Ton van Reen: DE GEVANGENE XVIII
Ton van Reen
DE GEVANGENE XVIII
Het meisje was zeer verwonderd over de processie. Over het Zoontje van God niet het minst. Zou het Zoontje van God niet vermoeden dat achter de beroete ruit een eenzelvig meisje stond dat graag een processie zag, maar dat het beter had gevonden dat de processie de Libertystraat had gemeden? De processie liet haar iets zien wat donkere geschiedenis was, iets wat niet te achterhalen bleek. De processie was een uiting van een geloof dat doodgemoedereerd had aanbevolen om op velden palm te poten. Zoals de heidenen, aan wie het dat verbood. Zo had het meisje dat geleerd. Vroeger, op school. In de Libertystraat groeide geen palm. De velden in de Libertystraat waren te klein. Ze waren per veld één vierkante meter. Dat was de oppervlakte van de voordeur tot aan het hekje langs de straat. Daar kon geen palm worden gepoot.
Achter pastoor Kruppa in zijn wijde en uitgezakte toog van zwarte en dunne zijde liepen de gelovigen van de parochie van de Heilige Moeder Gods. Of hun leven ervan afhing. Met gebogen hoofden. Uit alle soorten van vreugde en rouw. Waren ze bang dat plotseling de gevels van de huizen in de Libertystraat te ver naar elkaar toe zouden buigen en in zouden storten over hun hoofden, die naar de grond waren gekeerd? Zagen ze alleen kinderkopjes, waarvan sommigen waren ingelijst door strepen heel dun zomergras dat op de winter leek? Niemand had ooit verwacht dat het gras kans zou zien in de Libertystraat de kinderkopjes in te lijsten. Zo had de straat een blokjesgezicht. Zwarte, groen ingelijste blokjes die wat weg hadden van Mondriaan. Wie van hen die achter Kruppa aan liepen, hadden Mondriaan gekend?
Misschien waren ze niet alleen bang dat de gevels van de huizen zouden instorten om hun nek te verbrijzelen. Dachten ze dat uit de huizen dieren konden ontsnappen die, zonder noodzaak, lange tijd hadden vastgezeten? Omdat de asman elke keer als hij ze in de Libertystraat zag opjoeg? Ze hadden op donkere zolders van huizen gezeten en waren van plan hun wraaklust op de asman te koelen. Eenmaal doende zouden ze ook tekeergaan tegen de processiegangers.
De asman zat op het deksel van het asvat van de familie F. en keek toe hoe iedereen zijn been oplichtte. Eigenlijk niet oplichtte, alleen een eind omhooghaalde. Net genoeg om de schoenzool niet te laten slijten van het schuifelen over de ruwe bovenkant van de kinderkopjes. Ze plaatsten een been vooruit, zeker een halve meter, deden dan hetzelfde met het andere been. Heel voorzichtig. Ze zouden kunnen vallen. Omdat ze hun nek gebogen hielden, lag hun zwaartepunt toch al lager dan hun navel.
Allemaal liepen ze zo in de maat. Een heel leger dat uit de tijd was, maar waarvan de leden het toch niet konden opgeven soldaat te spelen. Er waren geen soldaten meer nodig om te marcheren. Marcheren was voor soldaten het fijnste van het fijnste, dan deden ze met zijn allen alles netjes tegelijk. Omdat er nu niets meer te marcheren viel, waren ze met zijn allen teruggeworpen op het lidmaatschap van de ene ware Kerk, omdat er in die gemeenschap mee gemarcheerd wordt. Dus marcheerden ze achter Kruppa aan, achter de glimmende zwarte onderrok die op een uniform leek. Wat wil een marcheerder meer dan achter een uniform aan lopen? Tussen hen liepen ook vrouwen. Er was niemand die zich afvroeg of dat zo hoorde.
(wordt vervolgd)
fleursdumal.nl magazine
More in: - De gevangene