foto jef van kempen
H e r f s t a n g s t
Nog even niet de truien in
Nog even niet de vachten aan
Nog even geen verpulveren van bladeren
Nog even niet de kachelpijp
Nog even het laagje los.
Laat de stad nog éven zien,
Houd haar sluier op,
Al wordt ‘t zwaarder.
Herfst,
Geef mij nog één keer een peepshow.
Laat mij de dakpannen nog één keer roder zien.
Laat mij de grijze stenen nog één keer als zandsteen zien
en laat mij denken dat de huizen onvolledige piramides zijn.
Nog even geen chocoliedjes kerstcd’s.
Rillingen naakte bomen en natte laagjes
Druppels van mijn oren.
Koude winterlucht
die mijn hersenpan in tweeën snijdt
tot één knusse kopjes thee onder een dekentje, en één kersthatende.
Ik zet mijn rendieroren vast op.
Herfst,
Laat mij nog even niet veranderen,
Laat mij nog even geen herhaling zien
Van: “Ouwe koek en net als vorig jaar en zie je wel dacht ik al.”
Van: “Dat zei ik vroeger al, het ligt aan de rest aan de anderen
Het is de schuld van de buitenwereld, ik heb altijd gelijk en de rest verandert.”
Laat mij nog even alles zien alsof het nieuw is, dat er nog geen naam voor is.
Laat mij nog even bedenken hoe het moet heten.
Laat mij nog even niet die oude man worden die alles al benoemd heeft.
Wil je alsjeblieft nog even wachten?
Ik wacht dan met je mee dan turen we samen naar de wereld.
En noemen we alles oneindig vaak omdat we nog niks kennen.
Omdat we nog even niet binnen hoeven te zijn.
Omdat we nog even niet elk jaar hetzelfde ritueel.
Omdat we nog even geen grijsheid zien
Omdat we alle kleuren kunnen bedenken.
We kunnen alles bekijken, als jij ons de kleuren teruggeeft.
Nog even geen dikke sokken zelfde verhalen weer die éne oom.
Nog even niet koud nog even geen oude gedachten herinneringen.
Nog even niet?
Esther Porcelijn, stadsdichter Tilburg, 2012
(eerder gepubliceerd in het Brabants Dagblad)
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive O-P, Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther
Guido Gezelle deskundige
prof. dr. Jozef Boets †
overleden
(11-7-1922 – 27-10-2012)
In Antwerpen is op zaterdag 27 oktober pater Jozef Boets op 90-jarige leeftijd overleden. Hij wijdde het grootste deel van zijn wetenschappelijke loopbaan aan het leven en het werk van priester-dichter Guido Gezelle.
Jozef Boets behaalde in 1960 een doctoraat Germaanse filologie aan de K.U.-Leuven. Zijn promotor, de dichter en professor Albert Westerlinck, moedigde hem aan werk te maken van de Gezellestudie. In 1966 werd Boets professor aan de UFSIA (Universiteit van Antwerpen), waar hij in datzelfde jaar samen met zijn collega Lissens het Centrum voor Gezellestudie oprichtte. Jozef Boets zou van de studie en de uitgave van de werken van Guido Gezelle zijn levenswerk maken. Belangrijk daarbij is zijn publicatie van het verzameld dichtwerk van Gezelle. Dat verscheen tussen 1980 en 1991 in acht delen. Verder publiceerde Jozef Boets vele wetenschappelijke artikelen en boeken over de Vlaamse literatuurgeschiedenis. Boets was oprichter van de Guido Gezellekring en daarnaast lid van het Guido Gezellegenootschap.
In het archief van Jozef Boets is Gezelle nooit ver weg. Zijn correspondentie geeft inzicht in het onderzoeksmilieu en de contacten van de Gezellevorser. Een intensieve briefwisseling met andere literatuuronderzoekers, drukkers, uitgevers, lezers, recensenten, media, leden van de Gezellekring en -genootschap bleef bewaard.
De uitvaartdienst van pater Boets vond op zaterdag 3 november plaats in de kapel van de paters assumptionisten in Leuven. Jozef Boets werd begraven op het kerkhof van de Abdij van ’t Park in Heverlee.
fleursdumal.nl magazine
More in: Gezelle, Guido, In Memoriam
Vincent Berquez© painting:
Cathedral of trees
kempis.nl poetry magazine
More in: Berquez, Vincent, Vincent Berquez
Harriet Laurey
(1924–2004)
Vlakbij je hart
Vlakbij je hart moet ik soms denken aan
het droefste liefs, en kan het niet vertellen,
maar uit mijn donker schokt het zich vandaan,
zo driftig en gehaast als waterbellen.
Ik lig het bijna, bijna te verstaan,
met open mond, om het langzaam te spellen.
Maar wat ik zeggen kan, is zo gering,
bij ’t onuitsprekelijke vergeleken,
dat ik weer stil word van verwondering.
En als ik zo lang naar je heb gekeken,
dat alle woorden zijn teruggeweken,
weten mijn lippen maar van: lieveling…
(uit: Loreley, 1952)
Harriet Laurey poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive K-L, Brabantia Nostra
Edgar Allan Poe
(1809 – 1849)
Evening Star
‘Twas noontide of summer,
And mid-time of night;
And stars, in their orbits,
Shone pale, thro’ the light
Of the brighter, cold moon,
‘Mid planets her slaves,
Herself in the Heavens,
Her beam on the waves.
I gazed awhile
On her cold smile;
Too cold- too cold for me-
There pass’d, as a shroud,
A fleecy cloud,
And I turned away to thee,
Proud Evening Star,
In thy glory afar,
And dearer thy beam shall be;
For joy to my heart
Is the proud part
Thou bearest in Heaven at night,
And more I admire
Thy distant fire,
Than that colder, lowly light.
Edgar Allan Poe poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive O-P, Poe, Edgar Allan
William Shakespeare
(1564-1616)
THE SONNETS
Sonnet 148
O me! what eyes hath love put in my head,
Which have no correspondence with true sight,
Or if they have, where is my judgment fled,
That censures falsely what they see aright?
If that be fair whereon my false eyes dote,
What means the world to say it is not so?
If it be not, then love doth well denote,
Love’s eye is not so true as all men’s: no,
How can it? O how can love’s eye be true,
That is so vexed with watching and with tears?
No marvel then though I mistake my view,
The sun it self sees not, till heaven clears.
O cunning love, with tears thou keep’st me blind,
Lest eyes well-seeing thy foul faults should find.
kempis.nl poetry magazine
More in: -Shakespeare Sonnets
D. H. Lawrence
(1885-1930)
The Almond Tree
(Letter from Town)
You promised to send me some violets. Did you forget?
White ones and blue ones from under the orchard hedge?
Sweet dark purple, and white ones mixed for a pledge
Of our early love that hardly has opened yet.
Here there’s an almond tree—you have never seen
Such a one in the north—it flowers on the street, and I stand
Every day by the fence to look up for the flowers that expand
At rest in the blue, and wonder at what they mean.
Under the almond tree, the happy lands
Provence, Japan, and Italy repose,
And passing feet are chatter and clapping of those
Who play around us, country girls clapping their hands.
You, my love, the foremost, in a flowered gown,
All your unbearable tenderness, you with the laughter
Startled upon your eyes now so wide with hereafter,
You with loose hands of abandonment hanging down.
D.H. Lawrence poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive K-L, D.H. Lawrence, Lawrence, D.H.
Einstein en Ensor op het strand
De-Haan-aan-Zee. Woensdag 2 augustus 1933.
Van zijn vierduizendvierhonderdeenentachtig
dagen is het Derde Rijk aan de honderdvijfentachtigste
toe. De geleerde voelt zich niet meer op zijn plaats
wo die alten Wälder rauschen en trekt westwaarts,
de schilder aan zijn trage kust trouw.
In dit koninkrijk zonder eilanden is het zomer
en vrede, nog. De zee is fier op haar water,
spoelt het speels de badgasten tegemoet.
Maakt daarbij geen onderscheid. Ziet ook niet
dat Albert Einstein (54) en James Ensor (73)
samen ballen op het zand. Geluiden van branding
in hun haren, blote voeten aangetrokken.
Verte spant zeilen aan. Neen, neen: een zwarte
cirkel is nog geen o. De middag is warm
en donderdag wacht braaf op zijn beurt.
Even voelen ze zich samen machteloos,
als admiraals zonder vloot. Even,
en dan glijdt van de schaar van de toekomst
een zware schaduw.
Verschenen in Onaangepaste tijden, Zinderend, Bergen op Zoom, 2006 – © Bert Bevers
Bert Bevers poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive A-B, Bevers, Bert
Percy Bysshe Shelley
(1792-1822)
Good-night
Good-night? ah! no; the hour is ill
Which severs those it should unite;
Let us remain together still,
Then it will be good night.
How can I call the lone night good,
Though thy sweet wishes wing its flight?
Be it not said, thought, understood –
Then it will be — good night.
To hearts which near each other move
From evening close to morning light
The night is good, because, my love,
They never say good-night.
Slaap zacht
Slaap zacht? o nee, het uur valt zwaar
Dat binden moest wie scheiden wacht;
Verblijven wij steeds bij elkaar,
Dan wordt het pas: slaap zacht.
Hoe noem ik slapen “zacht”, alleen,
Al steunt ’t zijn vlucht als jij ’t lief zegt?
Maar komt voor ’t zeggen, ’t wensen, geen
Moment, volgt slaap zacht echt.
Voor harten altijd dicht tesaam,
Van ’s avonds laat tot ’s morgens vroeg,
Is nachttijd, liefste, aangenaam
En slaap al zacht genoeg.
Vertaling Cornelis W. Schoneveld 2012
Percy Bysshe Shelley poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Percy Byssche Shelley, Shelley, Shelley, Percy Byssche
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature