Ton van Reen: DE GEVANGENE XVI
Ton van Reen
DE GEVANGENE XVI
En in de oorlog had gediend bij het zoveelste regiment artillerie om er zijn benen te verliezen. Die nu verliefd zat te worden omdat hij geen rok naast zich kon zien.
Het meisje zou een sprookje dromen. Dat ze in de hemel woonde bij de Moeder Gods of zo. Misschien droomde ze van kinderen die ze zelf zou willen maken uit klei. Dan pas wilde ze hen baren. Ze zouden geen benen hebben en alleen maar een linkerarm.
Aan de muur hing een foto. Als Leo ernaar keek, moest hij, of hij wilde of niet, erg lachen. Het kind op de foto was hij zelf. De spijker waaraan de foto hing, werd weggevreten door slakkenslijm dat geen slakkenslijm was maar daar toch veel op leek. Het papier groeide vast aan de muur. Het werd een stuk behang. Als hij er met zijn nagel langs streek, raakten schilfertjes van het lichtende fotopapier los, vielen in stukjes matrozenjas en kinderwang op de vloer. Foto’s hielden niet op de muur.
Het was dom foto’s te bewaren. Elk jaar werd je anders. Aan je gezicht kon je niets veranderen. Je kon het nooit de vorm geven die het op een foto van vroeger had. Bovendien loog de foto niet. Er waren foto’s die logen als de ziekte, gezichten lieten zien die nooit bestaan hadden. Er waren altijd mensen die zeiden: `Kijk, dat is mijn gezicht.’ Dan waren ze trots op een gezicht dat van niemand was. Alleen gelogen werd door het fotopapier dat niet altijd even lichtecht was als wel werd beweerd.
Hij had nog één foto van zichzelf. Die zat vastgeniet in een vakje in zijn pas, die allang verlopen was. Hij droeg de pas toch altijd bij zich. Als legitimatiebewijs. Je kon nooit weten voor wie hij zich in zijn eigen huis zou moeten legitimeren.
Die pasfoto was ook gelogen. Volgens die foto had hij een grijs gezicht, grijze ogen, grijze haren en een grijze glimlach. Zijn haren hadden blond moeten zijn. Zijn huid rood. Hij had zich altijd geschaamd als hij een foto liet maken. Alsof het maken van een foto ijdelheid was. En zijn ogen waren grimmig geweest, op het katachtige af. Een glimlach om zijn mond had hij nooit gehad. Dat het leek of zijn sporthemd, vlinderdasje en colbert grijs waren, interesseerde hem niet.
Hij vroeg zich af waarom mensen kleur konden weglaten in foto’s, zodat die alleen maar grijs waren. Zelfs wit was nog niet eens behoorlijk wit. Er waren mensen die erin getraind waren om in alle tinten grijs kleuren te zien.
De rest van de foto’s van vroeger had hij niet meer. Nadat zijn benen waren weggeschoten, had hij uit alle foto’s zijn benen weggeknipt. Later ook de armen. Hij had het toen beter gevonden alleen romp te zijn. Met de armen had hij ook grote stukken weggeknipt uit de mensen die bij hem in de buurt waren geweest op het moment dat een foto van hem was genomen. Mensen die wetend of niet het lichtechte papier met hem deelden. Soms had hij die mensen vastgehouden. Zo had hij een foto waarop hij samen met een meisje stond. Ze hadden gelachen tegen het vogeltje van de fotograaf. Toen hij benen en armen uit de foto knipte, had hij haar borsten en de linkerhelft van haar gezicht geamputeerd. Zijn ene arm had over haar borsten gelegen, met de hand van de andere arm hield hij haar gezicht voor de helft bedekt. Hij had haar stevig vastgehouden.
(wordt vervolgd)
fleursdumal.nl magazine
More in: - De gevangene