In this category:

Or see the index

All categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. NATIVE AMERICAN LIBRARY
  15. PRESS & PUBLISHING
  16. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  17. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  18. STREET POETRY
  19. THEATRE
  20. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  21. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  22. WAR & PEACE
  23. WESTERN FICTION & NON-FICTION
  24. ·




  1. Subscribe to new material: RSS

BOOKS

«« Previous page · Marcel Proust: Mozart · Ton van Reen: De gevangene VI · George Sand: Chatterton · Arthur Conan Doyle: The Message · David van Reen: Het land van de verbrande gezichten. Leven in Ethiopië · In Memoriam schrijver en dichter Michel van der Plas · Ton van Reen: De gevangene V · Ton van Reen: De gevangene IV · Ton van Reen: De gevangene III · Ton van Reen: De gevangene II · Marcel Proust: Je contemple souvent le ciel de ma mémoire · Ton van Reen: De gevangene I

»» there is more...

Marcel Proust: Mozart

Marcel Proust

(1871-1922)

Mozart

Italian at arms or Prince of Bavaria
His sad and icy eye enchanted by languor!
In his chilly gardens he encounters his heart
His bosom swells to shadow, where he nurses the light.

His tender German heart, – so deep a sigh!
Finally he tastes love’s idle being,
His hands too weak to hold his book
Beaming with hope in his charmed head.

Cherub, Don Juan! Standing in pressed flowers
Far from the lapse of memory
Such an amount of perfumes fan
Drying the tears the wind disperses
From Andalusian gardens to the tombs of Tuscany!

In the German park where troubles mist,
The Italian is still king of the night.
His breath makes the air soft and spiritual
And love drips from his enchanted flute
In the hot still shade of good-byes on a fine day
Of fresh sorbets, kisses and sky.

Marcel Proust poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Marcel Proust, Proust, Marcel


Ton van Reen: De gevangene VI

degevangeneXXXa

 

Ton van Reen

DE GEVANGENE VI

Het meisje

Het meisje was pas wakker. Nog maar net had ze haar ogen geopend. Ze dacht dat de dag een vuile dweil was die haar kamer kwam binnensluipen om vuil tegen de muren te blijven hangen. Die met de gordijnen alles vast leek te pakken in een wurggreep.

Ze kwam uit bed. Lag er iemand onder die haar bij de benen vastgreep en haar wilde naaien? Dat idee had ze altijd als ze opstond. Meestal keek ze onder het bed. Daar lag alleen een wal stof die je zo weg kon blazen, maar die toch ook op een berglandschap leek waar etter uit liep, als lava uit een vulkaan. Lekte de een of andere muur? Was het wel water dat uit de muur droop en aan het stof vrat?

Ze keek naar buiten, zag nog net dat meneer Pesche om de hoek van de straat verdween. Met zijn scharrelhandjes leek hij naar iemand te zwaaien. Meneer Pesche had een kop als een bloemkool en handjes als een mol. Straks zou hij ouwehoeren tegen de zwanen in de beek die tussen de tuinen van restaurant Varsgarten en hotel Eden door liep. Die zwanen waren ook dom genoeg. Ze waren zo vet als ganzen, vraten te veel en kwaakten erbij. Het was zonde dat het park van restaurant Varsgarten dicht lag te groeien. Het werd een oerwoud. Het park nam de kans natuurlijk waar. Wat was er leuker voor een park dan dicht te groeien?

Meneer Pesche was verantwoordelijk voor het wel en wee van het restaurant. Hij was de eigenaar en ging er eten, als enige en laatste klant. Zou de gerant het prettig vinden dat hij nog één klant had en dan nog wel de eigenaar? Tegen de asman praatte meneer Pesche wel eens. Dan had hij het over het vulgus uit de Libertystraat en het plebs uit de Tolsteeg. Waarschijnlijk zwaaide hij met zijn mollenhandjes naar de asman.

Die asman moest een tik van een mallemolen hebben gehad. Hij noemde zich asman. Of noemden alleen de mensen uit de Libertystraat hem zo? Het beroep van asman bestond helemaal niet. Wel dat van vuilnisophaler. Zo ver had de asman het nooit geschopt. Hij zat steeds dromerig voor zich uit te staren. Wanneer hij vuilnis zou moeten ophalen, zou hij alleen op de lege asvaten gaan zitten en de volle laten staan.

Vanuit het raam keek ze op zijn kaasachtige schedel. Ze had nooit anders geweten of de asman zat op het asvat voor het huis van de familie F. Net of hij het deksel bij weer en wind schoon wilde houden. Ze begreep niet waarom hij het deksel zo glimmend poetste. Niemand durfde het asvat nog te gebruiken en wie interesseerde het of een asvat wel of niet blonk? Nu zat de asman er weer vanaf vanmorgen vroeg. Was hij vannacht niet weg geweest van het asvat? Ze kon zich slecht voorstellen dat de asman enkel op het asvat zat om het deksel schoon te houden. Och, misschien was het zijn grootste geluk. Voor zijn grootste geluk mocht hij van haar best op het asvat blijven zitten.

De asman was het enige wezen dat leefde in de straat. Het viel daarom altijd op wanneer hij een voet verzette of zijn kont verschoof op het deksel van het asvat dat, wanneer hij er even niet op zat, blonk of de zon erop scheen.

(wordt vervolgd)

fleursdumal.nl magazine

More in: - De gevangene


George Sand: Chatterton

George Sand

(1804-1876)

 

Chatterton

Quand vous aurez prouvé, messieurs du journalisme,

Que Chatterton eut tort de mourir ignoré,

Qu’au Théâtre-Français on l’a défiguré,

Quand vous aurez crié sept fois à l’athéisme,

 

Sept fois au contresens et sept fois au sophisme,

Vous n’aurez pas prouvé que je n’ai pas pleuré.

Et si mes pleurs ont tort devant le pédantisme,

Savez-vous, moucherons, ce que je vous dirai ?

 

Je vous dirai : ” Sachez que les larmes humaines

Ressemblent en grandeur aux flots de l’Océan ;

On n’en fait rien de bon en les analysant ;

 

Quand vous en puiseriez deux tonnes toutes pleines,

En les faisant sécher, vous n’en aurez demain

Qu’un méchant grain de sel dans le creux de la main. ”


George Sand poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive S-T, Chatterton, Thomas, George Sand, Thomas Chatterton


Arthur Conan Doyle: The Message

doyleconan 02

Arthur Conan Doyle

(1859-1930)

The Message

(From Heine)

 

Up, dear laddie, saddle quick,

And spring upon the leather!

Away post haste o’er fell and waste

With whip and spur together!

 

And when you win to Duncan’s kin

Draw one of them aside

And shortly say, “Which daughter may

We welcome as the bride?”

 

And if he says, “It is the dark,”

Then quickly bring the mare,

But if he says, “It is the blonde,”

Then you have time to spare;

 

But buy from off the saddler man

The stoutest cord you see,

Ride at your ease and say no word,

But bring it back to me.

 

Arthur Conan Doyle poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive C-D, Arthur Conan Doyle, Doyle, Arthur Conan


David van Reen: Het land van de verbrande gezichten. Leven in Ethiopië

D a v i d   v a n   R e e n

Het land van de verbrande gezichten

L e v e n   i n   E t h i o p i ë

David van Reen (1969) was op-en-top sportman toen een ernstig auto-ongeluk een einde aan zijn loopbaan maakte. Hij kwam wonderwel uit coma, leerde opnieuw lopen en knokte zich door een moeilijke periode heen. Als trainer van Afrikaanse hardlopers leerde hij de fascinerende cultuur en de mensen heel direct en diepgaand kennen. Met een Ethiopische partner runt hij het reisbureau Pure People Travel.
Zijn journalistieke fotoboek Het land van de verbrande gezichten is een weerslag van zijn visie op Ethiopië.



Het land van de verbrande gezichten

Wat we van Ethiopië, het land van de verbrande gezichten, weten is gefilterd door de media en wordt bepaald door vaak treurige gebeurtenissen die nieuwswaarde hebben. Ook voor toeristen en mensen op doorreis blijft het dagelijks leven voor een groot deel verborgen. David van Reen reist, woont en werkt al jarenlang in Kenia en Ethiopië. Het stelt hem in staat scherp waar te nemen. Voor en achter de camera. Aan zijn vermogen vast te leggen wat anderen misschien ontgaat, voegt hij op een of andere geheimzinnige manier zijn betrokkenheid toe. Dat maakt zijn beelden bijzonder. Dit boek is een weerslag van zijn visie op Ethiopië. In de portretten en landschappen kan de kijker sporen van alle facetten van het leven ontdekken.



David van Reen:   Op een van mijn reizen kwam ik in Woldia. Ik besloot om een wandeling te maken naar de Maryamkerk, een eind buiten het stadje. De heenweg bergop was ongeveer zes kilometer. Halverwege kwam ik een meisje tegen dat Netsannet heette. Haar naam betekent ‘vrijheid’. Gezien de blik in haar ogen zou ze geen passender naam kunnen hebben. Ze had een blikje bij zich met daarin een beetje stro en een paar eieren. Op mijn vraag wat ze met die eieren ging doen, zei ze dat ze naar de markt in Woldia ging. Ik vroeg haar waar ze woonde. Dat bleek dicht bij de Maryamkerk te zijn. Ik was verbaasd. Ze liep twaalf kilometer om twee eieren te verkopen! Haar optimisme en de levensvreugde die ze uitstraalde, maakten indruk op me. Toen ik later de foto’s die ik van Netsannet had gemaakt, afdrukte en weer zag hoe levensblij ze was, begon ik me pas af te vragen waarom wij hier op aarde zijn en of het jachtige leven dat wij westerlingen leiden, ons wel gelukkiger maakt dan Ethiopiërs. Zo ben ik met andere ogen naar deze mensen gaan kijken. Eerder al had het land me verrast door zijn schoonheid en zijn vriendelijke mensen.

Het land van de verbrande gezichten. Leven in Ethiopië

Foto’s en tekst van David van Reen

Uitgeverij De Geus – ISBN 9789044512632

fleursdumal.nl magazine

More in: David van Reen, David van Reen Photos, FDM in Africa


In Memoriam schrijver en dichter Michel van der Plas

news z

In Memoriam

schrijver en dichter Michel van der Plas

De schrijver Michel van der Plas is zondag 21 juli 2013 op 85-jarige leeftijd overleden. Hij was al geruime tijd ziek.

Michel van der Plas, een pseudoniem van Ben Brinkel, werd bekend als tekstschrijver voor cabaretiers, zoals Wim Sonneveld, Wim Kan en Frans Halsema.

Verder was hij actief als journalist (Elseviers Weekblad), vertaler, dichter en biograaf. Zijn biografieën over katholieke figuren als Guido Gezelle, Joseph Alberdingk Thijm en Anton van Duinkerken, kregen onvoldoende waardering.

• fleursdumal.nl magazine

More in: Anton van Duinkerken, Archive O-P, Gezelle, Guido, In Memoriam


Ton van Reen: De gevangene V

degevangeneXXXa

 

Ton van Reen

DE GEVANGENE V

Leo zou de straat uit willen lopen, al was het alleen maar om te zien naar wie meneer Pesche stond te zwaaien. Leo kon niet lopen. Aan zijn armen had hij ook niets. Het zou het beste voor hem zijn als hij alleen romp was. Kon hij zich de Hoofdstraat in rollen. Werd hij vanzelf onder de voet gelopen. Het verkeer was toch een horde.

Ergens in de straat was iemand aan het werken. Binnenshuis. Regelmatig klonken er slagen van hamer op beitel. Iemand was bezig in zijn huis een muur te slopen. Leo verdacht de man zonder rechterarm ervan. Niemand zou zo regelmatig kunnen werken met hamer en beitel als een man met enkel een linkerarm.

Zo zat Leo achter de ruit te wachten op de avond, en het was pas ochtend. Hij zou nu al willen zien hoe het donker de straat inkwam. Werd het erin gereden op wieltjes? Gleed het? Werd het donker rondgestrooid vanuit de lucht die hij in geen twintig jaar had gezien? De huizen hielden hem voor hem verborgen. Hij kon alleen de straat en de gevels zien.

Als het avond wordt, zou ik best mijn uniform aan willen trekken, dacht Leo. Om de verjaardag van twintig jaar achter de ruit te vieren. Hij zou er netjes op staan in het uniform. Toch zou niemand het mogen zien. Hij had een mooi uniform. Van paardendekenstof. Op die stof hadden prachtige speldjes gezeten. Weliswaar minder dan op de stof van korporaal Waskop, maar genoeg voor Leo om er tevreden mee te zijn. Die speldjes waren belangrijk geweest. Ze heetten: de eer van het regiment. De eer van het regiment werd uitgerekend in speldjes en lintjes en bij elk appèl werden ze geteld door de kapiteins van de compagnieën. De eer moest gedragen worden op de paardendekenstof die, als je er een broek van maakte, zo langs je benen schuurde dat er geen haartje op bleef staan. De speldjes werden geteld en gewogen. Daarom mocht niemand sneuvelen. Dat zou betekenen dat er minder speldjes waren. Dat was slecht voor de eer van het regiment enzovoort.

Het uniform van paardendekenstof had hij na de oorlog mogen houden. Het hing al twintig jaar in de kast. Al die tijd had hij het niet gezien. Het had altijd helemaal alleen in de kast gehangen. Zoveel kleren had Leo niet om in de kast te hangen. De speldjes waren er afgehaald. Die had hij niet mogen houden. Heldenmoed was alleen eer voor het regiment, niet voor de held. Of hij moest officier zijn. Anderen, die wel konden lopen, droegen nu de speldjes. Meestal waren dat korporaals die Waskop heetten en kogelbanen konden becijferen of het kunst was en die nooit op de plaats stonden waar de voor hen bestemde granaat insloeg.

De benen van het uniform uit paardendekenstof waren verbrijzeld. Leo wist niet of de kleur van de stof na het verbrijzelen anders was geworden.

`Kijk in de kast, mijn kleine meisje’, fluisterde hij.

In het huis aan de overkant zou het meisje zich nu aan het aankleden zijn.

(wordt vervolgd)

fleursdumal.nl magazine

More in: - De gevangene


Ton van Reen: De gevangene IV

degevangeneXXXa

 

Ton van Reen

DE GEVANGENE IV

De mensen uit de Libertystraat werkten netjes op kantoren en verborgen hun gal onder witte en kreukende overhemden. Ze verdienden zoveel dat ze het zich konden permitteren om in de ondefinieerbare klasse begraven te worden. En om zoveel plastic speelgoed voor hun kinderen te kopen dat ze zich ver van de dieren hielden.

De kinderen uit de Libertystraat probeerden wel eens zeepbellen te blazen. Die kwamen jammer genoeg nooit boven de randen van de dakgoten uit. De asman kon er zijn ogen niet van afhouden. Hoewel de bellen slechts wit of kleurloos waren, ze konden nooit naar de zon reiken. De huizen waren als het ware zo naar elkaar toe gaan staan dat ze de zon konden weren, maar regen en mist doorlieten. Zo konden de kinderen de zeepbellen nooit een wens meegeven.

Dat was ongeveer alles wat Leo had gezien in de twintig jaar die hij nu achter de ruit zat. Vandaag was het de dag dat hij die twintig jaar met een verjaardag vierde.

Hoe lang zal het nog duren, dacht Leo, voordat ik van mijn stoel val en met mijn hersens tegen de vloer sla, zodat mijn schedel openbarst en al het vuil en slijm dat hersens heet als drek naar buiten loopt? Van het zicht op de straat werd hij ziek. De straat was een glazen beest. De koppen van de stenen waren huidschubben. De kop van het beest was wel eens gepasseerd. Dat was al lang geleden. De straat zou ook nog wel langskomen. Dat kon nog jaren duren. Het beest was te langzaam. Je zag het ook alleen echt bewegen als de regen naar beneden spoelde en van plan leek de steenkoppen weg te laten drijven. Tussen de stenen groeide heel klein gras. Om ze in te lijsten. Plaatselijk sleet het weg. In de winter zag je het helemaal niet. Het kwam toch altijd terug. Dit gras was het enige wat in de straat groeide. In de tuintjes groeide niets. Er kon ook niet veel groeien, de zon kon de straat niet in of uit.

Straks zou het meisje naar buiten komen. Hij zou haar volgen met zijn ogen en zijn hand. Ze zou naar hem zwaaien. Hij zou het dan moeilijk kunnen laten niet terug te zwaaien. Ze was mooi. Alleen haar benen al. Je moest eens zien hoe ze liep. Hijzelf mocht alleen naar lopen kijken. Of het een gunst was om te kunnen lopen en om het te mogen leren.

Meneer Pesche van de overkant was net de straat uit gelopen. Leo zag nog juist dat meneer Pesche naar iemand liep te zwaaien. Aan zijn gezicht zag je nooit of hij lachte of huilde. Was niet goed snik, die meneer Pesche. Stond wel eens tegen de asman te ouwehoeren over het kleuren van ruiten in huizen. Ook de ogen van de mensen in de Libertystraat zouden volgens meneer Pesche nodig gekleurd moeten worden. Meneer Pesche had een vuil gezicht, dacht zeker dat je met een vuil gezicht ouder werd dan met een schoon. Hij zou nu op weg zijn naar restaurant Varsgarten om er te eten. Zou meneer Pesche zwaaien naar de asman of naar de man zonder rechterarm?

(wordt vervolgd)

fleursdumal.nl magazine

tvrfdm01a

More in: - De gevangene


Ton van Reen: De gevangene III

degevangeneXXXa

 

Ton van Reen

DE GEVANGENE III

Bovendien, als je binnenging door de eerste deur van de Uitdragerij, kwam je buiten door de laatste deur van de uitgeverij. Sommige mensen lachten erom en zeiden spottend: uitgeverij.

In de Uitdragerij van de Aangepaste Dood was altijd leven. Elke dag waren er mensen die er een eind aan maakten en die wensten op een nette, zo niet degelijke manier, mooi in de kleren en goed in het hout, in de grond gepoot te worden. Terwijl ze wisten dat ze nooit wortel konden schieten. Nooit boven de grond zouden kunnen uitbotten. Dat was een kolfje naar de hand van de Uitdragerij. Die kon iedereen begraven volgens rang en stand en een dode voor wat meer geld meer stand meegeven dan die dode verdiende. In de ondefinieerbare klasse had een dode vier dragers. Die liepen ieder aan een hoek van de kist en hadden behoorlijk de handen vol. Bij een tweedeklas begrafenis kreeg de dode acht dragers mee en bij een eersteklas twaalf. Verder kon je bij de Uitdragerij van de Aangepaste Dood lopers huren die voor wat geld gaarne, als zijnde familieleden, achter de kist aan door de straten wilden trekken.

Als je er geld voor overhad, was het dus nooit nodig alléén begraven te worden. Dat moest voor iemand die alléén lag te sterven en die in zijn leven een beetje geld had overgehouden, een troost zijn.

Mensen uit de Libertystraat werden allemaal begraven in de ondefinieerbare klasse. Zelden lieten ze een huis leeg achter, want in elk huis in de Libertystraat woonden genoeg mensen die van kauwgum waren. Dat rekte vanzelf, dan werd de lege plaats weer ingenomen.

De mensen uit de Tolsteeg stierven anders. Ze werden ook nooit door de Uitdragerij van de Aangepaste Dood begraven. Werden meestal door hun eigen familie in de grond gestopt op het Kerkhof van de Ongewijde Grond. Ze vonden het niet nodig om volgens rang en stand begraven te worden. Achtten het nog minder nodig om te betalen voor de door de Kerk zwaar gezegende en zodoende alleenzaligmakende grond. Ze hadden daar ook het geld niet voor.

De meesten van hen verdienden de kost door met een slijpwiel langs de deuren te gaan of vodden op te halen. Er waren er ook die voorstellingen hielden met marmotjes, met bruine kinderen op een pony of met een kat die wel eens voor tijger wilde spelen. Ook woonden er in de Tolsteeg figuren die langs de kermissen trokken met een waarzeggerskraam en die daar dik geld mee verdienden. Mensen die in straten woonden als de Libertystraat, bleken er behoefte aan te hebben te weten wanneer en hoe ze dood zouden gaan. En of ze nog eens rijk zouden kunnen worden, zodat ze zich in een duurdere klasse konden laten begraven. Toch ging het de mensen in de Tolsteeg soms slecht. Dat was wanneer overal de kermissen verregenden en door slecht weer alle jaarfeesten werden afgelast. Of wanneer er jaren waren dat niemand wilde weten wat de toekomst bracht, omdat iedereen oorlog verwachtte en er weinig kans was op vrede. Of wanneer de mensen overal zo scherp waren dat er geregeld doden vielen in de huishoudens waar men over broodmessen beschikte.

Verder woonden er in de Tolsteeg Jan Rap en zijn maat. Waar die van leefden ging niemand wat aan. Ze hadden in elk geval plezier in het leven en dat moest goed zijn. Nooit kon men de mensen uit de Tolsteeg erop betrappen dat ze stiekem probeerden zich een andere manier van leven aan te meten. Om zodoende in een hogere stand te geraken.

In de Tolsteeg waren de huizen klein, maar ze stonden zo ver van elkaar dat de zon er altijd tussendoor kon wandelen. Als iemand uit de Libertystraat door de Tolsteeg liep, had hij steeds het gevoel dat hij werd doorgelicht.

(wordt vervolgd)

fleursdumal.nl magazine

More in: - De gevangene


Ton van Reen: De gevangene II

degevangeneXXXa

 

Ton van Reen

DE GEVANGENE  II

Het was nog geen zomer. Leo noemde het toch zo. Zomer was iets wat in sprookjes bestond. Zoiets bleef eeuwig, vond Leo. Tenminste, zolang de mensen kinderen hadden. Kinderen als uit de Tolsteeg, die een eigen taal hadden. Alleen zij en de dieren verstonden die.

De kinderen uit de Tolsteeg hadden allemaal een geit, een hond of een kat, waarmee ze samen konden slapen. Huid aan vel en vel aan huid. Je zag er zelden een kind of een beest alleen. Je zag ze altijd samen. Zodat je ook kon zeggen: de beesten uit de Tolsteeg hebben allemaal een kind. Ze wandelden vrij en blij over de wereld. Kinderen en dieren hoorden vertrouwelijk met elkaar om te gaan. Omdat ze samen eenzelfde taal hadden waarvan de volwassenen dienden af te blijven. Het hoorde bij de opvoeding van de kinderen dat volwassenen die taal respecteerden.

Er waren wel volwassenen die de taal van de kinderen en dieren verstonden. Dat waren er echter zo weinig dat ze gemakkelijk voor gek versleten werden. Men noemde hen onnozel.

De kinderen in de Libertystraat waren als van elastiek dat elk jaar een beetje werd uitgerekt. Dunner werd. En vuiler. Als de kinderen in de Libertystraat geboren werden, leek het of ze nog hoopten op het leven. Maar als ze jaar na jaar zagen dat in de Libertystraat geen zon scheen en ze beseften dat ze niet konden vluchten, werden ze grauw. Ze waren anders dan de kinderen uit de Tolsteeg. En ook anders dan de kinderen uit de Hoofdstraat, die netjes spraken. Dat er zoveel verschil was tussen deze kinderen lag aan de hoogte van de huizen, de hoeveelheid zon, het aantal planten en meer van die factoren die eigenlijk bijkomstig heten te zijn, maar die van belang zijn voor de aard van een kind.

Met de dieren was het al niet anders. Sliepen de kinderen en dieren uit de Tolsteeg bij wijze van spreken ‘s nachts in één zak, huid aan vel en vel aan huid, dan was het in de Libertystraat heel anders. Er waren weinig dieren en die er waren, kreeg je zelden te zien. De asman opende direct de jacht als hij een hond of kat zag. De asman was pas tevreden als het beest verdwenen was. Nadat hij het zo afgeranseld had dat het niet meer in de straat durfde te verschijnen. Zo kenden de kinderen uit de Libertystraat hun eigen taal niet.

Ook de volwassenen uit de Libertystraat waren heel anders dan die uit de Tolsteeg. Die uit de Libertystraat waren zuur. Of ze jaren in een bos hadden gelegen. Onder dennennaalden die vocht doorlieten. Of ze daar hadden liggen schimmelen. Aangevreten waren. Ze zagen eruit alsof het elastiek, waarop hun kinderen leken, uit hun buik kwabbelde, in lagen over hun lijf zat geplakt. Ze dachten dat het zo hoorde, hadden er vrede mee.

Uit de Libertystraat ging nooit iemand weg. Of hij moest dood zijn. En begraven worden door de Uitdragerij van de Aangepaste Dood.

Dat betekende dat je door de Uitdragerij in drie klassen begraven kon worden. In de eerste, de tweede en in een ondefinieerbare klasse. In een van die klassen kwam je ter wereld en in een van die klassen stapte je er weer uit.

De Uitdragerij van de Aangepaste Dood lag net niet in de Libertystraat en grensde met zijn eerste deur aan de laatste deur van de uitgeverij.

Uitgeverij. Dat stond tenminste op de deur geschilderd. Waarschijnlijk was het alleen een wensdroom van het mannetje dat meestal in de deur stond te kijken om uitgever te worden. Er was niet eens een etalage. Onder de mensen die boeken schreven was er waarschijnlijk niet een die wist dat om de hoek van de Libertystraat een uitgeverij lag, direct naast de deur van de Uitdragerij van de Aangepaste Dood. Als het mannetje inderdaad boeken zou uitgeven, dan kon men zich toch moeilijk voorstellen dat dit mannetje enig begrip zou kunnen hebben van wat er in die boeken stond. Waarschijnlijk hield hij alleen van papier.

(wordt vervolgd)

fleursdumal.nl magazine

More in: - De gevangene


Marcel Proust: Je contemple souvent le ciel de ma mémoire

poe z

Marcel Proust

(1871-1922)

Je contemple souvent le ciel de ma mémoire

 

Le temps efface tout comme effacent les vagues

Les travaux des enfants sur le sable aplani

Nous oublierons ces mots si précis et si vagues

Derrière qui chacun nous sentions l’infini.

 

Le temps efface tout il n’éteint pas les yeux

Qu’ils soient d’opale ou d’étoile ou d’eau claire

Beaux comme dans le ciel ou chez un lapidaire

Ils brûleront pour nous d’un feu triste ou joyeux.

 

Les uns joyaux volés de leur écrin vivant

Jetteront dans mon coeur leurs durs reflets de pierre

Comme au jour où sertis, scellés dans la paupière

Ils luisaient d’un éclat précieux et décevant.

 

D’autres doux feux ravis encor par Prométhée

Étincelle d’amour qui brillait dans leurs yeux

Pour notre cher tourment nous l’avons emportée

Clartés trop pures ou bijoux trop précieux.

 

Constellez à jamais le ciel de ma mémoire

Inextinguibles yeux de celles que j’aimai

Rêvez comme des morts, luisez comme des gloires

Mon coeur sera brillant comme une nuit de Mai.

 

L’oubli comme une brume efface les visages

Les gestes adorés au divin autrefois,

Par qui nous fûmes fous, par qui nous fûmes sages

Charmes d’égarement et symboles de foi.

 

Le temps efface tout l’intimité des soirs

Mes deux mains dans son cou vierge comme la neige

Ses regards caressants mes nerfs comme un arpège

Le printemps secouant sur nous ses encensoirs.

 

D’autres, les yeux pourtant d’une joyeuse femme,

Ainsi que des chagrins étaient vastes et noirs

Épouvante des nuits et mystère des soirs

Entre ces cils charmants tenait toute son âme

 

Et son coeur était vain comme un regard joyeux.

D’autres comme la mer si changeante et si douce

Nous égaraient vers l’âme enfouie en ses yeux

Comme en ces soirs marins où l’inconnu nous pousse.

 

Mer des yeux sur tes eaux claires nous naviguâmes

Le désir gonflait nos voiles si rapiécées

Nous partions oublieux des tempêtes passées

Sur les regards à la découverte des âmes.

 

Tant de regards divers, les âmes si pareilles

Vieux prisonniers des yeux nous sommes bien déçus

Nous aurions dû rester à dormir sous la treille

Mais vous seriez parti même eussiez-vous tout su

 

Pour avoir dans le coeur ces yeux pleins de promesses

Comme une mer le soir rêveuse de soleil

Vous avez accompli d’inutiles prouesses

Pour atteindre au pays de rêve qui, vermeil,

 

Se lamentait d’extase au-delà des eaux vraies

Sous l’arche sainte d’un nuage cru prophète

Mais il est doux d’avoir pour un rêve ces plaies

Et votre souvenir brille comme une fête.

 

Marcel Proust poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Marcel Proust, Proust, Marcel


Ton van Reen: De gevangene I

degevangeneXXX

Ton van Reen schreef de novelle DE GEVANGENE DIE VERMOORD WERD AANGETROFFEN IN DE LIBERTYSTRAAT in 1962. Dat is vijftig jaar geleden. Hij was toen 20 jaar oud. Het manuscript lag 3 jaar bij Uitgeverij De Arbeiderspers. Directeur Johan Veninga en redacteur Martin Ros waren er enthousiast over en verzekerden hem dat het boek bij deze uitgeverij zou verschijnen. Na (te) lang wachten bood Van Reen het boek aan bij Uitgeverij Meulenhoff die het in 1967 publiceerde, samen met de novelle DE MOORD DOOR GEALLIEERDE MILITAIREN EN BURGERS UIT DE LICHTSTAD KORK OP LEDEN VAN HET DOOR DE MIERRIJDER GESTICHTE GEZIN VAN CHERUBIJN, een novelle die hij in 1963 had geschreven.

Beiden novellen zijn, in 6e druk, opgenomen in de uitgave VERZAMELD WERK, DEEL 1, uitgeverij De Geus, isbn 978-90-445-1351-6.

Na verschijning schreef Gerrit Krol in het toenmalige Het Handelsblad:  Ik heb lang uitgezien naar een verhaal waarin de hoererij op zo onschuldige wijze wordt behandeld.  De Gevangene en De Moord zijn heel gekke, ontroerende idylles, zoals je zelden leest en waarin je, dwars door de onmogelijkheden heen, volledig gelooft. Dat bewijst meteen de kracht van Van Reens schrijverschap dat, behalve kracht, ook zoveel naiefs heeft dat ik me van tijd tot tijd afvroeg hoe het mogelijk is dat iemand zo kan schrijven. Een onvergetelijk boek. Ton van Reen schrijft leerboeken voor schrijvers.

Aad Nuis schreef in de Haagse Post: Van Reen schrijft eigenlijk steeds sprookjes, waarbij de toon onverhoeds kan omslaan van Andersen op zijn charmants in Grimm op zijn gruwelijkst.

fleursdumal magazine publiceert beide novellen.

____________________________________________________________

Ton van Reen

DE GEVANGENE  I

Leo

De vent was gekleed in een grauw en grof uniform. Vol met te hard blinkende knopen en gespen en veel meer dingen die eigenlijk niet hoefden te blinken. Dat toch deden omdat ze waren ingesmeerd met koperpoets en daarna hartstochtelijk waren uitgewreven. Onder het uniform blonken de laarzen te fel, tot aan de zool, waar modder rimpeltjes in het leer had gevreten. Die scheurtjes waren zelfs met leervet niet weg te krijgen en lieten water door.

Boven de kraag van het uniform zat de kop van de vent, de kop van een pop uit een panopticum. De vent was doodgewoon een vent zonder kop. Omdat iemand zonder kop geen kogelbanen kon berekenen, hadden ze hem een kop van bijenwas gegeven. Daarom kon hij nooit met zijn ogen knipperen. Zou hij dat wel doen, dan was dat een teken dat de was smolt. Dan zouden zijn haren langzaam naar beneden zakken en zijn wenkbrauwen voor zijn pupillen drijven. De bovenste punt van zijn kop zou kaal worden en wegsmelten. De was zou vanzelf in de hersens zakken.

De vent was korporaal en heette dus niet voor niets Waskop. Korporaal Waskop was commandant van het zoveelste geschut, van de zoveelste compagnie, van het zoveelste peloton, van de zoveelste groep, en dan ook nog plaatsvervangend commandant. De enige echte commandant was de sergeant Tolsti, maar die was voor zijn raap geschoten en aan stukken gereten. Nu berekende korporaal Waskop onfeilbaar alle soorten kogelbanen, hoeken van inslagen en alle andere gegevens die nodig waren om een granaat doelgericht af te schieten. Om iets of iemand kapot te maken.

Korporaal Waskop was als commandant van het zoveelste geschut aan de beurt om uit elkaar gereten te worden wanneer hij op een gegeven moment achter het geschut zou staan met zijn rekenkaart in de ene en een potlood in de andere hand, bezig een nieuwe kogelbaan te becijferen.

Op het moment dat de granaat met als doel korporaal Waskop werd afgevuurd, zette korporaal Waskop een dikke streep onder de uitkomst van een berekening voor de nieuwe kogelbaan en sprong in de loopgraaf. Leo moest eruit springen omdat de loopgraaf te smal was voor Leo en korporaal Waskop samen. De granaat sloeg in op de plaats waar korporaal Waskop juist zijn berekening had staan maken en waar Leo net zijn benen wilde neerleggen om uit de kuil te springen. Net of hij het nodig had gevonden om zijn benen door de granaat te laten verbrijzelen.

`Mijn kloten niet’, was het eerste wat Leo weken later had gezegd toen hij bijkwam. Zijn kloten had hij niet door een granaat willen laten verbrijzelen. Toch zou hij ze nooit meer nodig hebben. Er was geen meid die een vent zonder poten wilde.

Korporaal Waskop had een scherf in zijn hersens gekregen. Die hadden ze er gewoon uitgetrokken. In het gat lieten ze een kaars druppelen totdat het vol was. Daarna had korporaal Waskop weer berekeningen gemaakt van kogelbanen enzovoort, of er nooit iets gebeurd was. Hooguit zijn kop wat schever van de schok.

Dat was korporaal Waskop. Nu, na twintig jaar, moest zijn kop van bijenwas weggeteerd zijn, zodat hij als een kip zonder kop door de wereld liep.

Leo zat al twintig jaar achter zijn eigen ruit in de Libertystraat en wist niet anders of het enige wat hij te doen had, was naar de kinderkopjes in de straat kijken.

(wordt vervolgd)

fleursdumal.nl magazine

More in: - De gevangene


Older Entries »« Newer Entries

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature