Ton van Reen: DE GEVANGENE XV
Ton van Reen
DE GEVANGENE XV
Sprookjes
Plotseling kwam het meisje binnen en zei: `Dag, Leo.’ Hij schrok. Ze ging naast hem zitten. Keek langs hem heen naar buiten. Hij zag dat haar gezicht nat was. Ze had gehuild.
Buiten konden ze de asman niet op het asvat zien zitten. Het was te donker. Ook het huis waarin het meisje woonde, konden ze niet zien. De nacht was niet voor niets een grote zwarte vent die alles kon verbergen achter zijn brede lijf.
Ze rook naar struiken en aarde. Alsof iemand haar in de grond had gedoopt. Om haar te laten bloeien als vruchtbaarheidssymbool. Ze zou uit de kuil zijn gestapt om naar Leo te komen. Om naast hem te kunnen zitten als een plant, naar aarde geurend en al, om naar buiten te staren, waar niets te zien was.
Eerst dacht hij dat het een vergissing was dat ze bij hem binnen was komen lopen. Later vertelde ze een sprookje waarnaar hij ademloos luisterde.
Het was een sprookje over Spanjaarden die van ver kwamen om haar op handen te dragen. En van een tram waarin ze door de nacht reden. Naar ver buiten de stad. Zij met haar Spanjaarden. Wat was dat toch dat ze zo vol zat van Spanjaarden? In een tram vol mensen die jaloers waren. Ze mochten niet uitstappen. Ze moesten op de houten banken blijven zitten kijken naar haar en de Spanjaarden. Op het land was ze met de Spanjaarden uitgestapt. Akelig blij was de tram vertrokken. De mensen die in de stad woonden, waren opgelucht geweest. Ze reden terug naar huis, terug naar zand en cement, beroet glas en schimmel. Zo had ze het gezegd.
Ze vertelde het sprookje van hotel Eden, waar altijd Spaanse muziek klonk. Waar de mensen fluisterden. De liefde werd er bedreven op muziek. Dat was zo fijn dat ze er altijd had willen blijven. Over geld werd nooit gepraat. Rondom hotel Eden stonden bloemen die voortdurend bloeiden.
Ze vertelde zo mooi dat het geen sprookjes meer waren. Dat Leo moest geloven dat het echt was. Toen ze ophield met vertellen, zag hij echter aan haar gezicht dat ze loog. Dat maakte indruk op hem. Graag zou hij voor haar alles waar willen maken, alleen al om de uitdrukking op haar gezicht. In de twintig jaar achter de ruit had hij geleerd wat echt verdriet was.
Hij zei haar dat ze terug moest komen wanneer de tram niet meer naar de velden reed. Wanneer de bloemen rondom hotel Eden uitgebloeid zouden zijn. Dat hij haar op zijn beurt verhalen zou vertellen die niet waar konden zijn. Hij moest ze eerst nog verzinnen. Daarom waren ze juist echt.
Ik kom terug, had ze gezegd. Ze was het huis uit gelopen. Even later had hij haar als een schim in het donker zien verdwijnen. Daarna hoorde hij hoe de asman zijn voeten verschoof, het knarsen van het asvat over de tegels.
Het zou de eerste en enige keer zijn geweest dat ze bij hem binnenkwam. Ze zou niet meer durven. Ze had gezien dat de muur achter hem kaal was. In zijn huis was zelfs niets wat op een bloem leek. Ze kon niet weten dat hij geen bloemen in zijn huis duldde omdat bloemen konden spreken. Als de bloemen in zijn huis zouden spreken, dan zouden ze hem alleen maar tegenspreken. Dat zou hij nooit kunnen verdragen. Of zo’n meisje dat zou kunnen begrijpen! Ze was ‘s nachts gekomen. Dat betekende dat ze te veel gedronken had. Normaal ging een meisje ‘s nachts niet bij iemand naar binnen. Zeker niet bij een vent die geen benen had en die Leo heette.
(wordt vervolgd)
fleursdumal.nl magazine
More in: - De gevangene