Ton van Reen: De gevangene X
Ton van Reen
DE GEVANGENE X
De asman, de man zonder rechterarm en meneer Pesche
Terwijl meneer Pesche de straat uit liep, voelde hij dat de ogen van de asman in zijn rug priemden. Meneer Pesche gaat eten, dacht de asman.
De asman kende de gewoonten van alle mensen uit de Libertystraat. Leo kende hij het best. Leo zat al twintig jaar de straat in te staren. Zelf zat de asman ook al meer dan twintig jaar op het asvat van de familie F. Leo had hij zien komen. Hij kon zich als de dag van gisteren herinneren dat Leo voor het eerst achter de ruit zat, de straat inkeek en dat ze elkaar voor het eerst met hun ogen ontmoetten. De asman had gedacht: we zullen eens zien wie het ‘t langst uit zal houden, hij of ik.
De asman kende de straat vanbuiten. Elke steen. Elke richel. Elke verandering, hoe klein ook, kon hem opwinden. Er veranderde weinig in de Libertystraat, en daardoor wond de asman zich niet dikwijls op. In de Libertystraat stond de tijd stil. Omdat er nooit iets gebeurde, nam de asman aan dat er in de wereld achter de Libertystraat ook nooit iets gebeurde waarover hij zich druk zou moeten maken.
De asman wist niet wat het beste was, wonen in de straat of wonen in een huis. Soms zou hij willen dat er een grote, trage hand zou komen met vingers ter grootte van drie à vier meter. Dat die hand alles overhoop zou trekken. Dat er geen huis meer overeind zou blijven. Dat al degenen die in de huizen woonden, in de straat zouden moeten wonen op een asvat. Hij wist wel dat het een droom van hem was. Hij dacht dat zijn dromen allemaal uitkwamen. Hij wist zeker dat die grote, ijzeren hand eens zou komen en alle huizen overhoop zou trekken. Dat alle mensen in de straat zouden gaan zitten huilen om het verlies. Alsof verlies erg was. Ze beseften niet dat ze ééns alles zouden verliezen. Dat ze zelf ook verloren zouden raken. Wat zou dat dan nog! Van wat nu was, bleef in de verre toekomst nooit iets over. Van de Libertystraat zou over hooguit honderd jaar geen steen meer op de andere staan. Zou de droom van de asman niet uitkomen, dan zou de tand des tijds zijn weg wel vinden en alles wegvreten. Zoals een konijn een slablad vreet.
Het wonen in de Libertystraat kon de asman wel volhouden. Meer dan ademen en denken deed hij niet. Eigenlijk was de asman een asceet. Dat wist hij ook wel, alleen kende hij het woord niet. Hij meende dat het zijn grootste geluk was om een asvat onder zijn gat te voelen.
Zojuist had hij het asvat blinkend gepoetst. Alsof dat zo hoorde. Alsof iemand hem dat had gevraagd. Niemand van de familie F. durfde het asvat nog te gebruiken. De asman bleef dagen aan een stuk op het asvat zitten. Net de gek uit een vreemd verhaal. Misschien was de asman net zo gek als de kerels die de taal spraken van de kinderen en de dieren. Niemand had hem ooit gevraagd om dag en nacht op het asvat van de familie F. te gaan zitten en erop te letten dat alle vuilnisbakken in de straat netjes in het gelid stonden zodat de mannen van de vuilnisdienst meenden dat ze een parade van soldaten in plaats van vuilnisbakken inspecteerden. In plaats van ze te legen. Alsof een leger asvaten netjes zou kunnen salueren voor de bestuurder van een vuilniswagen.
(wordt vervolgd)
fleursdumal.nl magazine
More in: - De gevangene