Ton van Reen: DE GEVANGENE XVII
Ton van Reen
DE GEVANGENE XVII
Nadat alle foto’s zo waren toegetakeld, had hij ze weggegooid. Hij zag dat een romp op de foto evenmin echt was. Een romp kon niet lachen tegen het halve gezicht van een meisje zonder borsten. De romp op andere foto’s kon onmogelijk een hoofd rechtop houden. Een romp kon nooit een pet op hebben gehad met de onderscheidingstekens van het zoveelste regiment artillerie waarbij Leo zoveel jaren had versleten. Wel zeven. Waarbij het ongeluk gebeurde met de granaat die bestemd was voor korporaal Waskop. De granaat die zo vrij was zijn benen te verbrijzelen in plaats van de gehele korporaal Waskop, die node gemist kon worden. Hij berekende onfeilbaar kogelbanen en was commandant van het zoveelste geschut. Nadat hij sergeant Tolsti was opgevolgd, die ze voor zijn raap hadden geschoten en die aan stukken was gereten. Door net zo’n granaat als die welke voor korporaal Waskop bestemd was geweest.
Ook de foto’s van andere mensen had Leo weggegooid. Die had hij ook tot rompen verknipt. Hij had willen weten hoe die anderen er zonder armen en benen uitzagen. Het had nergens op geleken. Hij kon zich onmogelijk voorstellen dat een romp op een paard zat waarvan de rug was verknipt en dan nog op een trompet blies ook. En dat rompen door straten gingen. Ze moesten zweven, benen hadden ze niet.
Hij haalde de pas uit zijn colbert, scheurde er de foto uit, hield hem aan een sigaret en brandde de ogen uit. Daarna de neus, mond en oren. De foto met brandgaten gooide hij in de vuilnisbak. Hij dacht er plots aan dat hij moest huilen. In deze tijd kon het niet bestaan dat je gezicht nergens geregistreerd was op lichtecht fotopapier.
Huilen had hij afgeleerd. Hij was blij dat hij met zijn hand de laatste resten van de behangachtige foto van de muur kon strijken. Een van de blote kinderbenen met de halve pijp van een matrozenbroek bleef op zijn arm liggen. Hij blies de schilfers weg. Daarna kon hij het beeld van een kinderbeen niet meer weg krijgen, het laatste wat hij van zichzelf op een foto had gezien.
Aan de muur was nu een grijze vlek meer. Slijm borrelde uit de vlek. Zat er een krater in de muur? Er moest een riool kapot zijn. Waar zou anders die vuile etter vandaan komen?
Ter gelegenheid van de twintigste verjaardag die Leo achter de ruit vierde, was de processie door de Libertystraat gekomen. De processie liep niet. Ze gleed. Als een beest dat zich schrap zette tegen de straatstenen: kinderkopjes die gekapt waren uit grote blokken natuursteen.
Vooraan in de processie liepen kinderen die hoofdjes hadden, even stenig als de kinderkopjes waarover ze de straat in en uit liepen. Netjes in één richting gaande. Het kon zijn dat er achter hen een ongelikte beer volgde.
Dat was ook zo. Achter hen liep pastoor Kruppa in een jurk die een uniform was. Een toog uit zwarte zijde die een huilerig en ongebruikt geslacht verborg. Onder een doek droeg deze Kruppa iets wat niet zichtbaar was. Toch zichtbaar hoorde te zijn.
Kruppa was een priester uit de kerk van de parochie van de Heilige Moeder Gods. Hij liep nu met het Zoontje van die Moeder in zijn armen, hield het beschermend onder een doek zodat het Zoontje Gods niet de Libertystraat zou zien. Niet Leo achter het glas. Niet meneer Pesche, die juist de straat uit liep om te gaan eten in restaurant Varsgarten. Noch de asman die met zijn vuile achterwerk op het schone vuilnisvat van de familie F. zat. Noch de man zonder rechterarm in zijn groen schijnende huis. Ook zou het Kind van de Moeder Gods niet vermoeden dat in haar kamer het meisje achter het glas stond te kijken.
(wordt vervolgd)
fleursdumal.nl magazine
More in: - De gevangene