binnen het Nederlands toneel is een hecht ensemble een zeldzaam verschijnsel geworden. Voor De Appel is het ensemble essentieel. Dat betekent dat ook in de repertoirekeuze rekening wordt gehouden met een optimale bezetting vanuit het eigen ensemble. Natuurlijk worden er bij vrijwel iedere productie ook gastacteurs aangetrokken.
Toneelgroep De Appel/Appeltheater
Duinstraat 6 2584 AZ Den Haag tel. 070 3523344 (kantoor) tel. 0703502200 (kassa) algemeen@toneelgroepdeappel.nl
# Meer info voorstellingen, speellijst en kaartverkoop via website TONEELGROEPDEAPPEL
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, Art & Literature News, Giovanni Boccaccio, THEATRE
Laatste kans: bezoek de tentoonstelling Franciscus
Al meer dan 30.000 bezoekers
Nog tot en met 5 juni 2016 is de tentoonstelling over een van de beroemdste heiligen ter wereld, Franciscus van Assisi, te zien in Museum Catharijneconvent. In de maanden maart en april inspireerde de tentoonstelling al meer dan 30.000 bezoekers. De tentoonstelling geeft aan de hand van prachtige kunstwerken van beroemde kunstenaars antwoord op vragen als: Wie was Franciscus van Assisi en hoe gingen kunstenaars met Franciscus’ gedachtegoed om? Kunsthistoricus prof. dr. Henk van Os is gastconservator. Op meeslepende wijze neemt hij de bezoeker mee door zijn afscheidstentoonstelling als universiteitshoogleraar.
Een bijzondere natuurliefhebber, een mysticus, een man met overweldigend charisma, een wonderdoener, een gevierd prediker voor wie zelfs de vogels uit de bomen kwamen, een man met een enorm inlevingsvermogen in anderen. De vele gestalten van Franciscus (1181/1182-1226) spreken tot de verbeelding van grote kunstenaars van de dertiende tot en met de twintigste eeuw. Kunstwerken van onder anderen Taddeo di Bartolo, Fra Angelico, Ludovico Carracci, Bernardo Strozzi, Rembrandt en Escher roepen verstilling en een mystieke sfeer op. Samen geven ze een indrukwekkend overzicht van de verbeelding van Franciscus door de eeuwen heen.
Extra aandacht is in de tentoonstelling besteed aan de relatie tussen Franciscus en de natuur en het verband tussen de heilige en dierendag. Nog altijd bezoeken jaarlijks enkele miljoenen mensen de kerk in Assisi waar het lichaam van Franciscus begraven ligt. Aan de hand van persoonlijke verhalen wordt duidelijk dat Franciscus voor velen nog steeds een inspiratiebron is. Ook komt de religieuze navolging van Franciscus aan bod.
Publicatie: Bij de tentoonstelling verschijnt een rijk geïllustreerde publicatie. In dit boek zijn nieuwe inzichten over Franciscus samengebracht vanuit diverse disciplines. Specialisten van verschillende vakgebieden nemen de lezer mee op een tijdreis door de kunstgeschiedenis: van de vroegste kunstwerken waarop Franciscus is afgebeeld tot aan zijn verbeelding in de moderne kunst, van Giotto tot Fra Angelico, van Carracci tot Rubens, Rembrandt en Escher. In het boek is uitgebreid aandacht voor de bronnen over Franciscus’ leven en hoe mensen in latere tijden omgingen met zijn gedachtegoed.
Henk van Os e.a.: Franciscus van Assisi
‘Franciscus van Assisi werkte als geen ander op de verbeelding. Geen heilige heeft ooit zo’n rage in de beeldende kunst losgemaakt,’ aldus kunsthistoricus Henk van Os. Hij is gefascineerd door Franciscus, zijn weergave in de beeldende kunst, levenswijze en gedachtegoed.
Illustraties: 150 afbeeldingen in kleur
ISBN: 9789462581289
Taal: Nederlands,
Uitvoering: Gebonden
Aantal pagina’s 208
In samenwerking met Museum Catharijneconvent
Jaar 2016, € 24,95
In Franciscus van Assisi zijn nieuwe gezichten over Franciscus (1181/1182-1226) samengebracht. De artikelen zijn toegankelijk geschreven en rijk geïllustreerd. Specialisten uit allerlei vakgebieden nemen de lezer mee naar het Italië van Franciscus en de bronnen over zijn leven, en vertellen hoe men in later tijden omging met zijn gedachtegoed.
De lezer gaat in Franciscus van Assisi mee op een tijdreis door de kunstgeschiedenis: van de vroegste kunstwerken waarop Franciscus is afgebeeld tot aan zijn verbeelding in de moderne kunst, van Giotto tot Escher. Het grote inleidende artikel geeft voor het eerst een overzicht van de kunsthistorische ontwikkeling van Franciscus van dertiende eeuw tot nu.
Franciscus. Met het verhaal van Henk van Os
t/m 5 juni 2016
Museum Catharijneconvent
Lange Nieuwstraat 38
3512 PH Utrecht
Bel: 030 231 38 35
info@catharijneconvent.nl
Dinsdag t/m vrijdag
10.00 tot 17.00 uur
# Meer info op website MUSEUM CATHARIJNECONVENT
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, DICTIONARY OF IDEAS, FDM Art Gallery, MONTAIGNE
Jacob Ramesz stond in het deurgat van zijn huis en kauwde brood. Waar had hij dat vandaan gehaald? Was hij door de achtertuintjes de schuur van de bakkerij binnengedrongen? Of had de slagersvrouw hem brood en worst gebracht? Dat deed ze wel vaker als ze wist dat de vlooientemmer en zijn vrouw niets te eten hadden. Altijd in het geniep, omdat de slager zelf er niets over te weten mocht komen. Die zou zijn worsten liever aan de honden voeren dan ze aan Ramesz geven.
Jacob, die anders zelden of nooit uit huis kwam, liep omzichtig een eindje naar het café. Weifelde. Draaide zich om en sloop terug naar zijn deurgat. Hij wilde de kroeg in gaan, was echter bang dat ze hem eruit zouden gooien zo gauw hij een poot binnen zou zetten. Iedereen wist dat hij geen cent had. Jacob verrekte van de dorst, vooral na de smaak van het brood in zijn mond. Hij ergerde zich aan zijn lot, dat hem op zijn ouwe dag niet meer had gelaten dan zijn afgetakelde wijf en een hoop chagrijn. In het donker zag het plein er onwezenlijk uit. Zonder kraaien. Zonder kinderen in de pompbak. Wel nog het verlaten bed van de jongen. De timmerman, die in de kroeg stond te drinken, had vergeten het bed binnen te halen. Hij vond het ook niet meer nodig. De jongen was er toch niet meer en de rest was hem een rotzorg. De man keek zijn ogen scheel op het lijf van de cafémeid. Hij kon zich nog steeds voor zijn hersens slaan, omdat hij vanochtend zo bruut tegen haar was opgetreden. Hij hield zich voor dat hij haar, als hij wat voorzichtiger te werk was gegaan, te pakken had gekregen en pompaf had genaaid. De geuren van het land hielden heel Solde in hun greep. De geluiden van buiten het dorp drongen tot op het plein door. Ver weg het blaffen van wilde honden die langs de bosrand renden. Soms het geheimzinnige lawaai in de sloten. Padden en andere koudbloedige dieren die met hun kwaakstemmen tegen elkaar tekeergingen. Nu de rust zo intens was, leken de mensen wat nader tot elkaar te komen, alsof ze wat intiemer met elkaar werden.
Het halfdonker vervaagde de afstand die er altijd tussen hen was en sleep de scherpe kanten van hun gezichten. Voelbaar was de beslotenheid van mensen die binnen elkaars bereik waren. Die elkaar kenden maar elkaar ook snel konden vergeten. Wie zou er nog aan het kind denken dat eigenlijk pas een paar uur dood was? Dat nu in zijn eentje op het koor van de kerk stond. Verlaten in die grote lege ruimte. Waar om deze tijd niet eens pastoor Joachim Andrade aanwezig was omdat de man, door miswijn beneveld, in de sacristie zijn roes lag uit te slapen. Een jongen, nog een kind weliswaar, maar van was en met dichtgedrukte ogen. En kotsmisselijk van de weeë wierooklucht en de stank van gedoofde kaarsen. Met alleen God in de buurt, wiens adem zo kil was, en de starende blikken van een leger heiligen die er bij het zwakke schijnsel van de godslamp dreigend uitzagen.
Céleste miste de jongen. Ze dacht steeds aan hem terwijl ze bier tapte, jenever schonk en wijnflessen opentrok. Ze handelde automatisch. Zag nog nauwelijks iets van de ogen van de kerels rond de bar die door haar kleren heen leken te kijken, alsof ze allemaal aan haar lijf wilden komen. Hoorde helemaal niets meer van hun stemmen, niets van hun geile taal die steeds indringender werd nu ze er niet meer op reageerde. Ze zag alleen de jongen. Overal. Zijn ogen. Zijn gezicht dat af en toe in de rook aan de bar opdoemde. Hoorde zijn stem door het geroezemoes heen. Zijn wilde gillen toen de in doodsnood verkerende kat op zijn bed sprong om bij hem veiligheid te zoeken. Ze voelde zich steeds vreemder op haar plaats achter de bar. Voor zijn vader, die nu al strontlazarus vanuit zijn vaste hoek naar haar zat te loeren, en ook voor al die andere mannen was de jongen vreemd gebleven. Een klein warhoofd, dat anders was dan de rest. Hoe klein hij ook nog was, lang voor zijn dood was hij al ingedeeld bij de nuttelozen van Solde. De magere vlooientemmer en zijn wijfje. De messpeler Kaffa. De waarzegger Elysee. Een groepje mensen dat door de dorpelingen aan de rand van de samenleving werd geplaatst omdat ze niet binnen hun hokjes pasten. Een beetje vreemd was de jongen geweest omdat hij beter met dieren had kunnen praten dan met mensen. Hij voelde de dieren in hun eigen werkelijkheid aan. Kende hun behoefte aan geborgenheid en vertrouwen.
Ton van Reen: Landverbeuren (70)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van
Tot en met 19 juni 2016 is in het Van Gogh Museum: Lichte zeden te zien, een tentoonstelling in samenwerking met Musée d’Orsay over de verbeelding van prostitutie in de Franse kunst in de periode 1850-1910. Het is voor het eerst dat dit onderwerp in een grote tentoonstelling voor het voetlicht wordt gebracht. Na de succesvolle etappe in Musée d’Orsay in Parijs, die onder de titel Splendeurs et Misères bijna 420.000 bezoekers trok, toont Lichte zeden in het Van Gogh Museum in Amsterdam hoe het thema prostitutie uiteenlopende kunstenaars bezighield. Ruim 100 schilderijen en werken op papier van meer dan 40 verschillende kunstenaars zijn te bewonderen, waaronder grote namen als Van Gogh, Degas, Toulouse-Lautrec en Picasso. De bruiklenen zijn afkomstig uit internationale musea en privécollecties, het overgrote deel van de werken is nooit eerder in Nederland getoond. Ook curieuze historische objecten zijn te zien, zoals politieregisters, pornografische foto’s, een 19de-eeuws pronkbed én het zweepje van een beroemde courtisane. Lezingen, workshops en de spraakmakende Vrijdagavonden in het museum (Vincent op Vrijdag) zorgen voor een spannend randprogramma.
Kop van een prostituee. Antwerpen, december 1885 Vincent van Gogh (1853 – 1890), olieverf op doek, 35.2 cm x 24.4 cm. Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Prostitutie was in de tweede helft van de 19de eeuw een favoriet onderwerp in de beeldende kunst. Geïnspireerd door Baudelaires oproep dat kunst het moderne leven moest weergeven, verbeeldden kunstenaars prostitutie als aspect van het eigentijdse stadsleven in Parijs. Ze schilderden tippelende vrouwen op de boulevards, rijke courtisanes in hun salon en afgeleefde prostituees in het bordeel. Het thema was actueel door de talrijke maatschappelijke discussies over de gevaren van prostitutie en de voor- en nadelen van regulering. Lichte zeden. Prostitutie in de Franse kunst, 1850-1910 laat zien wat kunstenaars tussen het Tweede Keizerrijk en de belle époque aantrok in dit complexe en gevoelige onderwerp. De expositie toont de wereld van de Parijse prostituees, vastgelegd door verschillende schilders en tekenaars: een wereld van contrasten, van luxe, make-up en glamour, maar ook van armoede, ziekte en ellende.
Uniek en voor het eerst in Nederland: Het is de eerste keer dat het thema prostitutie in een tentoonstelling zo uitgebreid wordt belicht. Lichte zeden. Prostitutie in de Franse kunst, 1850-1910 bevat meer dan 150 objecten, waaronder ruim 100 schilderijen, werken op papier, sculptuur en toegepaste kunst. Daaronder bevinden zich imposante en beroemde topstukken van grote namen als Édouard Manet, Edgar Degas, Henri de Toulouse-Lautrec, Pablo Picasso, Kees van Dongen, František Kupka en Vincent van Gogh, maar ook werken van minder bekende kunstenaars, zoals Louis Anquetin, Henri Gervex, Jean Béraud, Félicien Rops en Auguste Chabaud.
Beeldende kunst van hoog niveau wordt in Lichte zeden aangevuld met foto’s, boeken, tijdschriftillustraties en intrigerende en curieuze objecten zoals pornografisch fotomateriaal, een politieregister met foto’s van veroordeelde prostituees, een verguld en gedecoreerd pronkbed en het zweepje van de beroemde courtisane Valtesse de la Bigne. De bezoeker van de tentoonstelling wordt meegevoerd van de danszalen en cafés waar vrouwen hun klanten oppikten tot de gesloten wereld van de bordelen en de gevangenis waar illegale prostituees en vrouwen met geslachtsziektes werden opgesloten.
Lichte zeden. Prostitutie in de Franse kunst, 1850-1910 is vormgegeven door Clement & Sanôu, een Amsterdams vormgeversduo dat bekend is om zijn kostuum-, licht- en decorontwerpen voor opera, ballet en theater, zoals recent Mata Hari van Het Nationale Ballet.
Onzekerheid en dubbelzinnigheid: Lichte zeden is thematisch ingedeeld in vier hoofdstukken. De tentoonstelling begint met Onzekerheid en dubbelzinnigheid, waarin te zien is hoe schilders prostitutie in de openbare ruimte verbeeldden. Prostitutie was in Frankrijk vanaf het begin van de 19de eeuw gelegaliseerd. Men beschouwde het als een noodzakelijk kwaad, dat gecontroleerd en zoveel mogelijk afgeschermd moest worden om de goede zeden te beschermen en de verspreiding van geslachtsziekten tegen te gaan. Prostitutie was op straat alleen ’s avonds toegestaan (vanaf het aansteken van de gaslantaarns, l’heure du gaz) voor bij de politie geregistreerde prostituees, maar er werkten ook veel vrouwen clandestien. Op straat en in uitgaansgelegenheden was het onderscheid tussen een prostituee en een fatsoenlijke vrouw niet altijd direct duidelijk. Kunstenaars verwerkten subtiele verwijzingen naar deze ambiguïteit in hun schilderijen, zoals kleuren, houding, blikken of de interactie tussen de figuren.
Pracht en praal van de courtisanes: Het hoofdstuk Pracht en praal van de courtisanes toont werken waarop courtisanes zijn afgebeeld. Deze dure gezelschapsdames en sterren van de haute prostitution begonnen hun carrière vaak op de planken of als ‘gewone’ prostituee. Opgeklommen door het bed te delen met rijke mannen en politici, genoten zij een zekere status en pronkten met hun maatschappelijk succes door zich te laten portretteren in schilderijen, sculpturen of foto’s, die ze wijd en zijd verspreidden. De flamboyante courtisane werd aanbeden in het theater, geobserveerd door de pers en was zelfs een trendsetter in de mode. Een van de bekendste courtisanes was La Païva (1819-1884), die, geboren als Thérèse Lachmann in een arme Joodse familie in Moskou, naar Parijs trok waar zij zich opwerkte tot de meest succesvolle courtisane van de 19de eeuw. Befaamd waren de extravagante feesten en diners die zij voor de Parijse beau monde gaf en waar politici, adellijke heren en schrijvers als Gustave Flaubert en Emile Zola vaste gasten waren. Enkele meubels uit haar huis zijn in Lichte zeden te zien. Ook is er een 19de-eeuws verguld bed – gedecoreerd met een schildering van Leda en de zwaan en gebeeldhouwde engeltjes – dat waarschijnlijk in het bezit was van een courtisane of afkomstig is uit een van de vele bordelen in Parijs.
In het bordeel: van afwachten tot verleiden: Het volgende hoofdstuk in de tentoonstelling is In het bordeel: van afwachten tot verleiden, waarin de verborgen wereld van het bordeel wordt getoond – een dankbaar onderwerp voor kunstenaars op zoek naar moderne onderwerpen. Het bood hun de gelegenheid te experimenteren met een nieuwe, onconventionele weergave van het vrouwelijk naakt en te verbeelden wat zich afspeelde achter die gesloten deuren: het spel van afwachten tot verleiden, maar ook het dagelijks leven van de prostituees. Kunstenaars schilderden het eeuwige wachten op klanten, maar ook intieme, huiselijke scènes met de vrouwen in gesprek, aan de maaltijd of bij het wassen en aankleden, soms in het gezelschap van een klant.
Uitspattingen in kleur en vorm: Het laatste hoofdstuk ten slotte, Uitspattingen in kleur en vorm, belicht de moderne tijd vanaf de vorige eeuwwisseling tot 1910. Prostitutie is dan een vast thema geworden van de avant-garde. Het wordt niet meer verhuld maar expliciet in beeld gebracht, soms op karikaturale af, waarbij niet meer zozeer gaat om het onderwerp, maar om kleur, vorm en expressiviteit. De prostituee werd door deze nieuwe generatie schilders vooral afgebeeld als solitaire figuur, zonder de context van het bordeel. Sommigen vonden in de Parijse prostituee een aantrekkelijk onderwerp voor kleurrijke doeken van sensuele, losbandige vrouwen, anderen verbeeldden haar juist op een rauwe manier, als gevangene in een duistere wereld.
Prenten-Prostitutie-Privacy: Gelijktijdig met Lichte zeden wordt in het Prentenkabinet van de tentoonstellingsvleugel van het Van Gogh Museum een selectie 19de-eeuwse prenten getoond onder de titel Prenten-Prostitutie-Privacy. Deze intieme kunstwerkjes, zelfstandig of als illustratie van erotische teksten, vertrouwen de kijker als het ware op fluistertoon een geheimpje toe. Vrouwen van lichte zeden werden helemaal of half ontkleed afgebeeld in poses en situaties, die varieerden van suggestief tot expliciet seksueel. De prenten, gedrukt in kleine oplages, waren bedoeld voor een besloten kring van kunstenaars, uitgevers, handelaren en verzamelaars, die behoorden tot de decadente subcultuur binnen de Parijse hogere kringen. Zij bewaarden de losse prenten in mappen en bekeken ze in de beslotenheid van de eigen werkkamer of in de galerie. Erotiek werd gezien als een natuurlijke uiting van ‘de Franse geest’, zolang deze maar artistiek werd gebracht. Werken met een sensuele inhoud konden zo worden weggehouden van de overheidscensuur en andere moraalridders.
Nieuwe aanwinst: In de presentatie Prenten-Prostitutie-Privacy wordt ook een bijzondere nieuwe aanwinst van het Van Gogh Museum gepresenteerd: Het toilet, lezen na het bad, 1879-1883 van Edgar Degas (1834 – 1917). Degas maakte zijn erotische monotypieën (unieke afdrukken) van prostituees in de eerste plaats voor zichzelf. Hij smeerde een glasplaat volledig in met zwarte inkt en kraste en veegde tot de naakten uit het duister tevoorschijn kwamen. De tientallen ‘zwarte’ prenten werden pas na zijn dood ontdekt in zijn atelier. Het toilet, lezen na het bad is aangekocht met steun van de BankGiro Loterij, het Mondriaan Fonds en de Vereniging Rembrandt.
Catalogus: Bij de tentoonstelling verschijnt het rijk geïllustreerde boek Lichte zeden. Prostitutie in de Franse kunst, 1850-1910 (ook verkrijgbaar in een Engelse editie), Van Gogh Museum / Musée d’Orsay, 192 pagina’s, €19,95. Daarnaast is ook de Engelstalige catalogus Splendours and Miseries: Images of Prostitution in France, 1850-1910, Musée d’Orsay / Flammarion beschikbaar, 308 pagina’s, €45.
(Voor vrijdagavondprogramma & lezingenprogramma raadpleeg de website)
Tentoonstelling: Lichte Zeden
T/m 19 juni 2016
Van Gogh Museum
Museumplein 6, Amsterdam
Dagelijks open van 9 tot 18 uur,
op vrijdag tot 22 uur.
# Voor meer informatie en kaartverkoop zie website VAN GOGH MUSEUM
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, Art & Literature News, Émile Zola, Exhibition Archive, Gustave Flaubert, Vincent van Gogh, Vincent van Gogh
Nu het donkerder werd, zag Kaffa dat de loofvuren op de velden helderder oplichtten. Hun schijnsel reikte tot ver over de daken, zodat sommige stukken hemel vaag verlicht leken. Op andere plaatsen moest het donker zelfs voor het licht wijken. Alle kleuren van de dag losten op in vele tinten grijs.
Zelfs de gloed van de geraniums aan de gevels en de klimrozen in de caféhof bleek te zwak tegen het oprukkende grauw. Soms hoorde Kaffa de onverstaanbare vloek van een van de vier oude mannen die stomdronken tussen de struiken lagen, ruikend naar aarde en rottende bladeren. Een enkele maal probeerden ze dichterbij te sluipen, tot tussen de tafels. Dan kwam de kastelein buiten, pakte hen in de kraag en sleepte hen terug tussen de struiken. Hij zou hen het liefst naar huis jagen, omdat hij aan hen toch niets meer kwijt kon. Hij kende ze. Ze waren zo hardleers en eigenwijs als ezels en wilden nooit voor sluitingstijd oprotten. Ze konden trouwens op eigen kracht niet eens thuiskomen. Moesten wachten totdat iemand die huiswaarts ging, zin had om hen mee te nemen. Het kwam vaak voor dat ze de hele nacht in de caféhof lagen. Niemand in het dorp die zich daaraan stoorde. Men was zo gewend geraakt aan het verschijnsel van de vier oude zuiplappen dat geen mens meer op hun gedrag reageerde.
Kaffa zag dat in een van de vertrekken van Chile licht werd opgestoken. Elysee was er dus nog. De waarzegger had zich in zijn kamertje geïnstalleerd en had, liggend in bed, zijn laatste jenever opgezopen. Zo kon hij de pijn verdragen. Hij maakte zich zorgen. De drank was op en geld had hij niet meer. Hij was overgeleverd aan de goedheid van de dorpsbewoners. Als die hem dan maar niet lieten verrekken. Soms kon men tot op het plein zijn krachtige vloeken horen, als een rat over zijn lijf liep, of een horde kakkerlakken tot aan zijn voetzolen oprukte.
Ton van Reen: Landverbeuren (69)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van
400 years
William Shakespeare
English poet, playwright, and actor
Born 1564 Stratford-upon-Avon
Baptised on 26 April 1564
Died on 23 april 1616
Sonnet XVIII
“Shall I compare thee to a summer’s day?”
SHALL I compare thee to a summer’s day?
Thou art more lovely and more temperate:
Rough winds do shake the darling buds of May,
And summer’s lease hath all too short a date:
Sometime too hot the eye of heaven shines,
And often is his gold complexion dimm’d;
And every fair from fair sometime declines,
By chance, or nature’s changing course untrimm’d;
But thy eternal summer shall not fade,
Nor lose possession of that fair thou ow’st,
Nor shall death brag thou wander’st in his shade,
When in eternal lines to time thou grow’st;
So long as men can breathe, or eyes can see,
So long lives this, and this gives life to thee.
William Shakespeare
# More information on website SHAKESPEARE 400
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Lovers, Art & Literature News, Literary Events, Shakespeare, William
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature