In this category:

Or see the index

All categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. NATIVE AMERICAN LIBRARY
  15. PRESS & PUBLISHING
  16. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  17. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  18. STREET POETRY
  19. THEATRE
  20. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  21. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  22. WAR & PEACE
  23. WESTERN FICTION & NON-FICTION
  24. ·




  1. Subscribe to new material: RSS

BOOKS

«« Previous page · Ton van Reen: DE GEVANGENE XVIII · Zes genominerden voor AKO Literatuurprijs 2013 · Ton van Reen: DE GEVANGENE XVII · Ton van Reen: DE GEVANGENE XVI · VPRO BOEKEN zo 22 september 2013: Merlijn Schoonenboom & Ad Verbrugge · Arthur Conan Doyle: By the North Sea · Ton van Reen: DE GEVANGENE XV · Ton van Reen: DE GEVANGENE XIV · Britta Böhler & Vonne van der Meer in VPRO BOEKEN · Ton van Reen: DE GEVANGENE XIII · Ton van Reen: DE GEVANGENE XII · Ton van Reen: DE GEVANGENE XI

»» there is more...

Ton van Reen: DE GEVANGENE XVIII

gevangene05

Ton van Reen

DE GEVANGENE XVIII

Het meisje was zeer verwonderd over de processie. Over het Zoontje van God niet het minst. Zou het Zoontje van God niet vermoeden dat achter de beroete ruit een eenzelvig meisje stond dat graag een processie zag, maar dat het beter had gevonden dat de processie de Libertystraat had gemeden? De processie liet haar iets zien wat donkere geschiedenis was, iets wat niet te achterhalen bleek. De processie was een uiting van een geloof dat doodgemoedereerd had aanbevolen om op velden palm te poten. Zoals de heidenen, aan wie het dat verbood. Zo had het meisje dat geleerd. Vroeger, op school. In de Libertystraat groeide geen palm. De velden in de Libertystraat waren te klein. Ze waren per veld één vierkante meter. Dat was de oppervlakte van de voordeur tot aan het hekje langs de straat. Daar kon geen palm worden gepoot.

Achter pastoor Kruppa in zijn wijde en uitgezakte toog van zwarte en dunne zijde liepen de gelovigen van de parochie van de Heilige Moeder Gods. Of hun leven ervan afhing. Met gebogen hoofden. Uit alle soorten van vreugde en rouw. Waren ze bang dat plotseling de gevels van de huizen in de Libertystraat te ver naar elkaar toe zouden buigen en in zouden storten over hun hoofden, die naar de grond waren gekeerd? Zagen ze alleen kinderkopjes, waarvan sommigen waren ingelijst door strepen heel dun zomergras dat op de winter leek? Niemand had ooit verwacht dat het gras kans zou zien in de Libertystraat de kinderkopjes in te lijsten. Zo had de straat een blokjesgezicht. Zwarte, groen ingelijste blokjes die wat weg hadden van Mondriaan. Wie van hen die achter Kruppa aan liepen, hadden Mondriaan gekend?

Misschien waren ze niet alleen bang dat de gevels van de huizen zouden instorten om hun nek te verbrijzelen. Dachten ze dat uit de huizen dieren konden ontsnappen die, zonder noodzaak, lange tijd hadden vastgezeten? Omdat de asman elke keer als hij ze in de Libertystraat zag opjoeg? Ze hadden op donkere zolders van huizen gezeten en waren van plan hun wraaklust op de asman te koelen. Eenmaal doende zouden ze ook tekeergaan tegen de processiegangers.

De asman zat op het deksel van het asvat van de familie F. en keek toe hoe iedereen zijn been oplichtte. Eigenlijk niet oplichtte, alleen een eind omhooghaalde. Net genoeg om de schoenzool niet te laten slijten van het schuifelen over de ruwe bovenkant van de kinderkopjes. Ze plaatsten een been vooruit, zeker een halve meter, deden dan hetzelfde met het andere been. Heel voorzichtig. Ze zouden kunnen vallen. Omdat ze hun nek gebogen hielden, lag hun zwaartepunt toch al lager dan hun navel.

Allemaal liepen ze zo in de maat. Een heel leger dat uit de tijd was, maar waarvan de leden het toch niet konden opgeven soldaat te spelen. Er waren geen soldaten meer nodig om te marcheren. Marcheren was voor soldaten het fijnste van het fijnste, dan deden ze met zijn allen alles netjes tegelijk. Omdat er nu niets meer te marcheren viel, waren ze met zijn allen teruggeworpen op het lidmaatschap van de ene ware Kerk, omdat er in die gemeenschap mee gemarcheerd wordt. Dus marcheerden ze achter Kruppa aan, achter de glimmende zwarte onderrok die op een uniform leek. Wat wil een marcheerder meer dan achter een uniform aan lopen? Tussen hen liepen ook vrouwen. Er was niemand die zich afvroeg of dat zo hoorde.

(wordt vervolgd)

fleursdumal.nl magazine

More in: - De gevangene


Zes genominerden voor AKO Literatuurprijs 2013

ako lit2013

Zes genominerden voor AKO Literatuurprijs 2013

De namen van de genomineerden voor de AKO Literatuurprijs 2013 zijn bekend. De zes genomineerden zijn: Martin Bossenbroek (De Boerenoorlog), Jan Brokken (De vergelding), Wouter Godijn (Hoe ik een beroemde Nederlander werd), Joke van Leeuwen (Feest van het begin), Ilja Leonard Pfeijffer (La Superba) en Allard Schröder (De dode arm). Dat heeft juryvoorzitter Patrick Janssens vrijdagavond bekendgemaakt.

Op 28 oktober wordt de winnaar bekendgemaakt. Vorig jaar ging de prijs naar de Belg Peter Terrin voor zijn boek Post mortem.

fleursdumal.nl magazine

More in: - Book News, Art & Literature News


Ton van Reen: DE GEVANGENE XVII

gevangene05

Ton van Reen

DE GEVANGENE XVII

Nadat alle foto’s zo waren toegetakeld, had hij ze weggegooid. Hij zag dat een romp op de foto evenmin echt was. Een romp kon niet lachen tegen het halve gezicht van een meisje zonder borsten. De romp op andere foto’s kon onmogelijk een hoofd rechtop houden. Een romp kon nooit een pet op hebben gehad met de onderscheidingstekens van het zoveelste regiment artillerie waarbij Leo zoveel jaren had versleten. Wel zeven. Waarbij het ongeluk gebeurde met de granaat die bestemd was voor korporaal Waskop. De granaat die zo vrij was zijn benen te verbrijzelen in plaats van de gehele korporaal Waskop, die node gemist kon worden. Hij berekende onfeilbaar kogelbanen en was commandant van het zoveelste geschut. Nadat hij sergeant Tolsti was opgevolgd, die ze voor zijn raap hadden geschoten en die aan stukken was gereten. Door net zo’n granaat als die welke voor korporaal Waskop bestemd was geweest.

Ook de foto’s van andere mensen had Leo weggegooid. Die had hij ook tot rompen verknipt. Hij had willen weten hoe die anderen er zonder armen en benen uitzagen. Het had nergens op geleken. Hij kon zich onmogelijk voorstellen dat een romp op een paard zat waarvan de rug was verknipt en dan nog op een trompet blies ook. En dat rompen door straten gingen. Ze moesten zweven, benen hadden ze niet.

Hij haalde de pas uit zijn colbert, scheurde er de foto uit, hield hem aan een sigaret en brandde de ogen uit. Daarna de neus, mond en oren. De foto met brandgaten gooide hij in de vuilnisbak. Hij dacht er plots aan dat hij moest huilen. In deze tijd kon het niet bestaan dat je gezicht nergens geregistreerd was op lichtecht fotopapier.

Huilen had hij afgeleerd. Hij was blij dat hij met zijn hand de laatste resten van de behangachtige foto van de muur kon strijken. Een van de blote kinderbenen met de halve pijp van een matrozenbroek bleef op zijn arm liggen. Hij blies de schilfers weg. Daarna kon hij het beeld van een kinderbeen niet meer weg krijgen, het laatste wat hij van zichzelf op een foto had gezien.

Aan de muur was nu een grijze vlek meer. Slijm borrelde uit de vlek. Zat er een krater in de muur? Er moest een riool kapot zijn. Waar zou anders die vuile etter vandaan komen?

Ter gelegenheid van de twintigste verjaardag die Leo achter de ruit vierde, was de processie door de Libertystraat gekomen. De processie liep niet. Ze gleed. Als een beest dat zich schrap zette tegen de straatstenen: kinderkopjes die gekapt waren uit grote blokken natuursteen.

Vooraan in de processie liepen kinderen die hoofdjes hadden, even stenig als de kinderkopjes waarover ze de straat in en uit liepen. Netjes in één richting gaande. Het kon zijn dat er achter hen een ongelikte beer volgde.

Dat was ook zo. Achter hen liep pastoor Kruppa in een jurk die een uniform was. Een toog uit zwarte zijde die een huilerig en ongebruikt geslacht verborg. Onder een doek droeg deze Kruppa iets wat niet zichtbaar was. Toch zichtbaar hoorde te zijn.

Kruppa was een priester uit de kerk van de parochie van de Heilige Moeder Gods. Hij liep nu met het Zoontje van die Moeder in zijn armen, hield het beschermend onder een doek zodat het Zoontje Gods niet de Libertystraat zou zien. Niet Leo achter het glas. Niet meneer Pesche, die juist de straat uit liep om te gaan eten in restaurant Varsgarten. Noch de asman die met zijn vuile achterwerk op het schone vuilnisvat van de familie F. zat. Noch de man zonder rechterarm in zijn groen schijnende huis. Ook zou het Kind van de Moeder Gods niet vermoeden dat in haar kamer het meisje achter het glas stond te kijken.

(wordt vervolgd)

fleursdumal.nl magazine

More in: - De gevangene


Ton van Reen: DE GEVANGENE XVI

gevangene05

Ton van Reen

DE GEVANGENE XVI

En in de oorlog had gediend bij het zoveelste regiment artillerie om er zijn benen te verliezen. Die nu verliefd zat te worden omdat hij geen rok naast zich kon zien.

Het meisje zou een sprookje dromen. Dat ze in de hemel woonde bij de Moeder Gods of zo. Misschien droomde ze van kinderen die ze zelf zou willen maken uit klei. Dan pas wilde ze hen baren. Ze zouden geen benen hebben en alleen maar een linkerarm.

Aan de muur hing een foto. Als Leo ernaar keek, moest hij, of hij wilde of niet, erg lachen. Het kind op de foto was hij zelf. De spijker waaraan de foto hing, werd weggevreten door slakkenslijm dat geen slakkenslijm was maar daar toch veel op leek. Het papier groeide vast aan de muur. Het werd een stuk behang. Als hij er met zijn nagel langs streek, raakten schilfertjes van het lichtende fotopapier los, vielen in stukjes matrozenjas en kinderwang op de vloer. Foto’s hielden niet op de muur.

Het was dom foto’s te bewaren. Elk jaar werd je anders. Aan je gezicht kon je niets veranderen. Je kon het nooit de vorm geven die het op een foto van vroeger had. Bovendien loog de foto niet. Er waren foto’s die logen als de ziekte, gezichten lieten zien die nooit bestaan hadden. Er waren altijd mensen die zeiden: `Kijk, dat is mijn gezicht.’ Dan waren ze trots op een gezicht dat van niemand was. Alleen gelogen werd door het fotopapier dat niet altijd even lichtecht was als wel werd beweerd.

Hij had nog één foto van zichzelf. Die zat vastgeniet in een vakje in zijn pas, die allang verlopen was. Hij droeg de pas toch altijd bij zich. Als legitimatiebewijs. Je kon nooit weten voor wie hij zich in zijn eigen huis zou moeten legitimeren.

Die pasfoto was ook gelogen. Volgens die foto had hij een grijs gezicht, grijze ogen, grijze haren en een grijze glimlach. Zijn haren hadden blond moeten zijn. Zijn huid rood. Hij had zich altijd geschaamd als hij een foto liet maken. Alsof het maken van een foto ijdelheid was. En zijn ogen waren grimmig geweest, op het katachtige af. Een glimlach om zijn mond had hij nooit gehad. Dat het leek of zijn sporthemd, vlinderdasje en colbert grijs waren, interesseerde hem niet.

Hij vroeg zich af waarom mensen kleur konden weglaten in foto’s, zodat die alleen maar grijs waren. Zelfs wit was nog niet eens behoorlijk wit. Er waren mensen die erin getraind waren om in alle tinten grijs kleuren te zien.

De rest van de foto’s van vroeger had hij niet meer. Nadat zijn benen waren weggeschoten, had hij uit alle foto’s zijn benen weggeknipt. Later ook de armen. Hij had het toen beter gevonden alleen romp te zijn. Met de armen had hij ook grote stukken weggeknipt uit de mensen die bij hem in de buurt waren geweest op het moment dat een foto van hem was genomen. Mensen die wetend of niet het lichtechte papier met hem deelden. Soms had hij die mensen vastgehouden. Zo had hij een foto waarop hij samen met een meisje stond. Ze hadden gelachen tegen het vogeltje van de fotograaf. Toen hij benen en armen uit de foto knipte, had hij haar borsten en de linkerhelft van haar gezicht geamputeerd. Zijn ene arm had over haar borsten gelegen, met de hand van de andere arm hield hij haar gezicht voor de helft bedekt. Hij had haar stevig vastgehouden.

(wordt vervolgd)

fleursdumal.nl magazine

More in: - De gevangene


VPRO BOEKEN zo 22 september 2013: Merlijn Schoonenboom & Ad Verbrugge

fdm bookslit02

VPRO BOEKEN

Merlijn Schoonenboom & Ad Verbrugge

zondag  22 september 2013

In tegenstelling tot de rest van Europa heeft Duitsland geen last van stijgende werkloosheid en een oplopend begrotingstekort. We kijken met bewondering naar de buren, maar hoe kijken zij terug? In Waarom we ineens van de Duitsers houden (maar zij daar zelf van schrikken) laat historicus en journalist Merlijn Schoonenboom zien dat het succes bedrieglijke schijn is.

schooneboom duitsland-boek 

In Het offer van liefde, het eerste deel van het tweeluik Staat van verwarring, analyseert filosoof Ad Verbrugge waarom Vijftig tinten grijs zo’n overweldigend succes is geworden. Volgens hem draagt de erotische bestseller van E.L. James een hang naar verbintenis uit. En dat in een tijdperk waarin het individualisme (ontbinding) hoogtij viert.

staat-van-verwarring--ad-verbrugge 

zondag om 11.20 uur op Nederland 1

≡ website vpro boeken

fleursdumal.nl magazine

More in: - Book News, Art & Literature News


Arthur Conan Doyle: By the North Sea

doyleconan 04

Arthur Conan Doyle

(1859-1930)

By the North Sea

 

Her cheek was wet with North Sea spray,

We walked where tide and shingle

meet;

The long waves rolled from far away

To purr in ripples at our feet.

And as we walked it seemed to me

That three old friends had met that

day,

The old, old sky, the old, old sea,

And love, which is as old as they.

 

Out seaward hung the brooding mist

We saw it rolling, fold on fold,

And marked the great Sun alchemist

Turn all its leaden edge to gold,

Look well, look well, oh lady mine,

The gray below, the gold above,

For so the grayest life may shine

All golden in the light of love.

 

Arthur Conan Doyle poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive C-D, Arthur Conan Doyle, Doyle, Arthur Conan


Ton van Reen: DE GEVANGENE XV

gevangene05

Ton van Reen

DE GEVANGENE XV

Sprookjes

Plotseling kwam het meisje binnen en zei: `Dag, Leo.’ Hij schrok. Ze ging naast hem zitten. Keek langs hem heen naar buiten. Hij zag dat haar gezicht nat was. Ze had gehuild.

Buiten konden ze de asman niet op het asvat zien zitten. Het was te donker. Ook het huis waarin het meisje woonde, konden ze niet zien. De nacht was niet voor niets een grote zwarte vent die alles kon verbergen achter zijn brede lijf.

Ze rook naar struiken en aarde. Alsof iemand haar in de grond had gedoopt. Om haar te laten bloeien als vruchtbaarheidssymbool. Ze zou uit de kuil zijn gestapt om naar Leo te komen. Om naast hem te kunnen zitten als een plant, naar aarde geurend en al, om naar buiten te staren, waar niets te zien was.

Eerst dacht hij dat het een vergissing was dat ze bij hem binnen was komen lopen. Later vertelde ze een sprookje waarnaar hij ademloos luisterde.

Het was een sprookje over Spanjaarden die van ver kwamen om haar op handen te dragen. En van een tram waarin ze door de nacht reden. Naar ver buiten de stad. Zij met haar Spanjaarden. Wat was dat toch dat ze zo vol zat van Spanjaarden? In een tram vol mensen die jaloers waren. Ze mochten niet uitstappen. Ze moesten op de houten banken blijven zitten kijken naar haar en de Spanjaarden. Op het land was ze met de Spanjaarden uitgestapt. Akelig blij was de tram vertrokken. De mensen die in de stad woonden, waren opgelucht geweest. Ze reden terug naar huis, terug naar zand en cement, beroet glas en schimmel. Zo had ze het gezegd.

Ze vertelde het sprookje van hotel Eden, waar altijd Spaanse muziek klonk. Waar de mensen fluisterden. De liefde werd er bedreven op muziek. Dat was zo fijn dat ze er altijd had willen blijven. Over geld werd nooit gepraat. Rondom hotel Eden stonden bloemen die voortdurend bloeiden.

Ze vertelde zo mooi dat het geen sprookjes meer waren. Dat Leo moest geloven dat het echt was. Toen ze ophield met vertellen, zag hij echter aan haar gezicht dat ze loog. Dat maakte indruk op hem. Graag zou hij voor haar alles waar willen maken, alleen al om de uitdrukking op haar gezicht. In de twintig jaar achter de ruit had hij geleerd wat echt verdriet was.

Hij zei haar dat ze terug moest komen wanneer de tram niet meer naar de velden reed. Wanneer de bloemen rondom hotel Eden uitgebloeid zouden zijn. Dat hij haar op zijn beurt verhalen zou vertellen die niet waar konden zijn. Hij moest ze eerst nog verzinnen. Daarom waren ze juist echt.

Ik kom terug, had ze gezegd. Ze was het huis uit gelopen. Even later had hij haar als een schim in het donker zien verdwijnen. Daarna hoorde hij hoe de asman zijn voeten verschoof, het knarsen van het asvat over de tegels.

Het zou de eerste en enige keer zijn geweest dat ze bij hem binnenkwam. Ze zou niet meer durven. Ze had gezien dat de muur achter hem kaal was. In zijn huis was zelfs niets wat op een bloem leek. Ze kon niet weten dat hij geen bloemen in zijn huis duldde omdat bloemen konden spreken. Als de bloemen in zijn huis zouden spreken, dan zouden ze hem alleen maar tegenspreken. Dat zou hij nooit kunnen verdragen. Of zo’n meisje dat zou kunnen begrijpen! Ze was ‘s nachts gekomen. Dat betekende dat ze te veel gedronken had. Normaal ging een meisje ‘s nachts niet bij iemand naar binnen. Zeker niet bij een vent die geen benen had en die Leo heette.

(wordt vervolgd)

fleursdumal.nl magazine

More in: - De gevangene


Ton van Reen: DE GEVANGENE XIV

gevangene05

Ton van Reen

DE GEVANGENE XIV

Meneer Pesche had restaurant Varsgarten geërfd van zijn vader. Als kind had hij in de tuin gespeeld met het kind van de toenmalige gerant. Landveroveren bijvoorbeeld hadden ze gespeeld. Met een groot mes sneed meneer Pesche, die toen nog geen meneer Pesche was, altijd te veel van het land af van de zoon van de gerant, de latere gerant. Als de latere gerant kwaad werd en zei dat meneer Pesche te veel van zijn land nam, sneed meneer Pesche nog meer af van het land van de latere gerant.

De latere gerant speelde vaak slingeraap. Meneer Pesche durfde nooit. Hij was bang dat hij in de beek zou vallen. Zwemmen kon hij niet. Hij had het nooit kunnen leren. Hij had handjes waarmee hij in het water geen weg wist. Zijn handen waren nog steeds zo klein. Als hij iets wilde pakken, moest hij dat met zijn armen doen.

Samen bouwden ze speelgoedhuizen, de latere gerant en de latere meneer Pesche. Omdat die van slap papier waren, vielen ze al in elkaar als iemand het waagde te zuchten. Dan gooiden ze alle speelgoed en alle ingevallen huizen op een hoop en staken er de brand in. Later hadden ze nooit een huis beter zien branden dan de huizen die ze zelf bouwden uit papier en aan elkaar lijmden met een half gekookte aardappel, en die in elkaar vielen als ze alleen maar zuchtten. De plakaardappels gooiden ze in de as. Ze begonnen te stinken en veroorzaakten een lucht zoals die in oerwouden hing. Apen en andere dieren waren er dol van geworden, hadden zwammen gekregen in hun hersens, zodat ze wat verstand aanging bij de mensen achterbleven.

Als ze slingeraap speelden, de aankomende gerant in de boom en de aankomende meneer Pesche onder de boom, stond de vader van meneer Pesche er hoofdschuddend naar te kijken. Hij was bang dat zijn zoon acrobaat wilde worden. Dat hij daarvoor oefende door slingeraap te spelen. De wens van de vader was dat de zoon het deftige en goed beklante restaurant Varsgarten, dat hij met eigen handen had opgebouwd uit de opbrengst van soepen en schotels, zou overnemen. Om de scepter te zwaaien over kokende en pruttelende potjes en pannetjes en schoteltjes met voer.

Voor zichzelf had de vader al een vleugel gereserveerd met een piano. Hij wilde nog aan kunst doen voordat hij dood zou gaan. Om niet voor niets geleefd te hebben. Hij besefte dat men niet alleen kon leven voor potjes en schoteltjes voer. Hij had er zich meermalen op betrapt dat hij noten schreef op een vel papier, dat hij die noten probeerde te neuriën. Later schreef hij er een bestelling voor eten overheen. Van de noten zag hij nooit meer wat. En aan voer had hij zijn handen vol.

Was het een wonder dat de jonge meneer Pesche kaartenhuizen bouwde en huizen van papier? Hij wilde het goed beklante restaurant Varsgarten niet overnemen, noch het nieuwe en nog niet beklante hotel Eden, dat vanaf de eerste dag van zijn bestaan de kwade naam had dat men er meisjes mocht uitkleden voor geld. Hij had de brand willen steken in restaurant Varsgarten. Hij had voorgesteld het te verkopen toen hij oud genoeg was om het te erven. Maar zijn vader wilde er koste wat het kost pianospelen. Toen hij toch de zaak had overgenomen, was het hele huis verdrietig geworden. De klanten gingen lopen. Aten liever in hotel Eden, waar ze als aperitief een mooie meid konden krijgen. Zijn vader was gestorven. Zelf was hij verhuisd naar de Libertystraat. Alleen de gerant was gebleven. Meneer Pesche bleef hem salaris betalen. Daar had hij vrede mee.

Meneer Pesche was er blijven eten. Hij dacht dat het goed was soms te kunnen praten van: zeg, weet je nog van toen en toen? Van dat slingeraap spelen? Denk je nog wel eens aan de plakaardappels die we in het vuur gooiden als we de papieren huizen verbrandden?

(wordt vervolgd)

fleursdumal.nl magazine

More in: - De gevangene


Britta Böhler & Vonne van der Meer in VPRO BOEKEN

fdm bookslit03

Britta Böhler & Vonne van der Meer in VPRO BOEKEN

zondag 15 september 2013

In haar eerste roman De beslissing voert advocate Britta Böhler niet zomaar een personage op. Het boek gaat over de grote Duitse schrijver Thomas Mann (1875-1955), die gedurende drie dagen met het moeilijkste dilemma van zijn leven worstelt, namelijk of hij zich publiekelijk moet uitspreken tegen het naziregime of niet.

brittabohler fdm 

Met Het smalle pad van de liefde schreef Vonne van der Meer een roman over een overspelige liefde die tijdens een zomervakantie in Frankrijk tot bloei komt. Een onmogelijke liefde. Nadat het is uitgegaan met haar minnaar, ontwaakt bij de overspelige vrouw – op zoek naar vergeving – een religieus bewustzijn.

vonnevdmeer fdm 

VPRO BOEKEN zo 15 september 2013

≡ website VPRO BOEKEN

fleursdumal.nl magazine

More in: - Book Lovers, Art & Literature News


Ton van Reen: DE GEVANGENE XIII

gevangene05

Ton van Reen

DE GEVANGENE XIII

De muren in huis had hij al moeten uitbreken. De muren stonden de cactussen in de weg. Eerstdaags zou hij ook de plafonds tussen de eerste en tweede verdieping moeten uitbreken. De cactussen moesten hoog worden. Uitkappen kon hij met zijn ene arm net zo goed als anderen met twee armen.

Bezoek wilde hij niet ontvangen. Geen mens zou begrijpen waarom hij cactussen kweekte die in een woestijn thuishoorden. Die hadden bladeren die vocht spaarden. Het leken waterzakken die taai waren van het gebruik. Misschien zou de asman het kunnen begrijpen, omdat hij een gedachtereus was. Meneer Pesche zou er zich alleen maar aan ergeren.

Meneer Pesche wandelde de straat uit. Hij liep met zijn handjes door de lucht te zwaaien. Of hij aan één stuk door tegen vogels praatte en daarom gangetjes door de lucht moest graven. Meneer Pesche toch! Er zijn geen vogels in de Libertystraat! Hoe komt u daar nu bij! Als er vogels komen, zal de asman ze verjagen omdat hij vroeger van paarden hield.

Of zou meneer Pesche een mooi verhaal hebben bedacht over kleur en glas in lood? Over huizen die geschilderd zouden moeten worden? Allemaal in een andere kleur. Het een wit, het ander rood, het volgende blauw enzovoort. Hij zou willen dat alle ruiten gebrandschilderd werden.

Meneer Pesche sloeg de hoek om bij de Uitdragerij van de Aangepaste Dood en de uitgeverij. Hij ging eten in restaurant Varsgarten, dat aan de grote weg naar Sund lag. Hij hield zijn scharrelhandjes in de lucht. Het leek of hij naar iemand zwaaide.

Vanuit de spijskamer van restaurant Varsgarten keek je in de tuinen van hotel Eden, aan de andere kant van de beek. Er zaten zwanen in het vuile water. Je zou zeggen dat ze weinig te vreten hadden. Nooit kwam iemand de beesten voeren. Je begreep niet dat ze wit bleven. De beesten waren veel te wit voor het vuile water dat hun veren aantastte. Was wit een kleur? Ze moesten vet in hun veren hebben dat vocht uit hun lijf hield. Waterproof en stainless. Zoiets stond op horloges. Het was moeilijk zoiets van zwanen te zeggen. Die waren doodgewoon van vlees, bloed en veren. Ze waren wel net zo nauwkeurig als een horloge. Als ze in de richting van het bruggetje zwommen, kon je er donder op zeggen dat het bijna twaalf uur was.

Meneer Pesche praatte tegen de beesten. Hij begreep niet dat ze het fijn vonden. Hij voerde de beesten nooit. Spuwde nooit in het water. Hij zong meer tegen ze dan dat hij sprak. Van: zwaan zwaan, waar zijn je kindertjes? Of heb je geen kindertjes meer? Zwemmen die al op hun eigen vleugels? En is je huid iets waar je veren in vast kunt steken? Heb je geen veren? Ben je van plastic dat vet blinkt als je er scherp naar kijkt?

Bij mooi weer was het water van de beek een verweerde glasplaat. Bij slecht weer was het een oppervlakte van roest. De bomen om het water waren geen reuzen, maar aan de wortel ontschoten lijkwachters die meestal roerloos stonden en zich met hun wortels in elkaar vast werkten. Ze moesten van elkaar houden, of ze wilden of niet. Meneer Pesche zou een van die wortels willen zijn, vastgegroeid zijn aan de bomen, die hij zou voeden met zijn sappen en zouten. Hij zou er eeuwig leven, vlak bij de zwanen van oudwit. Zou er eens een jager komen, dan zou meneer Pesche niet weten wat te doen! Wie wist waarop jagers schoten? Of ze altijd doel troffen? Waarom ze schoten? Schoten jagers nooit op zwanen?

Restaurant Varsgarten had één klant. Meneer Pesche. Het gebouw zag er niet rooskleurig uit. Het houtwerk was in jaren niet geschilderd. Overal groeiden grote zwammen. Het glas van de veranda was groen van het verweren. Het leek of er mos op groeide.

(wordt vervolgd)

fleursdumal.nl magazine

More in: - De gevangene


Ton van Reen: DE GEVANGENE XII

gevangene05

Ton van Reen

DE GEVANGENE XII

De mensen wisten niet waarom hij geen rechterarm had. Hij kon het hun niet duidelijk maken. Zelf begreep hij het ook niet. Net of hij zou moeten weten waarom en met welk nut hij een rechterarm miste. De mensen dachten dat het lastig was geen rechterarm te hebben. Hij wist beter. Kon alles af met zijn linkerarm. Hij kon zich voorstellen dat het lastig zou zijn als je plotseling je rechterarm zou moeten missen wanneer je gewend was om met twee armen door de wereld te wandelen. Hij had nooit een rechterarm gehad en daarom miste hij hem niet. Alleen de mensen met twee armen misten zijn ene arm. Hij wist nooit of men afkeer van hem had of medelijden wilde tonen. Hij kon niet tegen afkeer. Hij voelde zich aan hen gelijk. Medelijden had hij niet nodig. Hij mankeerde niets. Invalide was hij niet. Hij kon alles met zijn linkerarm. Misschien kon hij met zijn ene arm meer dan andere mensen met twee armen. Die waren gewend beide armen onvoldoende te gebruiken. Zoals de asman. Die man had twee armen. Hij liet ze aan zijn lijf bungelen alsof ze over waren. Soms stak hij de handen in zijn broekzakken. Zo zat hij dag aan dag, met de twee armen die hij over had, op het deksel van het asvat van de familie F. Of hij dat prettig vond? Dat zou dan wel. Meneer Pesche had zijn armen enkel nodig als hij driftig was, of meende dat hij hoognodig zijn kleine knuisten moest opsteken om naar iemand te zwaaien.

Nee, de mensen vertrouwden de man zonder rechterarm niet, omdat hij nooit in de Libertystraat kwam en de hoofddeur aan de binnenkant had dichtgemetseld, zodat er aan de straatzijde van zijn huis niemand binnen kon. Wanneer hij uitging, liep hij door een gangetje dat uitkwam op de Hoofdstraat. Dat vond hij nodig. Hij was er zich van bewust dat hij door het gemis van een rechterarm een opvallende figuur zou blijven. In de Libertystraat vonden ze het nodig hem steeds na te wijzen. Alsof hij een fout van de schepping was en door de duivel werd bezeten. In de Hoofdstraat keken ze niet zo nauw. Ze zagen er wel meer mensen met lichaamsafwijkingen. Bovendien hadden de mensen die door de Hoofdstraat kwamen, te veel haast om naar iets of iemand te kijken. Ze hadden het druk genoeg met zichzelf.

Vroeger had hij eens geprobeerd zich een rechterarm aan te plakken. Zo had men hem over straat zien fietsen. Het was of de hand die de rechterkant van het stuur vasthield vanuit zijn onderbuik liep en niet vanuit de richting van het schouderblad kwam.

Gelukkig had hij zijn planten binnenshuis. Cactussen. Vroeger had hij orchideeën gehad. Die waren te mooi geweest om waar te zijn. Ze bloeiden te kort. Ze wisten zelf dat ze een vergissing waren. De man zou zich niet kunnen voorstellen dat iemand uit de Libertystraat zijn planten mooi zou vinden. Dat ze zouden begrijpen dat hij graag naar zijn planten keek. Dat hij het fijn vond dat de dikke, volgezopen stengels elkaars leven stonden te verzuren. Elkaar vastprikten, alsof dat zo hoorde. Het was voor hem een droom. Hij wist goed dat hij op zekere dag hysterisch zou worden van zijn bloemen, die hem als uiting van liefde aan hun stekels zouden prikken. Hij zou aan ze vastgroeien als een menselijke alg. De planten met een hoogte van twee meter zouden hun zwaarden door hem heen steken. Zo’n zwaard kon een meter lang worden en wel twintig centimeter breed. Heel langzaam zouden ze het doen. Elke dag één centimeter. Een vreemd vel hadden die cactussen. Het was dik en vadsig. Op plaatsen waar het kramp kreeg door te veel vocht, kwamen verdikkingen in de huid. Uit die bulten schoten plotseling bloemen tevoorschijn die fel gekleurd waren. Eigenlijk waren ze niet meer dan een uitgegroeide wond.

(wordt vervolgd)

fleursdumal.nl magazine

More in: - De gevangene


Ton van Reen: DE GEVANGENE XI

gevangene05

Ton van Reen

DE GEVANGENE XI

De soldaten werden gegrepen en in de vuilniswagen leeggestort. De vuilnismannen zetten de bakken neer alsof ze dronken waren. Soms kwakten ze die zo hard neer dat de bodems scheef sloegen en de bakken uit de houding kwamen te staan. De asman had uren werk om de bakken weer mooi recht te krijgen, zodat hij ze weer netjes in het gelid kon zetten.

Vandaag zou de vuilniswagen komen. Daar wachtte hij op. Elke week. De vuilniswagen was een afgedankte stoomketel die nog te goed was om weggegooid te worden. Hij was nog nergens doorgeroest. De bovenkant was ervan afgezaagd. De vuilnisbakken in de straat werden geregeld vernieuwd. Om de straten niet te ontsieren met vuile bakken, zonder deksels en zo. De asman kende de lui van de vuilniswagen. Hij wist precies hoe ze achter op de rijdende wagen stonden. Op een trapje stonden ze tegen de bak en ze hielden zich vast aan een grote beugel die aan de stoomketel was gelast. Het waren altijd dezelfde kerels. Ze lachten hem gemoedelijk uit. Hij werd er nooit kwaad om. Die lui waren te dom om te begrijpen dat hij, de asman, hen soms kon benijden en dat hij uren en dagen kon zitten mijmeren over het ophalen van het vuil.

Als de vuilniswagen langs was geweest, kwamen in de loop van een paar uur alle mensen naar buiten om hun lege asvat op te halen en er een vol voor in de plaats te zetten. Onbegrijpelijk hoeveel vuilnis de mensen maken, dacht de asman.

Hij was niet altijd asman geweest. Vroeger had hij in het leger gediend, bij de huzaren. Dat was lang geleden, maar hij droomde er nog geregeld over. Een paard had hij nooit gehad. Hij had de stallen schoongehouden. Hij was er tevreden mee geweest. In zijn hart had hij zich de eigenaar gevoeld van alle paarden die in de stallen stonden. Hij kon met dieren praten. Al degenen die op de paardenruggen reden, wilden dat van hem leren. Het was iets wat niet te leren viel. Dat konden ze niet begrijpen. Uit nijd kreeg hij nooit een paard, wel de stal en het vuil. Zo had hij geleerd niet vies te zijn van vuil. In die tijd zat hij dag en nacht tussen de stront. Op den duur had hij het helemaal niet meer als viezigheid gezien. Het was voor hem trouwens de enige mogelijkheid om bij zijn paarden te blijven. Om met ze te kunnen praten.

In de oorlog hadden ze hem niet nodig. Er waren geen paarden meer. De dieren die in de stallen hadden gestaan, waren gestolen. Men had ze opgevreten. Sinds die tijd wilde hij geen dier meer zien. Al was het een hond of een kat, hij joeg ze weg. Hij moest ze wegjagen uit angst dat hij weer gehecht zou raken aan een dier. De familie F., die niet gesteld was op dieren, zou hem dan het asvat kunnen afnemen zodat hij naar een nieuw asvat zou moeten uitzien. Om op te wonen. Dat wilde hij voorkomen.

De asman zou willen weten wat er zo groen door glas kon schemeren in het huis van de man zonder rechterarm.

De man zonder rechterarm was in zijn huis en ging tekeer met een hamer. Hij sloopte de muren in zijn huis.

(wordt vervolgd)

fleursdumal.nl magazine

More in: - De gevangene


Older Entries »« Newer Entries

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature