In this category:

Or see the index

All categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. NATIVE AMERICAN LIBRARY
  15. PRESS & PUBLISHING
  16. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  17. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  18. STREET POETRY
  19. THEATRE
  20. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  21. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  22. WAR & PEACE
  23. WESTERN FICTION & NON-FICTION
  24. ·




  1. Subscribe to new material: RSS

BOOKS

«« Previous page · Joep Eijkens: Achter glas in Arnhem · Ton van Reen: De gevangene X · J.-K. Huysmans à Tilburg by Jef van Kempen translated by Jan Landuydt · Marcel Proust: Dordrecht · Ton van Reen: De gevangene IX · Lezing Ton van Reen over zijn nieuwste roman De Lichtverkoper · Ton van Reen: De gevangene VIII · 16e editie Boeken Rond Het Paleis Tilburg op zondag 25 augustus · Marcel Proust: Petit pastiche de Mme de Noailles · Ton van Reen: De gevangene VII · G.K. Chesterton Poetry · Frank Wedekind: Der Gefangene

»» there is more...

Joep Eijkens: Achter glas in Arnhem

P2000298a

P2000300a

P2000302a

P2000303a

P2000306a

Achter glas in Arnhem

Antiquariaten zijn steeds dunner gezaaid, ook in een stad als Arnhem. Aan de Nieuwstad heb je nog antiquariaat Van Hoorn zitten. Ik ben er vroeger vrij vaak geweest, net zoals in de andere vestiging van de firma, in Nijmegen. De laatste keer dat ik er was, liep er één andere klant rond.

Het wordt steeds moeilijker om het hoofd boven water te houden in de tweedehandsboekenbranche. Bij Van Hoorn wedden ze op twee paarden, je kunt er ook terecht voor schilderijen en prenten. Hoe lang houden ze het nog vol, denk ik als ik al die tientallen meters boeken zie waarvan het grootste deel vermoedelijk nooit meer een koper zal vinden.

Zelf hoop ik dat Van Hoorn het redt, want de zaak heeft sfeer en het zoeken op zichzelf geeft me al plezier. Laat ik eraan toevoegen dat het geluk me deze keer wel gezind was. Want een half uurtje later verliet ik het Arnhemse antiquariaat met een heel betaalbaar exemplaar van ‘Achter glas’, het meesterwerk van Joan van der Keuken en Remco Campert uit 1957.

Joep Eijkens

P2000307a

P2000309a

P2000311a

P2000314a

fleursdumal.nl magazine

More in: - Bookstores, Joep Eijkens Photos


Ton van Reen: De gevangene X

degevangeneXXXa

Ton van Reen

DE GEVANGENE  X

De asman, de man zonder rechterarm en meneer Pesche

Terwijl meneer Pesche de straat uit liep, voelde hij dat de ogen van de asman in zijn rug priemden. Meneer Pesche gaat eten, dacht de asman.

De asman kende de gewoonten van alle mensen uit de Libertystraat. Leo kende hij het best. Leo zat al twintig jaar de straat in te staren. Zelf zat de asman ook al meer dan twintig jaar op het asvat van de familie F. Leo had hij zien komen. Hij kon zich als de dag van gisteren herinneren dat Leo voor het eerst achter de ruit zat, de straat inkeek en dat ze elkaar voor het eerst met hun ogen ontmoetten. De asman had gedacht: we zullen eens zien wie het ‘t langst uit zal houden, hij of ik.

De asman kende de straat vanbuiten. Elke steen. Elke richel. Elke verandering, hoe klein ook, kon hem opwinden. Er veranderde weinig in de Libertystraat, en daardoor wond de asman zich niet dikwijls op. In de Libertystraat stond de tijd stil. Omdat er nooit iets gebeurde, nam de asman aan dat er in de wereld achter de Libertystraat ook nooit iets gebeurde waarover hij zich druk zou moeten maken.

De asman wist niet wat het beste was, wonen in de straat of wonen in een huis. Soms zou hij willen dat er een grote, trage hand zou komen met vingers ter grootte van drie à vier meter. Dat die hand alles overhoop zou trekken. Dat er geen huis meer overeind zou blijven. Dat al degenen die in de huizen woonden, in de straat zouden moeten wonen op een asvat. Hij wist wel dat het een droom van hem was. Hij dacht dat zijn dromen allemaal uitkwamen. Hij wist zeker dat die grote, ijzeren hand eens zou komen en alle huizen overhoop zou trekken. Dat alle mensen in de straat zouden gaan zitten huilen om het verlies. Alsof verlies erg was. Ze beseften niet dat ze ééns alles zouden verliezen. Dat ze zelf ook verloren zouden raken. Wat zou dat dan nog! Van wat nu was, bleef in de verre toekomst nooit iets over. Van de Libertystraat zou over hooguit honderd jaar geen steen meer op de andere staan. Zou de droom van de asman niet uitkomen, dan zou de tand des tijds zijn weg wel vinden en alles wegvreten. Zoals een konijn een slablad vreet.

Het wonen in de Libertystraat kon de asman wel volhouden. Meer dan ademen en denken deed hij niet. Eigenlijk was de asman een asceet. Dat wist hij ook wel, alleen kende hij het woord niet. Hij meende dat het zijn grootste geluk was om een asvat onder zijn gat te voelen.

Zojuist had hij het asvat blinkend gepoetst. Alsof dat zo hoorde. Alsof iemand hem dat had gevraagd. Niemand van de familie F. durfde het asvat nog te gebruiken. De asman bleef dagen aan een stuk op het asvat zitten. Net de gek uit een vreemd verhaal. Misschien was de asman net zo gek als de kerels die de taal spraken van de kinderen en de dieren. Niemand had hem ooit gevraagd om dag en nacht op het asvat van de familie F. te gaan zitten en erop te letten dat alle vuilnisbakken in de straat netjes in het gelid stonden zodat de mannen van de vuilnisdienst meenden dat ze een parade van soldaten in plaats van vuilnisbakken inspecteerden. In plaats van ze te legen. Alsof een leger asvaten netjes zou kunnen salueren voor de bestuurder van een vuilniswagen.

(wordt vervolgd)

fleursdumal.nl magazine

More in: - De gevangene


J.-K. Huysmans à Tilburg by Jef van Kempen translated by Jan Landuydt

vankempen2

J.-K. Huysmans à Tilburg

Jef van Kempen

Translated from the Dutch and anotated by Jan Landuydt

[Mechelen / Paris] 2013

A translation into French of a biographical study of Huysmans by Jef Van Kempen. It was first published in the review, Tilburg. Tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur, in 1988.

The study traces some of Huysmans’ Tilburg ancestors before giving an account of his relationship with his uncle, Constantijn. It details how Huysmans’ controversial work as a writer was viewed by his relatives and how it eventually led to his being effectively cut out of his uncle’s will.

 

JEF VAN KEMPEN

J.-K. Huysmans à Tilburg (1)

Traduit du néerlandais et annoté par Jan Landuydt

« A propos, ton nom en hollandais est Joris-Karel Huijsmans. Tu as écrit de l’allemand (2) ». C’est par cette remarque que Constantijn Huijsmans conclut sa lettre (3) du 26 décembre 1874 à son neveu (4) français Charles-Marie-Georges Huysmans, fils de son frère Victor, décédé. La raison de la lettre est le début littéraire de son neveu, le recueil de poèmes en prose Le Drageoir à épices, qui vient de paraître en octobre de la même année. La remarque de Constantijn Huijsmans concerne le nom de plume par lequel son neveu, pour mettre en évidence ses origines hollandaises, a par méprise signé son premier livre : Jorris-Karl Huÿsmans. L’auteur corrige ultérieurement son premier prénom (« Jorris » n’existe dans aucune langue), mais non le deuxième. Sous le nom de Joris-Karl Huysmans (5), il va jouer un rôle important dans la littérature française de la fin du dix-neuvième siècle et du début du vingtième. . . . . . . . . . . .

# read more on website www.huysmans.org

fleursdumal.nl magazine for art & literature

More in: Huysmans, Joris-Karl, J.-K. Huysmans, Jef van Kempen, Kempen, Jef van


Marcel Proust: Dordrecht

Marcel Proust

(1871-1922)

Dordrecht

Ton ciel toujours un peu
bleu
Le matin souvent un peu
pleut

Dordrecht endroit si beau
Tombeau
De mes illusions chéries

Quand j’essaye à dessiner
Tes canaux, tes toits, ton clocher
Je me sens comme aimer
Des patries

Mais le soleil et les cloches
Ont bien vite resséché
Pour la grand-messe et les brioches
Ton luisant clocher

Ton ciel bleu
Souvent pleut
Mais dessous toujours un peu
Reste bleu.

 

Marcel Proust poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Marcel Proust, Proust, Marcel


Ton van Reen: De gevangene IX

degevangeneXXXa

Ton van Reen

DE GEVANGENE  IX

`Señorita’, zei de Spanjaard. Het leek erop alsof hij zou gaan grienen. Ze wees naar de lucht, zei hem dat het genoeg zou regenen in de nacht. Hij lachte.

Later vertelde hij dat hij met haar wilde trouwen. Hij stak zijn vuisten uit naar hotel Eden. Hij wilde met haar wegvluchten naar Spanje. Het zou daar beter zijn voor het soort mensen dat zij waren. Ze geloofde het niet. En toen hij bezwoer dat hij altijd van haar zou blijven houden, begreep ze niet waarom hij haar dan eerst had moeten naaien. Dat zei ze hem. Ze liet hem beloven nooit meer bij haar terug te komen. Daar had ze spijt van. Spanjaarden houden hun woord. Op klaarlichte dag zou ze hem willen zien, wanneer het beest uit hem weg was. God weet, misschien had hij gezopen. Toch had ze geen drank aan hem geroken. Alleen urine. De meeste Spanjaarden waren kinderen. De pis van een kind stonk niet.

Ze trok haar rok aan. Die voelde nat en koud. Het moest toch zomer zijn, meende ze. Ja, was de Spanjaard van gisteravond maar hier. Dan zouden ze in de tram gaan rijden. Nu kwam haar droom weer terug van een tram die oneindig ver reed. Soms kwam er door het rijden een geluid vrij dat leek op huilen. Of een tram kon huilen en of dat ergens goed voor was. Wie zou zich ervoor interesseren? En waarom zou het nodig zijn? Een tram was enkel een bonk aan elkaar gelast ijzer op wielen die over rails liepen en die daar voldoening in moest hebben. Het was of zelfs een tram het anders wilde, zich niet meer kon bevredigen met stroom en rails. Ze stond op het achterbalkonnetje, wist goed dat ze het droomde, keek toch door de achterruit naar buiten. Straks zou ze zich weer voelen of iemand haar met stoten wilde oppompen. Of ze daarna als een ballon door de lucht ging zweven. Alleen om dromen te maken die afgebroken moesten worden. En om verlangens te kweken die ze zou moeten laten vallen. Een tram was een rups met een enorme, lege buik waarin ze goed zou kunnen wonen. Dat werd door sommige mensen dan ook gedaan.

Omdat haar dromen afgebroken moesten worden, streek ze haar rok recht met haar handen. Terwijl ze de trap afliep, spoorde de tram nog steeds door haar hersens als een schizofrene slak met een ijzersmelterij aan boord. Het spoor van ijzer liep uit in een punt tegen het plafond van het huis. Zo leek het huis een trechter om in te wonen.

Over wonen droomde ze ook. In haar kamer had ze een tekening hangen die ze zelf had gemaakt van een huis zoals ze in een huis geloofde. Ze had de tekening nooit aan iemand laten zien. Er was geen mens die het zou begrijpen. Wie droomde net als zij van een huis als een antieke toren van een oud kasteel? Met een trap die door alle kamers liep. Niet omdat het nodig was, maar de beweging van de trap kon het huis inhoud geven en tot rust stemmen. Iedereen die in het huis wilde wonen zou zich verbonden voelen met de ruimten. De trap zou het wezen van het huis zijn. Iedereen zou er een eigen leefruimte hebben. De toren zou midden in het veld moeten staan, zodat ook vogels en andere dieren erin konden wonen.

Iedereen zou een huis moeten bouwen naar eigen inzicht en aangepast aan zijn leefwijze. Het hoefden geen torens te zijn! Als de huizen maar een eigen gezicht hadden. Een huis had leven nodig. Of de mensen dat ooit zouden begrijpen? Ze woonden liever in de Libertystraat. Iedereen in dezelfde kamertjes. Ruiten van dezelfde hoogte, geverfd in dezelfde strontbruine kleur. Ze dacht altijd aan stront als ze de straat in reed. Er was geen stront. Pissebedden waren er genoeg. Die kwamen ook niet af op het propere! De bovenruiten van de huizen waren vetgeel. Of paarden met hun lullen als brandslangen ertegen hadden staan zeiken. Het stonk ook zo. Men probeerde zich te verontschuldigen door te beweren dat het aanslag van het weer was. Dat betwijfelde ze. Het groen roestte door het glas heen, vrat het niet alleen aan, vrat het ook op. Of er kankergezwellen in het glas zaten. Waarschijnlijk waren er al knobbels in het glas toen de ruiten in de sponningen werden gezet. De huizen waren goedkoop gebouwd. Of ze in twintig jaar uitgeleefd moesten zijn. Ze stonden er al meer dan honderd. Dat was tachtig jaar te lang.

Het vervelende van de Libertystraat was dat je nooit kon zien hoe laat het was. Je zag geen verschil tussen ochtend en avond. In andere straten, bijvoorbeeld in de Tolsteeg, kon je de tijd schatten. Je zou er een half uur naast kunnen zitten, niet veel meer. In de Libertystraat had je een horloge nodig. Je wist ook nooit of de zon scheen of dat het elk moment kon gaan regenen.

Vannacht thuisgekomen was ze eerst nog bij Leo binnengegaan. Ze had hem sprookjes verteld.

Dat had ze nooit mogen doen.

(wordt vervolgd)

fleursdumal.nl magazine

More in: - De gevangene


Lezing Ton van Reen over zijn nieuwste roman De Lichtverkoper

lichtverkoper tonvreen

Op zondag 25 augustus vertelt Ton van Reen over zijn nieuwste roman De Lichtverkoper in Herberg De Bongerd te Beesel.

Maastricht in het jaar 1873. De twaalfjarige Casper Marres woont in de Cité Ouvrière, het mensenpakhuis dat grootindustrieel Petrus Regout voor arbeiders van zijn fabrieken heeft laten bouwen, dicht bij hun werk. Hoewel iedereen in het gezin Marres werkt, komen ze toch nauwelijks rond. De schatrijke Regout en de andere fabrieksdirecteuren in Limburg worden in hun liberale overtuigingen gesteund door behoudende geestelijken die de arbeiders leren dat de macht wordt geschonken door God en dat de armen de rijken moeten accepteren.

Het boek De Lichtverkoper is de ontroerende geschiedenis van Caspar en zijn familie, hun vrienden en de arbeiders die langzaam tot het inzicht komen dat ze hun armoede en rechteloosheid niet langer moeten aanvaarden. Het werpt licht op een donker tijdperk in de geschiedenis van de arbeiders, niet alleen in Maastricht, maar overal in Limburg.

Ton van Reen schreef dit boek om stem te geven aan de mensen die het slachtoffer waren van de hebzucht van de kleine groep schatrijke industriëlen die kapitalen verdienden over de ruggen van de arbeiders en hun gezinnen.

Dit boek verscheen eerder als feuilleton in Dagblad De Limburger/Limburgs dagblad en werd enthousiast door de lezers ontvangen.

Herberg De Bongerd, Markt 13, Beesel

Aanvang: 11.00 uur

More in: The talk of the town, Ton van Reen


Ton van Reen: De gevangene VIII

degevangeneXXXa

Ton van Reen

DE GEVANGENE  VIII

Ze stond met het kinderkaartje in de hand, had toch de tram genomen. De conducteur had meewarig naar het groene kinderkaartje gekeken. Hij knipte het toch, zonder wat te zeggen. Hij had haar net zo goed uit de tram kunnen zetten. Hij wist dat ze geen geld bij zich had. Het was zo’n man die iemands gezicht kon lezen. Waarschijnlijk had hij ook een dochter die dingen deed die hij zou moeten begrijpen.

De tram was vuil geweest. In de richeltjes van het hout zat fijn stof dat je er met een mes makkelijk uit zou kunnen peuteren. Daar zou bij de trammaatschappij nooit iemand aan gedacht hebben. De richeltjes hoorden niet in de vloer. Oorspronkelijk was de vloer mooi glad geweest. Die richeltjes waren er gekomen in zomer en winter. Van natte schoenen die sneeuw binnenbrachten, van blote voeten die graag gevoeld zouden hebben dat de vloer koel was.

Er zaten weinig mensen in de tram. Niet één die ze kende. Dat was ook niet nodig. Het waren slaperige mensen. Ze keken er haar op aan dat ze niet slaperig was. Ze dachten natuurlijk: dat meisje gaat naar hotel Eden. Zolang ze in hotel Eden kwam, verried ze zich. Was het haar manier van kijken? Ook al wist ze het, ze kon het niet veranderen.

Ze stapte uit de tram, vlak voor hotel Eden. De mensen knikten elkaar toe met blikken van: `Zie je nu wel, straks loopt ze naakt over het podium van hotel Eden, het zalige hotel voor de zondige feesten.’

De tram reed weg. Een zwarte rups zonder groen. Met lichte ogen en donkere wielen die je over de steentjes hoorde knerpen maar niet kon zien en die eigenlijk vleugels waren, al kon je ze nog zo goed horen lopen. Boven de tram spatte de bliksem van de elektriciteit alsof hij dat voor de lol deed. Misschien was dat ook zo en liet de stroom de tram alleen lopen omdat het een grap was. De kabel die hem van stroom voorzag, hing er alleen om te lachen.

Tussen de rails van de tram liep ze tot midden voor de poort van hotel Eden. Ze zag ergens een hond staan en dacht: jezus, het is weer allemaal hetzelfde. Onder het lopen maakte ze de knopen van haar kleren los, zodat ze die van haar lijf konden trekken, direct bij het binnenkomen. Voor de deur stonden Spaanse gastarbeiders die niet naar binnen mochten. Ze hadden te weinig geld. Ze zeiden dat ze waren gekomen om haar te zien. Toen ze geen asem gaf, hadden ze haar al te grazen. Gillen kon ze niet. Ze wilde het ook niet. Het interesseerde haar niet welke vent aan haar lijf zat, welke erin. Eigenlijk had ze een nieuwe tramkaart moeten hebben. Elke keer als er een Spanjaard was klaargekomen, had ze daar een knipteken in kunnen maken. Ze had nooit geld voor de tram. De conducteurs zagen dat aan haar. Toch waren ze nooit zo goed geweest om haar een rittenkaart te geven.

Nadat alle Spanjaarden waren klaargekomen, liepen ze weg. Een kwam er stiekem terug. Voorzichtig. De anderen mochten het blijkbaar niet zien. Hij hielp haar met aankleden. Ze bleven tussen de struiken liggen. Ze lag met haar hoofd in zijn schoot. Dat was fijn. Al kon ze ruiken dat hij zich slecht waste. Waarschijnlijk kwam hij uit een dorre streek waar ze water nog heilig vonden.

Plotseling hield ze van hem. Daarom keek ze niet naar zijn gezicht. Ze zou bang zijn dat hij het gebruikelijke gezicht van een vent had. Het liefst wilde ze dat zijn gezicht een dikke, vette puist was waar hij door ademde. En waarmee hij sprak. En at. Een puist zou beter zijn dan de kop van een kerel die je naaide en dan liet liggen. Per ongeluk zag ze zijn gezicht. Het was mooi. Het gezicht had de ogen dicht.

(wordt vervolgd)

fleursdumal.nl magazine

More in: - De gevangene


16e editie Boeken Rond Het Paleis Tilburg op zondag 25 augustus

BRHP2002(1)

16e editie Boeken Rond Het Paleis Tilburg

op zondag 25 augustus 2013

+ installatie stadsdichter Jasper Mikkers

+ veel aandacht voor vertalers

Op zondag 25 augustus a.s. wordt voor de zestiende maal de boekenmarkt ‘Boeken rond het Paleis’ gehouden. Van 10.00 tot 17.00 uur kunnen de bezoekers weer hun slag slaan bij hun rondgang langs de meer dan 300 kramen. Leesvoer, te kust en te keur.

De markt belooft zeer levendig te worden, met erg aantrekkelijke koopwaar. Ook dit jaar speelt de BE-Brassband, en zal het carillon tijdens een speciaal concert haar zilveren klanken over de markt en haar bezoekers uitstrooien. Voor de allerjongste bezoekers is er een puzzeltocht uitgezet, waarmee zij een prijsje kunnen winnen. De literair geïnteresseerden kunnen, met Cees van Raak als gids, deelnemen aan een letterkundige wandeling door het centrum van Tilburg.

Zondag 25 augustus is ook de dag waarop Jasper Mikkers door wethouder Frenk officieel tot stadsdichter van Tilburg wordt geïnstalleerd. Dit zal plaatsvinden in het Paleis-Raadhuis. Van 12.00 tot 14.00 uur wordt daar gesproken, voorgedragen en gemusiceerd tijdens een programma dat er globaal als volgt uitziet:

– wethouder Frenk opent met een kort woordje de boekenmarkt 2013

– intermezzo

– wethouder Frenk neemt afscheid van de vorige stadsdichter, Esther Porcelijn

– commissievoorzitter Van Herwijnen leest juryrapport voor

– wethouder Frenk installeert Jasper Mikkers tot stadsdichter

– optreden Paul van Kemenade

– dankwoord Jasper Mikkers

– optreden Frank Starik (2010-2011 stadsdichter Amsterdam)

Het programma zal worden gepresenteerd door Max van den Burg.

boekenrondhetpaleis2013 1 

Op de boekenmarkt wordt dit jaar ook aandacht geschonken aan de vertalers. Ze zijn aanwezig: u kunt ze aanspreken, met ze in discussie gaan, en en passant ook nog een mooi boek scoren!

Boekvertalers uit de kast!

Op de markt rond het Paleis komen behalve veel boeken ook boekvertalers uit de kast. Belangstellenden kunnen met ons een praatje aanknopen over ons mooie vak of in discussie gaan: “Tegenwoordig hebben we toch Google translate, dan zijn er toch geen vertalers meer nodig? En bovendien lees ik liever het origineel.”

Bij de boekvertalerskraam kun je ook kennismaken met Katrien, die enkele misverstanden over het vak aan de kaak stelt, en meespelen met een toepasselijk ‘electro’-spel en een vertalersganzenbord.

Verder kun je unieke boekenleggers scoren, en met een donatie aan een goed doel mag je (zolang de voorraad strekt) als tegenprestatie een vertaald boek meenemen!

Stichting Cools hoopt op veel aanloop en boeiende gesprekken!

Bij de landelijke groep boekvertalers zijn meer dan vierhonderd leden aangesloten, die uiteenlopende genres vertalen, van literatuur tot kookboeken, van thrillers tot kinderboeken, van fantasy tot bouquetreeks en chicklit. De taal waarin of waaruit vertaald wordt is het Nederlands. Engels is de meest voorkomende brontaal, maar ook vertalers uit het Frans, Duits, Italiaans, Portugees, Spaans, Noors, Hongaars en de klassieke talen nemen deel.

De groep treedt onder meer naar buiten met het weblog www.boekvertalers.nl, gericht op iedereen die van boeken houdt en belangstelling heeft voor het vertalersvak.

zondag 25 augustus 2013:  16e editie boeken rond het paleis tilburg

 

fleursdumal.nl magazine

More in: - Book Lovers, Art & Literature News


Marcel Proust: Petit pastiche de Mme de Noailles

Marcel Proust

(1871-1922)


Petit pastiche de Mme de Noailles

Mon coeur sage, fuyez l’odeur des térébinthes,
Voici que le matin frise comme un jet d’eau.
L’air est un écran d’or où des ailes sont peintes ;
Pourquoi partiriez-vous pour Nice ou pour Yeddo ?

Quel besoin avez-vous de la luisante Asie
Des monts de verre bleu qu’Hokusaï dessinait
Quand vous sentez si fort la belle frénésie
D’une averse dorant les toits du Vésinet !

Ah ! partir pour le Pecq, dont le nom semble étrange,
Voir avant de mourir le Mont Valérien
Quand le soigneux couchant se dispose et s’effrange
Entre la Grande Roue et le Puits artésien.

Marcel Proust poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Marcel Proust, Proust, Marcel


Ton van Reen: De gevangene VII

degevangeneXXXa

Ton van Reen

DE GEVANGENE  VII

Eigenlijk haatte ze de asman. Als ze door de Libertystraat liep, dacht ze altijd dat hij daar alleen zat om haar de stuipen op het lijf te jagen. Als ze uit het raam keek en de asman zat niet op het asvat, was ze bang dat hij ergens in huis was. Dan durfde ze haar kamer niet uit. Niet dat ze het erg zou vinden om door hem genaaid te worden! Welk meisje vond dat nog erg? Maar ze was bang dat zijn pik van as zou zijn. Dat hij als een gloeiende kool af zou knappen wanneer hij in haar lijf stak en dat ze hem er niet meer uit zou kunnen krijgen. De gloeiende kool zou haar vagina uitbranden. De asman zou, achter zijn vuile ogen aan, de trap af rennen en met zijn blote achterwerk en bloederige plek waar zijn pik had gezeten over straat rennen. Ze zou bang zijn dat in haar lijf iets zou knappen. Dat er een stuk uit zou springen.

Ze was blij dat ze de asman nog op het asvat zag zitten. Hij hield zijn handen in zijn zak, alsof hij ze daar warm kon houden aan zijn pik. Zou zijn bloedsomloop daar heviger zijn dan op de andere plaatsen van zijn gore lijf? Ze zou wel eens willen weten wanneer hij zich waste. Zou hij daar water bij gebruiken of alleen het vuil van zijn lijf strijken door de huid met zijn handen te masseren, zoals sommige diersoorten dat doen?

Het leek alsof hij veel nadacht. Soms verwachtte ze zelfs dat de woorden en zinnen aan zijn hersens zouden ontsnappen en in een ballon, net als in strips, boven zijn hoofd kwamen te hangen. Dan zou hij nooit meer wat zeggen, alleen af en toe de woorden in de denkzak om zijn hoofd veranderen.

Bij het aankleden trapte ze per ongeluk in het vocht dat op de vloer lag. Moet ik nu gillen? dacht ze. Hoeveel matten ze ook op de vloer legde en hoe dikwijls ze de kamer ook dweilde, het bleef altijd hetzelfde. Het vocht vrat als een grote gele zwam aan de vloerkleden. De twijnen in de stof werden zichtbaar. Net of de ratten aan moderne kunst deden, zich volvraten aan de impressie en de expressie als vuile poep lieten liggen. Ze deed haar beha aan. Haar borsten schoten onder de stof vandaan. Ze wenste dat er een vent in de buurt was die haar borsten wilde vasthouden en tegen haar lijf drukken, anders zou het haakje van de sluiting weer losschieten. Als de vent achter haar zou staan, de armen om haar borst, zou hij haar achterstevoren moeten naaien. Als een vent haar toch eenmaal vast zou hebben, wilde ze alles.

Zou ze zich straks weer moeten uitkleden in hotel Eden? Achter haar rug hingen dan foto’s van de beste klanten boven hun richels in de spaarkas. De spaarders zelf zouden om haar heen staan, haar een handje helpen met uitkleden. Ze voelde hun handen al in haar nek, op haar rug en aan de binnenkant van haar dijen.

Gisteravond was ze genaaid. Onmiddellijk nadat het was gebeurd, probeerde de vent haar kwijt te raken. Gaf haar een tramkaartje. Dacht dat een groen kinderkaartje genoeg voor haar was. Liep weg. Deed soms of hij zich wilde omdraaien. Om haar te laten zien dat hij aan zichzelf twijfelde, maar niet anders kon. Het was erger. Het was alleen zijn bedoeling ervandoor te gaan. Als ze een kind van hem zou krijgen, zou ze het ophangen met de benen omhoog. Omdat de vader een ploert was die alleen klaar wilde komen in een meisje en anders niets.

(wordt vervolgd)

fleursdumal.nl magazine

More in: - De gevangene


G.K. Chesterton Poetry

fdm01

Gilbert Keith Chesterton

(1874-1936)

 

BY THE BABE UNBORN
If trees were tall and grasses short,
As in some crazy tale,
If here and there a sea were blue
Beyond the breaking pale,

If a fixed fire hung in the air
To warm me one day through,
If deep green hair grew on great hills,
I know what I should do.

In dark I lie: dreaming that there
Are great eyes cold or kind,
And twisted streets and silent doors,
And living men behind.

Let storm-clouds come: better an hour,
And leave to weep and fight,
Than all the ages I have ruled
The empires of the night.

I think that if they gave me leave
Within that world to stand,
I would be good through all the day
I spent in fairyland.

They should not hear a word from me
Of selfishness or scorn,
If only I could find the door,
If only I were born.

 

THE DONKEY
When fishes flew and forests walked
And figs grew upon thorn,
Some moment when the moon was blood
Then surely I was born;

With monstrous head and sickening cry
And ears like errant wings,
The devil’s walking parody
On all four-footed things.

The tattered outlaw of the earth,
Of ancient crooked will;
Starve, scourge, deride me: I am dumb,
I keep my secret still.

Fools! For I also had my hour;
One far fierce hour and sweet:
There was a shout about my ears,
And palms before my feet.


THE SONG OF THE CHILDREN

The World is ours till sunset,
Holly and fire and snow;
And the name of our dead brother
Who loved us long ago.

The grown folk mighty and cunning,
They write his name in gold;
But we can tell a little
Of the million tales he told.

He taught them laws and watchwords,
To preach and struggle and pray;
But he taught us deep in the hayfield
The games that the angels play.

Had he stayed here for ever,
Their world would be wise as ours–
And the king be cutting capers,
And the priest be picking flowers.

But the dark day came: they gathered:
On their faces we could see
They had taken and slain our brother,
And hanged him on a tree.


THOU SHALT NOT KILL

I had grown weary of him; of his breath
And hands and features I was sick to death.
Each day I heard the same dull voice and tread;
I did not hate him: but I wished him dead.
And he must with his blank face fill my life–
Then my brain blackened; and I snatched a knife.

But ere I struck, my soul’s grey deserts through
A voice cried, ‘Know at least what thing you do.’
‘This is a common man: knowest thou, O soul,
What this thing is? somewhere where seasons roll
There is some living thing for whom this man
Is as seven heavens girt into a span,
For some one soul you take the world away–
Now know you well your deed and purpose. Slay!’

Then I cast down the knife upon the ground
And saw that mean man for one moment crowned.
I turned and laughed: for there was no one by–
The man that I had sought to slay was I.


THE MIRROR OF MADMEN

I dreamed a dream of heaven, white as frost,
The splendid stillness of a living host;
Vast choirs of upturned faces, line o’er line.
Then my blood froze; for every face was mine.

Spirits with sunset plumage throng and pass,
Glassed darkly in the sea of gold and glass.
But still on every side, in every spot,
I saw a million selves, who saw me not.

I fled to quiet wastes, where on a stone,
Perchance, I found a saint, who sat alone;
I came behind: he turned with slow, sweet grace,
And faced me with my happy, hateful face.

I cowered like one that in a tower doth bide,
Shut in by mirrors upon every side;
Then I saw, islanded in skies alone
And silent, one that sat upon a throne.

His robe was bordered with rich rose and gold,
Green, purple, silver out of sunsets old;
But o’er his face a great cloud edged with fire,
Because it covereth the world’s desire.

But as I gazed, a silent worshipper,
Methought the cloud began to faintly stir;
Then I fell flat, and screamed with grovelling head,
‘If thou hast any lightning, strike me dead!

‘But spare a brow where the clean sunlight fell,
The crown of a new sin that sickens hell.
Let me not look aloft and see mine own
Feature and form upon the Judgment-throne.’

Then my dream snapped: and with a heart that leapt
I saw across the tavern where I slept,
The sight of all my life most full of grace,
A gin-damned drunkard’s wan half-witted face.


THE SKELETON

Chattering finch and water-fly
Are not merrier than I;
Here among the flowers I lie
Laughing everlastingly.
No: I may not tell the best;
Surely, friends, I might have guessed
Death was but the good King’s jest,
It was hid so carefully.


THE HAPPY MAN

To teach the grey earth like a child,
To bid the heavens repent,
I only ask from Fate the gift
Of one man well content.

Him will I find: though when in vain
I search the feast and mart,
The fading flowers of liberty,
The painted masks of art.

I only find him at the last,
On one old hill where nod
Golgotha’s ghastly trinity–
Three persons and one god.


A NOVELTY

Why should I care for the Ages
Because they are old and grey?
To me, like sudden laughter,
The stars are fresh and gay;
The world is a daring fancy,
And finished yesterday.

Why should I bow to the Ages
Because they were drear and dry?
Slow trees and ripening meadows
For me go roaring by,
A living charge, a struggle
To escalade the sky.

The eternal suns and systems,
Solid and silent all,
To me are stars of an instant,
Only the fires that fall
From God’s good rocket, rising
On this night of carnival.

 

g.k. chesterton poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Chesterton, Gilbert Keith, G.K. Chesterton


Frank Wedekind: Der Gefangene

Frank Wedekind

(1864-1918)

Der Gefangene

 

Oftmals hab ich nachts im Bette

Schon gegrübelt hin und her,

Was es denn geschadet hätte,

Wenn mein Ich ein andrer wär.

Höhnisch raunten meine Zweifel

Mir die tolle Antwort zu:

Nichts geschadet, dummer Teufel,

Denn der andre wärest du!

Hilflos wälzt ich mich im Bette

Und entrang mir dies Gedicht,

Rasselnd mit der Sklavenkette,

Die kein Denker je zerbricht.

 

Frank Wedekind poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive W-X, Frank Wedekind


Older Entries »« Newer Entries

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature