Alfred de Musset
(1810-1857)
Sonnet au lecteur
Jusqu’à présent, lecteur, suivant l’antique usage,
Je te disais bonjour à la première page.
Mon livre, cette fois, se ferme moins gaiement ;
En vérité, ce siècle est un mauvais moment.
Tout s’en va, les plaisirs et les moeurs d’un autre âge,
Les rois, les dieux vaincus, le hasard triomphant,
Rosafinde et Suzon qui me trouvent trop sage,
Lamartine vieilli qui me traite en enfant.
La politique, hélas ! voilà notre misère.
Mes meilleurs ennemis me conseillent d’en faire.
Être rouge ce soir, blanc demain, ma foi, non.
Je veux, quand on m’a lu, qu’on puisse me relire.
Si deux noms, par hasard, s’embrouillent sur ma lyre,
Ce ne sera jamais que Ninette ou Ninon.
Alfred de Musset poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive M-N, Musset, Alfred de
Camera obscura: Alien
fleursdumal.nl magazine
More in: Camera Obscura
Nationalgalerie Hamburger Bahnhof – Museum für Gegenwart – Berlin
Richard Long. Berlin Circle
until 31 July 2011
The first solo show in Germany of works by the artist to be held in a major museum in almost ten years. The focus and inspiration for this exhibition is formed by the eponymous work ‘Berlin Circle’, dating from 1996, which features in the Sammlung Marx.
‘My art is in the nature of things’, Richard Long
A new work by the artist, the ‘River Avon Mud Circle’, will also be specially created for the show in the museum. This exhibition also pays tribute to the long-term commitment to the Nationalgalerie at Hamburger Bahnhof on the part of the collector Erich Marx, who will be celebrating his 90th birthday this spring.
Richard Long (*1945, Bristol, England) is one of the leading protagonists of ‘Land Art’, along with Michael Heizer, Walter de Maria and Robert Smithson. Coinciding with the first ecological movements in the USA and Europe, Land Art was first created in the 1960s by artists working concurrently but separately from each other, as a critical reaction to the classical genre of sculpture and the commercial art market. The transient and site-specific works, hewn in and from nature, were first unveiled to the public in 1968 in the ‘Earthworks’ exhibition at the Dwan Gallery in New York. A year later, in 1969, Gerry Schum coined the term ‘Land Art’ in his television programme of the same name, and it has been used ever since.
Richard Long uses the movement of his own body, the act of rambling and walking in the countryside as both the gauge and medium for his art. One of his earliest and most well-known works, ‘A Line Made by Walking’, from 1967, consisted in him pacing up and down a field in a straight line so often that a line was drawn in the grass, which the artist then captured on film in the form of a photograph. For over 40 years now, subsequent larger works have been created outdoors all over the world, in England, Canada, Japan and Bolivia: composed of large stone circles or lines made of wood. These temporary works are then documented in photographs. In contrast to such companions of his as Heizer and Smithson, Long’s works do not amount to an intervention in nature, executed in a series of great gestures, for he instead works with material already at hand.
Since he started out as an artist, Long has, however, also shown works in interior spaces. Here too, sculptures are created with archetypal forms of wood or stone: ovals, lines or circles. Long explains his choice of form as follows: ‘I like to use the symmetry of patterns between time, between places and time, between distance and time, between stones and distance, between time and stones. I choose lines and circles because they do the job.’
It is befitting then that the main work in the Hamburger Bahnhof exhibition, ‘Berlin Circle’, is a circle of stone, twelve metres in diameter, laid out on the floor. ‘Berlin Circle’ is an important work in the Sammlung Marx and was first unveiled and installed by the artist for the opening of the Hamburger Bahnhof in 1996. It serves as a thematic focal point in today’s exhibition, emphasising one of the artist’s core forms: the circle. Five other floor pieces are also on display in the historical hall, along with films by and on the artist.
‘My art is in the nature of things’ says Long, referring to the topicality of his works. By being consistently set in places where the nature of things appears in the works, they also throw light on questions in today’s discourse on the relationality, performativeness, transgressions and spatiality of art.
Curator: Prof. Dr. Eugen Blume – Curatorial Assistance: Dr. Katharina Schlüter
Publication “Richard Long. Berlin Circle“ , Verlag für Moderne Kunst Nürnberg
Nationalgalerie Hamburger Bahnhof – Museum für Gegenwart – Berlin
Sammlungspräsentation zum Thema
Land Art
Parallel zur Ausstellung Richard Long: Berlin Circle zeigt die Nationalgalerie der Staatlichen Museen zu Berlin im Hamburger Bahnhof – Museum für Gegenwart – Berlin eine Sammlungspräsentation zum Thema Land Art.
In den späten 1960er Jahren entwickelte sich im Kontext der Minimal Art und der Prozess Kunst das Interesse für eine Kunst außerhalb des Ateliers und der Kunstinstitutionen. Für die Land Art, im amerikanischen Sprachraum auch Earthworks genannt, sind die Arbeiten im Außenraum kennzeichnend. Der Begriff Landschaft umgreift dabei Stadt- ebenso wie Industrie- und Naturlandschaften.
Obwohl die Arbeiten der Land Art alle ortsspezifisch sind, sind die skulpturalen Umsetzungen unterschiedlichster Art: Erdaushebungen bei Michael Heizer, Betonröhren bei Nancy Holt, eine Spur im Rasen bei Richard Long, Klang bei Dennis Oppenheim, oder das flüchtige, unermittelbare Erlebnis der Wanderung bei Hamish Fulton. Oft unterliegen die Interventionen in der Landschaft einem anhaltenden Wandlungsprozess, denn sie sind Einwirkungen von Wind und Wetter ausgesetzt.
Gezeigt werden Objekte, Zeichnungen, Filme, Fotografien, Pläne, und Drucksachen aus den Beständen der Nationalgalerie, des Kupferstichkabinetts und der Kunstbibliothek der Staatlichen Museen zu Berlin sowie aus der Sammlung Marzona und Friedrich Christian Flick Collection im Hamburger Bahnhof – Museum für Gegenwart – Berlin. Es sind Werke von Joseph Beuys, Marinus Boezem, Stanley Brouwn, Jan Dibbets, Barry Flanagan, Hamish Fulton, Michael Heizer, Nancy Holt, Douglas Huebler, Barry Le Va, Richard Long, Walter De Maria, Dennis Oppenheim, Gerry Schum und Robert Smithson.
• fleursdumal.nl magazine
More in: Dutch Landscapes, Exhibition Archive, Land Art, Richard Long, Sculpture
Bert Bevers
De weg naar Rapallo
In memoriam Wouter Weylandt
(1984-2011)
Het kaarsje dat ik brandde toen je daar zo plots
op asfalt lag smeult zachtjes na. Een hard hoofd,
maar niet het jouwe. We zullen om je rouwen.
Plaatsnamen zoemen. Middelburg. Juist een jaar
geleden won je daar een etappe in de Giro, ook
een derde. Maar tevens Nokere. En Valladolid.
We zien je daar nog staan. Onder je kuifje wuif je
met je ogen een zegelied naar huis. Kruibeke.
Gullegem, weer Gullegem. Sint-Niklaas, Ichtegem.
Je moest hier niet eens zijn. Je zou naar de Vuelta.
Rapallo bleek te ver. Waarom denk ik toch vooral
aan tuinmannen en Isfahan? Ik wist niet dat
er zo veel bloed uit een jong hoofd stromen kan.
© Bert Bevers, 9 mei 2011
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive A-B, Bevers, Bert, Historia Belgica
Bert Bevers
over Jan Hanlo’s gedicht Oote
Het gaat hier natuurlijk om een typisch geval van met de mantel der liefde bedekken. In Zo meen ik dat jij ook bent – Biografie van Jan Hanlo kon auteur Hans Renders natuurlijk niét doen of een en ander niet gebeurd was, dus hij komt er niet onderuit ergens tussen neus en lippen te vermelden dat in de jaren vijftig een Vlaming de euvele moed had gehad de originaliteit van het voorwerp van zijn verering in twijfel te trekken. Het betrof de Antwerpse dichter Adriaan De Roover (88 ondertussen), die Hanlo destijds in het tijdschrift De Tafelronde niet eens openlijk van plagiaat beschuldigde, maar een citaat uit diens beroemde vers Oote simpelweg liet volgen door een stukje uit een veel ouder werk. Volgens Rutger H. Cornets de Groot zou een beschuldiging van plagiaat volslagen misplaatst zijn: “Veeleer toont dit voorbeeld aan dat niemand zijn eigen gedachten kiest: gebruik van taal houdt die erkenning in. Poëzie noch taalgebruiker zijn autonoom; beide liggen verankerd in de gemeenschap, in de taal, hoezeer die gemeenschap ook vijandig kan zijn aan de individuele expressie van haar leden.”
Ik denk er zo het mijne van. Ter vergelijking:
oote oote oote boe
hoe boe hoe boe
hoe boe hoe boe
B boe
Boe oe oe
Oe oe (etc.)
Eh eh euh euh euh
Oo-eh oo-eh o-eh eh eh eh
Ach ach ah ach ach ah a a
Oh ohh ohh
Adriaan De Roover (foto B. Bevers)
En dan het fragment waarvan Antwerpenaar De Roover (foto) wist dat het in hoofdstuk 18 uit het Vierde Boek van François Rabelais’ meesterwerk Pantagruel te vinden was:
Bou, bou, bou, bou!
Otto, to, to, to, ti, bou
bou, bou, bou, ou, ou
ou, bou, bou, bous
bous
bous, bous, bous, bous
paich, hu, hu, hu, ha, hu
ah ! ah! ah!
Be, be, bous, bous, bobous
ho, ho ho ho ho
Vierhonderd jaar eerder geschreven, en geen experimentele poëzie maar het gejammer dat Panurge slaakt als hij zeeziek is….
Bert Bevers over Jan Hanlo’s gedicht Oote
fleursdumal magazine
More in: Bevers, Bert, Hanlo, Jan, The talk of the town
VEEL TE RUIME JASSEN
Hurkend onder een boom
wachten de mannen
rook rond hun hoofd
hun ogen mat van het wachten
Ze krassen dromen in het zand
verlangens omhullen hen
als veel te ruime jassen
Ton van Reen
Ton van Reen: De naam van het mes. Afrikaanse gedichten In 2007 verschenen onder de titel: De straat is van de mannen bij BnM Uitgevers in De Contrabas reeks. ISBN 9789077907993 – 56 pagina’s – paperback
kempis.nl poetry magazine
More in: -De naam van het mes
Street-poetry: Ja-maar
Photo: fleursdumal.nl, Utrecht 2010
fleursdumal.nl magazine
More in: Street Art
P.C. Boutens
(1870-1943)
Winter-stad
In het koele gouden bad
Van het fijne winterlicht
Rijst de groote menschenstad
Tot een droomverlucht gezicht:
Al de gangen, al de zalen
Waar de ziel in droom mag dwalen.
Boven glansgewasschen pleinen
Waar de stille menschen loopen,
Juichen klokken uit haar open
Torens zuiver door de reine
Luchten naar verrukten droomer
Al den hartstocht van zijn zomer …
Hart, wat hielp ons lange zoeken,
Daar wij toch gevonden wòrden?
Al de woorden in de boeken
Zijn als blâren die verdorden
Voor den onvoorzienen lach
Van den kortsten zonnedag!
Nacht-stilte
Stil, wees stil: op zilvren voeten
Schrijdt de stilte door den nacht,
Stilte die der goden groeten
Overbrengt naar lage wacht …
Wat niet ziel tot ziel kon spreken
Door der dagen ijl gegons,
Spreekt uit overluchtsche streken,
Klaar als ster in licht zoû breken,
Zonder smet van taal of teeken
God in elk van ons.
Kussen
Roode lippen, blanke leden
Wijken uit hun eng omhelzen
Naar de koele heldre grenzen
Waar zich oog en oog ontmoeten
In der zielen kus.
Als de diepe blauwe heemlen
Duren over zee en landen,
Duren over dood en leven, –
Over liefdes dood en leven
Duurt der zielen kus.
Toch, ons zielen konden nimmer
Tot elkaêr in oogen reiken,
Konden niet uw warme lippen
Mijne warme lippen kussen,
Hadden niet mijn roode lippen
Uwen rooden mond gekust.
P.C. Boutens poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, Boutens, P.C.
Feestelijke inhuldiging zesde gedicht van
Stadsdichter Peter Holvoet-Hanssen
op unieke plek in Antwerpen-Hoboken
Met zijn zesde gedicht laat Stadsdichter Peter Holvoet Hanssen zijn literaire sporen na in Hoboken. Aanleiding hiervoor is het 875 jarige bestaan van het district. Samen met dichters Bert Bevers en Frank de Vos schreef hij het gedicht ‘De Inwijkeling’. Op zondag 8 mei 2011 krijgt de eerste strofe van het gedicht een vaste plek, in de Schelde aan de aanlegsteiger van het Veer Hoboken-Kruibeke en wordt het feestelijk ingehuldigd.
Het district Hoboken bestaat 875 jaar. Ter gelegenheid van deze verjaardag schreef Stadsdichter Peter Holvoet-Hanssen samen met dichters Frank de Vos, zelf inwoner van Hoboken, en Bert Bevers het gedicht ‘De Inwijkeling’.
Op een wel zeer originele manier krijgt het collectieve vers nu een permanente plek in het district. De eerste paragraaf van de ‘De Inwijkeling’, het deel van het gedicht dat Peter Holvoet-Hanssen schreef, is bevestigd aan een betonnen constructie in de Schelde naast de aanlegsteiger van het Veer Hoboken-Kruibeke. De metalen platen waarop het gedicht gedrukt staat, komen gedeeltelijk onder water te staan bij hoog water. Ook dit keer is het ontwerp van de hand van de vaste ontwerper van de Stadsdichter, Jelle Jespers.
Op zondag 8 mei vindt de officiële inhuldiging van het gedicht plaats aan het Veer Hoboken-Kruibeke op het einde van de Leo Boschaertlaan. Om 11.45 uur maakt de veerboot de oversteek van Hoboken naar Kruibeke en keert om 12 uur terug. Stadsdichter Peter Holvoet-Hanssen staat op de kade klaar om bij aankomst van de veerboot het gedicht voor te dragen. Het hele gebeuren wordt begeleid met een dixieband en afgesloten met een drankje, aangeboden door het district Hoboken.
Het zesde stadsgedicht is geschreven in december 2010 en prijkt sindsdien al integraal op twee canvassen in Hoboken. Een grote versie van het gedicht pronkt naast de Onze-Lieve-Vrouwekerk aan de Kioskplaats, een ander canvas is te bewonderen ter hoogte van de Antwerpsesteenweg 195. Beide canvassen blijven daar minstens een jaar te zien.
Inhuldiging van het gedicht ‘De Inwijkeling’
· Op zondag 8 mei 2011
· Aan de aanlegsteiger van het Veer Hoboken-Kruibeke op het einde van de Leo Boschaertlaan in Hoboken
· Om 11.45 uur maakt de veerboot de oversteek naar Kruibeke, om 12 uur. keert hij terug naar Hoboken.
· Bij aankomst van het veer draagt Peter Holvoet-Hanssen zijn gedicht voor.
· Aansluitend wordt er een drankje aangeboden.
De Inwijkeling
Oksel van de Schelde. Stervensklaar ben ik er aangespoeld.
Landbouwers, ze baarden zeebouwers en doopten ze in naam
van de Zwarte God in het schuim van Den Beer. Geen korenaar
die nog wiegt maar in de schaduw van de volle maan een reus.
Luistert naar het polderbos, metaalmoe. Rafelig de eik
maar weerspannig als de melkkar van Patrasche. Ik schuil en hoor:
“Morgen schijnt de zon als gisteren, een ster die schiet in ‘t goud.”
Shana was hier – parkkiosk, wat groen – met Jessy en Yanice
en drie dichters, voor de foto. Een vos komt uit zijn hol. Schrijft:
Met een erehaag van woorden besmeren wij je boke
met de navel van de wereld, beetgaar, veelkleurig.
Hoe wijdbeens soms, stonden wij in verlopen tijd:
een knellende schoen, kortademig van huis tot stad gelopen.
Dan een beverhoofd. Die snor! Zijn antwoord is van ebbenhout:
Boke, bootje, Congoboot. Je bent verslavend als
een medicijn. Het hart moet rustig zijn, en kan dat
in een oude kroeg. Daar ginder achter in de polder
ligt een oot met Congob af. De oot zal nooit verloren
gaan. Ballades van inwijkelingen weerklinken er
met harde moed. Alsof je hier niet geboren hoeft te zijn
om hier vandaan te willen komen …
© stadsgedicht Antwerpen 2010, 12 december 2010,
Peter Holvoet-Hanssen, Frank De Vos en Bert Bevers
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive G-H, City Poets / Stadsdichters, Historia Belgica
Melseke column
SchoongenoegvanKernenergie
Verhagen bijt zich vast in kerncentrales
Minister Verhagen wil van geen wijken weten. Dat bleek in een overleg met de Tweede Kamer vorige week. Hij houdt vast aan de kabinetsplannen om vergunningen af te geven voor nieuwe kerncentrales. Terwijl een overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking een duurzame energievoorziening wil. Slechts eenderde van de bevolking vindt nieuwe kerncentrales een goed idee.
Eerste volgende stap: In mei praat de Kamer verder over kernenergie. We zullen ons protest dus doorzetten. Het is belangrijk dat voor ons kabinet zichtbaar is dat Nederland schoon genoeg heeft van kernenergie en geen tweede Borssele wil.
♦ Hier is een LINK ter ondertekening van de petitie
Persoonlijke opmerking. Als de regering een referendum weigert en vasthoudt aan deze visieloze en alleen op economie gerichte korte termijn politiek, dan zijn economische tegenmaatregelen, zoals bijvoorbeeld een (internationale) boycot van ieder bedrijf dat direct of indirect betrokken is bij het verkrijgen van een vergunning voor het bouwen/exploiteren van een nieuwe kerncentrale in Nederland, verdedigbaar en democratisch. Want als de macht alleen bij de economie ligt: De economie dat zijn wij.
fleursdumal.nl magazine
More in: Melseke, Columns, The talk of the town
William Shakespeare
(1564-1616)
THE SONNETS
78
So oft have I invoked thee for my muse,
And found such fair assistance in my verse,
As every alien pen hath got my use,
And under thee their poesy disperse.
Thine eyes, that taught the dumb on high to sing,
And heavy ignorance aloft to fly,
Have added feathers to the learned’s wing,
And given grace a double majesty.
Yet be most proud of that which I compile,
Whose influence is thine, and born of thee,
In others’ works thou dost but mend the style,
And arts with thy sweet graces graced be.
But thou art all my art, and dost advance
As high as learning, my rude ignorance.
kempis.nl poetry magazine
More in: -Shakespeare Sonnets
Anton Eijkens
Antonius Maria Eijkens (Tilburg, 1920) was reeds in zijn gymnasiumtijd op het St. Odulphulyceum in Tilburg actief als dichter. Hij stond er tevens aan de wieg van het nog altijd bestaande schoolblad PIT. Na zijn eindexamen kwam hij in dienst van Bureau Van Spaendonck, waar hij tot aan zijn pensioen bleef werken, met name als secretaris van diverse werkgeversorganisaties.
Eijkens publiceerde in Brabantia Nostra alvorens redacteur te worden van het culturele gezinsblad Edele Brabant. Samen met Jan Naaijkens schreef hij Kruis en Ploeg, een massaspektakelstuk dat in 1946 opgevoerd werd bij gelegenheid van het 50- jarig bestaan van de NCB. Datzelfde jaar verschenen vier boeken van zijn hand: de verhalenbundel Rond de toren, de sprookjesverzameling De sprookjeshoorn, de gedichtenbundel Een handvol verzen en tenslotte Rijmkroniek van Tilburg, het hart van Brabant. Laatstgenoemde titel betrof een uniek boek dat aangeboden werd aan Jan van de Mortel bij gelegenheid van zijn afscheid als burgemeester van Tilburg. Het boek was geheel gekalligrafeerd en verlucht met tal van illustraties door Kees Mandos, een zwager van Eijkens. In 2004 produceerde drukkerij Gianotten een facsimile uitgave op initiatief van Ed Schilders en Han van Meegeren.
Anton (Toon) Eijkens heeft tal van gelegenheidsgedichten en -liederen geschreven alsook diverse gedenkboeken, waaronder 75 jaar bouwen(1964, met foto’s van Cas Oorthuys) Limburg’s Klei Industrie (1968) en Kroniek van de parochie O.L. Vrouw van Lourdes (Koningshoeven) (1990.
Het is nu voor de tweede keer dat zijn culinaire gedichten te boek zijn gesteld, zij het in zeer bescheiden vorm en op zeer beperkte schaal voor familie en vrienden. Een eerste soortgelijke, maar minder omvangrijke selectie verscheen in 1978 en wel ter gelegenheid van zijn 40-jarig dienstjubileum bij Bureau Van Spaendonck: Keur uit de poëtische kanttekeningen van Toon Eijkens bij feestelijke maaltijden die zijn burologisch leven bij tijd en wijle opfleurden.
Anton Eijkens:
Vademecum van een liefhebber
Proloog
Verheug u in de wijze woorden
van een geleerd en eerzaam man
die volhield, dat in een droog lichaam
de beste ziel niet leven kan.
*
Geniet van vlees en vis
van gerstenat en wijn:
wie dwaas aan tafel is,
kan nergens wijs in zijn.
*
Vriendschap is net als wijn,
die menig jaar volrondt:
hoe ouder hij mag zijn
hoe beter hij ons mondt.
Maar wat geen twijfel lijdt:
ontkurk de fles op tijd.
*
Aan welvoorziene tafel
staat de zandloper stil,
dus blijve hij er zitten,
die heel lang leven wil.
Anton Eijkens: Vademecum van een liefhebber (01)
wordt vervolgd
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive E-F, Brabantia Nostra, Eijkens, Anton
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature